CHRISTENEN VOOR ISRAEL HANDLANGERS VAN DIEVEN, DUS HELERS!/BRIEF AAN CHRISTENEN VOOR ISRAEL OVER HANDEL IN NEDERZETTINGENPRODUCTEN
300 × 286
450 × 383 CHRISTENEN VOOR ISRAEL ZIJN EEN AANTAL CHRISTELIJKE PRINCIPES VERGETEN, ZOALS ”GIJ ZULT NIET STELEN” EN ”GIJ ZULT GEEN VALSE GETUIGENIS SPREKEN TEGEN UW NAASTE
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven?
En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed?
En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen?
En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij u hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven?En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt, en gekleed?En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot u gekomen?En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar Ik zeg u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan. MATTHEUS 25: 31-46 https://www.online-bijbel.nl/bijbelboek/Mattheus/25/31-46 AANCHRISTENEN VOOR ISRAEL Onderwerp: Uw handel in producten uit de illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied Geachte dames en heren, Ten eerste:Hier schrijft en spreekt iemand, die net zoals u de christelijke levensovertuiging heeft.Toch verschillen we hemelsbreed, zoals u uit deze brief gewaar zal worden. Lees hem dus goed, aub, want deze brief gaat over rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid, liegen, stelen en wat dies meer zij: Nu de concrete aanleiding: Zoals ik begrepen heb van de Stichting Doc.P heeft er op donderdag 19 december bij uw Israel Producten Centrum in Nijkerk een demonstratie plaatsgehad en niet voor niets!Namelijk om te protesteren tegen het feit, dat u handelt in producten, afkomstig uit de illegale nederzettingen in bezet Palstijns gebied. [1]Ja, u hoort het goedILLEGAAL!Daar kom ik zo op terug. Ik weet natuurlijk niet, hoe deze demonstratie is verlopen en of er enige interactie tussen u en de demonstranten heeft plaatsgehad, maar ik weet wel, dat ik er graag had willen staan, maar door omstandigheden verhinderd was.Vandaar dus deze brief. Waarom had ik er nu zo graag bij willen zijn en ondersteun ik de actie van DocP volkomen? Omdat u, Christenen voor Israel, landroof en stelen niet alleen goedkeurt, maar er nog propaganda voor maakt ook.Ongelooflijk!Terecht is deze actie van DocP dan ook gevoerd onder het adagium van het u bekende Achtste Gebod ”Gij zult niet stelen.” [2] Want u handelt in gestolen goed!Dat maakt u en uw organisatie, handlangers van dieven, helers genaamd! [3] ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN En dan komen we nu op het punt van de ILLEGALITEIT van de nederzettingen.Want de producten, die u verkoopt, waarin u handelt, zijn afkomstig uit Israelisch-Joodse nederzettingen, die zijn gesticht-en nog steeds gesticht worden- in door Israel bezet Palestijns gebied en volgens het Internationaal Recht zijn die nederzettingen illegaal [4], een standpunt, dat wordt gedeeld door de Nederlandse regering en de EU, zoals u heel goed weet. [5] En dat Internationaal Recht, waarde dames en heren, is niet zomaar wat juridisch geneuzel of ingegeven door ”haatdragende Arabieren” [is dat niet een beetje uw taalgebruik?/In ieder geval wel van uw geestverwant de SGP] [6], maar een rechtvaardige manier om kwetsbare groepen, hier Palestijnen, die leven in bezet gebied, te beschermen. Want het land waarop die nederzettingen zijn gevestigd, bezet gebied, was eerst van de Palestijnen!Die woonden daar, hadden hun land, dat zij bebouwden, totdat daar in 1967, met de Israelische bezetting van de Palestijnse gebieden, een einde aan kwam.Er werden Israelische nederzettingen gesticht van van de Palestijnen onteigend land en de oorspronkelijke bewoners, de Palestijnen dus, werden van hun grond verdreven. [7]U kunt daarvan maken wat u wilt, om het onrecht recht te praten, maar diefstal is diefstal, en wie met dieven heult, zoals u doet door nederzettingenproducten te promoten en te verhandelen, is en blijft een heler, wat voor mooi verhaal u er ook van maakt. Gij zult niet stelen [8], weet u nog? Ongetwijfeld zult u, wat wel meer dieven en hun handlangers doen, hier een hele discussie met mij over willen beginnen, maar ik maak u hierbij al duidelijk, hier niet op in te zullen gaan. Christenen behoren, zo zie ik het de principes van humaniteit, naastenliefde en rechtvaardigheid in ieder geval te onderschrijven. NIET rechtvaardig is, mensen te beroven van hun land, etnisch te zuiveren, folterpraktijken toe te passen, mensen hun land te bezetten.Wilt u dat ontkennen?Gaat uw gang.De feiten spreken een andere taal. [9]
UW DENKWIJZE EN STANDPUNTEN Ik heb op uw website wel het een en ander gelezen over uw standpunten en denkwijzeIk citeer een deel van wat u schrijft onder ”Wie zijn wij? CITAAT 1 ”Stichting Christenen voor Israël wil christenen bewust maken van de betekenis van het Joodse volk in Gods plan met deze wereld. Wij hebben een boodschap voor de kerk: de gemeente van de Here Jezus Christus is niet in de plaats van Israël gekomen. Er zijn nog verschillende belangrijke beloften voor Israël die in de nabije toekomst zullen worden vervuld.” [10] ENCITAAT 2”Om vorm te geven aan deze missie, geven we betrouwbare informatie over het land, het volk en de staat Israël. Wij roepen christenen op om solidair met Israël te zijn en bestrijden elke vorm van antisemitisme. We gaan hierbij uit van het gezag en de betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods Woord. Christenen voor Israël steunt Israël met diverse projecten en is actief in Nederlandse kerken en gemeenten.” [11]
CITAAT 3
Veel minder christenen zijn bewust bezig met de vraag wáár Jezus zal terugkeren. Juist over die vraag is de Bijbel heel wat minder ‘geheimzinnig’. Sterker nog: meteen nadat Jezus in de hemel is opgenomen verschijnen er twee engelen die het antwoord eigenlijk al verklappen: “Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.” (vers 11). Vers 12 maakt vervolgens duidelijk waar dit zal zijn: op de Olijfberg bij Jeruzalem.
Deze engelenboodschap sluit aan op de profetie uit Zacharia 14, waar staat dat “Op die dag Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt.” Deze profetie gaat duidelijk over de Eindtijd, waarin de Heere Zelf in Jeruzalem aanwezig zal zijn. Ben jij klaar om Hem te ontmoeten? [12]
Allemaal prima, dat u er zo over denkt en dan verwijs ik nu even naar Citaat 1:Dat is uw vrijheid Wat NIET uw vrijheid is, is misdaden tegen de Palestijnse bevolking-want dat zijn die nederzettingen- nog ondersteunen door de nederzettingeneconomie te steunen. Wat NIET uw vrijheid is, en dan verwijs ik even naar Citaat 2, is dat u onder”Solidariteit met Israel” verstaat: Uw ogen sluiten voor het Israelische onrecht, zoalsBezettingLanddiefstalFolterpraktijken [13]Oorlogsmisdaden [14]Het uithongeren van mensen [15] Wat voor christenen bent u, dat u hiertegen geen stelling neemt en dergelijke misdadige praktijken steunt? Probeert u het maar niet te ontkennen. Het feitenmateriaal, getuigenissen, ook van Israelische soldaten [16] is zo overweldigend, dat u zich met ontkennen belachelijk maakt
EPILOOG Ik heb genoeg gezegd, denk ik.Het feit, dat u als christenen Israel niet alleen steunt, maar doof en blind bent voor het onrecht, de bezette Palestijnen aangedaan, dat u zelfs het doodschieten van Palestijnse kinderen niet veroordeelt [17], dat u handlangers van dieven en schurken bent [ik refereer hier aan de landdiefstal, die de nederzettingen mogelijk maakt [18]is verre van christelijk te noemen. GIJ ZULT NIET STELENMaar u handelt in nederzettingenproducten, gekweekt op gestolen land GIJ ZULT GEEN VALSE GETUIGENIS SPREKEN TEGEN UW NAASTE [19]Maar u geeft een totaal vertekend en onjuist beeld van de situatie in Israel/PalestinaWant zwijgen over onrecht en oorlogsmisdaden is ook liegen Is ook valse getuigenis afleggen Hoe kunt u christen zijn, uzelf in de Spiegel aankijken en al dat onrecht wegmoffelen? Solidair met Israel en onrechtvaardig tegenover de Palestijnen? DAT is geen christendom, in mijn ogen Want christenen horen rechtvaardig te zijn tegenover IEDEREEN, ongeacht afkomst, religie en wat die persoon verder ook is. Denk aan die Tekst in het Nieuwe Testament ”Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij u hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven?En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt, en gekleed?En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot u gekomen?En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar Ik zeg u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.” [20] JUISTWat Gij de minsten der Palestijnen gedaan heeft, hebt Gij Christus gedaan.
Ik ben de Heere Uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.
Gij zult den Naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de Heere zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.
Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heere den sabbatdag, en heiligde denzelven.
Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere uw God geeft.
Gij zult niet doodslaan.
Gij zult niet echtbreken.
Gij zult niet stelen.
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.
[3] VRAAG HET DE POLITIEMISDAAD & GEWELD
Wat is een heler?
Een heler is een koper, verkoper of een verhandelaar van iets dat iemand anders gestolen heeft.
Stel je voor: je loopt door de stad en je ziet iemand lopen die je voor heel weinig geld een fiets aanbiedt. Je hebt het vermoeden dat de fiets gestolen is, maar je koopt de fiets toch. Je bent dan een heler en daarmee ook strafbaar.
[4]
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
BRUSSEL (ANP) – De Europese Unie heeft opheldering gevraagd aan Israël over plannen en vergunningen voor duizenden nieuwe huizen in nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Deze besluiten zijn schadelijk voor de inspanningen om de vredesgesprekken nieuw leven in te blazen en moeten worden heroverwogen, is de boodschap aan de Israëlische regering.
Voor het eerst sinds 2002 zijn bouwvergunningen afgegeven in het centrum van Hebron. De EU-buitenlanddienst is ook bezorgd over berichten dat voor het eerst in twintig jaar aan een nieuwe nederzetting (Amihai) wordt gebouwd en een andere, in Oost-Jeruzalem, wordt voorbereid. Dat zou de kans op een levensvatbare Palestijnse staat ,,ernstig in gevaar brengen’’.Het EU-standpunt over de Israëlische nederzettingen is al lange tijd dat die in strijd zijn met het internationaal recht en het vooruitzicht op blijvende vrede ondermijnen. De EU blijft met andere internationale partners werken aan een tweestatenoplossing, aldus de dienst.”
EINDE EU BERICHT
Antwoord 3, 6, 7 en 9
”Het kabinet spant zich in voor versterking van de (economische) betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. Op grond van het internationaal recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en vormen een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Dit standpunt is overigens ook vastgelegd in EU-Raadsconclusies en is in lijn met VN Veiligheidsraad-resolutie 2334 (2016).”
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister-President en de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over toeristische bedrijven die verdienen aan illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied (ingezonden 4 februari 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede namens de Minister-President (ontvangen 13 maart 2019).
Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie
Organisatie
Vergaderjaar
Nummer
Datum ontvangst
14-03-2019 13:04
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2018-2019
1826
13-03-2019
”Vanaf het ontstaan van de staat Israël in 1948 wordt het land continu bedreigd door haatdragende, vijandige Arabische buren en andere vijandige islamitische staten.” SGP STANDPUNTEN/ STANDPUNT/ISRAEL https://www.sgp.nl/standpunten/i/israel#standpunt-israel
” Stichting Christenen voor Israël wil christenen bewust maken van de betekenis van het Joodse volk in Gods plan met deze wereld. Wij hebben een boodschap voor de kerk: de gemeente van de Here Jezus Christus is niet in de plaats van Israël gekomen. Er zijn nog verschillende belangrijke beloften voor Israël die in de nabije toekomst zullen worden vervuld.”
Stichting Christenen voor Israël wil christenen bewust maken van de betekenis van het Joodse volk in Gods plan met deze wereld. Wij hebben een boodschap voor de kerk: de gemeente van de Here Jezus Christus is niet in de plaats van Israël gekomen. Er zijn nog verschillende belangrijke beloften voor Israël die in de nabije toekomst zullen worden vervuld.
Om vorm te geven aan deze missie, geven we betrouwbare informatie over het land, het volk en de staat Israël. Wij roepen christenen op om solidair met Israël te zijn en bestrijden elke vorm van antisemitisme. We gaan hierbij uit van het gezag en de betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods Woord. Christenen voor Israël steunt Israël met diverse projecten en is actief in Nederlandse kerken en gemeenten.
Sinds haar oprichting in 1979 in Nederland heeft Christenen voor Israël zich ontwikkeld tot een wereldwijde beweging met afdelingen, vertegenwoordigers en partners in meer dan 40 landen. Dit wereldwijde werk wordt gecoördineerd vanuit ons kantoor in Nijkerk door het team van Christians for Israel International.Stichting Christenen voor Israël is een fondsenwervende organisatie die bestaat van giften. Dat vereist transparantie en verantwoording over het bestuur en de giften die u ons toevertrouwt. Hierop laten wij ons ook toetsen door het Centraal Bureau Fondsenwerving. Meer hierover vindt u op onze pagina verantwoording.
[11]
”Om vorm te geven aan deze missie, geven we betrouwbare informatie over het land, het volk en de staat Israël. Wij roepen christenen op om solidair met Israël te zijn en bestrijden elke vorm van antisemitisme. We gaan hierbij uit van het gezag en de betrouwbaarheid van de Bijbel als Gods Woord. Christenen voor Israël steunt Israël met diverse projecten en is actief in Nederlandse kerken en gemeenten.”
In Handelingen 1 beschrijft Lukas (dezelfde als die van het Evangelie) heel mooi de laatste momenten van Jezus’ fysieke aanwezigheid op aarde. Hij heeft nog één ontmoeting met Zijn discipelen voordat Hij in de hemel wordt opgenomen.
In vers 9 is het zover: “En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.”
Vanaf dat moment -tot op de dag van vandaag- vragen volgelingen van Jezus zich over de hele wereld af vooral wanneer Hij terugkomt. Want dát Hij terugkomt staat voor hen vast: Hij heeft het Zelf beloofd.
Maar de vraag wanneer Jezus terugkomt is niet te beantwoorden. Meerdere keren heeft Jezus gezegd dat alleen de Vader weet wanneer dat zal zijn. Hoewel mensen vaak hebben gedacht de wederkomst van Jezus te kunnen voorspellen, kunnen we als gelovigen wat dat betreft niks anders doen dan uitzien naar Zijn komst en elk moment klaar staan om Hem te ontmoeten.
Veel minder christenen zijn bewust bezig met de vraag wáár Jezus zal terugkeren. Juist over die vraag is de Bijbel heel wat minder ‘geheimzinnig’. Sterker nog: meteen nadat Jezus in de hemel is opgenomen verschijnen er twee engelen die het antwoord eigenlijk al verklappen: “Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.” (vers 11). Vers 12 maakt vervolgens duidelijk waar dit zal zijn: op de Olijfberg bij Jeruzalem.
Deze engelenboodschap sluit aan op de profetie uit Zacharia 14, waar staat dat “Op die dag Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt.” Deze profetie gaat duidelijk over de Eindtijd, waarin de Heere Zelf in Jeruzalem aanwezig zal zijn. Ben jij klaar om Hem te ontmoeten?
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
Israel has imposed movement restrictions on the Gaza Strip since the early 1990’s. Restrictions intensified in June 2007, following the takeover of that part of the occupied Palestinian territory (oPt) by Hamas, when Israel imposed a land, sea and air blockade on Gaza, citing security concerns. Despite relaxation of some blockade-related restrictions in recent years, 1.8 million Palestinians in Gaza remain ‘locked in’, denied free access to the remainder of the territory and the outside world. The blockade has undermined the living conditions in the coastal enclave and fragmented the oPt and its economic and social fabric. The isolation of Gaza has been exacerbated by restrictions imposed by the Egyptian authorities on Rafah, its single passengers crossing.” UNITED NATIONS OFFICE FOR THE COORDINATION OF HUMANITARIAN AFFAIRSOCCUPIED PALESTINIAN TERRITORYGAZA BLOCKADE
‘Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij u hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven?En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt, en gekleed?En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot u gekomen?En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar Ik zeg u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.”
Reacties uitgeschakeld voor Christenen voor Israel handlangers van dieven, dus helers!/Brief aan Christenen voor Israel over handel in nederzettingenproducten
MONUMENT VOOR DE SLACHTOFFERS [METHUN NAMEN] VAN DEDECEMBERMOORDEN IN SURINAME OP FORTZEELANDIA, WAAR ZE ZIJN GEEXECUTEERD
SURINAME’S PRESIDENT D. BOUTERSE, EX DICTATOR, EX LEGERBEVELHEBBER EN VERANTWOORDELIJKE VOOR DE DECEMBERMOORDEN, VEROORDEELD TOT 20 JAAR GEVANGENISSTRAF/OVERWINNING VOOR DE RECHTSSTAAT!
PUBLICATIE IN SURINAME HERALD!
VOORAF Zoals u weet, lezers, heb ik onlangs aan een aantal Nederlandse, Belgische en Surinaamse kranten een Ingezonden Stuk toegestuurd over de veroordeling van Suriname’s president D Bouterse, ex dictator en legerbevelhebber, tot 20 jaar gevangenisstraf vanwege zijn aandeel in de Decembermoorden in 1982, waarbij 15 tegenstanders van het regime Bouterse standrechtelijk werden geexecuteerd Zie
Het is dan ook verheugend om te constateren, dat de Surinaamse krant Suriname Herald mijn Ingezonden Stuk heeft gepubliceerd! Zie direct hieronder RECHT EN WAARHEID MAKEN VRIJ!
De veroordeling van president Desi Bouterse, ex-dictator en legerbevelhebber, tot 20 jaar gevangenisstraf voor de Decembermoorden, waarbij 15 tegenstanders van zijn militaire regime zonder vorm van proces werden geëxecuteerd, is een groot compliment voor de Surinaamse rechterlijke macht. Want het komt maar zelden voor, dat een president tijdens zijn ambtsperiode wordt veroordeeld voor misdaden op dit niveau.
Ook is die veroordeling een grote overwinning voor de rechtsstaat in Suriname, die een ernstige knauw heeft gekregen door de straffeloosheid, op het hoogste niveau, van deze ernstige misdaden.
Een terugblik in de recente geschiedenis, want Desi Bouterse heeft meer misdrijven op zijn kerfstok, zoals arrestaties op vage gronden, slechte detentieomstandigheden en mishandelingen van politici uit “de oude politiek” die vóór de militaire coup aan de macht waren. Arrestaties op vage gronden en slechte detentieomstandigheden van “dissidente” militairen, militairen met wie Bouterse c.s. politieke meningsverschillen had. De standrechtelijke executie van sergeant-majoor Hawker na een poging tot een tegencoup in maart 1982, geëxecuteerd, gewond op zijn brancard op televisiebeelden getoond. De massaslachting onder bewoners van het dorp Moiwana tijdens de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) tussen Bouterse en voormalig lijfwacht Ronnie Brunswijk, waarbij tenminste 50 mensen werden gedood. En uiteraard de Decembermoorden, waarvoor hij nu is veroordeeld.
Of Bouterse ook daadwerkelijk de gevangenis ingaat, weten we nu natuurlijk nog niet, maar die veroordeling is een belangrijk signaal tot herstel van de democratische rechtsstaat in Suriname.
Astrid Essed
Reacties uitgeschakeld voor Veroordeling D. Bouterse tot 20 jaar gevangenisstraf/Publicatie Ingezonden stuk door Suriname Herald!
MONUMENT VOOR DE SLACHTOFFERS [METHUN NAMEN] VAN DEDECEMBERMOORDEN IN SURINAME OP FORTZEELANDIA, WAAR ZE ZIJN GEEXECUTEERD
SURINAME’S PRESIDENT D. BOUTERSE, EX DICTATOR, EX LEGERBEVELHEBBER EN VERANTWOORDELIJKE VOOR DE DECEMBERMOORDEN, VEROORDEELD TOT 20 JAAR GEVANGENISSTRAF/OVERWINNING VOOR DE RECHTSSTAAT!
VOORAF
Zoals de oplettende lezer gezien heeft, heb ik onlangs een stuk geschreven, waarbij ik mijn grote voldoening uitsprak over de veroordeling van de Surinaamse president D. Bouterse, ex dictator en legerbevelhebber, vanwege de in 1982 tijdens zijn regime gepleegde Decembermoorden, waarbij 15 tegenstanders zonder vorm van proces werden geexecuteerd, na eerst te zijn gefolterd. [1] Ook heb ik in mijn stuk deze moedige mannen, die zich verzetten tegen Bouterse’s regime, herdacht en hen met naam en toenaam genoemd. [2] Maar dat was mij nog niet genoeg. In een aan een aantal Nederlandse, Surinaamse en Belgische kranten toegestuurd Ingezonden Stuk heb ik nogmaals mijn voldoening over de veroordeling van Bouterse, die een grote overwinning voor het herstel van de Surinaamse rechtsstaat is, uitgesproken. Omdat ik natuurlijk niet weet, of het ook daadwerkelijk wordt gepubliceerd, hierbij met u gedeeld, lezers. Zie mijn Ingezonden Stuk direct hieronderEn daaronder het notenapparaat. RECHT EN WAARHEID MAKEN VRIJ! Astrid Essed
INGEZONDEN STUK
Ingezonden Stuk De veroordeling van de Surinaamse president D. Bouterse, ex-dictator en legerbevelhebber tot 20 jaar gevangenisstraf voor de Decembermoorden [1982], waarbij 15 tegenstanders van zijn militaire regime zonder vorm van proces werden geexecuteerd, is een groot compliment voor de Surinaamse rechterlijke macht.Want het komt maar zelden voor, dat een president tijdens zijn ambtsperiode wordt veroordeeld voor misdaden op dit niveau.Ook is die veroordeling een grote overwinning voor de rechtsstaat in Suriname, die een ernstige knauw gekregen heeft door de straffeloosheid, op het hoogste niveau, van deze ernstige misdaden.Een terugblik in de recente geschiedenis, want D. Bouterse heeft meer misdrijven op zijn kerfstok, zoals:Arrestaties op vage gronden, slechte detentieomstandigheden en mishandelingen van politici uit ”de oude politiek” [aan de macht voor de militaire coup]Arrestaties op vage gronden en slechte detentieomstandigheden van ”dissidente” militairen [militairen met wie Bouterse cs politieke meningsverschillen hadden]Standrechtelijke executie van sergeant-majoor Hawker na een poging tot een tegencoup [maart 1982, geexecuteerd, gewond op zijn brancard, op TV beelden getoond.]Massaslachting onder bewoners van het dorp Moiwana tijdens de Binnenlandse Oorlog [1986-1992] tussen Bouterse en voormalig lijfwacht R Brunswijk , waarbij tenminste 50 mensen werden gedood.En uiteraard de Decembermoorden, waarvoor hij nu is veroordeeld.Of Bouterse ook daadwerkelijk de gevangenis ingaat, weten we nu natuurlijk nog niet, maar die veroordeling is een belangrijk signaal tot herstel van de democratische rechtsstaat in Suriname.
Astrid EssedAmsterdam
NOTEN BIJ ”VOORAF”
[1]
VERGEET NOOIT DE DECEMBERMOORDEN!/VEROORDELING BOUTERSE OVERWINNING DEMOCRATISCHE RECHTSSTAATASTRID ESSED10 DECEMBER 2019
WIKIPEDIADECEMBERMOORDEN
[2]
JOHN BABOERAM, ADVOCAAT
WIJ GEDENKEN U
BRAM BEHR, JOURNALIST EN STRIJDER VOOR SOCIALE GERECHTIGHEID
WIJ GEDENKEN U
CYRILL DAAL, VOORZITTER VAN VAKBOND MOEDERBOND
WIJ GEDENKEN U
KENNETH CONCALVES, ADVOCAAT EN PRESIDENT VAN DE ORDE VAN ADVOCATEN
WIJ GEDENKEN U
EDDY HOOST, ADVOCAAT
WIJ GEDENKEN U
ANDRE KAMPERVEEN, SPORTMAN, EIGENAAR VAN ABC RADIO, VICEPRESIDENT VAN DE FIFA
WIJ GEDENKEN U
GERARD LECKIE, PSYCHOLOOG EN DECAAN AAN DE UNIVERSITEIT VAN SURINAME
WIJ GEDENKEN U
SUGRIM OEMRAWSINGH, WIS EN NATUURKUNDIGE EN VOORMALIG PARLEMENTSLID
WIJ GEDENKEN U
LESLEY RAHMAN, JOURNALIST EN STRIJDER VOOR SOCIALE GERECHTIGHEID
WIJ GEDENKEN U
SURENDRE RAMBOCUS, MILITAIR, BETROKKEN BIJ DE TEGENCOUP TEGEN D. BOUTERSE
WIJ GEDENKEN U
HAROLD RIEDEWALD, ADVOCAAT
WIJ GEDENKEN U
JIWANSINGH SHEOMBAR, BETROKKEN BIJ DE TEGENCOUP TEGEN D BOUTERSE
WIJ GEDENKEN U
JOSEPH SLAGVEER, JOURNALIST EN DIRECTEUR VAN NIEUWSAGENTSCHAP INFORMA
WIJ GEDENKEN U
ROBBY SOHANSINGH, ONDERNEMER
WIJ GEDENKEN U
FRANK WIJNGAARDE, JOURNALIST EN RADIO OMROEPER BIJ
ABC RADIO
WIJ GEDENKEN UWIJ ZULLEN U NIET VERGETEN!
VERGEET NOOIT DE DECEMBERMOORDEN!/VEROORDELING BOUTERSE OVERWINNING DEMOCRATISCHE RECHTSSTAATASTRID ESSED10 DECEMBER 2019
Reacties uitgeschakeld voor Bouterse veroordeeld tot 20 jaar cel voor Decembermoorden/Veroordeling Bouterse overwinning voor de Surinaamse democratische rechtsstaat/Ingezonden Stuk
MONUMENT VOOR DE SLACHTOFFERS [METHUN NAMEN] VAN DEDECEMBERMOORDEN IN SURINAME OP FORTZEELANDIA, WAAR ZE ZIJN GEEXECUTEERD
SURINAME’S PRESIDENT D. BOUTERSE, EX DICTATOR, EX LEGERBEVELHEBBER EN VERANTWOORDELIJKE VOOR DE DECEMBERMOORDEN, VEROORDEELD TOT 20 JAAR GEVANGENISSTRAF/OVERWINNING VOOR DE RECHTSSTAAT!
Dit jaar is het 37 jaar geleden, dat in de nacht van 7 op 8 december 1982, 15 tegenstanders van het toenmalige militaire regime Bouterse in Fort Zeelandia zonder vorm van proces zijn doodgeschoten, na eerst gefolterd te zijn. [1]Dat mag nooit vergeten worden! En nu, na 37 jaar, is er eindelijk gerechtigheid te zijn geschied.De Surinaamse president D. Bouterse, voormalig dictator en legerbevelhebber, is door de Krijgsraad veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf! [2]Dit is een grote overwinning voor de rechtsstaat, zelfs als hij niet daadwerkelijkde gevangenis in gaat [3]Ik heb grote bewondering voor de moed van de rechters om in deze omstandigheden [want los van zijn presidentschap is de Lange Arm van Bouterse nog wel degelijk aanwezig!] toch tot dit rechtvaardige vonnis te komen. Granted:Levenslang was NOG beter geweest [tenslotte is het laffe, meervoudige moord], maar aangezien Bouterse al in de zeventig is [74], betekent twintig jaar feitelijk levenslang. Bovendien is er NOG een kant aan deze verheugende ontwikkeling: Het gebeurt niet vaak, dat een zittende president, een president dus tijdens zijn ambtsperiode, ook daadwerkelijk veroordeeld wordt voor dergelijke ernstige misdaden.Want vergeet niet lezers:Los van het gruwelijke feit van buitengerechtelijke executies, zijn de Decembermoorden gekwalificeerd als misdaden tegen de menselijkheid! [4]
EEN MOMENT OM NOG EENS TERUG TE BLIKKEN IN EEN BLOEDIG DEEL VAN DE SURINAAMSE GESCHIEDENIS, TWINTIGSTE EEUW: BOUTERSE EN ZIJN MISDADEN/EEN GREEP
A
Onder zijn verantwoordelijkheid als lid van de Nationale Militaire Raad en
vanaf juli 1980 bevelhebber van het leger vallen, arrestaties op vage gronden
en de slechte detentieomstandigheden/mishandelingen van arrestanten onder
detentieomstandigheden onder voormalige politicide zogenaamde oude politiek en ”dissidente” militairen. [5]
B
Standrechtelijke executie van Sergeant Majoor Hawker
In maart 1982 vond een mislukte coup plaats onder leiding van Hawker en Rambocus
Enkele dagen later werd de gewonde Hawker op zijn brancard, voor het oog
van de wereld, standrechtelijk geexecuteerd [6]
Volgens de Geneefse Conventies, het Internationaal Humanitair Oorlogsrecht en de Internationale Mensenrechtenverdragen is een standrechtelijke executie een oorlogsmisdaad!
C
Moiwana/Massaslachting
In het gewapende conflict tussen Bouterse en de leider van het zgn Jungle
Commando, Brunswijk van 1986 tot 1992, zijn aan beide zijden [7] een groot aantal mensenrechtenschendingen
en oorlogsmisdaden gepleegd
De beruchtste is de door het Nationaal Leger onder leiding van Bouterse aangerichte massaslachting
onder de bewoners van Moiwana, een dorp in het binnenland van Suriname,
van wie tientallen werden gedood [8]
Het Inter Amerikaans Hof voor de Mensenrechten veroordeelde Suriname
in 2005 voor de massamoord [9]
Zowel de Decembermoorden als de massaslachting in
Moiwana zijn gekwalificeerd als misdaden tegen de menselijkheid. [10]
EINDE
Natuurlijk, er is meer te benoemen en te zeggen over de fatale periode in de Surinaamse geschiedenis, 20th century style, waarin Bouterse en zijn consorten de macht gehad hebben en angst, dood en verderf hebben gezaaid in Suriname.
Lees daarover meer onder noot 11
Er is ook moedig verzet tegen geweest, zoals het verpleegstersprotest, een groep moedige vrouwen, die daags na de Decembermoorden de straat op gegaan zijn om het Kwaad aan de kaak te stellen. [12]
Er zijn heel wat onbekende, individuele mensen geweest, die grote moed hebben getoond.
Voor hen heb ik diep respect, net zoals voor advocaat mr Spong [13] en Theo Para [14], die, met persoonlijk risico, al die jaren de strijd tegen de dreigende straffeloosheid van Bouterse en co hebben voortgezet.
Maar ik eindig met het noemen en benoemen van de vijtien moedige tegenstanders van D Bouterse, die, lafhartig standrechtelijk geexecuteerd, de hoogste prijs hebben gebracht voor hun recht, te strijden voor een eerlijke rechtsgang, sociale gerechtigheid, een democratische rechtssstaat:
JOHN BABOERAM, ADVOCAAT
WIJ GEDENKEN U
BRAM BEHR, JOURNALIST EN STRIJDER VOOR SOCIALE GERECHTIGHEID
WIJ GEDENKEN U
CYRILL DAAL, VOORZITTER VAN VAKBOND MOEDERBOND
WIJ GEDENKEN U
KENNETH CONCALVES, ADVOCAAT EN PRESIDENT VAN DE ORDE VAN ADVOCATEN
WIJ GEDENKEN U
EDDY HOOST, ADVOCAAT
WIJ GEDENKEN U
ANDRE KAMPERVEEN, SPORTMAN, EIGENAAR VAN ABC RADIO, VICEPRESIDENT VAN DE FIFA
WIJ GEDENKEN U
GERARD LECKIE, PSYCHOLOOG EN DECAAN AAN DE UNIVERSITEIT VAN SURINAME
WIJ GEDENKEN U
SUGRIM OEMRAWSINGH, WIS EN NATUURKUNDIGE EN VOORMALIG PARLEMENTSLID
WIJ GEDENKEN U
LESLEY RAHMAN, JOURNALIST EN STRIJDER VOOR SOCIALE GERECHTIGHEID
WIJ GEDENKEN U
SURENDRE RAMBOCUS, MILITAIR, BETROKKEN BIJ DE TEGENCOUP TEGEN D. BOUTERSE
WIJ GEDENKEN U
HAROLD RIEDEWALD, ADVOCAAT
WIJ GEDENKEN U
JIWANSINGH SHEOMBAR, BETROKKEN BIJ DE TEGENCOUP TEGEN D BOUTERSE
WIJ GEDENKEN U
JOSEPH SLAGVEER, JOURNALIST EN DIRECTEUR VAN NIEUWSAGENTSCHAP INFORMA
WIJ GEDENKEN U
ROBBY SOHANSINGH, ONDERNEMER
WIJ GEDENKEN U
FRANK WIJNGAARDE, JOURNALIST EN RADIO OMROEPER BIJ
TEKST De Surinaamse president Desi Bouterse is veroordeeld tot 20 jaar cel voor de Decembermoorden in 1982. Dat heeft de Krijgsraad vandaag bekendgemaakt. Bouterse was destijds leider van het militaire regime en medeplichtig aan de martelingen en executies van 15 Surinaamse critici. De rechter gelast echter niet zijn aanhouding. De Krijgsraad acht de feiten waar Bouterse van verdacht wordt, bewezen. Hij nam als bevelhebber het besluit 15 politieke tegenstanders van zijn regime op 8 december 1982 op te pakken en in Fort Zeelandia te doden.
Bouterse verklaarde destijds dat de slachtoffers een machtsovername beraamden en dat ze op de vlucht waren doodgeschoten. Volgens de Krijgsraad is het verhaal van de coup verzonnen en was het onmogelijk te vluchten uit Fort Zeelandia.
De Krijgsraad in Suriname sprak vandaag geheel onverwacht de eerste vonnissen uit in het 8 Decemberstrafproces. Daarin is Bouterse, de huidige president van Suriname, de hoofdverdachte. Hij was destijds bevelhebber van het Nationaal Leger, en sinds 1980 aan de macht na een staatsgreep. Het Openbaar Ministerie eiste ook 20 jaar cel tegen hem.
,,Ik ben bijzonder emotioneel en erg opgelucht’’ zegt Sunil Oemrawsingh, die zijn oom verloor bij de moordpartij. ,,Dit geeft een gevoel van rechtvaardigheid.‘’Oemrawsingh beseft dat het ‘pad naar gerechtigheid’ nog lang is. Omdat Bouterse bij de start van het proces in november 2007 niet aanwezig was, verleende de rechtbank hem verstek. Hij kan binnen twee weken aangeven of hij ‘in verzet’ wil komen tegen het vonnis. Als de rechters dat goedkeuren, moet hij daarna binnen twee weken hoger beroep aantekenen.
Bouterse is momenteel op staatsbezoek in China. Morgen vliegt hij door naar Cuba voor een officieel bezoek. Bouterse is niet immuun, maar Oemrawsingh verwacht niet dat hij uit zichzelf zijn functie neerlegt. Het parlement kan dan een afzettingsprocedure in gang zetten. In het uiterste geval kan de vice-president Bouterse via een omweg nog gratie verlenen.
,,Het zou een gotspe zijn als hij dat doet, maar alles is mogelijk,’’ zegt strafpleiter Gerard Spong tegen radiozender ABC. ,,Dit is een bijzondere dag voor Suriname. Ik ben buitengewoon verheugd. Dit vonnis bewijst dat Suriname een rechtsstaat is en beschikt over moedige rechters. Dat kan alleen maar gevierd worden.’’
Niet verrast
Hugo Essed, advocaat van de nabestaanden, is niet verrast door het vonnis. Hij had niet anders verwacht dan dat de krijgsraad de eis van 20 jaar cel van het Openbaar Ministerie zou overnemen.
Essed is goed te spreken over de uitgebreide motivatie die de president van de krijgsraad, Cynthia Valstein-Montnor, gaf in de toelichting op het vonnis tegen Bouterse. Zo is ze uitgebreid ingegaan op de vele getuigenverklaringen en processen-verbaal die in de afgelopen jaren zijn verzameld.
,,Dit vonnis staat als een huis en kan een hoger beroep wel overleven’’, zegt Essed. ,,De president heeft heel duidelijk aangetoond dat Bouterse die dagen in Fort Zeelandia verbleef op het moment dat vijftien mensen om het leven werden gebracht.’’
Irvin Kanhai, advocaat van Bouterse, heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan. Volgens Kanhai heeft de rechter essentiële getuigenverklaringen bewust niet gebruikt.De woordvoerder van Bouterse heeft op de Surinaamse staatsradio burgers opgeroepen rustig te blijven. Hij liep nog voor het vonnis vooruit op een eventuele veroordeling van de president. ,,De uitspraak is weer een poging van Nederland om de politicus Desi Bouterse te isoleren. Ik weet niet eens of er wel bewijzen zijn tegen Bouterse over die Decembermoorden.’’
Doodvonnis
Bouterse heeft altijd ontkend dat hij bij de executies aanwezig was. Wel bood hij in 2007 zijn excuses aan voor de Decembermoorden, omdat hij destijds politiek verantwoordelijk was.
Toch hebben verschillende getuigen verklaard dat Bouterse op het moment van de executies aanwezig was in Fort Zeelandia. Alle slachtoffers zouden daar in zijn werkkamer één voor één aan hem zijn voorgeleid, waarna hij persoonlijk hun doodvonnis velde.
De rechters gingen uitgebreid in op de getuigenverklaringen. Cruciaal was de verklaring van vakbondsleider Fred Derby. Hij is die nacht ook gearresteerd en naar Fort Zeelandia overgebracht, maar werd om onduidelijke reden vrijgelaten.Derby overleed in 2001 maar hij liet wel een getuigenis achter over de gebeurtenissen. Hij verklaarde dat Bouterse ‘beheerst en koelbloedig’ de beslissingen nam en dat van tevoren was afgesproken dat de slachtoffers zouden worden ‘afgemaakt’.
Eerder vandaag sprak de Krijgsraad ex-militair Etienne Boerenveen vrij. Hij geldt na Bouterse als een van de belangrijkste verdachten. Volgens getuigen zou de bataljonscommandant destijds slachtoffer Soerendre Rambocus hebben overgebracht naar Fort Zeelandia, waar die kort daarna werd vermoord. Rambocus zat vast vanwege een mislukte tegencoup in maart 1982. De Krijgsraad vindt dat er onvoldoende bewijs is tegen Boerenveen. Het OM had 20 jaar cel geëist.
De rechters spraken ook Jimmy Stolk vrij. Dat is conform de eis van het OM. De zaak van Arthy Gorré werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij inmiddels is overleden.
Meesterzet
Romeo Hoost, voorzitter van het Comité Herdenking Slachtoffers, zei eerder blij te zijn dat de rechters vandaag vonnis wijzen. Hij is de neef van de vermoorde advocaat Eddy Hoost. ,,Ik ben met stomheid geslagen. Het is een meesterzet van de Krijgsraad om ze naar de rechtbank te lokken alsof er nog niks aan de hand is. De uitspraak van Boerenveen is jammer. Dan begin ik wel te twijfelen aan de afloop. Maar hij is minder belangrijk. Voor mij gaat het vooral om Bouterse.’’
De veroordeling van de Surinaamse president Desi Bouterse ‘dient te worden gerespecteerd’, aldus minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken in reactie op het vonnis.
In een gezamenlijke verklaring van zes diplomatieke vertegenwoordigingen in Suriname wordt eenzelfde oproep gedaan. ‘Het is cruciaal dat het slotvonnis in de zaak van de moord op vijftien burgers (…) wordt uitgevoerd.’ Het vonnis zal volgens de diplomaten van Nederland, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Groot-Brittannië en Verenigde Staten ‘zonder twijfel behulpzaam zijn om het land richting verzoening te brengen’. Ze noemen de ‘integriteit en onafhankelijkheid van de rechtspraak een steunpilaar van de Surinaamse samenleving’.
Strenge veiligheidsmaatregelen
Na ruim een jaar stilte zette de Krijgsraad vanochtend het 8 Decemberstrafproces voort. Dat gebeurde onder strenge veiligheidsmaatregelen. De straat waar de rechtbank is gevestigd is helemaal afgesloten. Vijf scholen in de directe omgeving zijn vandaag vanwege de zitting dicht gebleven.Na een proces van bijna twintig jaar snakten de nabestaanden naar een vonnis. De Decembermoorden zijn het grootste trauma in de jonge geschiedenis van Suriname. Het proces hangt als een zwaard van Damocles boven het land. Negentien jaar geleden werd het strafrechtelijk onderzoek gestart. Vandaag is het – op één dag na- precies 12 jaar na de start van de strafzaak tegen 25 verdachten.
Klap op klap
Voor nabestaanden waren het tropenjaren, waarin ze klap op klap kregen maar de rug recht hielden in hun strijd om gerechtigheid. ,,Velen van ons hebben inmiddels grijze haren gekregen en sommige ouders, broers en zussen zijn heengegaan’’, zegt Oemrawsingh. ,,De emoties liepen soms hoog op. Mensen maakten hun ongenoegen duidelijk of kregen een woede-uitbarsting. Sommigen stormden de rechtszaal uit of gooiden hun telefoon kapot.’’
Oemrawsingh ergerde zich aan het ‘selectieve geheugenverlies’ van de verdachten. ,,Zij zijn vader van een gezin. Zij kunnen hun kinderen geborgenheid en warmte geven. Dat hebben ze de slachtoffers ontnomen. Het is zo onrechtvaardig.’’
De ogen zijn vooral gericht op hoofdverdachte Bouterse. Bij het gerechtelijk vooronderzoek is hij wel bij de rechter-commissaris geweest, maar hij verscheen nimmer bij een zitting in de rechtbank.
Schoolboek verboden
Waar zijn advocaat elke juridische mogelijkheid aangreep om de rechtszaak de grond in te boren, daar gebruikte Bouterse zijn staatsmacht om onder vervolging uit te komen. Het proces lag vier jaar stil na de invoering van een Amnestiewet. Bouterse verbood ook een schoolboek waarin kritische passages stonden over de Decembermoorden, met een foto van een protestbord met daarop: ‘Bouterse is een moordenaar’.
DE TELEGRAAFBOUTERSE VEROORDEELD TOT 20 JAAR CEL VOOR DECEMBERMOORDEN
President Desi Bouterse van Suriname, de hoofdverdachte in de zogeheten Decembermoorden uit 1982, moet twintig jaar de gevangenis in. Dat heeft de Krijgsraad vrijdag bepaald.
De veroordeling is een hoogtepunt in een al twaalf jaar lopend proces, dat in Suriname tot veel beroering heeft geleid. Onbekend is nog hoe Bouterse op de uitspraak heeft gereageerd, hij bevindt zich in China. Zijn advocaat reageerde wel op de Surinaamse radiozender SRS: ‘Ik heb nu nog twee rechtsmiddelen: verzet en beroep. Ik ga ze allebei gebruiken.’ De rechter van de Krijgsraad zei in haar langdurig en minutieus betoog dat Bouterse besloot tot moorden ‘om de macht te behouden’ en deelnam aan de executies. In juni 2017 eiste de aanklager in het proces ook twintig jaar cel tegen de vroegere legerleider van Suriname.
Desi Bouterse (74) is sinds 2010 de democratisch gekozen president van het land dat in 1975 onafhankelijk werd van Nederland. Volgend jaar hoopt hij herkozen te worden. De afgelopen jaren als politiek leider heeft hij op diverse manier geprobeerd het proces tegen hem te dwarsbomen en zelfs stil te leggen. De Krijgsraad heeft echter steeds doorgezet.
Op 8 december 1982 werden in het Fort Zeelandia in Paramaribo vijftien prominente tegenstanders van het toenmalige militaire bewind onder leiding van legerleider Desi Bouterse wreed mishandeld en vermoord. De legerleiding heeft lange tijd gezegd dat zij ‘op de vlucht’ zijn neergeschoten. In totaal stonden in het proces 25 verdachten terecht.
De vijftien mensen die om het leven zijn gebracht, waren advocaten, journalisten, zakenlieden en militairen die als politieke opponenten van het militaire bewind binnen de samenleving veel aanzien genoten. De maatschappelijke trauma’s die de moorden veroorzaakten, zijn eigenlijk tot op de dag van vandaag nooit weggenomen.
China
President Bouterse is deze week, na de viering van de 44ste onafhankelijkheidsdag van Suriname, vertrokken voor een staatsbezoek aan China. Daarna zal hij ook Cuba nog aandoen. In 2007 bood Bouterse, zonder zichzelf als dader te benoemen, zijn ‘verontschuldigingen’ aan voor de moorden, die hij on-Surinaams noemde.
De uitspraak tegen Bouterse betekent niet het einde van het proces. Zijn verdediger zal zeker in hoger beroep gaan. De nieuwe fase kan opnieuw geruime tijd duren. Bij een definitieve veroordeling kan Bouterse proberen gratie te krijgen. Hij heeft meerdere malen duidelijk gemaakt dat hij, ongeacht het vonnis, niet bereid is de cel in te gaan.
Opvallend was vrijdag ook de vrijspraak van Etienne Boereveen, de vroegere militaire rechterhand van Bouterse. Tegen hem was eveneens twintig jaar geëist. Volgens de aanklager was Boereveen nauw betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de moordactie. Maar de rechters menen dat er tegen hem onvoldoende wettig bewijs is.
Uit de Surinaamse hoofdstad Paramaribo kwamen direct na de uitspraak tegen Bouterse geen berichten over onrust. Bij het gebouw van de Krijgsraad waren wel extra veiligheidsmaatregelen getroffen. Scholen in de omgeving bleven gesloten. In de rechtzaal waren camera’s en telefoons verboden.
Nabestaanden van de vijftien slachtoffers in de Decembermoorden hebben vrijdagmiddag lokale tijd nog niet op de uitspraak gereageerd. In een eerder stadium liet de advocaat van de nabestaanden, Hugo Essed, weten tevreden te zijn met de eis van twintig jaar door de aanklager, en te verwachten dat het tot een vergelijkbare veroordeling zou komen.
HOE ZAT HET OOK ALWEER MET DE DECEMBERMOORDEN?
Op 8 december 1982 werden vijftien prominente tegenstanders van het militaire regime van Desi Bouterse in Suriname gearresteerd. In Fort Zeelandia werden in Paramaribo onder meer vooraanstaande journalisten, vakbondsleiders, intellectuelen en militairen gemarteld en van dichtbij neergeschoten.
De moordpartij wordt sindsdien aangeduid als de ‘Decembermoorden’.
Bouterse, die in 1980 met een staatsgreep aan de macht kwam, stelde dat hij slechts een tegencoup verijdelde. Forensisch onderzoek van de zwaar mishandelde lichamen, sommigen met kogels doorzeefd, liet echter geen spaander heel van zijn verklaring dat de slachtoffers op de vlucht waren neergeschoten.
De Decembermoorden zijn door de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties aangemerkt als mensenrechtenschendingen. De rechtsgang kwam pas op het laatste nippertje, een maand voor de verjaringstermijn, op gang. Het gerechtelijk vooronderzoek duurde tot 2004. Het proces van de Krijgsraad tegen 25 verdachten, met Bouterse als hoofdverdachte, begon in 2007. Dat ging met horten en stoten en veel vertraging. Bouterse verscheen nooit voor de rechter: hij beschouwt het als een politiek proces, aangestuurd door de oude koloniale heerser over Suriname, Nederland.
In 2007 bood Bouterse excuus aan voor de moorden die tijdens zijn militaire bewind plaatsvonden, maar hij pleitte tegelijkertijd voor amnestie voor de daders en hun medeplichtigen. Dat was het begin van een omstreden amnestiewet, die in april 2012 werd aangenomen. Bouterse was inmiddels president. Deze wet verscheurde Suriname en kreeg een storm van kritiek uit de internationale gemeenschap.
Op 9 juni 2016 bepaalde de Krijgsraad dat de amnestiewet ongeldig was, omdat die aangenomen was toen de strafzaak al liep. Bouterse probeerde het proces verder te vertragen met pogingen de zaak te bestempelen als ‘gevaar voor de staatsveiligheid’. Uiteindelijk komt het in 2017 tot een eis van 20 jaar onvoorwaardelijke celstraf voor Bouterse. De rechter volgt justitie met de uitspraak van vrijdag.
[3]
”Dat kan door in hoger beroep te gaan, maar Para verwacht dat Bouterse een ander kattenluikje zal kiezen. “Het zal mij niet verbazen als de vice-president binnen afzienbare tijd gratie verleent aan Bouterse. Nu de president in het buitenland verblijft, heeft hij die bevoegdheid. Het past in de cultuur van straffeloosheid die bij Bouterse past. Hij heeft als president alles in het werk gesteld om dit vonnis tegen te houden.”
De veroordeling van Desi Bouterse is gerechtigheid voor de nabestaanden, maar ook een prestatie van formaat van de Surinaamse rechtsstaat.
Slechts in gerechtigheid berusten, zo luidt het motto van de herdenking die sinds 1982 elk jaar op 8 december in Amsterdam wordt gehouden. Het heeft lang geduurd, maar de nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden hebben dan toch eindelijk hun gerechtigheid gekregen. Met dank aan de krijgsraad in Suriname die gisteren na een strafproces van twaalf jaar hoofdverdachte Desi Bouterse veroordeelde tot een celstraf van twintig jaar.De krijgsraad houdt de voormalige legerleider verantwoordelijk voor de dood van vijftien vooraanstaande tegenstanders van het militair regime dat van 1980 tot 1988 de macht in de voormalige Nederlandse kolonie in handen had. In de nacht van 7 op 8 december 1982 werden de vijftien in Fort Zeelandia gemarteld en vermoord.
Dat gebeurde in opdracht van de huidige, nu 74-jarige president van Suriname. “Desi Bouterse was de machtigste man binnen het leger,” concludeert de krijgsraad mede op basis van de verzamelde verklaringen van getuigen over de gebeurtenissen voor, tijdens en na de slachtpartij. Het verhaal dat de vijftien slachtoffers een coup wilden plegen, wordt in het vonnis bestempeld als verzinsel.
Rehabilitatie
“Eindelijk,” is de eerste reactie van Romeo Hoost op het vonnis. Hoost, neef van de vermoorde Eddy Hoost en drijvende kracht achter de Amsterdamse herdenking: “Ik ben zeer emotioneel, ik zeg het eerlijk. Het is een vonnis van immens belang. Het geeft gerechtigheid aan de nabestaanden, maar het betekent ook de rehabilitatie van Suriname.”
Dat het uiteindelijk tot een vonnis is gekomen mag gerust een wonder heten. Het strafproces had veel weg van een hindernisbaan, waarbij het kamp van de verdachten geen mogelijkheid onbenut liet om vervolging te vertragen of tegen te houden. Dat gebeurde met alle beschikbare middelen, varierend van intimidatie tot politieke kunstgrepen.
In 2012 nam het Surinaamse parlement de omstreden Amnestiewet aan, die de verdachten moest vrijwaren van verdere vervolging. Het strafproces kwam er vier jaar door stil te liggen. In 2016 werd de draad weer opgepakt, nadat de krijgsraad onder leiding van Cynthia Valstein-Montnor had geoordeeld dat de wet geen invloed heeft op het lopende proces..
De moed van de Surinaamse rechters kan niet genoeg worden geprezen, stelt advocaat Gerard Spong. “Het is ongelooflijk dat er na al die jaren een straf is uitgesproken. Dit is een historische dag voor Suriname. Wat mij betreft had het levenslang mogen zijn, maar gezien de leeftijd van de verdachte is twintig jaar een zeer gevoelige straf.”
Dat Bouterse de opgelegde gevangenisstraf ook daadwerkelijk zal uitzitten, lijkt uiterst onwaarschijnlijk. Publicist Theo Para, die sinds de jaren tachtig in woord en geschrift heeft gestreden tegen de daders van de Decembermoorden, zegt er rekening mee te houden dat Bouterse alsnog de dans zal ontspringen.
Gratie
Dat kan door in hoger beroep te gaan, maar Para verwacht dat Bouterse een ander kattenluikje zal kiezen. “Het zal mij niet verbazen als de vice-president binnen afzienbare tijd gratie verleent aan Bouterse. Nu de president in het buitenland verblijft, heeft hij die bevoegdheid. Het past in de cultuur van straffeloosheid die bij Bouterse past. Hij heeft als president alles in het werk gesteld om dit vonnis tegen te houden.”Para is ook niet erg optimistisch over de toekomst. “Ik vrees dat Suriname nog meer gaat aanschurken tegen autoritaire regimes als Venezuela, Cuba, China en Rusland. Bouterse steekt veel tijd en energie in het aanhalen van de banden met die landen. De hechte relatie met Rusland maakt mij bezorgd over het rechtmatig verloop van de verkiezingen volgend jaar. Maar vandaag ben ik blij, vandaag is een prachtige dag.”
[4]
’Decembermoorden’ uit 1982 in Suriname kunnen naar internationaal volkenrecht worden gezien als een misdaad tegen de menselijkheid. Dat concludeert de Zuid-Afrikaanse hoogleraar volkenrecht prof. C. Dugard in een rapport dat hij heeft opgesteld voor het gerechtshof in Amsterdam.” NRCMOORDEN IN ’82 MISDAAD TEGEN DEMENSELIJKHEID12 JULI 2000 http://retro.nrc.nl/W2/Lab/ HAL15/000712a.html” Mr.dr. John Dugard is een internationaal gerenommeerd hoogleraar Internationaal Recht. Hij was een vooraanstaand criticus van de Apartheid, een architect van de nieuwe democratische grondwet van Zuid Afrika en wordt als een ‘vader van de mensenrechten in Zuid Afrika’ beschouwd.
In 2000 schreef hij, op verzoek van het Gerechtshof Amsterdam als Amicus Curiae (speciaal deskundige) een gedocumenteerd rapport over de vraag of de folteringen en moorden van 8 december 1982 kwalificeerden als misdrijven tegen de menselijkheid. Zijn antwoord, in de terughoudende stijl van de adviseur geschreven, liet er geen misverstand over bestaan: ‘De folteringen en moorden in Paramaribo in 1982 lijken te vallen binnen de definitie van misdrijven tegen de menselijkheid. Ze werden gepleegd door militaire autoriteiten in Suriname (staatsactoren) tegen een groep burgers die tot doelwit werden, niet vanwege hun individuele eigenschappen maar vanwege hun status als leiders van de Surinaamse intellectuele elite. Bovendien, zij werden gepleegd op een systematische manier als onderdeel van een georganiseerd plan, met gebruikmaking van publieke middelen, gericht op vernietiging van potentiële opponenten van de militaire autoriteiten’. Dugard wees er bovendien op dat ernstige schendingen van de mensenrechten door het militaire regime zich ook voor en na december 1982 hadden voltrokken.”STARNIEUWS.COMDECEMBERMOORDEN, MISDRIJVEN TEGEN DE MENSELIJKHEIDTHEO PARA20 OCTOBER 2015 http://www.starnieuws.com/ index.php/welcome/index/ nieuwsitem/31833
”5.1 Het hof verenigt zich met de opmerkingen en conclusies van de deskundige, hierop neerkomende dat de onderhavige feiten kunnen worden beschouwd als misdrijven tegen de menselijkheid/folteringen naar internationaal gewoonterecht, omdat zij zijn begaan op een systematische manier volgens een tevoren beraamd plan door de militaire autoriteiten, aan wie Verdachte leiding gaf, en gericht waren tegen een groep burgers, met het doel bekentenissen te verkrijgen of om leden van de burgerbevolking te intimideren of te dwingen.”…………”11 Beslissing
Het hof:
beveelt de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam [voornamen] Verdachte, geboren op[geboortedatum en -plaats], Suriname, te vervolgen wegens de feiten waarop de beklagen betrekking hebben, gepleegd op of omstreeks 8/9 december 1982 in Paramaribo, Suriname;
gelast de officier van justitie bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam
een vordering te doen strekkende tot instelling van een gerechtelijk vooronderzoek met betrekking tot genoemde feiten;
– stelt de tekst van deze beschikking algemeen verkrijgbaar.
Deze beschikking is gegeven door de vijfde meervoudige burgerlijke kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. H.L.C. Hermans, J.H.M. Willems en M.W.E. Koopmann, bijgestaan door mr. M.R. Jöbsis als griffier, en uitgesproken in raadkamer op 20 november 2000.”
Beschikking van 20 november 2000 van de vijfde meervoudige kamer belast met de behandeling van burgerlijke zaken op het beklag met de rekestnummers R 97/163/12 Sv en R 97/176/12 Sv van
[Klager 1] en [Klager 2],
klagers,
raadsman: mr. J.S. Pen,
Keizersgracht 332,
1016 EZ Amsterdam.
1 De verdere behandeling van de klaagschriften
1.1 Het hof verwijst naar zijn beschikkingen in deze zaak van 30 september 1998, 3 maart 2000 en 26 april 2000. De tekst van deze beschikkingen, die in kopie hierbij zijn gevoegd, wordt geacht hier te zijn ingelast.
1.2 Het hof heeft in de beschikking van 3 maart 2000 aangegeven voorlichting nodig te achten van een deskundige op het gebied van het volkenrechtelijk gewoonterecht en elke verdere beslissing aangehouden.
1.3 Bij de beschikking van 26 april 2000 heeft het hof prof. C.J.R. Dugard, hoogleraar in het volkenrecht aan de Universiteit Leiden en Senior Council, Supreme Court of South-Africa, tot deskundige benoemd, verder te noemen: “de deskundige”.
1.4 De deskundige heeft op 7 juli 2000 een rapport over de vragen, zoals geformuleerd in de beschikking van 3 maart 2000, aan het hof doen toekomen.
Dit rapport is in kopie aan deze beschikking gehecht.
1.5 Op 19 september 2000 heeft het hof een raadkamerzitting gehouden waarin voornoemd rapport van de deskundige in diens aanwezigheid aan de orde werd gesteld.
1.6 Klagers zijn in raadkamer verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Pen en mr. dr. D. van der Landen, beiden advocaat te Amsterdam. Zij hebben bij monde van mr. Pen volhard in het beklag.
1.7 Ook de advocaat-generaal was in raadkamer aanwezig. Hij heeft gepersisteerd bij zijn eerdere standpunt.
1.8 Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. Zijn raadsman, mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, is wel in raadkamer verschenen.
Mr. Moszkowicz heeft aan de hand van nadien overgelegde pleitnotities primair gevraagd klagers niet ontvankelijk te verklaren en subsidiair gevraagd het beklag af te wijzen.
2 De omvang en strekking van de klachten
2.1 De raadsman van Verdachte heeft aangevoerd dat de klagers kennelijk slechts hebben willen klagen met betrekking tot de misdrijven die gepleegd zijn jegens hun respectieve verwanten en dat het rechtens niet mogelijk is dat de klachten zich mede uitstrekken tot feiten die betrekking hebben op andere slachtoffers.
2.2 Dienaangaande geldt het volgende. Weliswaar wordt de positie van klagers als belanghebbenden in de zin van art. 12 Sv. in dit geval bepaald door de verwantschap die zij met de desbetreffende slachtoffers van het gebeurde hebben, maar dat brengt geenszins mee dat de door hen verlangde vervolging van Verdachte niet mede op gedragingen ten opzichte van andere slachtoffers in dezelfde context betrekking zou kunnen hebben. Voor een zo beperkte uitleg van de klachten als bepleit door de raadsman van Verdachte geeft overigens noch de tekst daarvan, noch de daarop gegeven toelichting voldoende grond.
3 Opportuniteit van berechting door de Nederlandse rechter
3.1 In zijn beschikking van 3 maart 2000 heeft het hof vooropgesteld dat het instellen van een strafrechtelijk onderzoek ter zake van de op eigen grondgebied gepleegde strafbare feiten, die schendingen van mensenrechten opleverden, in beginsel een verplichting is die voor de Republiek Suriname voortvloeit uit het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarbij het land sedert 1977 partij is. Het hof sprak echter uit dat niet te verwachten viel dat Verdachte in Suriname op afzienbare termijn zou worden vervolgd en berecht ter zake van de feiten waarop het beklag betrekking heeft.
3.2 Inmiddels zijn in de pers recentelijk berichten verschenen die inhouden dat tegen Verdachte in verband met deze feiten in Suriname een gerechtelijk vooronderzoek is aangevangen. Dit roept de vraag op of een vervolging hier te lande nog opportuun moet worden geacht, zoals in het slot van de overweging 4.2 van de beschikking van 3 maart 2000 werd overwogen.
3.3. Omtrent het vermelde gerechtelijk vooronderzoek heeft het hof geen officiële mededeling bereikt en over de eventuele uitkomst daarvan kan geen voorspelling worden gedaan, zo min als zekerheid bestaat over de vraag of vervolgens besloten zal worden een strafzaak tegen Verdachte ter zitting van een rechterlijk college aanhangig te maken. Bij deze stand van zaken ziet het hof onvoldoende aanleiding af te wijken van zijn op 3 maart 2000 ter zake ingenomen standpunt over de opportuniteit van een vervolging hier te lande.
3.4 Die vervolging kan met bewilliging van het hof tenslotte nog worden gestaakt, indien ontwikkelingen in een eventueel Surinaams strafproces daartoe aanleiding zouden geven. Daarbij geldt dat een Surinaams gewijsde door de Nederlandse rechter in beginsel, dat wil zeggen buitengewone omstandigheden daargelaten, moet worden gerespecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Hetzelfde geldt voor een afdoening buiten het strafgeding, zij het dat het, gezien de bijzondere ernst van de feiten, niet goed voorstelbaar is dat daartoe zal worden overgegaan.
4 Geen immuniteit van Verdachte als staatshoofd
4.1 De raadsman van Verdachte heeft gesteld dat deze in verband met de onderhavige feiten niet kan worden vervolgd omdat deze toentertijd de positie van staatshoofd zou hebben bekleed.
4.2 Het hof kan in het midden laten of die onvoldoende gemotiveerde stelling omtrent de positie van Verdachte juist is.
Het plegen van zeer ernstige strafbare feiten als waarom het hier gaat, kan immers niet tot de officiële taken van een staatshoofd worden gerekend.
5 De strafbaarheid van de onderhavige feiten naar volkenrecht en de toepasselijkheid van het universaliteitsbeginsel
5.1 Het hof verenigt zich met de opmerkingen en conclusies van de deskundige, hierop neerkomende dat de onderhavige feiten kunnen worden beschouwd als misdrijven tegen de menselijkheid/folteringen naar internationaal gewoonterecht, omdat zij zijn begaan op een systematische manier volgens een tevoren beraamd plan door de militaire autoriteiten, aan wie Verdachte leiding gaf, en gericht waren tegen een groep burgers, met het doel bekentenissen te verkrijgen of om leden van de burgerbevolking te intimideren of te dwingen.
5.2 Het hof schaart zich eveneens achter het oordeel van de deskundige:
dat foltering als misdrijf tegen de menselijkheid reeds in 1982 een misdrijf was volgens internationaal gewoonterecht en dat de dader daarvan persoonlijk strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld;
dat het in 1982 waarschijnlijk niet (meer) zo was dat een misdrijf tegen de menselijkheid alleen in tijd van oorlog of tijdens een gewapend conflict kon worden begaan, maar ook in tijd van vrede;
dat misdrijven tegen de menselijkheid niet verjaren;
– dat een staat volgens het internationaal gewoonterecht naar de stand van 1982
bevoegd was extraterritoriale (universele) rechtsmacht uit te oefenen ten opzichte van een niet-onderdaan die verdacht werd van een misdrijf tegen de menselijkheid.
5.3 Voorts begrijpt het hof uit het rapport van de deskundige dat het voor de uitoefening van rechtsmacht niet nodig is dat het slachtoffer onderdaan is of de slachtoffers onderdanen zijn van de vervolgende staat, maar dat dit – zoals in het onderhavige geval waarin de klagers verwanten zijn van slachtoffers – de juridische grondslag van een vervolging wel versterkt.
5.4 In het rapport van de deskundige heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten kunnen vinden voor de opvatting dat vervolging van Verdachte hier te lande naar maatstaven van internationaal (gewoonte)recht niet mogelijk en toelaatbaar zou zijn, zo lang hij zich niet in Nederland bevindt.
6 Folteringen
6.1 Wat betreft folteringen verwijst het hof naar zijn overwegingen in zijn beschikking van 3 maart 2000, onder 5.2, en volhardt daarbij.
In de lijn hiervan en van hetgeen in de onderhavige beschikking eveneens onder 5.2 is overwogen, ligt besloten dat vervolging van Verdachte wegens folteringen rechtens mogelijk is en derhalve zal worden bevolen.
6.2 Het hof heeft echter in het slot van vermelde overwegingen de vraag opgeworpen of de Uitvoeringswet Folteringverdrag kan worden toegepast op feiten die zijn gepleegd op 8/9 december 1982. Dit zijn immers data die liggen vóór de inwerkingtreding van de wet op 20 januari 1989. Het hof had daarbij het oog op de bedenking, dat alsdan aan de wet terugwerkende kracht zou worden verleend en derhalve mogelijk schending zou plaatsvinden van het legaliteitsbeginsel. Dat beginsel houdt in, dat geen misdaad en geen straf kunnen bestaan dan op grond van een wet die aan de misdaad voorafgaat.
6.3 De deskundige heeft in paragraaf 8.4.3 en volgende van zijn rapport daaromtrent aangegeven dat het Folteringverdrag een declaratoir karakter draagt. Met andere woorden: het verdrag bevestigt slechts wat reeds besloten lag in het internationaal gewoonterecht ten aanzien van het verbod, de bestraffing en de omschrijving van foltering als misdrijf tegen de menselijkheid.
Hieruit volgt naar het oordeel van de deskundige dat de Uitvoeringswet Folteringverdrag met terugwerkende kracht kan worden toegepast op gedrag dat naar Nederlands recht onwettig was vóór 1989, doch niet onder de naam foltering strafbaar was gesteld, zoals mishandeling en moord.
De deskundige heeft in dit verband een onderscheid gemaakt tussen een “retroactieve” en een “retrospectieve” wetgeving. Een retroactieve wet maakt een feit strafbaar dat niet strafbaar was toen het werd begaan. Een retrospectieve wet daarentegen is er niet op gericht nieuwe strafbare feiten in het leven te roepen.
6.4 Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen van de deskundige en diens conclusie, hierop neerkomende dat, indien de Nederlandse rechter de Uitvoeringswet Folteringverdrag op een retrospectieve wijze zou toepassen bij de vervolging en berechting van Verdachte op basis van universele rechtsmacht – hetgeen naar het oordeel van het hof niet alleen mogelijk is, maar ook aangewezen voorkomt – artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten niet wordt geschonden. Dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat het legaliteitsbeginsel niet in de weg staat aan het vonnis en de straf van iemand die schuldig is aan een handelen of nalaten, hetwelk ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde, van strafrechtelijke aard was overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die door de volkerengemeenschap worden erkend.
Op grond van dezelfde overwegingen oordeelt het hof dat voormelde retrospectieve toepassing geen strijd oplevert met artikel 16 van de Grondwet, inhoudende dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
6.5 Gezien al het voorgaande kan derhalve niet worden geoordeeld dat vervolging, berechting en mogelijk bestraffing van Verdachte inbreuk zouden maken op het legaliteitsbeginsel en/of dat Verdachte er geen rekening mee zou hebben kunnen houden dat hij elders dan in Suriname, in het bijzonder in Nederland, te eniger tijd zou worden vervolgd. Hetgeen de raadsman van Verdachte dienaangaande heeft betoogd kan hieraan niet afdoen.
7 Het begrip foltering in de Uitvoeringswet Folteringverdrag
7.1 In de beschikking van 3 maart 2000 heeft het hof vragen opgeworpen met betrekking tot de toepasselijkheid van de Uitvoeringswet Folteringverdrag, voor zover de feiten betrekking hebben op het ter dood brengen van de slachtoffers. Het hof verwijst naar de overwegingen 5.2.5 tot en met 5.2.7 van die beschikking.
7.2 Bij nadere beschouwing vindt het hof onvoldoende zwaarwegende aanwijzingen om uit te sluiten dat ook het “zelfstandig” doden, dat wil zeggen los van een daaraan voorafgaande foltering, onder de werking van de wet valt.
7.3 In dit verband is van belang dat artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Folteringverdrag met mishandeling gelijkstelt het opzettelijk teweegbrengen van een toestand van hevige angst of een andere vorm van geestelijke ontreddering, hetgeen in het algemeen het geval zal zijn als men de slachtoffers confronteert met een naderende executie. Zoals reeds eerder aangegeven, valt niet wel in te zien dat dit teweegbrengen wèl als een foltering dient te worden beschouwd, doch de executie – de ultieme mishandeling – niet. Eén van de gronden waarop volgens de Memorie van Toelichting op de Uitvoeringswet Folteringverdrag (Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 20 042, nr.3, p.5) de toepasselijkheid van het universaliteitsbeginsel berust, is de ondraaglijkheid van de gedachte dat folteraars, zolang hun door het regime van hun eigen land de hand boven het hoofd gehouden wordt, zich vrijelijk naar andere landen kunnen begeven en daar zelfs ongestraft oog in oog kunnen komen te staan met hun naar het buitenland gevluchte slachtoffers of met, voegt het hof hieraan toe, verwanten of andere bekenden van dezen. Deze overweging is moeilijk verenigbaar met een beperkte uitleg van de wet, die erop zou neerkomen dat juist de daders van de ernstigste misdrijven tegen de menselijkheid van vervolging en eventuele bestraffing gevrijwaard zouden blijven.
7.4 Dit gezichtspunt brengt mee dat alle hier mogelijk te verwijten feiten – mishandeling, al dan niet de dood ten gevolge hebbende én het doden als op zichzelf staande delict – met toepassing van de Uitvoeringswet Folterverdrag hier te lande kunnen worden vervolgd.
7.5 Het hof is van oordeel dat dit niet in strijd is met het uitgangspunt dat strafbepalingen in het algemeen restrictief dienen te worden uitgelegd (Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 20 042, B, p.6, r.k.), omdat alleen dan zou kunnen worden voorkomen dat een strafrechtelijke vervolging volgt op basis van een rechtsnorm waarvan de betrokkene niet bij voorbaat – en in het bijzonder tijdens het begaan van de feiten – redelijkerwijs had kunnen of behoeven te weten, dat zijn gedrag daarmee in strijd is. Het hof verwijst hiervoor naar hetgeen in het rapport van de deskundige in (het slot van) 8.4.4. omtrent het begrip “foltering” is overwogen – in welk verband uitdrukkelijk “murder” (moord) wordt genoemd – en waarmee het hof zich verenigt.
7.6 Het hof onderkent dat op het onderhavige punt verschil van inzicht mogelijk is en dat niet is uit te sluiten dat de strafrechter voor een meer beperkte uitleg zal kiezen. Aangezien de meer uitgebreide uitleg op de door het hof vermelde gronden echter geenszins kan worden uitgesloten, zal de vervolgingsgrondslag te dezen niet worden beperkt. Het hof verwijst in dit verband nog naar hetgeen in rechtsoverweging 8.4 van deze beschikking over de vervolgingsgrondslag zal worden overwogen.
7.7 Daarbij komt dat het hof wenst te vermijden dat het te bevelen onderzoek naar de reeds lang geleden gepleegde feiten waar het in deze zaak om gaat bij voorbaat extra wordt gecompliceerd doordat een onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen gevallen waarin een foltering de dood ten gevolge heeft gehad en gevallen waarin de dood, ofschoon mogelijk voorafgegaan door een foltering, niet als een gevolg van de foltering kan worden gezien.
8 Andere grondslagen voor een vervolging
8.1 De gebeurtenissen op 8/9 december 1982 kunnen niet als oorlogsmisdrijven worden gezien. Dit was reeds het voorlopig oordeel van het hof in zijn beschikking van 3 maart 2000. De deskundige heeft in paragraaf 3 van zijn rapport aangegeven zich daarmee te kunnen verenigen. Het hof komt mede aan de hand daarvan niet tot een andere zienswijze.
8.2 De deskundige heeft in zijn rapport voorts vermeld dat Verdachte naar internationaal gewoonterecht voor vervolging in aanmerking komt, maar er tevens – naar het oordeel van het hof terecht – op gewezen dat het Nederlandse recht een nationale wet vereist om internationaalrechtelijke verplichtingen in het eigen stelsel te verwerken voor zover het betreft de strafbaarstelling van menselijk gedrag (vergelijk artikel 94 van de Grondwet).
Het hof deelt de visie van de deskundige, dat misdrijven tegen de menselijkheid buiten het kader van de Uitvoeringswet Folteringverdrag in het Nederlandse recht beperkt strafbaar zijn gesteld, namelijk in de Wet Oorlogsstrafrecht. In die wet worden misdrijven tegen de menselijkheid niet als op zichzelf staande strafbare feiten gezien, maar als strafverzwarende omstandigheden in verband met oorlogsmisdrijven. Oorlogsmisdrijven doen zich, zoals hiervoor overwogen, echter in casu niet voor.
8.3 Het voorgaande brengt mee dat het hof geen reden ziet de vervolging van Verdachte op een andere of ruimere grondslag dan de Uitvoeringswet Folteringverdrag te doen plaatsvinden.
8.4 Het hof acht het evenwel wenselijk dat de rechter die over deze zaak ten gronde zal oordelen de vrijheid behoudt het feit of de feiten naar eigen inzicht te kwalificeren. Daarom zal het bevel tot vervolging niet worden geclausuleerd ten aanzien van de precieze juridische grondslag waarop de vervolging zal dienen te geschieden.
9 Slotsom
De klachten zijn gegrond. Vervolging van Verdachte zal worden bevolen. Onder verwijzing naar de overweging 3.7 van zijn beschikking van 3 maart 2000 zal het hof tevens gelasten dat een gerechtelijk vooronderzoek zal worden gevorderd.
10 De verkrijgbaarheid van deze beschikking
Het hof ziet aanleiding deze beschikking algemeen verkrijgbaar te stellen.
11 Beslissing
Het hof:
beveelt de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam [voornamen] Verdachte, geboren op[geboortedatum en -plaats], Suriname, te vervolgen wegens de feiten waarop de beklagen betrekking hebben, gepleegd op of omstreeks 8/9 december 1982 in Paramaribo, Suriname;
gelast de officier van justitie bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam
een vordering te doen strekkende tot instelling van een gerechtelijk vooronderzoek met betrekking tot genoemde feiten;
– stelt de tekst van deze beschikking algemeen verkrijgbaar.
Deze beschikking is gegeven door de vijfde meervoudige burgerlijke kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. H.L.C. Hermans, J.H.M. Willems en M.W.E. Koopmann, bijgestaan door mr. M.R. Jöbsis als griffier, en uitgesproken in raadkamer op 20 november 2000.
[5]
Ik refereer hier o.a. aan mishandelingen en slechte detentieomstandigheden van adviseurs en oud politici in 1980/1981 en de slechte detentieomstandigheden van de in augustus 1980 gearresteerde militairen Sital, Mijnals en Joeman, met wie Bouterse cs een politiek-ideologisch conflict hadden
ZIE OP WEBSITE ”KENNISAANVAL”/REVOLUTIE IN SURINAMEFOTO [SCROLL EVEN] STANDRECHTELIJKE EXECUTIE HAWKER, DIE ZWAARGEWOND OP ZIJN BRANCARD LIGTPAS OP!SCHOKKENDZIE LINK NAAR ”KENNISAANVAL’REVOLUTIE IN SURINAME”
”Op 15 augustus 2005 werd bekend dat het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten de regering van Suriname heeft veroordeeld inzake de massamoord. De regering moet nabestaanden van de slachtoffers een vergoeding uitkeren; moet smartengeld en schadevergoeding uitkeren aan de overlevenden; moet de daders vervolgen; en moet fondsen ter beschikking stellen voor de ontwikkeling van het dorp. De regering van Suriname is ook veroordeeld in de kosten van het proces.”
Op 15 augustus 2005 werd bekend dat het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten de regering van Suriname heeft veroordeeld inzake de massamoord. De regering moet nabestaanden van de slachtoffers een vergoeding uitkeren; moet smartengeld en schadevergoeding uitkeren aan de overlevenden; moet de daders vervolgen; en moet fondsen ter beschikking stellen voor de ontwikkeling van het dorp. De regering van Suriname is ook veroordeeld in de kosten van het proces. ”WIKIPEDIA MOIWANA
SCROLL NAAR BENEDEN NAAR EEN FOTO MET PROTESTERENDE VROUWEN IN HET WITDAARONDER DE TEKST ”Deze foto van de tweede grote vrouwenmars in Paramaribo, vorige week donderdag, is nu pas naar buiten gekomen. De politie dreef de betogers op het onafhankelijkheidsplein uiteen. (Nieuws van de Dag, 22 december 1982) http://kennisaanval.blogspot.com/2012/01/revolutie-in-suriname.html
”Dat kan door in hoger beroep te gaan, maar Para verwacht dat Bouterse een ander kattenluikje zal kiezen. “Het zal mij niet verbazen als de vice-president binnen afzienbare tijd gratie verleent aan Bouterse. Nu de president in het buitenland verblijft, heeft hij die bevoegdheid. Het past in de cultuur van straffeloosheid die bij Bouterse past. Hij heeft als president alles in het werk gesteld om dit vonnis tegen te houden.””Para is ook niet erg optimistisch over de toekomst. “Ik vrees dat Suriname nog meer gaat aanschurken tegen autoritaire regimes als Venezuela, Cuba, China en Rusland. Bouterse steekt veel tijd en energie in het aanhalen van de banden met die landen. De hechte relatie met Rusland maakt mij bezorgd over het rechtmatig verloop van de verkiezingen volgend jaar. Maar vandaag ben ik blij, vandaag is een prachtige dag.”
”De moed van de Surinaamse rechters kan niet genoeg worden geprezen, stelt advocaat Gerard Spong. “Het is ongelooflijk dat er na al die jaren een straf is uitgesproken. Dit is een historische dag voor Suriname. Wat mij betreft had het levenslang mogen zijn, maar gezien de leeftijd van de verdachte is twintig jaar een zeer gevoelige straf.”
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
Beste lezers, U hebt kunnen lezen, dat ik recentelijk de leden van de Tweede Kamer [op de twee fascistische partijen PVV en Forum voor Democratie en de fanatiek zionistische Staatkundig Gereformeerde Partij na] heb aangeschreven over de systematische schendingen van de rechten van de Palestijnse kinderen in de bezette Palestijnse gebieden.Ook heb ik erop aangedrongen, dat de partijen zich inzetten voor de beeindiging van de nu al 52 jaar durende Israelische bezetting Zie https://www.astridessed.nl/rechten-palestijnse-kinderen-brief-aan-de-leden-van-de-tweede-kamer/ PvdA Nu heb ik vrijwel direct een reactie ontvangen van mevrouw L Ploumen, PvdA Tweede Kamerlid en woordvoerder Buitenlandse Zaken, waarin zij aangeeft, dat de PvdA aandacht vraagt en zal blijven vragen voor de positie van minderjarige Palestijnse gedetineerden en volgens schrijven van mevrouw Ploumen zal minister van Buitenlandse Zaken Blok dit bespreken met de Israelische regering.
Letterlijk schrijft zij”Helaas is het nodig dat we met enige regelmaat aandacht moeten vragen hiervoor – dat doen we en dat zullen we blijven doen. Minister Blok heeft op aandringen van de PvdA in de Tweede Kamer toegezegd dat hij het lot van individuele gevangen genomen minderjarigen zal bespreken met de Israëlische regering. ” Allemaal mooi en waar, maar in haar reactie mis ik de inzet, een einde te maken aan die militaire rechtbanken voor Palestijnen in de bezette gebieden, terwijl Israeliers wel voor een gewone rechtbank verschijnen.Ook mis ik de inzet van de PvdA om te ijveren voor de directe beeindiging van de Israelische bezetting. Daarover schrijf ik in mijn brief aan de Tweede Kamerleden: ”Maar de belangrijkste eis die ik formuleer ismijn Opdracht aan u, zich KEIhard te maken enmiddels alle politieke middelen die u ter beschikking staan,in te zetten voor de beeindiging van de Israelischebezetting en niet in fases, zoals altijd ontwijkend wordt voorgesteld, maar in een ruk, definitief en onvoorwaardelijk.Dat betekent dan ook de beeindiging van de meest bittere vrucht van die bezetting, de in bezet gebied gebouwde illegale nederzettingen [ALLE nederzettingen zijn illegaal volgens het Internationaal Recht, zoals u weet” ZIE https://www.astridessed.nl/rechten-palestijnse-kinderen-brief-aan-de-leden-van-de-tweede-kamer/
In mijn antwoord op de reactie van mevrouw Ploumen heb ik haar dan ook onverbloemd duidelijk gemaakt, dat de PvdA zich ook moet inzetten voor de beeindiging van die militaire rechtbanken en vooral ook voor de beeindiging van de Israelische bezetting.
Want zolang die nu al 52 jaar durende bezetting voortduurt, blijven die nederzettingen en al het andere onrecht ook bestaan. Zie direct hieronder Mijn brief aan de PvdA [A][de specifieke brief aan de initiatiefnemers van de motie Karabulut, SP, PvdA, Groen Links, waarin werd gepleit voor de vrijlating van Ahed Tamimi, een door het Israelische leger in 2017 gearresteerd tienermeisje, inmiddels door een militaire rechtbank veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf vanwege ”mishandeling” van een Israelische soldaat] https://www.amnesty.nl/actueel/israel-palestijnse-gebieden-acht-maanden-cel-voor-activist-ahed-tamimi
De mail reactie van mevrouw Ploumen op mijn brief [B]
Dank voor uw bericht. Helaas is het nodig dat we met enige regelmaat aandacht moeten vragen hiervoor – dat doen we en dat zullen we blijven doen. Minister Blok heeft op aandringen van de PvdA in de Tweede Kamer toegezegd dat hij het lot van individuele gevangen genomen minderjarigen zal bespreken met de Israëlische regering. Met vriendelijke groet,
MIJN ANTWOORD OP DE REACTIE VAN MEVROUW L PLOUMEN, TWEEDE KAMERLID PvdA EN WOORDVOERDER BUITENLANDSE ZAKEN, CURATIEVE ZORG, SHE DECIDES Astrid Essed To:Ploumen, L.
Dec 10 at 5:13 AM
REACTIE AANMEVROUW L PLOUMENTweede Kamerlid PvdA woordvoerder Buitenlandse Zaken, Curatieve Zorg, SheDecides Geachte mevrouw Ploumen, Vriendelijk bedankt voor uw snelle reactie.Zeer gewaardeerd. Het doet mij goed te horen, dat de PvdA zich het lot van minderjarige Palestijnse gevangenen wil aantrekken.Goed ook, dat minister Blok hierover met Israel in gesprek gaat.Ik hoop, dat dat tevens inhoudt, dat u, als partij, zich niet alleen wil inzetten voordeze minderjarige gevangenen, maar er tevens voor gaat ijveren, dat Israel een einde maakt aan het discriminerende rechtssysteem van de ”militaire rechtbanken” voor Palestijnse burgers in de bezette Palestijnse gebieden, terwijl dat niet voor Israeliers [ook niet voor kolonisten] geldt. [1]EN dat minister Blok dat ook op de agenda bij de besprekingen met Israel zal plaatsen. En tevens-want dat hoor ik niet in uw antwoord aan mij- wil ik er nogmaals op aandringen, dat u als partij alle u ten dienste staande middelen aanwendt om Israel onder druk te zetten, de nu al 52 jaar durende bezetting van de Palestijnse gebieden te beeindigen, wat uiteraard impliceeert de ontmanteling van ALLE in bezet Palestijns gebied gestichte nederzettingen, die, zoals u uiteraard weet, in strijd zijn met het Internationaal Recht. [2] 52 jaar bezetting is 52 jaar te lang! Ik reken op uw inzet en zal u verantwoordelijk houden, mocht die inzet ontbreken, of minder worden. Doe uw best! Vriendelijke groeten Astrid EssedAmsterdam NOTEN
[1]
”“Two residents of the Hebron area have an altercation within the territory of the West Bank and both are arrested. One of them, a Jewish resident of Kiryat Arba, is taken to a nearby police station, is immediately interrogated by a police officer and is brought within 24 hours to a hearing before the Jerusalem Magistrates Court. In this hearing, the judge decides to order his release on condition of bail; this is not a very severe case, and the defendant pleads self- defense.
The second person, a Palestinian resident of Hebron, is arrested for 96 hours before being brought before a military judge. He is de facto interrogated only once during this period of time, under suspicion of committing an assault based on nationalistic motivations, which is deemed as a security offense, and he is tried before a military court, where he faces a penalty of extended incarceration.”
– A passage from within the report.
REPORT
24 OCTOBER 2014
ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]
ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
VOORAF Beste lezers, Gezien de systematische en voortdurende schendingen van de rechten vanPalestijnse kinderen in de door Israel bezette Palestijnse gebieden ben ik maar weer eens in de pen geklommen en heb ik de leden van de Tweede Kamer aangeschreven, met uitzondering van de twee fascistische partijen PVV en het Forum voor Democratie en ook de Staatkundig Gereformeerde Partij [SGP]. Reden waarom ik de SGP [Staatkundig Gereformeerde Partij] niet heb aangeschreven?Vanwege hun fanatieke pro Israel standpunt, hetgeen nog weer eens bleek bij mijn correspondentie met deze partij over de vrijlating van Ahed Tamimi, een Palestijnse tiener, die door het Israelische leger was gearresteerd
Hier volgt nu een brief van algemene strekking, die ik dus heb gestuurd aan alle andere Tweede Kamerleden, waarbij ik als voorbeeld genomen heb de brief aan de voorstemmers van de destijds ingediende motie Karabulut, tot vrijlating van Ahed Tamimi , hoewel helaas 101 van de 150 Tweede Kamerleden tegen stemden. Dat ik de voorstemmers brief gebruikt heb, is echter geen bezwaar, omdat deze maar een zin afwijkt van die van de tegenstemmmers en het tenslotte gaat om mijn oproep NU, ter verdediging van de rechten van Palestijnse kinderen.
Maar nu dus om gaat, mijn Oproep aan de Tweede Kamerleden tot verdediging van de rechten van Palestijnse kinderen ZIE HIERONDER!
Astrid Essed
RECHTEN PALESTIJNSE KINDEREN BRIEF AAN DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER
AANDE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER Onderwerp: Systematische en voortdurende mensenrechtenschendingentegen Palestijnse kinderen
RECHTEN VAN PALESTIJNSE KINDEREN/BRIEF AAN DE TWEEDE KAMERLEDEN
Geachte dames en heren, Hoe veel doden moeten er nog onder Palestijnse kinderen vallen, hoeveel vernederingen, hoeveel mishandelingen, voordat u als Tweede Kamerleden effectief in actie komen ? Dit is, dat weet ik vrijwel zeker, de zoveelste brief, die is geschreven, om u erop attent te maken, dat het onrecht tegen Palestijnse kinderen moet stoppen.Hier en nu.En daaraan kan u een belangrijke bijdrage leveren!
Nu weet ik, te uwer verdediging, dat u zich destijds hebt ingezet voor de vrijlating van de Palestijnse tiener Ahed Tamini, waarvoor ook door Amnesty was gepleit. [1]U hebt namelijk destijds de motie Karabulut c.s. gesteund [2], waarin de Nederlandse regering werd opgeroepen, zich uit te spreken voor de vrijlating van het tieneermeisje Ahed Tamimi, dat was gearresteerd door het Israelische leger. [3]Daarvoor mijn waardering. Maar dit, waarde dames en heren, is slechts een druppel op een gloeiende plaat en het is -ik zeg dat ronduit- beschamend, dat u niet meer hebt ondernomen om zich in te zetten voor een menswaardige behandeling van Palestijnse kinderen. ISRAELISCHE BEZETTING Laten we vooropstellen, dat de grote Boosdoener hier is de u uiteraard bekend zijnde nu al 52 jaar durende Israelische bezetting van de Palestijnse gebieden de Westelijke Jordaanoever, Oost Jeruzalem en Gaza. [4]Over de onrechtmatigheid, terreur, oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingenvan die bezetting ga ik niet uitwijden.Ik verwijs u, wellicht ten overvloede, o.a. naar de sites van The Rights Forum, de Israelische organisatie Bt’selem. [5] Zaak is dan ook, dat u zich, naar vermogen, inzet voor de beeindiging van deze bezetting, die oorlogsmisdaden, illegale nederzettingen, de bouw van een illegale Muur [6] en misdaden tegen Palestijnse kinderen heeft voortgebracht. ONRECHT AAN PALESTIJNSE KINDEREN: Maar laten we het nu eens hebben over het onrecht aan Palestijnse kinderen, die -en dat heeft een bittere smaak – extra kwetsbaar zijn door deze jarenlange bezetting. MILITAIRE RECHTBANKEN Zo zijn er de zogenaamde ”militaire rechtbanken”, waarvoor jongeren [minderjarige kinderen] sowieso niet zouden mogen verschijnen. [7]Zo’n rechtbank heeft, by the way, ook genoemde Ahed Tamimi veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf. [8]Ik citeer de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem:”Every year, hundreds of Palestinian minors undergo the same scenario. Israeli security forces pick them up on the street or at home in the middle of the night, then handcuff and blindfold them and transport them to interrogation, often subjecting them to violence en route. Exhausted and scared – some having spent a long time in transit, some having been roused from sleep, some having had nothing to eat or drink for hours – the minors are then interrogated. They are completely alone in there, cut off from the world, without any adult they know and trust by their side, and without having been given a chance to consult with a lawyer before the interrogation. The interrogation itself often involves threats, yelling, verbal abuse and sometimes physical violence. Its sole purpose is to get the minors to confess or provide information about others.” [9]Moet ik doorgaan?Dit is beestachtig, nietwaar dames en heren!In de eerste plaats hoort een Militaire Rechtbank sowieso geen burgers te berechten.In de tweede plaats is het discriminatoir, want die militaire rechtbanken zijn alleen voor Palestijnen in bezet gebied en niet voor Israelische burgers.[10]In de derde plaats is het hierboven beschrevene, wat kinderen is aangedaan en dagelijks in bezet gebied gebeurt, zowel in strijd met het Anti Folterverdrag als, misschien nog belangrijker, het Kinderrechtenverdrag! [11] DODELIJKE PALESTIJNSE SLACHTOFFERS/KINDEREN Dan de vele keren [onder noot 12 slechts enkele voorbeelden], waarbij Palestijnse kinderen het slachtoffer zijn geworden van door Israelische bezettingssoldaten veroorzaakten dodelijke schietincidenten. [12]Eigenlijk is het woord ”incident” misplaatst, omdat het systematisch en structureel gebeurt.Op zijn oud vaderlands gezegd:Het is schering en inslag!Recentelijk in november nog!Bij de Great March of Return in Gaza[13] op 8 november jongstleden, tijdens een vreedzame demonstratie, werden door Israelische bezettingstroepen 104 Palestijnse burgers neergeschoten en gewond, onder wie 43 kinderen. [14]Mensenrechtenorganisatie Palestinian C enter for Human Rights documenteert sinds het begin van de Great March of Return, in maart 2018, dat er in totaal 214 Palestijnse burgers zijn omgekomen, onder wie 46 kinderen! [15]Moet ik nog duidelijker zijn? Kinderen worden mishandeld bij hun arrestatie, geblinddoekt afgevoerd. zoals een 13 jarige Palestijnse jongen overkwam [16] en zoals de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem schrijft”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.” [17] Voeg daarbij nog:Slechte behandeling in de gevangenissen, harde gevangenisomstandigheden, geen of zelden toestemming aan de ouders om op bezoek te komen, geen informatie over de rechten, die zij als gearresteerde hebben……[18] Wat zijn dat voor praktijken?Waarom komt de Nederlandse regering, gehouden aan artikel 90 van de Grondwet, die de Internationale Rechtsorde dient te bevorderen [19],hiertegen niet in actie? Wanneer komen u, Tweede Kamerleden, hiertegen in actie?Hoe lang gaat u nog toestaan, dat de Israelische bezettingsstaat, die lak heeft aan de Internationale Rechtsorde [20], hiermee wegkomt? ÉPILOOG MIJN EISEN AAN U: Ja, dat heeft u goed gelezen:Ik stel EISEN in dit verband! En mijn eisen zijn: Dat u er bij de Nederlandse regering op aandringt, zich uit te spreken tegen de mensonwaardige behandeling van Palestijnse kinderen.Dat de Nederlandse regering zich er hard voor maakt, dat deze kinderen behandeld worden conform de principes van het Internationaal Recht, en dan in het byzonder het Kinderrechtenverdrag.Het is niet zo moeilijk om daar, naar Israel toe, handvaten voor te vinden:Er kan, van de kant van de Nederlandse regering, gedreigd worden met inzet voor opschorting/beeindiging van het Associatieaccoordmet Israel, dat immers een mensenrechtenclausule heeft. [21] Naast uw wending tot de Nederlandse regering dring ik er bij u opaan, dat u op alle andere mogelijkheden, die u als parlementariers ter beschikking staan [bijvoorbeeld in EU verband], zich aanwendt, er zorg voor te dragen, dat Palestijnse kinderen worden behandeld conform hun rechten, als vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag.
Maar de belangrijkste eis die ik formuleer ismijn Opdracht aan u, zich KEIhard te maken enmiddels alle politieke middelen die u ter beschikking staan,in te zetten voor de beeindiging van de Israelischebezetting en niet in fases, zoals altijd ontwijkend wordt voorgesteld, maar in een ruk, definitief en onvoorwaardelijk.Dat betekent dan ook de beeindiging van de meest bittere vrucht van die bezetting, de in bezet gebied gebouwde illegale nederzettingen [ALLE nederzettingen zijn illegaal volgens het Internationaal Recht, zoals u weet [22]]
Alleen dan kan aan het onrecht van het Midden Oosten conflict een einde worden gemaakt. Wegkijken heeft geen zin, want u wordt hier wel degelijkpolitiek en moreel op afgerekend!Laat zien, dat u de Internationale Rechtsorde, die u alsvolksvertegenwoordiger van Nederland hoort te bevorderen [23],ook werkelijk serieus neemt. En verschuil u niet achter president Donald Trump’s anti Internationaal Recht strapatzen! [24] Hij blijft niet eeuwig aan de macht en het wordt hoog tijd, dat de EU een rechtvaardige Midden-Oostenpolitiek gaat voeren, onafhankelijk van de de VS! U, Tweede Kamerleden, bent zelf verantwoordelijk.De Nederlandse regering is zelf verantwoordelijk!
Een militaire rechtbank in Israël heeft de Palestijnse jongerenactivist Ahed Tamimi veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie jaar. Amnesty beschouwt de straf als een poging om mensen te intimideren die zich durven uit te spreken over de Israëlische bezetting van Palestijns gebieden.
De 17-jarige Ahed Tamimi wordt onder meer beschuldigd van mishandeling nadat op Facebook een video opdook. Daarop is te zien dat ze op 15 december 2017 twee Israëlische militairen slaat en schopt. Dat gebeurde nadat ze had gehoord dat haar neefje gewond was geraakt doordat een Israëlische soldaat hem van dichtbij een rubberkogel tegen het hoofd had geschoten.
Israël schendt Kinderrechtenverdrag
Volgens het Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Israël partij bij is, mogen kinderen alleen gearresteerd en gevangengezet worden als uiterste middel en zo kort mogelijk. Niets wat Tamimi heeft gedaan, rechtvaardigt haar voortdurende detentie. Amnesty roept op haar onmiddellijk vrij te laten.
Elk jaar worden honderden Palestijnse kinderen vervolgd door Israëlische militaire rechtbanken voor jongeren. De rechten van de gearresteerde jongeren worden systematisch geschonden. Ook worden zij mishandeld.
[2]
PARLEMENTAIRE MONITOR
MOTIE KARABULUT C.S. OVER DE VRIJLATING VAN AHED TAMIMI-RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN
TEKST
1.
Tekst
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821 MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
ORIGINEEL BERICHT
21 501-02Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
[3]
RIGHTS FORUM
CDA EN D’66 DRAAIEN MOTIE VOOR STEUN AAN AHED AL TAMIMI DE NEK OM
De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Stemverhouding van de motie die de regering verzocht zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. De motie werd afgestemd.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De zaak Ahed al-Tamimi
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
Geen ideologie, maar recht
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Motivatie van CDA en D66
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.
[4]12. Is Israël nog steeds een bezettende macht na de terugtrekking uit de Gazastrook en is het nog gebonden aan de Vierde Conventie van Genève? Ja, Israël blijft volgens het internationaal humanitair recht ook na de terugtrekking een bezettende macht . Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen.´´VRAAG EN ANTWOORD BRIGITTE HERREMANS ISRAEL´S TERUGTREKKINGSPLAN UIT DE GAZASTROOK http://www.politics.be/ duiding/596/#12 HUMAN RIGHTS WATCHISRAEL: ”DISENGAGEMENT” WILL NOT ENDGAZA OCCUPATION28 OCTOBER 2004 https://www.hrw.org/news/2004/ 10/28/israel-disengagement-wil l-not-end-gaza-occupation
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICELEGAL CONSEQUENCES OF THE CONSTRUCTION OF A WALL IN THE OCCUPIED PALESTINIAN TERRITORY https://www.icj-cij.org/en/case/131
OVERVIEW OF THE CASE
By resolution ES-10/14, adopted on 8 December 2003 at its Tenth Emergency Special Session, the General Assembly decided to request the Court for an advisory opinion on the following question :
“What are the legal consequences arising from the construction of the wall being built by Israel, the occupying Power, in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, as described in the Report of the Secretary-General, considering the rules and principles of international law, including the Fourth Geneva Convention of 1949, and relevant Security Council and General Assembly resolutions ?”
The resolution requested the Court to render its opinion “urgently”. The Court decided that all States entitled to appear before it, as well as Palestine, the United Nations and subsequently, at their request, the League of Arab States and the Organization of the Islamic Conference, were likely to be able to furnish information on the question in accordance with Article 66, paragraphs 2 and 3, of the Statute. Written statements were submitted by 45 States and four international organizations, including the European Union. At the oral proceedings, which were held from 23 to 25 February 2004, 12 States, Palestine and two international organizations made oral submissions. The Court rendered its Advisory Opinion on 9 July 2004.
The Court began by finding that the General Assembly, which had requested the advisory opinion, was authorized to do so under Article 96, paragraph 1, of the Charter. It further found that the question asked of it fell within the competence of the General Assembly pursuant to Articles 10, paragraph 2, and 11 of the Charter. Moreover, in requesting an opinion of the Court, the General Assembly had not exceeded its competence, as qualified by Article 12, paragraph 1, of the Charter, which provides that while the Security Council is exercising its functions in respect of any dispute or situation the Assembly must not make any recommendation with regard thereto unless the Security Council so requests. The Court further observed that the General Assembly had adopted resolution ES-10/14 during its Tenth Emergency Special Session, convened pursuant to resolution 377 A (V), whereby, in the event that the Security Council has failed to exercise its primary responsibility for the maintenance of international peace and security, the General Assembly may consider the matter immediately with a view to making recommendations to Member States. Rejecting a number of procedural objections, the Court found that the conditions laid down by that resolution had been met when the Tenth Emergency Special Session was convened, and in particular when the General Assembly decided to request the opinion, as the Security Council had at that time been unable to adopt a resolution concerning the construction of the wall as a result of the negative vote of a permanent member. Lastly, the Court rejected the argument that an opinion could not be given in the present case on the ground that the question posed was not a legal one, or that it was of an abstract or political nature.
Having established its jurisdiction, the Court then considered the propriety of giving the requested opinion. It recalled that lack of consent by a State to its contentious jurisdiction had no bearing on its advisory jurisdiction, and that the giving of an opinion in the present case would not have the effect of circumventing the principle of consent to judicial settlement, since the subject-matter of the request was located in a much broader frame of reference than that of the bilateral dispute between Israel and Palestine, and was of direct concern to the United Nations. Nor did the Court accept the contention that it should decline to give the advisory opinion requested because its opinion could impede a political, negotiated settlement to the Israeli-Palestinian conflict. It further found that it had before it sufficient information and evidence to enable it to give its opinion, and empha- sized that it was for the General Assembly to assess the opinion’s usefulness. The Court accordingly concluded that there was no compelling reason precluding it from giving the requested opinion.
Turning to the question of the legality under international law of the construction of the wall by Israel in the Occupied Palestinian Territory, the Court first determined the rules and principles of international law relevant to the question posed by the General Assembly. After recalling the customary principles laid down in Article 2, paragraph 4, of the United Nations Charter and in General Assembly resolution 2625 (XXV), which prohibit the threat or use of force and emphasize the illegality of any territorial acquisition by such means, the Court further cited the principle of self-determination of peoples, as enshrined in the Charter and reaffirmed by resolution 2625 (XXV). In relation to international humanitarian law, the Court then referred to the provisions of the Hague Regulations of 1907, which it found to have become part of customary law, as well as to the Fourth Geneva Convention of 1949, holding that these were applicable in those Palestinian territories which, before the armed conflict of 1967, lay to the east of the 1949 Armistice demarcation line (or “Green Line”) and were occupied by Israel during that conflict. The Court further established that certain human rights instruments (International Covenant on Civil and Political Rights, International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, United Nations Convention on the Rights of the Child) were applicable in the Occupied Palestinian Territory.
The Court then sought to ascertain whether the construction of the wall had violated the above-mentioned rules and principles. Noting that the route of the wall encompassed some 80 per cent of the settlers living in the Occupied Palestinian Territory, the Court, citing statements by the Security Council in that regard in relation to the Fourth Geneva Convention, recalled that those settlements had been established in breach of international law. After considering certain fears expressed to it that the route of the wall would prejudge the future frontier between Israel and Palestine, the Court observed that the construction of the wall and its associated régime created a “fait accompli” on the ground that could well become permanent, and hence tantamount to a de facto annexation. Noting further that the route chosen for the wall gave expression in loco to the illegal measures taken by Israel with regard to Jerusalem and the settlements and entailed further alterations to the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, the Court concluded that the construction of the wall, along with measures taken previously, severely impeded the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination and was thus a breach of Israel’s obligation to respect that right.
The Court then went on to consider the impact of the construction of the wall on the daily life of the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory, finding that the construction of the wall and its associated régime were contrary to the relevant provisions of the Hague Regulations of 1907 and of the Fourth Geneva Convention and that they impeded the liberty of movement of the inhabitants of the territory as guaranteed by the International Covenant on Civil and Political Rights, as well as their exercise of the right to work, to health, to education and to an adequate standard of living as proclaimed in the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights and in the Convention on the Rights of the Child. The Court further found that, coupled with the establishment of settlements, the construction of the wall and its associated régime were tending to alter the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, thereby contravening the Fourth Geneva Convention and the relevant Security Council resolutions. The Court then considered the qualifying clauses or provisions for derogation contained in certain humanitarian law and human rights instruments, which might be invoked inter alia where military exigencies or the needs of national security or public order so required. The Court found that such clauses were not applicable in the present case, stating that it was not convinced that the specific course Israel had chosen for the wall was necessary to attain its security objectives, and that accordingly the construction of the wall constituted a breach by Israel of certain of its obligations under humanitarian and human rights law. Lastly, the Court concluded that Israel could not rely on a right of self-defence or on a state of necessity in order to preclude the wrongfulness of the construction of the wall, and that such construction and its associated régime were accordingly contrary to international law.
The Court went on to consider the consequences of these violations, recalling Israel’s obligation to respect the right of the Palestinian people to self-determination and its obligations under humanitarian and human rights law. The Court stated that Israel must put an immediate end to the violation of its international obligations by ceasing the works of construction of the wall and dismantling those parts of that structure situated within Occupied Palestinian Territory and repealing or rendering ineffective all legislative and regulatory acts adopted with a view to construction of the wall and establishment of its associated régime. The Court further made it clear that Israel must make reparation for all damage suffered by all natural or legal persons affected by the wall’s construction. As regards the legal consequences for other States, the Court held that all States were under an obligation not to recognize the illegal situation resulting from the construction of the wall and not to render aid or assistance in maintaining the situation created by such construction. It further stated that it was for all States, while respecting the United Nations Charter and international law, to see to it that any impediment, resulting from the construction of the wall, to the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination be brought to an end. In addition, the Court pointed out that all States parties to the Fourth Geneva Convention were under an obligation, while respecting the Charter and international law, to ensure compliance by Israel with international humanitarian law as embodied in that Convention. Finally, in regard to the United Nations, and especially the General Assembly and the Security Council, the Court indicated that they should consider what further action was required to bring to an end the illegal situation in question, taking due account of the present Advisory Opinion.
The Court concluded by observing that the construction of the wall must be placed in a more general context, noting the obligation on Israel and Palestine to comply with international humanitarian law, as well as the need for implementation in good faith of all relevant Security Council resolutions, and drawing the attention of the General Assembly to the need for efforts to be encouraged with a view to achieving a negotiated solution to the outstanding problems on the basis of international law and the establishment of a Palestinian State.
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
De Vierde Conventie van Genève bevat bovendien het beroemde verbod op het koloniseren van bezet gebied waarop de internationale gemeenschap − Nederland inbegrepen − zich in haar veroordelingen van Israëls nederzettingenbeleid baseert. Artikel 49 van de Conventie eindigt met het gebod:”
The Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies.
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION PROTECTIVE EDGE
INTERNATIONALOPERATION CAST LEAD: 22 DAYS OF DEATH AND DESTRUCTION2009
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
BTSELEM.ORGTHE MILITARY COURTS11 NOVEMBER 2017 https://www.btselem.org/index. php/military_courts ”A new report published by the Association for Civil Rights in Israel (ACRI) outlines the nature of the legal regime currently operating in the West Bank. Two systems of law are applied in a single territory: one – a civilian legal system for Israeli citizens, and a second – a military court system for Palestinian residents. The result: institutionalized discrimination.” ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK24 NOVEMBER 2014 http://www.acri.org.il/en/2014 /11/24/twosysreport/ REPORT14 OCTOBER 2014ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK http://www.acri.org.il/en/wp-c ontent/uploads/2015/02/Two-Sys tems-of-Law-English-FINAL.pdf
More than six months have passed since the “Great March of Return” protests started in the Gaza Strip on 30 March.
Their calls for Israeli authorities to lift their 11-year illegal blockade on Gaza and to allow Palestinian refugees to return to their villages and towns have not been met.”
”104 Palestinian civilians, including 43 children, a woman and a paramedic, were shot and injured by Israeli occupation forces’ (IOF) fire against peaceful protestors at the 82nd Great March of Return (GMR), this Friday, 08 November 2019.” PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[15]
”Since the outbreak of GMR on 30 March 2018, PCHR documented 214 civilian killings by IOF, including 46 children, 2 women, 9 persons with disabilities, 4 paramedics and 2 journalists.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[16]
”On 3 Nov. 2019, at about 11:30 A.M., soldiers detained ‘Abd a-Razeq Idris, 13, from the Abu Jales neighborhood. They put him and a jeep, blindfolded him and drove him around. They then took him to al-Harika neighborhood, about a kilometer from his home, where they took him out of the jeep and walked him, blindfolded, through the streets….”
”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.”
”Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.” ARTICLE 2, EURO MEDITERRIAN AGREEMENTESTABLISHING AN ASSOCIATION BETWEEN THEEUROPEAN COMMUNITIES AND THEIR MEMBER STATES OF THEONE PART, AND THE STATE OF ISRAEL, OF THE OTHER PART https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/association_agreement_israel-eu_2000.pdf
[22]
ZIE VOOR ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN, NOOT 6
[23]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
President Trump zal in de loop van de dag bekendmaken dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als de hoofdstad van Israël. Dat hebben medewerkers van de president laten weten.
Ook zal hij de verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in gang zetten. Trump heeft geen datum genoemd, maar volgens zijn staf kan het hele proces drie tot vier jaar duren. Er is nog geen geschikt gebouw en ook moet beveiligde huisvesting geregeld worden voor de diplomaten.
Op 1 december is de deadline verstreken waarop Trump zijn handtekening had moeten zetten onder een document dat uitstel van de verhuizing bevestigt. Dat hebben alle presidenten voor hem, ieder half jaar ook gedaan, sinds in 1995 in de wet werd vastgelegd dat de ambassade moest verhuizen naar Jeruzalem. Maar voorwaarde voor die verhuizing is dat vredesbesprekingen leiden tot een blijvende oplossing voor de status van Jeruzalem.
Verkiezingsbelofte
Volgens het Witte Huis komt Trump met het besluit een verkiezingsbelofte na en is het niet zijn bedoeling om de uitkomst van besprekingen over de uiteindelijke status van Jeruzalem of het vredesproces te beïnvloeden. Volgens Trump is Jeruzalem nu eenmaal de zetel van de Israëlische regering en het centrum van het joodse geloof en de facto al de hoofdstad.
De erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël staat haaks op het beleid van Trumps voorgangers. Die vonden dat een gewijzigde status van Jeruzalem alleen tot stand kon komen na onderhandelingen met de Palestijnen, die Oost-Jeruzalem als hoofdstad van hun toekomstige staat willen.
Gevaarlijke gevolgen
De afgelopen dag belde Trump met verschillende leiders in het Midden-Oosten om zijn beslissing kenbaar te maken. Dat leidde tot woedende reacties in de Arabische wereld. De Palestijnse president Abbas waarschuwde Trump voor “gevaarlijke gevolgen” en belde vervolgens andere wereldleiders. Hij riep hun hulp in om Trump op andere gedachten te brengen.
Ook andere Arabische leiders wezen op gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid in de regio. EU-buitenlandcoördinator Mogherini zei dat elke actie die een tweestatenoplossing ondermijnt, voorkomen moet worden.
De enige die geen verklaring uitbracht na de belronde van Trump was de Israëlische premier Netanyahu. Israël juicht het besluit toe. Geen enkel ander land heeft een ambassade in Jeruzalem. Wel zijn er consulaten.Niet iedereen in de regering-Trump steunt de zet. Minister Tillerson van Buitenlandse Zaken en minister Mattis van Defensie zijn ertegen.
Reaffirming again that the acquisition of territory by force is inadmissible,
Deeply concerned over the enactment of a “basic law” in the Israeli Knesset proclaiming a change in the character and status of the Holy City of Jerusalem, with its implications for peace and security,
Noting that Israel has not complied with resolution 476 (1980),
Reaffirming its determination to examine practical ways and means, in accordance with the relevant provisions of the Charter of the United Nations, to secure the full implementation of its resolution 476 (1980), in the event of non-compliance by Israel,
1. Censures in the strongest terms the enactment by Israel of the “basic law” on Jerusalem and the refusal to comply with relevant Security Council resolutions;
2. Affirms that the enactment of the “basic law” by Israel constitutes a violation of international law and does not affect the continued application of the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War, of 12 August 1949, in the Palestinian and other Arab territories occupied since June 1967, including Jerusalem;
3. Determines that all legislative and administrative measures and actions taken by Israel, the occupying Power, which have altered or purport to alter the character and status of the Holy City of Jerusalem, and in particular the recent “basic law” on Jerusalem, are null and void and must be rescinded forthwith;
4. Affirms also that this action constitutes a serious obstruction to achieving a comprehensive, just and lasting peace in the Middle East;
5. Decides not to recognize the “basic law” and such other actions by Israel that, as a result of this law, seek to alter the character and status of Jerusalem and calls upon:
(a) All Member States to accept this decision;
(b) Those States that have established diplomatic missions at Jerusalem to withdraw such missions from the Holy City;
De Verenigde Staten beschouwen Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met het internationaal recht. Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo heeft de koerswijziging bekendgemaakt.
De stap volgt in een reeks pro-Israëlische beslissingen van de regering van president Trump. Eerder besloot de Amerikaanse president om Jeruzalem te erkennen als de ongedeelde hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade erheen te verplaatsen. Daarna heeft hij de financiële steun aan de Palestijnen stopgezet. In maart erkende de president de annexatie van de Golanhoogten, die Israël in 1967 veroverde op Syrië.
Hindernis
De Israëlische premier Netanyahu spreekt zijn waardering uit voor de Amerikaanse stap. Hij noemt het “een belangrijke maatregel die een historische fout corrigeert”. Israël blijft bereid tot vredesonderhandelingen met de Palestijnen, maar zal blijven afwijzen dat sprake is van illegale nederzettingen, aldus Netanyahu.
De Palestijnse president Abbas zegt in reactie dat de VS zijn geloofwaardigheid om een rol te spelen in het vredesproces heeft verloren.
Ook de Palestijnse politica Hanan Ashrawi veroordeelt de Amerikaanse koerswijziging. Volgens haar is het “een nieuwe klap voor het internationale recht, gerechtigheid en vrede”.
De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap achten de nederzettingen volgens internationaal recht illegaal. En dat blijft zo, liet EU-buitenlandchef Mogherini weten in een verklaring.
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor Justitie nog dat levensmiddelen uit Israëlische nederzettingen niet langer het label ‘made in Israel’ mogen dragen.
Tweestatenoplossing
De EU ziet de Israëlische nederzettingen net als internationale organisaties als de Verenigde Naties als een grote hindernis voor een oplossing van het conflict met de Palestijnen. Zij beschouwen de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als essentiële onderdelen van een toekomstige Palestijnse staat.
In de verklaring roept Mogherini Israël op om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen.
In 2016 nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Israël wordt geëist dat het stopt met bouwen in nederzettingen, “een flagrante schending” van het internationaal recht. De VS, onder president Obama, koos toen voor een koerswijziging en blokkeerde de resolutie niet maar onthield zich van stemming. De Amerikaanse VN-ambassadeur van destijds zei dat de nederzettingen een tweestatenoplossing in de weg staan.Israël bezette de gebieden in 1967. Sindsdien groeide het aantal Israëlische kolonisten er tot meer dan 600.000.
Reacties uitgeschakeld voor Rechten Palestijnse kinderen/Brief aan de leden van de Tweede Kamer
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
VOORAF Beste lezers, Gezien de systematische en voortdurende schendingen van de rechten vanPalestijnse kinderen in de door Israel bezette Palestijnse gebieden ben ik maar weer eens in de pen geklommen en heb ik de leden van de Tweede Kamer aangeschreven, met uitzondering van de fascistische partijen PVV en het Forum voor Democratie en de Staatkundig Gereformeerde Partij. Reden waarom ik de SGP niet heb aangeschreven?Vanwege hun fanatieke pro Israel standpunt, hetgeen nog weer eens bleek bij mijn correspondentie met deze partij over de vrijlating van Ahed Tamimi, een Palestijnse tiener, die door het Israelische leger was gearresteerd
VOOR/TEGENSTEMMERS VAN DE MOTIE KARABULUT CS OVER VRIJLATING VAN AHED TAMIMI Hoewel ik brieven van ongeveer gelijke strekking heb gestuurd aan alle andere politieke partijen, heb ik een iets andere formulering gekozen voor de partijen, die destijds voor de motie ivm vrijlating van Ahed Tamimi hebben gestemd, de zogenaamde motie Karabulut cs [ingediend door de SP, PvdA en Groen Links] en degenen, die tegenstemmers waren. Voorstemmers: SPPvdAGroen LinksDenkPartij voor de Dieren50 PLUS Tegenstemmers: VVDCDAD’66CUSGP PVVFvD https://rightsforum.org/nieuws/cda-en-d66-draaien-motie-steun-aan-ahed-al-tamimi-nek-om/
Hieronder een exemplaar van de brief, zoals gegaan naar de initiatiefnemers van de motie Karabulut [Tweede Kamerlid SP] c.s. de SP, Groen Links en de PvdA.Ik neem als exemplaar de brief aan de SP. De andere aangeschreven partijen zijn ondergebracht aan brieven aan de tegenstemmers van de motie Karabulut en de voorstemmers, behalve dan de initiatiefnemers.
Zie dus hieronder de brief aan initiatiefnemer van de motie Kaarbulut, de SP
Astrid Essed
AANDE TWEEDE KAMERLEDEN VAN SP Onderwerp: Systematische en voortdurende mensenrechtenschendingentegen Palestijnse kinderen
Addendum:Een vergelijkbare brief is verstuurd aan uw collegae in de Tweede Kamer, waarbij inhoudelijk een licht verschil is gemaakt tussen de voorstemmers van de motie Karabulut inzake Ahed Tamimi en de tegenstemmers Geachte dames en heren, Hoe veel doden moeten er nog onder Palestijnse kinderen vallen, hoeveel vernederingen, hoeveel mishandelingen, voordat u als Tweede Kamerleden effectief in actie komen ? Dit is, dat weet ik vrijwel zeker, de zoveelste brief, die is geschreven, om u erop attent te maken, dat het onrecht tegen Palestijnse kinderen moet stoppen.Hier en nu.En daaraan kan u een belangrijke bijdrage leveren!
Nu weet ik, te uwer verdediging, dat u zich destijds hebt ingezet voor de vrijlating van de Palestijnse tiener Ahed Tamini, waarvoor ook door Amnesty was gepleit. [1]Samen met de PvdA en Groen Links heeft uw partij destijds in een motie ertoe opgeroepen, dat de Nederlandse regering zich moest uitspreken voor de vrijlating van de door het Israelische leger gearresteerde tienermeisje Ahed Tamimi [2], hetgeen helaas is verworpen [tegenstemmers CDA, VVD, PVV, Forum voor Democratie, D’66, de Christen Unie en SGP] [3]Daarvoor dus waardering. Maar dit, waarde dames en heren, is slechts een druppel op een gloeiende plaat en het is -ik zeg dat ronduit- beschamend, dat u niet meer hebt ondernomen om zich in te zetten voor een menswaardige behandeling van Palestijnse kinderen. ISRAELISCHE BEZETTING Laten we vooropstellen, dat de grote Boosdoener hier is de u uiteraard bekend zijnde nu al 52 jaar durende Israelische bezetting van de Palestijnse gebieden de Westelijke Jordaanoever, Oost Jeruzalem en Gaza. [4]Over de onrechtmatigheid, terreur, oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingenvan die bezetting ga ik niet uitwijden.Ik verwijs u, wellicht ten overvloede, o.a. naar de sites van The Rights Forum, de Israelische organisatie Bt’selem. [5] Zaak is dan ook, dat u zich, naar vermogen, inzet voor de beeindiging van deze bezetting, die oorlogsmisdaden, illegale nederzettingen, de bouw van een illegale Muur [6] en misdaden tegen Palestijnse kinderen heeft voortgebracht. ONRECHT AAN PALESTIJNSE KINDEREN: Maar laten we het nu eens hebben over het onrecht aan Palestijnse kinderen, die -en dat heeft een bittere smaak – extra kwetsbaar zijn door deze jarenlange bezetting. MILITAIRE RECHTBANKEN Zo zijn er de zogenaamde ”militaire rechtbanken”, waarvoor jongeren [minderjarige kinderen] sowieso niet zouden mogen verschijnen. [7]Zo’n rechtbank heeft, by the way, ook genoemde Ahed Tamimi veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf. [8]Ik citeer de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem:”Every year, hundreds of Palestinian minors undergo the same scenario. Israeli security forces pick them up on the street or at home in the middle of the night, then handcuff and blindfold them and transport them to interrogation, often subjecting them to violence en route. Exhausted and scared – some having spent a long time in transit, some having been roused from sleep, some having had nothing to eat or drink for hours – the minors are then interrogated. They are completely alone in there, cut off from the world, without any adult they know and trust by their side, and without having been given a chance to consult with a lawyer before the interrogation. The interrogation itself often involves threats, yelling, verbal abuse and sometimes physical violence. Its sole purpose is to get the minors to confess or provide information about others.” [9]Moet ik doorgaan?Dit is beestachtig, nietwaar dames en heren!In de eerste plaats hoort een Militaire Rechtbank sowieso geen burgers te berechten.In de tweede plaats is het discriminatoir, want die militaire rechtbanken zijn alleen voor Palestijnen in bezet gebied en niet voor Israelische burgers.[10]In de derde plaats is het hierboven beschrevene, wat kinderen is aangedaan en dagelijks in bezet gebied gebeurt, zowel in strijd met het Anti Folterverdrag als, misschien nog belangrijker, het Kinderrechtenverdrag! [11] DODELIJKE PALESTIJNSE SLACHTOFFERS/KINDEREN Dan de vele keren [onder noot 12 slechts enkele voorbeelden], waarbij Palestijnse kinderen het slachtoffer zijn geworden van door Israelische bezettingssoldaten veroorzaakten dodelijke schietincidenten. [12]Eigenlijk is het woord ”incident” misplaatst, omdat het systematisch en structureel gebeurt.Op zijn oud vaderlands gezegd:Het is schering en inslag!Recentelijk in november nog!Bij de Great March of Return in Gaza[13] op 8 november jongstleden, tijdens een vreedzame demonstratie, werden door Israelische bezettingstroepen 104 Palestijnse burgers neergeschoten en gewond, onder wie 43 kinderen. [14]Mensenrechtenorganisatie Palestinian C enter for Human Rights documenteert sinds het begin van de Great March of Return, in maart 2018, dat er in totaal 214 Palestijnse burgers zijn omgekomen, onder wie 46 kinderen! [15]Moet ik nog duidelijker zijn? Kinderen worden mishandeld bij hun arrestatie, geblinddoekt afgevoerd. zoals een 13 jarige Palestijnse jongen overkwam [16] en zoals de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem schrijft”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.” [17] Voeg daarbij nog:Slechte behandeling in de gevangenissen, harde gevangenisomstandigheden, geen of zelden toestemming aan de ouders om op bezoek te komen, geen informatie over de rechten, die zij als gearresteerde hebben……[18] Wat zijn dat voor praktijken?Waarom komt de Nederlandse regering, gehouden aan artikel 90 van de Grondwet, die de Internationale Rechtsorde dient te bevorderen [19],hiertegen niet in actie? Wanneer komen u, SP Tweede Kamerleden, hiertegen in actie?Hoe lang gaat u nog toestaan, dat de Israelische bezettingsstaat, die lak heeft aan de Internationale Rechtsorde [20], hiermee wegkomt? ÉPILOOG MIJN EISEN AAN U: Ja, dat heeft u goed gelezen:Ik stel EISEN in dit verband! En mijn eisen zijn: Dat u er bij de Nederlandse regering op aandringt, zich uit te spreken tegen de mensonwaardige behandeling van Palestijnse kinderen.Dat de Nederlandse regering zich er hard voor maakt, dat deze kinderen behandeld worden conform de principes van het Internationaal Recht, en dan in het byzonder het Kinderrechtenverdrag.Het is niet zo moeilijk om daar, naar Israel toe, handvaten voor te vinden:Er kan, van de kant van de Nederlandse regering, gedreigd worden met inzet voor opschorting/beeindiging van het Associatieaccoordmet Israel, dat immers een mensenrechtenclausule heeft. [21] Naast uw wending tot de Nederlandse regering dring ik er bij u opaan, dat u op alle andere mogelijkheden, die u als parlementariers ter beschikking staan [bijvoorbeeld in EU verband], zich aanwendt, er zorg voor te dragen, dat Palestijnse kinderen worden behandeld conform hun rechten, als vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag.
Maar de belangrijkste eis die ik formuleer ismijn Opdracht aan u, zich KEIhard te maken enmiddels alle politieke middelen die u ter beschikking staan,in te zetten voor de beeindiging van de Israelischebezetting en niet in fases, zoals altijd ontwijkend wordt voorgesteld, maar in een ruk, definitief en onvoorwaardelijk.Dat betekent dan ook de beeindiging van de meest bittere vrucht van die bezetting, de in bezet gebied gebouwde illegale nederzettingen [ALLE nederzettingen zijn illegaal volgens het Internationaal Recht, zoals u weet [22]]
Alleen dan kan aan het onrecht van het Midden Oosten conflict een einde worden gemaakt. Wegkijken heeft geen zin, want u wordt hier wel degelijkpolitiek en moreel op afgerekend!Laat zien, dat u de Internationale Rechtsorde, die u alsvolksvertegenwoordiger van Nederland hoort te bevorderen [23],ook werkelijk serieus neemt. En verschuil u niet achter president Donald Trump’s anti Internationaal Recht strapatzen! [24] Hij blijft niet eeuwig aan de macht en het wordt hoog tijd, dat de EU een rechtvaardige Midden-Oostenpolitiek gaat voeren, onafhankelijk van de de VS! U, Tweede Kamerleden van de SP, bent zelf verantwoordelijk.De Nederlandse regering is zelf verantwoordelijk!
Een militaire rechtbank in Israël heeft de Palestijnse jongerenactivist Ahed Tamimi veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie jaar. Amnesty beschouwt de straf als een poging om mensen te intimideren die zich durven uit te spreken over de Israëlische bezetting van Palestijns gebieden.
De 17-jarige Ahed Tamimi wordt onder meer beschuldigd van mishandeling nadat op Facebook een video opdook. Daarop is te zien dat ze op 15 december 2017 twee Israëlische militairen slaat en schopt. Dat gebeurde nadat ze had gehoord dat haar neefje gewond was geraakt doordat een Israëlische soldaat hem van dichtbij een rubberkogel tegen het hoofd had geschoten.
Israël schendt Kinderrechtenverdrag
Volgens het Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Israël partij bij is, mogen kinderen alleen gearresteerd en gevangengezet worden als uiterste middel en zo kort mogelijk. Niets wat Tamimi heeft gedaan, rechtvaardigt haar voortdurende detentie. Amnesty roept op haar onmiddellijk vrij te laten.
Elk jaar worden honderden Palestijnse kinderen vervolgd door Israëlische militaire rechtbanken voor jongeren. De rechten van de gearresteerde jongeren worden systematisch geschonden. Ook worden zij mishandeld.
[2]
PARLEMENTAIRE MONITOR
MOTIE KARABULUT C.S. OVER DE VRIJLATING VAN AHED TAMIMI-RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN
TEKST
1.
Tekst
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821 MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
ORIGINEEL BERICHT
21 501-02Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
[3]
RIGHTS FORUM
CDA EN D’66 DRAAIEN MOTIE VOOR STEUN AAN AHED AL TAMIMI DE NEK OM
De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Stemverhouding van de motie die de regering verzocht zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. De motie werd afgestemd.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De zaak Ahed al-Tamimi
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
Geen ideologie, maar recht
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Motivatie van CDA en D66
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.
[4]12. Is Israël nog steeds een bezettende macht na de terugtrekking uit de Gazastrook en is het nog gebonden aan de Vierde Conventie van Genève? Ja, Israël blijft volgens het internationaal humanitair recht ook na de terugtrekking een bezettende macht . Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen.´´VRAAG EN ANTWOORD BRIGITTE HERREMANS ISRAEL´S TERUGTREKKINGSPLAN UIT DE GAZASTROOK http://www.politics.be/ duiding/596/#12 HUMAN RIGHTS WATCHISRAEL: ”DISENGAGEMENT” WILL NOT ENDGAZA OCCUPATION28 OCTOBER 2004 https://www.hrw.org/news/2004/ 10/28/israel-disengagement-wil l-not-end-gaza-occupation
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICELEGAL CONSEQUENCES OF THE CONSTRUCTION OF A WALL IN THE OCCUPIED PALESTINIAN TERRITORY https://www.icj-cij.org/en/case/131
OVERVIEW OF THE CASE
By resolution ES-10/14, adopted on 8 December 2003 at its Tenth Emergency Special Session, the General Assembly decided to request the Court for an advisory opinion on the following question :
“What are the legal consequences arising from the construction of the wall being built by Israel, the occupying Power, in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, as described in the Report of the Secretary-General, considering the rules and principles of international law, including the Fourth Geneva Convention of 1949, and relevant Security Council and General Assembly resolutions ?”
The resolution requested the Court to render its opinion “urgently”. The Court decided that all States entitled to appear before it, as well as Palestine, the United Nations and subsequently, at their request, the League of Arab States and the Organization of the Islamic Conference, were likely to be able to furnish information on the question in accordance with Article 66, paragraphs 2 and 3, of the Statute. Written statements were submitted by 45 States and four international organizations, including the European Union. At the oral proceedings, which were held from 23 to 25 February 2004, 12 States, Palestine and two international organizations made oral submissions. The Court rendered its Advisory Opinion on 9 July 2004.
The Court began by finding that the General Assembly, which had requested the advisory opinion, was authorized to do so under Article 96, paragraph 1, of the Charter. It further found that the question asked of it fell within the competence of the General Assembly pursuant to Articles 10, paragraph 2, and 11 of the Charter. Moreover, in requesting an opinion of the Court, the General Assembly had not exceeded its competence, as qualified by Article 12, paragraph 1, of the Charter, which provides that while the Security Council is exercising its functions in respect of any dispute or situation the Assembly must not make any recommendation with regard thereto unless the Security Council so requests. The Court further observed that the General Assembly had adopted resolution ES-10/14 during its Tenth Emergency Special Session, convened pursuant to resolution 377 A (V), whereby, in the event that the Security Council has failed to exercise its primary responsibility for the maintenance of international peace and security, the General Assembly may consider the matter immediately with a view to making recommendations to Member States. Rejecting a number of procedural objections, the Court found that the conditions laid down by that resolution had been met when the Tenth Emergency Special Session was convened, and in particular when the General Assembly decided to request the opinion, as the Security Council had at that time been unable to adopt a resolution concerning the construction of the wall as a result of the negative vote of a permanent member. Lastly, the Court rejected the argument that an opinion could not be given in the present case on the ground that the question posed was not a legal one, or that it was of an abstract or political nature.
Having established its jurisdiction, the Court then considered the propriety of giving the requested opinion. It recalled that lack of consent by a State to its contentious jurisdiction had no bearing on its advisory jurisdiction, and that the giving of an opinion in the present case would not have the effect of circumventing the principle of consent to judicial settlement, since the subject-matter of the request was located in a much broader frame of reference than that of the bilateral dispute between Israel and Palestine, and was of direct concern to the United Nations. Nor did the Court accept the contention that it should decline to give the advisory opinion requested because its opinion could impede a political, negotiated settlement to the Israeli-Palestinian conflict. It further found that it had before it sufficient information and evidence to enable it to give its opinion, and empha- sized that it was for the General Assembly to assess the opinion’s usefulness. The Court accordingly concluded that there was no compelling reason precluding it from giving the requested opinion.
Turning to the question of the legality under international law of the construction of the wall by Israel in the Occupied Palestinian Territory, the Court first determined the rules and principles of international law relevant to the question posed by the General Assembly. After recalling the customary principles laid down in Article 2, paragraph 4, of the United Nations Charter and in General Assembly resolution 2625 (XXV), which prohibit the threat or use of force and emphasize the illegality of any territorial acquisition by such means, the Court further cited the principle of self-determination of peoples, as enshrined in the Charter and reaffirmed by resolution 2625 (XXV). In relation to international humanitarian law, the Court then referred to the provisions of the Hague Regulations of 1907, which it found to have become part of customary law, as well as to the Fourth Geneva Convention of 1949, holding that these were applicable in those Palestinian territories which, before the armed conflict of 1967, lay to the east of the 1949 Armistice demarcation line (or “Green Line”) and were occupied by Israel during that conflict. The Court further established that certain human rights instruments (International Covenant on Civil and Political Rights, International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, United Nations Convention on the Rights of the Child) were applicable in the Occupied Palestinian Territory.
The Court then sought to ascertain whether the construction of the wall had violated the above-mentioned rules and principles. Noting that the route of the wall encompassed some 80 per cent of the settlers living in the Occupied Palestinian Territory, the Court, citing statements by the Security Council in that regard in relation to the Fourth Geneva Convention, recalled that those settlements had been established in breach of international law. After considering certain fears expressed to it that the route of the wall would prejudge the future frontier between Israel and Palestine, the Court observed that the construction of the wall and its associated régime created a “fait accompli” on the ground that could well become permanent, and hence tantamount to a de facto annexation. Noting further that the route chosen for the wall gave expression in loco to the illegal measures taken by Israel with regard to Jerusalem and the settlements and entailed further alterations to the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, the Court concluded that the construction of the wall, along with measures taken previously, severely impeded the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination and was thus a breach of Israel’s obligation to respect that right.
The Court then went on to consider the impact of the construction of the wall on the daily life of the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory, finding that the construction of the wall and its associated régime were contrary to the relevant provisions of the Hague Regulations of 1907 and of the Fourth Geneva Convention and that they impeded the liberty of movement of the inhabitants of the territory as guaranteed by the International Covenant on Civil and Political Rights, as well as their exercise of the right to work, to health, to education and to an adequate standard of living as proclaimed in the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights and in the Convention on the Rights of the Child. The Court further found that, coupled with the establishment of settlements, the construction of the wall and its associated régime were tending to alter the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, thereby contravening the Fourth Geneva Convention and the relevant Security Council resolutions. The Court then considered the qualifying clauses or provisions for derogation contained in certain humanitarian law and human rights instruments, which might be invoked inter alia where military exigencies or the needs of national security or public order so required. The Court found that such clauses were not applicable in the present case, stating that it was not convinced that the specific course Israel had chosen for the wall was necessary to attain its security objectives, and that accordingly the construction of the wall constituted a breach by Israel of certain of its obligations under humanitarian and human rights law. Lastly, the Court concluded that Israel could not rely on a right of self-defence or on a state of necessity in order to preclude the wrongfulness of the construction of the wall, and that such construction and its associated régime were accordingly contrary to international law.
The Court went on to consider the consequences of these violations, recalling Israel’s obligation to respect the right of the Palestinian people to self-determination and its obligations under humanitarian and human rights law. The Court stated that Israel must put an immediate end to the violation of its international obligations by ceasing the works of construction of the wall and dismantling those parts of that structure situated within Occupied Palestinian Territory and repealing or rendering ineffective all legislative and regulatory acts adopted with a view to construction of the wall and establishment of its associated régime. The Court further made it clear that Israel must make reparation for all damage suffered by all natural or legal persons affected by the wall’s construction. As regards the legal consequences for other States, the Court held that all States were under an obligation not to recognize the illegal situation resulting from the construction of the wall and not to render aid or assistance in maintaining the situation created by such construction. It further stated that it was for all States, while respecting the United Nations Charter and international law, to see to it that any impediment, resulting from the construction of the wall, to the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination be brought to an end. In addition, the Court pointed out that all States parties to the Fourth Geneva Convention were under an obligation, while respecting the Charter and international law, to ensure compliance by Israel with international humanitarian law as embodied in that Convention. Finally, in regard to the United Nations, and especially the General Assembly and the Security Council, the Court indicated that they should consider what further action was required to bring to an end the illegal situation in question, taking due account of the present Advisory Opinion.
The Court concluded by observing that the construction of the wall must be placed in a more general context, noting the obligation on Israel and Palestine to comply with international humanitarian law, as well as the need for implementation in good faith of all relevant Security Council resolutions, and drawing the attention of the General Assembly to the need for efforts to be encouraged with a view to achieving a negotiated solution to the outstanding problems on the basis of international law and the establishment of a Palestinian State.
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
De Vierde Conventie van Genève bevat bovendien het beroemde verbod op het koloniseren van bezet gebied waarop de internationale gemeenschap − Nederland inbegrepen − zich in haar veroordelingen van Israëls nederzettingenbeleid baseert. Artikel 49 van de Conventie eindigt met het gebod:”
The Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies.
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION PROTECTIVE EDGE
INTERNATIONALOPERATION CAST LEAD: 22 DAYS OF DEATH AND DESTRUCTION2009
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
BTSELEM.ORGTHE MILITARY COURTS11 NOVEMBER 2017 https://www.btselem.org/index. php/military_courts ”A new report published by the Association for Civil Rights in Israel (ACRI) outlines the nature of the legal regime currently operating in the West Bank. Two systems of law are applied in a single territory: one – a civilian legal system for Israeli citizens, and a second – a military court system for Palestinian residents. The result: institutionalized discrimination.” ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK24 NOVEMBER 2014 http://www.acri.org.il/en/2014 /11/24/twosysreport/ REPORT14 OCTOBER 2014ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK http://www.acri.org.il/en/wp-c ontent/uploads/2015/02/Two-Sys tems-of-Law-English-FINAL.pdf
More than six months have passed since the “Great March of Return” protests started in the Gaza Strip on 30 March.
Their calls for Israeli authorities to lift their 11-year illegal blockade on Gaza and to allow Palestinian refugees to return to their villages and towns have not been met.”
”104 Palestinian civilians, including 43 children, a woman and a paramedic, were shot and injured by Israeli occupation forces’ (IOF) fire against peaceful protestors at the 82nd Great March of Return (GMR), this Friday, 08 November 2019.” PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[15]
”Since the outbreak of GMR on 30 March 2018, PCHR documented 214 civilian killings by IOF, including 46 children, 2 women, 9 persons with disabilities, 4 paramedics and 2 journalists.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[16]
”On 3 Nov. 2019, at about 11:30 A.M., soldiers detained ‘Abd a-Razeq Idris, 13, from the Abu Jales neighborhood. They put him and a jeep, blindfolded him and drove him around. They then took him to al-Harika neighborhood, about a kilometer from his home, where they took him out of the jeep and walked him, blindfolded, through the streets….”
”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.”
”Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.” ARTICLE 2, EURO MEDITERRIAN AGREEMENTESTABLISHING AN ASSOCIATION BETWEEN THEEUROPEAN COMMUNITIES AND THEIR MEMBER STATES OF THEONE PART, AND THE STATE OF ISRAEL, OF THE OTHER PART https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/association_agreement_israel-eu_2000.pdf
[22]
ZIE VOOR ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN, NOOT 6
[23]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
President Trump zal in de loop van de dag bekendmaken dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als de hoofdstad van Israël. Dat hebben medewerkers van de president laten weten.
Ook zal hij de verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in gang zetten. Trump heeft geen datum genoemd, maar volgens zijn staf kan het hele proces drie tot vier jaar duren. Er is nog geen geschikt gebouw en ook moet beveiligde huisvesting geregeld worden voor de diplomaten.
Op 1 december is de deadline verstreken waarop Trump zijn handtekening had moeten zetten onder een document dat uitstel van de verhuizing bevestigt. Dat hebben alle presidenten voor hem, ieder half jaar ook gedaan, sinds in 1995 in de wet werd vastgelegd dat de ambassade moest verhuizen naar Jeruzalem. Maar voorwaarde voor die verhuizing is dat vredesbesprekingen leiden tot een blijvende oplossing voor de status van Jeruzalem.
Verkiezingsbelofte
Volgens het Witte Huis komt Trump met het besluit een verkiezingsbelofte na en is het niet zijn bedoeling om de uitkomst van besprekingen over de uiteindelijke status van Jeruzalem of het vredesproces te beïnvloeden. Volgens Trump is Jeruzalem nu eenmaal de zetel van de Israëlische regering en het centrum van het joodse geloof en de facto al de hoofdstad.
De erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël staat haaks op het beleid van Trumps voorgangers. Die vonden dat een gewijzigde status van Jeruzalem alleen tot stand kon komen na onderhandelingen met de Palestijnen, die Oost-Jeruzalem als hoofdstad van hun toekomstige staat willen.
Gevaarlijke gevolgen
De afgelopen dag belde Trump met verschillende leiders in het Midden-Oosten om zijn beslissing kenbaar te maken. Dat leidde tot woedende reacties in de Arabische wereld. De Palestijnse president Abbas waarschuwde Trump voor “gevaarlijke gevolgen” en belde vervolgens andere wereldleiders. Hij riep hun hulp in om Trump op andere gedachten te brengen.
Ook andere Arabische leiders wezen op gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid in de regio. EU-buitenlandcoördinator Mogherini zei dat elke actie die een tweestatenoplossing ondermijnt, voorkomen moet worden.
De enige die geen verklaring uitbracht na de belronde van Trump was de Israëlische premier Netanyahu. Israël juicht het besluit toe. Geen enkel ander land heeft een ambassade in Jeruzalem. Wel zijn er consulaten.Niet iedereen in de regering-Trump steunt de zet. Minister Tillerson van Buitenlandse Zaken en minister Mattis van Defensie zijn ertegen.
Reaffirming again that the acquisition of territory by force is inadmissible,
Deeply concerned over the enactment of a “basic law” in the Israeli Knesset proclaiming a change in the character and status of the Holy City of Jerusalem, with its implications for peace and security,
Noting that Israel has not complied with resolution 476 (1980),
Reaffirming its determination to examine practical ways and means, in accordance with the relevant provisions of the Charter of the United Nations, to secure the full implementation of its resolution 476 (1980), in the event of non-compliance by Israel,
1. Censures in the strongest terms the enactment by Israel of the “basic law” on Jerusalem and the refusal to comply with relevant Security Council resolutions;
2. Affirms that the enactment of the “basic law” by Israel constitutes a violation of international law and does not affect the continued application of the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War, of 12 August 1949, in the Palestinian and other Arab territories occupied since June 1967, including Jerusalem;
3. Determines that all legislative and administrative measures and actions taken by Israel, the occupying Power, which have altered or purport to alter the character and status of the Holy City of Jerusalem, and in particular the recent “basic law” on Jerusalem, are null and void and must be rescinded forthwith;
4. Affirms also that this action constitutes a serious obstruction to achieving a comprehensive, just and lasting peace in the Middle East;
5. Decides not to recognize the “basic law” and such other actions by Israel that, as a result of this law, seek to alter the character and status of Jerusalem and calls upon:
(a) All Member States to accept this decision;
(b) Those States that have established diplomatic missions at Jerusalem to withdraw such missions from the Holy City;
De Verenigde Staten beschouwen Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met het internationaal recht. Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo heeft de koerswijziging bekendgemaakt.
De stap volgt in een reeks pro-Israëlische beslissingen van de regering van president Trump. Eerder besloot de Amerikaanse president om Jeruzalem te erkennen als de ongedeelde hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade erheen te verplaatsen. Daarna heeft hij de financiële steun aan de Palestijnen stopgezet. In maart erkende de president de annexatie van de Golanhoogten, die Israël in 1967 veroverde op Syrië.
Hindernis
De Israëlische premier Netanyahu spreekt zijn waardering uit voor de Amerikaanse stap. Hij noemt het “een belangrijke maatregel die een historische fout corrigeert”. Israël blijft bereid tot vredesonderhandelingen met de Palestijnen, maar zal blijven afwijzen dat sprake is van illegale nederzettingen, aldus Netanyahu.
De Palestijnse president Abbas zegt in reactie dat de VS zijn geloofwaardigheid om een rol te spelen in het vredesproces heeft verloren.
Ook de Palestijnse politica Hanan Ashrawi veroordeelt de Amerikaanse koerswijziging. Volgens haar is het “een nieuwe klap voor het internationale recht, gerechtigheid en vrede”.
De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap achten de nederzettingen volgens internationaal recht illegaal. En dat blijft zo, liet EU-buitenlandchef Mogherini weten in een verklaring.
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor Justitie nog dat levensmiddelen uit Israëlische nederzettingen niet langer het label ‘made in Israel’ mogen dragen.
Tweestatenoplossing
De EU ziet de Israëlische nederzettingen net als internationale organisaties als de Verenigde Naties als een grote hindernis voor een oplossing van het conflict met de Palestijnen. Zij beschouwen de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als essentiële onderdelen van een toekomstige Palestijnse staat.
In de verklaring roept Mogherini Israël op om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen.
In 2016 nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Israël wordt geëist dat het stopt met bouwen in nederzettingen, “een flagrante schending” van het internationaal recht. De VS, onder president Obama, koos toen voor een koerswijziging en blokkeerde de resolutie niet maar onthield zich van stemming. De Amerikaanse VN-ambassadeur van destijds zei dat de nederzettingen een tweestatenoplossing in de weg staan.Israël bezette de gebieden in 1967. Sindsdien groeide het aantal Israëlische kolonisten er tot meer dan 600.000.
Reacties uitgeschakeld voor Rechten Palestijnse kinderen/Brief aan Tweede Kamerleden/Indieners motie tot vrijlating Ahed Tamimi
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
VOORAF Beste lezers, Gezien de systematische en voortdurende schendingen van de rechten vanPalestijnse kinderen in de door Israel bezette Palestijnse gebieden ben ik maar weer eens in de pen geklommen en heb ik de leden van de Tweede Kamer aangeschreven, met uitzondering van de fascistische partijen PVV en het Forum voor Democratie en de Staatkundig Gereformeerde Partij. Reden waarom ik de SGP niet heb aangeschreven?Vanwege hun fanatieke pro Israel standpunt, hetgeen nog weer eens bleek bij mijn correspondentie met deze partij over de vrijlating van Ahed Tamimi, een Palestijnse tiener, die door het Israelische leger was gearresteerd
VOOR/TEGENSTEMMERS VAN DE MOTIE KARABULUT CS OVER VRIJLATING VAN AHED TAMIMI Hoewel ik brieven van ongeveer gelijke strekking heb gestuurd aan alle andere politieke partijen, heb ik een iets andere formulering gekozen voor de partijen, die destijds voor de motie ivm vrijlating van Ahed Tamimi hebben gestemd, de zogenaamde motie Karabulut cs [ingediend door de SP, PvdA en Groen Links] en degenen, die tegenstemmers waren. Voorstemmers: SPPvdAGroen LinksDenkPartij voor de Dieren50 PLUS Tegenstemmers: VVDCDAD’66CUSGP PVVFvD https://rightsforum.org/nieuws/cda-en-d66-draaien-motie-steun-aan-ahed-al-tamimi-nek-om/
Hieronder dus een exemplaar van de brief, zoals gegaan naar de voorstemmers Partij voor de Dieren, 50 PLUS en Denk, hier mijn exemplaar aan de Partij voor de Dieren.Het zal de lezer zijn opgevallen, dat ik de initiatiefnemers van de motie Karabulut, de SP, Groen Links en de PvdA, hier niet heb genoemd:De tekst aan hen wijkt iets af, daarom een volgende, aparte post over de brief aan hen.Ook wil ik toevoegen, dat ik de brief aan Denk iets anders begonnen ben, namelijk met de zin ”U begrijpt, dat deze brief een standaard brief is.Maar toch even vooraf gezegd, dat u zich meer voor Palestina hebt ingezet dan de gemiddelde Kamerleden, waarvoor mijn waardering:” Zie nu hieronder dus mijn brief aan de voorstemmers Partij voor de Dieren, Denk en 50 PLUS, met als exemplaar mijn brief aan de Partij voor de Dieren: EN ZIEHIERInformatie over de systematische schending van de rechten van Palestijnse kinderen
Astrid Essed
BRIEF AAN de Partij voor de Dieren [en aan de andere voorstemmers van de vrijlating van Ahed Tamimi] ”RECHTEN PALESTIJNSE KINDEREN
AANDE TWEEDE KAMERLEDEN VAN DE PARTIJ VOOR DE DIEREN Onderwerp: Systematische en voortdurende mensenrechtenschendingentegen Palestijnse kinderen
Addendum:Een vergelijkbare brief is verstuurd aan uw collegae in de Tweede Kamer, waarbij inhoudelijk een licht verschil is gemaakt tussen de voorstemmers van de motie Karabulut inzake Ahed Tamimi en de tegenstemmers Geachte dames en heren, Hoe veel doden moeten er nog onder Palestijnse kinderen vallen, hoeveel vernederingen, hoeveel mishandelingen, voordat u als Tweede Kamerleden effectief in actie komen ? Dit is, dat weet ik vrijwel zeker, de zoveelste brief, die is geschreven, om u erop attent te maken, dat het onrecht tegen Palestijnse kinderen moet stoppen.Hier en nu.En daaraan kan u een belangrijke bijdrage leveren!
Nu weet ik, te uwer verdediging, dat u zich destijds hebt ingezet voor de vrijlating van de Palestijnse tiener Ahed Tamini, waarvoor ook door Amnesty was gepleit. [1]U hebt namelijk destijds de motie Karabulut c.s. gesteund [2], waarin de Nederlandse regering werd opgeroepen, zich uit te spreken voor de vrijlating van het tieneermeisje Ahed Tamimi, dat was gearresteerd door het Israelische leger. [3]Daarvoor mijn waardering. Maar dit, waarde dames en heren, is slechts een druppel op een gloeiende plaat en het is -ik zeg dat ronduit- beschamend, dat u niet meer hebt ondernomen om zich in te zetten voor een menswaardige behandeling van Palestijnse kinderen. ISRAELISCHE BEZETTING Laten we vooropstellen, dat de grote Boosdoener hier is de u uiteraard bekend zijnde nu al 52 jaar durende Israelische bezetting van de Palestijnse gebieden de Westelijke Jordaanoever, Oost Jeruzalem en Gaza. [4]Over de onrechtmatigheid, terreur, oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingenvan die bezetting ga ik niet uitwijden.Ik verwijs u, wellicht ten overvloede, o.a. naar de sites van The Rights Forum, de Israelische organisatie Bt’selem. [5] Zaak is dan ook, dat u zich, naar vermogen, inzet voor de beeindiging van deze bezetting, die oorlogsmisdaden, illegale nederzettingen, de bouw van een illegale Muur [6] en misdaden tegen Palestijnse kinderen heeft voortgebracht. ONRECHT AAN PALESTIJNSE KINDEREN: Maar laten we het nu eens hebben over het onrecht aan Palestijnse kinderen, die -en dat heeft een bittere smaak – extra kwetsbaar zijn door deze jarenlange bezetting. MILITAIRE RECHTBANKEN Zo zijn er de zogenaamde ”militaire rechtbanken”, waarvoor jongeren [minderjarige kinderen] sowieso niet zouden mogen verschijnen. [7]Zo’n rechtbank heeft, by the way, ook genoemde Ahed Tamimi veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf. [8]Ik citeer de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem:”Every year, hundreds of Palestinian minors undergo the same scenario. Israeli security forces pick them up on the street or at home in the middle of the night, then handcuff and blindfold them and transport them to interrogation, often subjecting them to violence en route. Exhausted and scared – some having spent a long time in transit, some having been roused from sleep, some having had nothing to eat or drink for hours – the minors are then interrogated. They are completely alone in there, cut off from the world, without any adult they know and trust by their side, and without having been given a chance to consult with a lawyer before the interrogation. The interrogation itself often involves threats, yelling, verbal abuse and sometimes physical violence. Its sole purpose is to get the minors to confess or provide information about others.” [9]Moet ik doorgaan?Dit is beestachtig, nietwaar dames en heren!In de eerste plaats hoort een Militaire Rechtbank sowieso geen burgers te berechten.In de tweede plaats is het discriminatoir, want die militaire rechtbanken zijn alleen voor Palestijnen in bezet gebied en niet voor Israelische burgers.[10]In de derde plaats is het hierboven beschrevene, wat kinderen is aangedaan en dagelijks in bezet gebied gebeurt, zowel in strijd met het Anti Folterverdrag als, misschien nog belangrijker, het Kinderrechtenverdrag! [11] DODELIJKE PALESTIJNSE SLACHTOFFERS/KINDEREN Dan de vele keren [onder noot 12 slechts enkele voorbeelden], waarbij Palestijnse kinderen het slachtoffer zijn geworden van door Israelische bezettingssoldaten veroorzaakten dodelijke schietincidenten. [12]Eigenlijk is het woord ”incident” misplaatst, omdat het systematisch en structureel gebeurt.Op zijn oud vaderlands gezegd:Het is schering en inslag!Recentelijk in november nog!Bij de Great March of Return in Gaza[13] op 8 november jongstleden, tijdens een vreedzame demonstratie, werden door Israelische bezettingstroepen 104 Palestijnse burgers neergeschoten en gewond, onder wie 43 kinderen. [14]Mensenrechtenorganisatie Palestinian C enter for Human Rights documenteert sinds het begin van de Great March of Return, in maart 2018, dat er in totaal 214 Palestijnse burgers zijn omgekomen, onder wie 46 kinderen! [15]Moet ik nog duidelijker zijn? Kinderen worden mishandeld bij hun arrestatie, geblinddoekt afgevoerd. zoals een 13 jarige Palestijnse jongen overkwam [16] en zoals de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem schrijft”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.” [17] Voeg daarbij nog:Slechte behandeling in de gevangenissen, harde gevangenisomstandigheden, geen of zelden toestemming aan de ouders om op bezoek te komen, geen informatie over de rechten, die zij als gearresteerde hebben……[18] Wat zijn dat voor praktijken?Waarom komt de Nederlandse regering, gehouden aan artikel 90 van de Grondwet, die de Internationale Rechtsorde dient te bevorderen [19],hiertegen niet in actie? Wanneer komen u, Tweede Kamerleden van de Partij voor de Dieren,, hiertegen in actie?Hoe lang gaat u nog toestaan, dat de Israelische bezettingsstaat, die lak heeft aan de Internationale Rechtsorde [20], hiermee wegkomt? ÉPILOOG MIJN EISEN AAN U: Ja, dat heeft u goed gelezen:Ik stel EISEN in dit verband! En mijn eisen zijn: Dat u er bij de Nederlandse regering op aandringt, zich uit te spreken tegen de mensonwaardige behandeling van Palestijnse kinderen.Dat de Nederlandse regering zich er hard voor maakt, dat deze kinderen behandeld worden conform de principes van het Internationaal Recht, en dan in het byzonder het Kinderrechtenverdrag.Het is niet zo moeilijk om daar, naar Israel toe, handvaten voor te vinden:Er kan, van de kant van de Nederlandse regering, gedreigd worden met inzet voor opschorting/beeindiging van het Associatieaccoordmet Israel, dat immers een mensenrechtenclausule heeft. [21] Naast uw wending tot de Nederlandse regering dring ik er bij u opaan, dat u op alle andere mogelijkheden, die u als parlementariers ter beschikking staan [bijvoorbeeld in EU verband], zich aanwendt, er zorg voor te dragen, dat Palestijnse kinderen worden behandeld conform hun rechten, als vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag.
Maar de belangrijkste eis die ik formuleer ismijn Opdracht aan u, zich KEIhard te maken enmiddels alle politieke middelen die u ter beschikking staan,in te zetten voor de beeindiging van de Israelischebezetting en niet in fases, zoals altijd ontwijkend wordt voorgesteld, maar in een ruk, definitief en onvoorwaardelijk.Dat betekent dan ook de beeindiging van de meest bittere vrucht van die bezetting, de in bezet gebied gebouwde illegale nederzettingen [ALLE nederzettingen zijn illegaal volgens het Internationaal Recht, zoals u weet [22]]
Alleen dan kan aan het onrecht van het Midden Oosten conflict een einde worden gemaakt. Wegkijken heeft geen zin, want u wordt hier wel degelijkpolitiek en moreel op afgerekend!Laat zien, dat u de Internationale Rechtsorde, die u alsvolksvertegenwoordiger van Nederland hoort te bevorderen [23],ook werkelijk serieus neemt. En verschuil u niet achter president Donald Trump’s anti Internationaal Recht strapatzen! [24] Hij blijft niet eeuwig aan de macht en het wordt hoog tijd, dat de EU een rechtvaardige Midden-Oostenpolitiek gaat voeren, onafhankelijk van de de VS! U, Tweede Kamerleden van de Partij voor de Dieren, bent zelf verantwoordelijk.De Nederlandse regering is zelf verantwoordelijk!
Een militaire rechtbank in Israël heeft de Palestijnse jongerenactivist Ahed Tamimi veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie jaar. Amnesty beschouwt de straf als een poging om mensen te intimideren die zich durven uit te spreken over de Israëlische bezetting van Palestijns gebieden.
De 17-jarige Ahed Tamimi wordt onder meer beschuldigd van mishandeling nadat op Facebook een video opdook. Daarop is te zien dat ze op 15 december 2017 twee Israëlische militairen slaat en schopt. Dat gebeurde nadat ze had gehoord dat haar neefje gewond was geraakt doordat een Israëlische soldaat hem van dichtbij een rubberkogel tegen het hoofd had geschoten.
Israël schendt Kinderrechtenverdrag
Volgens het Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Israël partij bij is, mogen kinderen alleen gearresteerd en gevangengezet worden als uiterste middel en zo kort mogelijk. Niets wat Tamimi heeft gedaan, rechtvaardigt haar voortdurende detentie. Amnesty roept op haar onmiddellijk vrij te laten.
Elk jaar worden honderden Palestijnse kinderen vervolgd door Israëlische militaire rechtbanken voor jongeren. De rechten van de gearresteerde jongeren worden systematisch geschonden. Ook worden zij mishandeld.
[2]
PARLEMENTAIRE MONITOR
MOTIE KARABULUT C.S. OVER DE VRIJLATING VAN AHED TAMIMI-RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN
TEKST
1.
Tekst
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821 MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
ORIGINEEL BERICHT
21 501-02Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
[3]
RIGHTS FORUM
CDA EN D’66 DRAAIEN MOTIE VOOR STEUN AAN AHED AL TAMIMI DE NEK OM
De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Stemverhouding van de motie die de regering verzocht zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. De motie werd afgestemd.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De zaak Ahed al-Tamimi
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
Geen ideologie, maar recht
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Motivatie van CDA en D66
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.
[4]12. Is Israël nog steeds een bezettende macht na de terugtrekking uit de Gazastrook en is het nog gebonden aan de Vierde Conventie van Genève? Ja, Israël blijft volgens het internationaal humanitair recht ook na de terugtrekking een bezettende macht . Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen.´´VRAAG EN ANTWOORD BRIGITTE HERREMANS ISRAEL´S TERUGTREKKINGSPLAN UIT DE GAZASTROOK http://www.politics.be/ duiding/596/#12 HUMAN RIGHTS WATCHISRAEL: ”DISENGAGEMENT” WILL NOT ENDGAZA OCCUPATION28 OCTOBER 2004 https://www.hrw.org/news/2004/ 10/28/israel-disengagement-wil l-not-end-gaza-occupation
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICELEGAL CONSEQUENCES OF THE CONSTRUCTION OF A WALL IN THE OCCUPIED PALESTINIAN TERRITORY https://www.icj-cij.org/en/case/131
OVERVIEW OF THE CASE
By resolution ES-10/14, adopted on 8 December 2003 at its Tenth Emergency Special Session, the General Assembly decided to request the Court for an advisory opinion on the following question :
“What are the legal consequences arising from the construction of the wall being built by Israel, the occupying Power, in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, as described in the Report of the Secretary-General, considering the rules and principles of international law, including the Fourth Geneva Convention of 1949, and relevant Security Council and General Assembly resolutions ?”
The resolution requested the Court to render its opinion “urgently”. The Court decided that all States entitled to appear before it, as well as Palestine, the United Nations and subsequently, at their request, the League of Arab States and the Organization of the Islamic Conference, were likely to be able to furnish information on the question in accordance with Article 66, paragraphs 2 and 3, of the Statute. Written statements were submitted by 45 States and four international organizations, including the European Union. At the oral proceedings, which were held from 23 to 25 February 2004, 12 States, Palestine and two international organizations made oral submissions. The Court rendered its Advisory Opinion on 9 July 2004.
The Court began by finding that the General Assembly, which had requested the advisory opinion, was authorized to do so under Article 96, paragraph 1, of the Charter. It further found that the question asked of it fell within the competence of the General Assembly pursuant to Articles 10, paragraph 2, and 11 of the Charter. Moreover, in requesting an opinion of the Court, the General Assembly had not exceeded its competence, as qualified by Article 12, paragraph 1, of the Charter, which provides that while the Security Council is exercising its functions in respect of any dispute or situation the Assembly must not make any recommendation with regard thereto unless the Security Council so requests. The Court further observed that the General Assembly had adopted resolution ES-10/14 during its Tenth Emergency Special Session, convened pursuant to resolution 377 A (V), whereby, in the event that the Security Council has failed to exercise its primary responsibility for the maintenance of international peace and security, the General Assembly may consider the matter immediately with a view to making recommendations to Member States. Rejecting a number of procedural objections, the Court found that the conditions laid down by that resolution had been met when the Tenth Emergency Special Session was convened, and in particular when the General Assembly decided to request the opinion, as the Security Council had at that time been unable to adopt a resolution concerning the construction of the wall as a result of the negative vote of a permanent member. Lastly, the Court rejected the argument that an opinion could not be given in the present case on the ground that the question posed was not a legal one, or that it was of an abstract or political nature.
Having established its jurisdiction, the Court then considered the propriety of giving the requested opinion. It recalled that lack of consent by a State to its contentious jurisdiction had no bearing on its advisory jurisdiction, and that the giving of an opinion in the present case would not have the effect of circumventing the principle of consent to judicial settlement, since the subject-matter of the request was located in a much broader frame of reference than that of the bilateral dispute between Israel and Palestine, and was of direct concern to the United Nations. Nor did the Court accept the contention that it should decline to give the advisory opinion requested because its opinion could impede a political, negotiated settlement to the Israeli-Palestinian conflict. It further found that it had before it sufficient information and evidence to enable it to give its opinion, and empha- sized that it was for the General Assembly to assess the opinion’s usefulness. The Court accordingly concluded that there was no compelling reason precluding it from giving the requested opinion.
Turning to the question of the legality under international law of the construction of the wall by Israel in the Occupied Palestinian Territory, the Court first determined the rules and principles of international law relevant to the question posed by the General Assembly. After recalling the customary principles laid down in Article 2, paragraph 4, of the United Nations Charter and in General Assembly resolution 2625 (XXV), which prohibit the threat or use of force and emphasize the illegality of any territorial acquisition by such means, the Court further cited the principle of self-determination of peoples, as enshrined in the Charter and reaffirmed by resolution 2625 (XXV). In relation to international humanitarian law, the Court then referred to the provisions of the Hague Regulations of 1907, which it found to have become part of customary law, as well as to the Fourth Geneva Convention of 1949, holding that these were applicable in those Palestinian territories which, before the armed conflict of 1967, lay to the east of the 1949 Armistice demarcation line (or “Green Line”) and were occupied by Israel during that conflict. The Court further established that certain human rights instruments (International Covenant on Civil and Political Rights, International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, United Nations Convention on the Rights of the Child) were applicable in the Occupied Palestinian Territory.
The Court then sought to ascertain whether the construction of the wall had violated the above-mentioned rules and principles. Noting that the route of the wall encompassed some 80 per cent of the settlers living in the Occupied Palestinian Territory, the Court, citing statements by the Security Council in that regard in relation to the Fourth Geneva Convention, recalled that those settlements had been established in breach of international law. After considering certain fears expressed to it that the route of the wall would prejudge the future frontier between Israel and Palestine, the Court observed that the construction of the wall and its associated régime created a “fait accompli” on the ground that could well become permanent, and hence tantamount to a de facto annexation. Noting further that the route chosen for the wall gave expression in loco to the illegal measures taken by Israel with regard to Jerusalem and the settlements and entailed further alterations to the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, the Court concluded that the construction of the wall, along with measures taken previously, severely impeded the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination and was thus a breach of Israel’s obligation to respect that right.
The Court then went on to consider the impact of the construction of the wall on the daily life of the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory, finding that the construction of the wall and its associated régime were contrary to the relevant provisions of the Hague Regulations of 1907 and of the Fourth Geneva Convention and that they impeded the liberty of movement of the inhabitants of the territory as guaranteed by the International Covenant on Civil and Political Rights, as well as their exercise of the right to work, to health, to education and to an adequate standard of living as proclaimed in the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights and in the Convention on the Rights of the Child. The Court further found that, coupled with the establishment of settlements, the construction of the wall and its associated régime were tending to alter the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, thereby contravening the Fourth Geneva Convention and the relevant Security Council resolutions. The Court then considered the qualifying clauses or provisions for derogation contained in certain humanitarian law and human rights instruments, which might be invoked inter alia where military exigencies or the needs of national security or public order so required. The Court found that such clauses were not applicable in the present case, stating that it was not convinced that the specific course Israel had chosen for the wall was necessary to attain its security objectives, and that accordingly the construction of the wall constituted a breach by Israel of certain of its obligations under humanitarian and human rights law. Lastly, the Court concluded that Israel could not rely on a right of self-defence or on a state of necessity in order to preclude the wrongfulness of the construction of the wall, and that such construction and its associated régime were accordingly contrary to international law.
The Court went on to consider the consequences of these violations, recalling Israel’s obligation to respect the right of the Palestinian people to self-determination and its obligations under humanitarian and human rights law. The Court stated that Israel must put an immediate end to the violation of its international obligations by ceasing the works of construction of the wall and dismantling those parts of that structure situated within Occupied Palestinian Territory and repealing or rendering ineffective all legislative and regulatory acts adopted with a view to construction of the wall and establishment of its associated régime. The Court further made it clear that Israel must make reparation for all damage suffered by all natural or legal persons affected by the wall’s construction. As regards the legal consequences for other States, the Court held that all States were under an obligation not to recognize the illegal situation resulting from the construction of the wall and not to render aid or assistance in maintaining the situation created by such construction. It further stated that it was for all States, while respecting the United Nations Charter and international law, to see to it that any impediment, resulting from the construction of the wall, to the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination be brought to an end. In addition, the Court pointed out that all States parties to the Fourth Geneva Convention were under an obligation, while respecting the Charter and international law, to ensure compliance by Israel with international humanitarian law as embodied in that Convention. Finally, in regard to the United Nations, and especially the General Assembly and the Security Council, the Court indicated that they should consider what further action was required to bring to an end the illegal situation in question, taking due account of the present Advisory Opinion.
The Court concluded by observing that the construction of the wall must be placed in a more general context, noting the obligation on Israel and Palestine to comply with international humanitarian law, as well as the need for implementation in good faith of all relevant Security Council resolutions, and drawing the attention of the General Assembly to the need for efforts to be encouraged with a view to achieving a negotiated solution to the outstanding problems on the basis of international law and the establishment of a Palestinian State.
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
De Vierde Conventie van Genève bevat bovendien het beroemde verbod op het koloniseren van bezet gebied waarop de internationale gemeenschap − Nederland inbegrepen − zich in haar veroordelingen van Israëls nederzettingenbeleid baseert. Artikel 49 van de Conventie eindigt met het gebod:”
The Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies.
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION PROTECTIVE EDGE
INTERNATIONALOPERATION CAST LEAD: 22 DAYS OF DEATH AND DESTRUCTION2009
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
BTSELEM.ORGTHE MILITARY COURTS11 NOVEMBER 2017 https://www.btselem.org/index. php/military_courts ”A new report published by the Association for Civil Rights in Israel (ACRI) outlines the nature of the legal regime currently operating in the West Bank. Two systems of law are applied in a single territory: one – a civilian legal system for Israeli citizens, and a second – a military court system for Palestinian residents. The result: institutionalized discrimination.” ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK24 NOVEMBER 2014 http://www.acri.org.il/en/2014 /11/24/twosysreport/ REPORT14 OCTOBER 2014ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK http://www.acri.org.il/en/wp-c ontent/uploads/2015/02/Two-Sys tems-of-Law-English-FINAL.pdf
More than six months have passed since the “Great March of Return” protests started in the Gaza Strip on 30 March.
Their calls for Israeli authorities to lift their 11-year illegal blockade on Gaza and to allow Palestinian refugees to return to their villages and towns have not been met.”
”104 Palestinian civilians, including 43 children, a woman and a paramedic, were shot and injured by Israeli occupation forces’ (IOF) fire against peaceful protestors at the 82nd Great March of Return (GMR), this Friday, 08 November 2019.” PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[15]
”Since the outbreak of GMR on 30 March 2018, PCHR documented 214 civilian killings by IOF, including 46 children, 2 women, 9 persons with disabilities, 4 paramedics and 2 journalists.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[16]
”On 3 Nov. 2019, at about 11:30 A.M., soldiers detained ‘Abd a-Razeq Idris, 13, from the Abu Jales neighborhood. They put him and a jeep, blindfolded him and drove him around. They then took him to al-Harika neighborhood, about a kilometer from his home, where they took him out of the jeep and walked him, blindfolded, through the streets….”
”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.”
”Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.” ARTICLE 2, EURO MEDITERRIAN AGREEMENTESTABLISHING AN ASSOCIATION BETWEEN THEEUROPEAN COMMUNITIES AND THEIR MEMBER STATES OF THEONE PART, AND THE STATE OF ISRAEL, OF THE OTHER PART https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/association_agreement_israel-eu_2000.pdf
[22]
ZIE VOOR ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN, NOOT 6
[23]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
President Trump zal in de loop van de dag bekendmaken dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als de hoofdstad van Israël. Dat hebben medewerkers van de president laten weten.
Ook zal hij de verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in gang zetten. Trump heeft geen datum genoemd, maar volgens zijn staf kan het hele proces drie tot vier jaar duren. Er is nog geen geschikt gebouw en ook moet beveiligde huisvesting geregeld worden voor de diplomaten.
Op 1 december is de deadline verstreken waarop Trump zijn handtekening had moeten zetten onder een document dat uitstel van de verhuizing bevestigt. Dat hebben alle presidenten voor hem, ieder half jaar ook gedaan, sinds in 1995 in de wet werd vastgelegd dat de ambassade moest verhuizen naar Jeruzalem. Maar voorwaarde voor die verhuizing is dat vredesbesprekingen leiden tot een blijvende oplossing voor de status van Jeruzalem.
Verkiezingsbelofte
Volgens het Witte Huis komt Trump met het besluit een verkiezingsbelofte na en is het niet zijn bedoeling om de uitkomst van besprekingen over de uiteindelijke status van Jeruzalem of het vredesproces te beïnvloeden. Volgens Trump is Jeruzalem nu eenmaal de zetel van de Israëlische regering en het centrum van het joodse geloof en de facto al de hoofdstad.
De erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël staat haaks op het beleid van Trumps voorgangers. Die vonden dat een gewijzigde status van Jeruzalem alleen tot stand kon komen na onderhandelingen met de Palestijnen, die Oost-Jeruzalem als hoofdstad van hun toekomstige staat willen.
Gevaarlijke gevolgen
De afgelopen dag belde Trump met verschillende leiders in het Midden-Oosten om zijn beslissing kenbaar te maken. Dat leidde tot woedende reacties in de Arabische wereld. De Palestijnse president Abbas waarschuwde Trump voor “gevaarlijke gevolgen” en belde vervolgens andere wereldleiders. Hij riep hun hulp in om Trump op andere gedachten te brengen.
Ook andere Arabische leiders wezen op gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid in de regio. EU-buitenlandcoördinator Mogherini zei dat elke actie die een tweestatenoplossing ondermijnt, voorkomen moet worden.
De enige die geen verklaring uitbracht na de belronde van Trump was de Israëlische premier Netanyahu. Israël juicht het besluit toe. Geen enkel ander land heeft een ambassade in Jeruzalem. Wel zijn er consulaten.Niet iedereen in de regering-Trump steunt de zet. Minister Tillerson van Buitenlandse Zaken en minister Mattis van Defensie zijn ertegen.
Reaffirming again that the acquisition of territory by force is inadmissible,
Deeply concerned over the enactment of a “basic law” in the Israeli Knesset proclaiming a change in the character and status of the Holy City of Jerusalem, with its implications for peace and security,
Noting that Israel has not complied with resolution 476 (1980),
Reaffirming its determination to examine practical ways and means, in accordance with the relevant provisions of the Charter of the United Nations, to secure the full implementation of its resolution 476 (1980), in the event of non-compliance by Israel,
1. Censures in the strongest terms the enactment by Israel of the “basic law” on Jerusalem and the refusal to comply with relevant Security Council resolutions;
2. Affirms that the enactment of the “basic law” by Israel constitutes a violation of international law and does not affect the continued application of the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War, of 12 August 1949, in the Palestinian and other Arab territories occupied since June 1967, including Jerusalem;
3. Determines that all legislative and administrative measures and actions taken by Israel, the occupying Power, which have altered or purport to alter the character and status of the Holy City of Jerusalem, and in particular the recent “basic law” on Jerusalem, are null and void and must be rescinded forthwith;
4. Affirms also that this action constitutes a serious obstruction to achieving a comprehensive, just and lasting peace in the Middle East;
5. Decides not to recognize the “basic law” and such other actions by Israel that, as a result of this law, seek to alter the character and status of Jerusalem and calls upon:
(a) All Member States to accept this decision;
(b) Those States that have established diplomatic missions at Jerusalem to withdraw such missions from the Holy City;
De Verenigde Staten beschouwen Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met het internationaal recht. Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo heeft de koerswijziging bekendgemaakt.
De stap volgt in een reeks pro-Israëlische beslissingen van de regering van president Trump. Eerder besloot de Amerikaanse president om Jeruzalem te erkennen als de ongedeelde hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade erheen te verplaatsen. Daarna heeft hij de financiële steun aan de Palestijnen stopgezet. In maart erkende de president de annexatie van de Golanhoogten, die Israël in 1967 veroverde op Syrië.
Hindernis
De Israëlische premier Netanyahu spreekt zijn waardering uit voor de Amerikaanse stap. Hij noemt het “een belangrijke maatregel die een historische fout corrigeert”. Israël blijft bereid tot vredesonderhandelingen met de Palestijnen, maar zal blijven afwijzen dat sprake is van illegale nederzettingen, aldus Netanyahu.
De Palestijnse president Abbas zegt in reactie dat de VS zijn geloofwaardigheid om een rol te spelen in het vredesproces heeft verloren.
Ook de Palestijnse politica Hanan Ashrawi veroordeelt de Amerikaanse koerswijziging. Volgens haar is het “een nieuwe klap voor het internationale recht, gerechtigheid en vrede”.
De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap achten de nederzettingen volgens internationaal recht illegaal. En dat blijft zo, liet EU-buitenlandchef Mogherini weten in een verklaring.
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor Justitie nog dat levensmiddelen uit Israëlische nederzettingen niet langer het label ‘made in Israel’ mogen dragen.
Tweestatenoplossing
De EU ziet de Israëlische nederzettingen net als internationale organisaties als de Verenigde Naties als een grote hindernis voor een oplossing van het conflict met de Palestijnen. Zij beschouwen de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als essentiële onderdelen van een toekomstige Palestijnse staat.
In de verklaring roept Mogherini Israël op om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen.
In 2016 nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Israël wordt geëist dat het stopt met bouwen in nederzettingen, “een flagrante schending” van het internationaal recht. De VS, onder president Obama, koos toen voor een koerswijziging en blokkeerde de resolutie niet maar onthield zich van stemming. De Amerikaanse VN-ambassadeur van destijds zei dat de nederzettingen een tweestatenoplossing in de weg staan.Israël bezette de gebieden in 1967. Sindsdien groeide het aantal Israëlische kolonisten er tot meer dan 600.000.
Reacties uitgeschakeld voor Rechten Palestijnse kinderen/Brief aan Tweede Kamerleden/[2]/Aan voorstemmers vrijlating Ahed Tamimi
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
VOORAF Beste lezers, Gezien de systematische en voortdurende schendingen van de rechten vanPalestijnse kinderen in de door Israel bezette Palestijnse gebieden ben ik maar weer eens in de pen geklommen en heb ik de leden van de Tweede Kamer aangeschreven, met uitzondering van de fascistische partijen PVV en het Forum voor Democratie en de Staatkundig Gereformeerde Partij. Reden waarom ik de SGP niet heb aangeschreven?Vanwege hun fanatieke pro Israel standpunt, hetgeen nog weer eens bleek bij mijn correspondentie met deze partij over de vrijlating van Ahed Tamimi, een Palestijnse tiener, die door het Israelische leger was gearresteerd
VOOR/TEGENSTEMMERS VAN DE MOTIE KARABULUT CS OVER VRIJLATING VAN AHED TAMIMI Hoewel ik brieven van ongeveer gelijke strekking heb gestuurd aan alle andere politieke partijen, heb ik een iets andere formulering gekozen voor de partijen, die destijds voor de motie ivm vrijlating van Ahed Tamimi hebben gestemd, de zogenaamde motie Karabulut cs [ingediend door de SP, PvdA en Groen Links] en degenen, die tegenstemmers waren. Voorstemmers: SPPvdAGroen LinksDenkPartij voor de Dieren50 PLUS Tegenstemmers: VVDCDAD’66CUSGP PVVFvD https://rightsforum.org/nieuws/cda-en-d66-draaien-motie-steun-aan-ahed-al-tamimi-nek-om/
Hieronder dus een exemplaar van de brief, zoals gegaan naar de tegenstemmers, in dit geval aan de VVD EN ZIEHIERInformatie over de systematische schending van de rechten van Palestijnse kinderen
BRIEF AAN DE VVD [en aan de andere tegenstemmers van de vrijlating van Ahed Tamimi] ”RECHTEN PALESTIJNSE KINDEREN”
AANDE TWEEDE KAMERLEDEN VAN DE VVD Onderwerp: Systematische en voortdurende mensenrechtenschendingentegen Palestijnse kinderen
Addendum:Een vergelijkbare brief is verstuurd aan uw collegae in de Tweede Kamer, waarbij inhoudelijk een licht verschil is gemaakt tussen de voorstemmers van de motie Karabulut inzake Ahed Tamimi en de tegenstemmers Geachte dames en heren, Hoe veel doden moeten er nog onder Palestijnse kinderen vallen, hoeveel vernederingen, hoeveel mishandelingen, voordat u als Tweede Kamerleden effectief in actie komen ? Dit is, dat weet ik vrijwel zeker, de zoveelste brief, die is geschreven, om u erop attent te maken, dat het onrecht tegen Palestijnse kinderen moet stoppen.Hier en nu.En daaraan kan u een belangrijke bijdrage leveren!
Helaas hebt u betreffende de mensenrechten in het Midden-Oostenconflict destijds enkele nare steken laten vallen, door tegenstemmer te zijn van de motie Karabulut c.s. [SP, Groen Links en de PvdA], waarin ervoor werd gepleit, dat de Nederlandse regering zich zou uitspreken voor de vrijlating van het door het Israelische leger gearresteerde tienermeisje Ahed Tamimi [2] Maar u kunt het nog enigszins goedmaken door zich nu wel in te zetten voor de volgende kwestie en wel de rechten van Palestijnse kinderen in de Israelische bezette gebieden. ISRAELISCHE BEZETTING Laten we vooropstellen, dat de grote Boosdoener hier is de u uiteraard bekend zijnde nu al 52 jaar durende Israelische bezetting van de Palestijnse gebieden de Westelijke Jordaanoever, Oost Jeruzalem en Gaza. [4]Over de onrechtmatigheid, terreur, oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingenvan die bezetting ga ik niet uitwijden.Ik verwijs u, wellicht ten overvloede, o.a. naar de sites van The Rights Forum, de Israelische organisatie Bt’selem. [5] Zaak is dan ook, dat u zich, naar vermogen, inzet voor de beeindiging van deze bezetting, die oorlogsmisdaden, illegale nederzettingen, de bouw van een illegale Muur [6] en misdaden tegen Palestijnse kinderen heeft voortgebracht. ONRECHT AAN PALESTIJNSE KINDEREN: Maar laten we het nu eens hebben over het onrecht aan Palestijnse kinderen, die -en dat heeft een bittere smaak – extra kwetsbaar zijn door deze jarenlange bezetting. MILITAIRE RECHTBANKEN Zo zijn er de zogenaamde ”militaire rechtbanken”, waarvoor jongeren [minderjarige kinderen] sowieso niet zouden mogen verschijnen. [7]Zo’n rechtbank heeft, by the way, ook genoemde Ahed Tamimi veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf. [8]Ik citeer de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem:”Every year, hundreds of Palestinian minors undergo the same scenario. Israeli security forces pick them up on the street or at home in the middle of the night, then handcuff and blindfold them and transport them to interrogation, often subjecting them to violence en route. Exhausted and scared – some having spent a long time in transit, some having been roused from sleep, some having had nothing to eat or drink for hours – the minors are then interrogated. They are completely alone in there, cut off from the world, without any adult they know and trust by their side, and without having been given a chance to consult with a lawyer before the interrogation. The interrogation itself often involves threats, yelling, verbal abuse and sometimes physical violence. Its sole purpose is to get the minors to confess or provide information about others.” [9]Moet ik doorgaan?Dit is beestachtig, nietwaar dames en heren!In de eerste plaats hoort een Militaire Rechtbank sowieso geen burgers te berechten.In de tweede plaats is het discriminatoir, want die militaire rechtbanken zijn alleen voor Palestijnen in bezet gebied en niet voor Israelische burgers.[10]In de derde plaats is het hierboven beschrevene, wat kinderen is aangedaan en dagelijks in bezet gebied gebeurt, zowel in strijd met het Anti Folterverdrag als, misschien nog belangrijker, het Kinderrechtenverdrag! [11] DODELIJKE PALESTIJNSE SLACHTOFFERS/KINDEREN Dan de vele keren [onder noot 12 slechts enkele voorbeelden], waarbij Palestijnse kinderen het slachtoffer zijn geworden van door Israelische bezettingssoldaten veroorzaakten dodelijke schietincidenten. [12]Eigenlijk is het woord ”incident” misplaatst, omdat het systematisch en structureel gebeurt.Op zijn oud vaderlands gezegd:Het is schering en inslag!Recentelijk in november nog!Bij de Great March of Return in Gaza[13] op 8 november jongstleden, tijdens een vreedzame demonstratie, werden door Israelische bezettingstroepen 104 Palestijnse burgers neergeschoten en gewond, onder wie 43 kinderen. [14]Mensenrechtenorganisatie Palestinian C enter for Human Rights documenteert sinds het begin van de Great March of Return, in maart 2018, dat er in totaal 214 Palestijnse burgers zijn omgekomen, onder wie 46 kinderen! [15]Moet ik nog duidelijker zijn? Kinderen worden mishandeld bij hun arrestatie, geblinddoekt afgevoerd. zoals een 13 jarige Palestijnse jongen overkwam [16] en zoals de Israelische mensenrechtenorganisatie Btselem schrijft”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.” [17] Voeg daarbij nog:Slechte behandeling in de gevangenissen, harde gevangenisomstandigheden, geen of zelden toestemming aan de ouders om op bezoek te komen, geen informatie over de rechten, die zij als gearresteerde hebben……[18] Wat zijn dat voor praktijken?Waarom komt de Nederlandse regering, gehouden aan artikel 90 van de Grondwet, die de Internationale Rechtsorde dient te bevorderen [19],hiertegen niet in actie? Wanneer komen u, PvdA Tweede Kamerleden, hiertegen in actie?Hoe lang gaat u nog toestaan, dat de Israelische bezettingsstaat, die lak heeft aan de Internationale Rechtsorde [20], hiermee wegkomt? ÉPILOOG MIJN EISEN AAN U: Ja, dat heeft u goed gelezen:Ik stel EISEN in dit verband! En mijn eisen zijn: Dat u er bij de Nederlandse regering op aandringt, zich uit te spreken tegen de mensonwaardige behandeling van Palestijnse kinderen.Dat de Nederlandse regering zich er hard voor maakt, dat deze kinderen behandeld worden conform de principes van het Internationaal Recht, en dan in het byzonder het Kinderrechtenverdrag.Het is niet zo moeilijk om daar, naar Israel toe, handvaten voor te vinden:Er kan, van de kant van de Nederlandse regering, gedreigd worden met inzet voor opschorting/beeindiging van het Associatieaccoordmet Israel, dat immers een mensenrechtenclausule heeft. [21] Naast uw wending tot de Nederlandse regering dring ik er bij u opaan, dat u op alle andere mogelijkheden, die u als parlementariers ter beschikking staan [bijvoorbeeld in EU verband], zich aanwendt, er zorg voor te dragen, dat Palestijnse kinderen worden behandeld conform hun rechten, als vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag.
Maar de belangrijkste eis die ik formuleer ismijn Opdracht aan u, zich KEIhard te maken enmiddels alle politieke middelen die u ter beschikking staan,in te zetten voor de beeindiging van de Israelischebezetting en niet in fases, zoals altijd ontwijkend wordt voorgesteld, maar in een ruk, definitief en onvoorwaardelijk.Dat betekent dan ook de beeindiging van de meest bittere vrucht van die bezetting, de in bezet gebied gebouwde illegale nederzettingen [ALLE nederzettingen zijn illegaal volgens het Internationaal Recht, zoals u weet [22]]
Alleen dan kan aan het onrecht van het Midden Oosten conflict een einde worden gemaakt. Wegkijken heeft geen zin, want u wordt hier wel degelijkpolitiek en moreel op afgerekend!Laat zien, dat u de Internationale Rechtsorde, die u alsvolksvertegenwoordiger van Nederland hoort te bevorderen [23],ook werkelijk serieus neemt. En verschuil u niet achter president Donald Trump’s anti Internationaal Recht strapatzen! [24] Hij blijft niet eeuwig aan de macht en het wordt hoog tijd, dat de EU een rechtvaardige Midden-Oostenpolitiek gaat voeren, onafhankelijk van de de VS! U, Tweede Kamerleden van de PvdA, bent zelf verantwoordelijk.De Nederlandse regering is zelf verantwoordelijk!
Een militaire rechtbank in Israël heeft de Palestijnse jongerenactivist Ahed Tamimi veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie jaar. Amnesty beschouwt de straf als een poging om mensen te intimideren die zich durven uit te spreken over de Israëlische bezetting van Palestijns gebieden.
De 17-jarige Ahed Tamimi wordt onder meer beschuldigd van mishandeling nadat op Facebook een video opdook. Daarop is te zien dat ze op 15 december 2017 twee Israëlische militairen slaat en schopt. Dat gebeurde nadat ze had gehoord dat haar neefje gewond was geraakt doordat een Israëlische soldaat hem van dichtbij een rubberkogel tegen het hoofd had geschoten.
Israël schendt Kinderrechtenverdrag
Volgens het Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Israël partij bij is, mogen kinderen alleen gearresteerd en gevangengezet worden als uiterste middel en zo kort mogelijk. Niets wat Tamimi heeft gedaan, rechtvaardigt haar voortdurende detentie. Amnesty roept op haar onmiddellijk vrij te laten.
Elk jaar worden honderden Palestijnse kinderen vervolgd door Israëlische militaire rechtbanken voor jongeren. De rechten van de gearresteerde jongeren worden systematisch geschonden. Ook worden zij mishandeld.
[2]
PARLEMENTAIRE MONITOR
MOTIE KARABULUT C.S. OVER DE VRIJLATING VAN AHED TAMIMI-RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN
TEKST
1.
Tekst
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821 MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
ORIGINEEL BERICHT
21 501-02Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
[3]
RIGHTS FORUM
CDA EN D’66 DRAAIEN MOTIE VOOR STEUN AAN AHED AL TAMIMI DE NEK OM
De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Stemverhouding van de motie die de regering verzocht zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. De motie werd afgestemd.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De zaak Ahed al-Tamimi
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
Geen ideologie, maar recht
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Motivatie van CDA en D66
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.
[4]12. Is Israël nog steeds een bezettende macht na de terugtrekking uit de Gazastrook en is het nog gebonden aan de Vierde Conventie van Genève? Ja, Israël blijft volgens het internationaal humanitair recht ook na de terugtrekking een bezettende macht . Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen.´´VRAAG EN ANTWOORD BRIGITTE HERREMANS ISRAEL´S TERUGTREKKINGSPLAN UIT DE GAZASTROOK http://www.politics.be/ duiding/596/#12 HUMAN RIGHTS WATCHISRAEL: ”DISENGAGEMENT” WILL NOT ENDGAZA OCCUPATION28 OCTOBER 2004 https://www.hrw.org/news/2004/ 10/28/israel-disengagement-wil l-not-end-gaza-occupation
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICELEGAL CONSEQUENCES OF THE CONSTRUCTION OF A WALL IN THE OCCUPIED PALESTINIAN TERRITORY https://www.icj-cij.org/en/case/131
OVERVIEW OF THE CASE
By resolution ES-10/14, adopted on 8 December 2003 at its Tenth Emergency Special Session, the General Assembly decided to request the Court for an advisory opinion on the following question :
“What are the legal consequences arising from the construction of the wall being built by Israel, the occupying Power, in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, as described in the Report of the Secretary-General, considering the rules and principles of international law, including the Fourth Geneva Convention of 1949, and relevant Security Council and General Assembly resolutions ?”
The resolution requested the Court to render its opinion “urgently”. The Court decided that all States entitled to appear before it, as well as Palestine, the United Nations and subsequently, at their request, the League of Arab States and the Organization of the Islamic Conference, were likely to be able to furnish information on the question in accordance with Article 66, paragraphs 2 and 3, of the Statute. Written statements were submitted by 45 States and four international organizations, including the European Union. At the oral proceedings, which were held from 23 to 25 February 2004, 12 States, Palestine and two international organizations made oral submissions. The Court rendered its Advisory Opinion on 9 July 2004.
The Court began by finding that the General Assembly, which had requested the advisory opinion, was authorized to do so under Article 96, paragraph 1, of the Charter. It further found that the question asked of it fell within the competence of the General Assembly pursuant to Articles 10, paragraph 2, and 11 of the Charter. Moreover, in requesting an opinion of the Court, the General Assembly had not exceeded its competence, as qualified by Article 12, paragraph 1, of the Charter, which provides that while the Security Council is exercising its functions in respect of any dispute or situation the Assembly must not make any recommendation with regard thereto unless the Security Council so requests. The Court further observed that the General Assembly had adopted resolution ES-10/14 during its Tenth Emergency Special Session, convened pursuant to resolution 377 A (V), whereby, in the event that the Security Council has failed to exercise its primary responsibility for the maintenance of international peace and security, the General Assembly may consider the matter immediately with a view to making recommendations to Member States. Rejecting a number of procedural objections, the Court found that the conditions laid down by that resolution had been met when the Tenth Emergency Special Session was convened, and in particular when the General Assembly decided to request the opinion, as the Security Council had at that time been unable to adopt a resolution concerning the construction of the wall as a result of the negative vote of a permanent member. Lastly, the Court rejected the argument that an opinion could not be given in the present case on the ground that the question posed was not a legal one, or that it was of an abstract or political nature.
Having established its jurisdiction, the Court then considered the propriety of giving the requested opinion. It recalled that lack of consent by a State to its contentious jurisdiction had no bearing on its advisory jurisdiction, and that the giving of an opinion in the present case would not have the effect of circumventing the principle of consent to judicial settlement, since the subject-matter of the request was located in a much broader frame of reference than that of the bilateral dispute between Israel and Palestine, and was of direct concern to the United Nations. Nor did the Court accept the contention that it should decline to give the advisory opinion requested because its opinion could impede a political, negotiated settlement to the Israeli-Palestinian conflict. It further found that it had before it sufficient information and evidence to enable it to give its opinion, and empha- sized that it was for the General Assembly to assess the opinion’s usefulness. The Court accordingly concluded that there was no compelling reason precluding it from giving the requested opinion.
Turning to the question of the legality under international law of the construction of the wall by Israel in the Occupied Palestinian Territory, the Court first determined the rules and principles of international law relevant to the question posed by the General Assembly. After recalling the customary principles laid down in Article 2, paragraph 4, of the United Nations Charter and in General Assembly resolution 2625 (XXV), which prohibit the threat or use of force and emphasize the illegality of any territorial acquisition by such means, the Court further cited the principle of self-determination of peoples, as enshrined in the Charter and reaffirmed by resolution 2625 (XXV). In relation to international humanitarian law, the Court then referred to the provisions of the Hague Regulations of 1907, which it found to have become part of customary law, as well as to the Fourth Geneva Convention of 1949, holding that these were applicable in those Palestinian territories which, before the armed conflict of 1967, lay to the east of the 1949 Armistice demarcation line (or “Green Line”) and were occupied by Israel during that conflict. The Court further established that certain human rights instruments (International Covenant on Civil and Political Rights, International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, United Nations Convention on the Rights of the Child) were applicable in the Occupied Palestinian Territory.
The Court then sought to ascertain whether the construction of the wall had violated the above-mentioned rules and principles. Noting that the route of the wall encompassed some 80 per cent of the settlers living in the Occupied Palestinian Territory, the Court, citing statements by the Security Council in that regard in relation to the Fourth Geneva Convention, recalled that those settlements had been established in breach of international law. After considering certain fears expressed to it that the route of the wall would prejudge the future frontier between Israel and Palestine, the Court observed that the construction of the wall and its associated régime created a “fait accompli” on the ground that could well become permanent, and hence tantamount to a de facto annexation. Noting further that the route chosen for the wall gave expression in loco to the illegal measures taken by Israel with regard to Jerusalem and the settlements and entailed further alterations to the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, the Court concluded that the construction of the wall, along with measures taken previously, severely impeded the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination and was thus a breach of Israel’s obligation to respect that right.
The Court then went on to consider the impact of the construction of the wall on the daily life of the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory, finding that the construction of the wall and its associated régime were contrary to the relevant provisions of the Hague Regulations of 1907 and of the Fourth Geneva Convention and that they impeded the liberty of movement of the inhabitants of the territory as guaranteed by the International Covenant on Civil and Political Rights, as well as their exercise of the right to work, to health, to education and to an adequate standard of living as proclaimed in the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights and in the Convention on the Rights of the Child. The Court further found that, coupled with the establishment of settlements, the construction of the wall and its associated régime were tending to alter the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, thereby contravening the Fourth Geneva Convention and the relevant Security Council resolutions. The Court then considered the qualifying clauses or provisions for derogation contained in certain humanitarian law and human rights instruments, which might be invoked inter alia where military exigencies or the needs of national security or public order so required. The Court found that such clauses were not applicable in the present case, stating that it was not convinced that the specific course Israel had chosen for the wall was necessary to attain its security objectives, and that accordingly the construction of the wall constituted a breach by Israel of certain of its obligations under humanitarian and human rights law. Lastly, the Court concluded that Israel could not rely on a right of self-defence or on a state of necessity in order to preclude the wrongfulness of the construction of the wall, and that such construction and its associated régime were accordingly contrary to international law.
The Court went on to consider the consequences of these violations, recalling Israel’s obligation to respect the right of the Palestinian people to self-determination and its obligations under humanitarian and human rights law. The Court stated that Israel must put an immediate end to the violation of its international obligations by ceasing the works of construction of the wall and dismantling those parts of that structure situated within Occupied Palestinian Territory and repealing or rendering ineffective all legislative and regulatory acts adopted with a view to construction of the wall and establishment of its associated régime. The Court further made it clear that Israel must make reparation for all damage suffered by all natural or legal persons affected by the wall’s construction. As regards the legal consequences for other States, the Court held that all States were under an obligation not to recognize the illegal situation resulting from the construction of the wall and not to render aid or assistance in maintaining the situation created by such construction. It further stated that it was for all States, while respecting the United Nations Charter and international law, to see to it that any impediment, resulting from the construction of the wall, to the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination be brought to an end. In addition, the Court pointed out that all States parties to the Fourth Geneva Convention were under an obligation, while respecting the Charter and international law, to ensure compliance by Israel with international humanitarian law as embodied in that Convention. Finally, in regard to the United Nations, and especially the General Assembly and the Security Council, the Court indicated that they should consider what further action was required to bring to an end the illegal situation in question, taking due account of the present Advisory Opinion.
The Court concluded by observing that the construction of the wall must be placed in a more general context, noting the obligation on Israel and Palestine to comply with international humanitarian law, as well as the need for implementation in good faith of all relevant Security Council resolutions, and drawing the attention of the General Assembly to the need for efforts to be encouraged with a view to achieving a negotiated solution to the outstanding problems on the basis of international law and the establishment of a Palestinian State.
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
De Vierde Conventie van Genève bevat bovendien het beroemde verbod op het koloniseren van bezet gebied waarop de internationale gemeenschap − Nederland inbegrepen − zich in haar veroordelingen van Israëls nederzettingenbeleid baseert. Artikel 49 van de Conventie eindigt met het gebod:”
The Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies.
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION PROTECTIVE EDGE
INTERNATIONALOPERATION CAST LEAD: 22 DAYS OF DEATH AND DESTRUCTION2009
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
BTSELEM.ORGTHE MILITARY COURTS11 NOVEMBER 2017 https://www.btselem.org/index. php/military_courts ”A new report published by the Association for Civil Rights in Israel (ACRI) outlines the nature of the legal regime currently operating in the West Bank. Two systems of law are applied in a single territory: one – a civilian legal system for Israeli citizens, and a second – a military court system for Palestinian residents. The result: institutionalized discrimination.” ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK24 NOVEMBER 2014 http://www.acri.org.il/en/2014 /11/24/twosysreport/ REPORT14 OCTOBER 2014ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK http://www.acri.org.il/en/wp-c ontent/uploads/2015/02/Two-Sys tems-of-Law-English-FINAL.pdf
More than six months have passed since the “Great March of Return” protests started in the Gaza Strip on 30 March.
Their calls for Israeli authorities to lift their 11-year illegal blockade on Gaza and to allow Palestinian refugees to return to their villages and towns have not been met.”
”104 Palestinian civilians, including 43 children, a woman and a paramedic, were shot and injured by Israeli occupation forces’ (IOF) fire against peaceful protestors at the 82nd Great March of Return (GMR), this Friday, 08 November 2019.” PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[15]
”Since the outbreak of GMR on 30 March 2018, PCHR documented 214 civilian killings by IOF, including 46 children, 2 women, 9 persons with disabilities, 4 paramedics and 2 journalists.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[16]
”On 3 Nov. 2019, at about 11:30 A.M., soldiers detained ‘Abd a-Razeq Idris, 13, from the Abu Jales neighborhood. They put him and a jeep, blindfolded him and drove him around. They then took him to al-Harika neighborhood, about a kilometer from his home, where they took him out of the jeep and walked him, blindfolded, through the streets….”
”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.”
”Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.” ARTICLE 2, EURO MEDITERRIAN AGREEMENTESTABLISHING AN ASSOCIATION BETWEEN THEEUROPEAN COMMUNITIES AND THEIR MEMBER STATES OF THEONE PART, AND THE STATE OF ISRAEL, OF THE OTHER PART https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/association_agreement_israel-eu_2000.pdf
[22]
ZIE VOOR ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN, NOOT 6
[23]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
President Trump zal in de loop van de dag bekendmaken dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als de hoofdstad van Israël. Dat hebben medewerkers van de president laten weten.
Ook zal hij de verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in gang zetten. Trump heeft geen datum genoemd, maar volgens zijn staf kan het hele proces drie tot vier jaar duren. Er is nog geen geschikt gebouw en ook moet beveiligde huisvesting geregeld worden voor de diplomaten.
Op 1 december is de deadline verstreken waarop Trump zijn handtekening had moeten zetten onder een document dat uitstel van de verhuizing bevestigt. Dat hebben alle presidenten voor hem, ieder half jaar ook gedaan, sinds in 1995 in de wet werd vastgelegd dat de ambassade moest verhuizen naar Jeruzalem. Maar voorwaarde voor die verhuizing is dat vredesbesprekingen leiden tot een blijvende oplossing voor de status van Jeruzalem.
Verkiezingsbelofte
Volgens het Witte Huis komt Trump met het besluit een verkiezingsbelofte na en is het niet zijn bedoeling om de uitkomst van besprekingen over de uiteindelijke status van Jeruzalem of het vredesproces te beïnvloeden. Volgens Trump is Jeruzalem nu eenmaal de zetel van de Israëlische regering en het centrum van het joodse geloof en de facto al de hoofdstad.
De erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël staat haaks op het beleid van Trumps voorgangers. Die vonden dat een gewijzigde status van Jeruzalem alleen tot stand kon komen na onderhandelingen met de Palestijnen, die Oost-Jeruzalem als hoofdstad van hun toekomstige staat willen.
Gevaarlijke gevolgen
De afgelopen dag belde Trump met verschillende leiders in het Midden-Oosten om zijn beslissing kenbaar te maken. Dat leidde tot woedende reacties in de Arabische wereld. De Palestijnse president Abbas waarschuwde Trump voor “gevaarlijke gevolgen” en belde vervolgens andere wereldleiders. Hij riep hun hulp in om Trump op andere gedachten te brengen.
Ook andere Arabische leiders wezen op gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid in de regio. EU-buitenlandcoördinator Mogherini zei dat elke actie die een tweestatenoplossing ondermijnt, voorkomen moet worden.
De enige die geen verklaring uitbracht na de belronde van Trump was de Israëlische premier Netanyahu. Israël juicht het besluit toe. Geen enkel ander land heeft een ambassade in Jeruzalem. Wel zijn er consulaten.Niet iedereen in de regering-Trump steunt de zet. Minister Tillerson van Buitenlandse Zaken en minister Mattis van Defensie zijn ertegen.
Reaffirming again that the acquisition of territory by force is inadmissible,
Deeply concerned over the enactment of a “basic law” in the Israeli Knesset proclaiming a change in the character and status of the Holy City of Jerusalem, with its implications for peace and security,
Noting that Israel has not complied with resolution 476 (1980),
Reaffirming its determination to examine practical ways and means, in accordance with the relevant provisions of the Charter of the United Nations, to secure the full implementation of its resolution 476 (1980), in the event of non-compliance by Israel,
1. Censures in the strongest terms the enactment by Israel of the “basic law” on Jerusalem and the refusal to comply with relevant Security Council resolutions;
2. Affirms that the enactment of the “basic law” by Israel constitutes a violation of international law and does not affect the continued application of the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War, of 12 August 1949, in the Palestinian and other Arab territories occupied since June 1967, including Jerusalem;
3. Determines that all legislative and administrative measures and actions taken by Israel, the occupying Power, which have altered or purport to alter the character and status of the Holy City of Jerusalem, and in particular the recent “basic law” on Jerusalem, are null and void and must be rescinded forthwith;
4. Affirms also that this action constitutes a serious obstruction to achieving a comprehensive, just and lasting peace in the Middle East;
5. Decides not to recognize the “basic law” and such other actions by Israel that, as a result of this law, seek to alter the character and status of Jerusalem and calls upon:
(a) All Member States to accept this decision;
(b) Those States that have established diplomatic missions at Jerusalem to withdraw such missions from the Holy City;
De Verenigde Staten beschouwen Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met het internationaal recht. Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo heeft de koerswijziging bekendgemaakt.
De stap volgt in een reeks pro-Israëlische beslissingen van de regering van president Trump. Eerder besloot de Amerikaanse president om Jeruzalem te erkennen als de ongedeelde hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade erheen te verplaatsen. Daarna heeft hij de financiële steun aan de Palestijnen stopgezet. In maart erkende de president de annexatie van de Golanhoogten, die Israël in 1967 veroverde op Syrië.
Hindernis
De Israëlische premier Netanyahu spreekt zijn waardering uit voor de Amerikaanse stap. Hij noemt het “een belangrijke maatregel die een historische fout corrigeert”. Israël blijft bereid tot vredesonderhandelingen met de Palestijnen, maar zal blijven afwijzen dat sprake is van illegale nederzettingen, aldus Netanyahu.
De Palestijnse president Abbas zegt in reactie dat de VS zijn geloofwaardigheid om een rol te spelen in het vredesproces heeft verloren.
Ook de Palestijnse politica Hanan Ashrawi veroordeelt de Amerikaanse koerswijziging. Volgens haar is het “een nieuwe klap voor het internationale recht, gerechtigheid en vrede”.
De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap achten de nederzettingen volgens internationaal recht illegaal. En dat blijft zo, liet EU-buitenlandchef Mogherini weten in een verklaring.
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor Justitie nog dat levensmiddelen uit Israëlische nederzettingen niet langer het label ‘made in Israel’ mogen dragen.
Tweestatenoplossing
De EU ziet de Israëlische nederzettingen net als internationale organisaties als de Verenigde Naties als een grote hindernis voor een oplossing van het conflict met de Palestijnen. Zij beschouwen de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als essentiële onderdelen van een toekomstige Palestijnse staat.
In de verklaring roept Mogherini Israël op om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen.
In 2016 nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Israël wordt geëist dat het stopt met bouwen in nederzettingen, “een flagrante schending” van het internationaal recht. De VS, onder president Obama, koos toen voor een koerswijziging en blokkeerde de resolutie niet maar onthield zich van stemming. De Amerikaanse VN-ambassadeur van destijds zei dat de nederzettingen een tweestatenoplossing in de weg staan.Israël bezette de gebieden in 1967. Sindsdien groeide het aantal Israëlische kolonisten er tot meer dan 600.000.
Reacties uitgeschakeld voor Rechten Palestijnse kinderen/Brief aan Tweede Kamerleden/[1]/Aan tegenstemmers vrijlating Ahed Tamimi
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
Een militaire rechtbank in Israël heeft de Palestijnse jongerenactivist Ahed Tamimi veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie jaar. Amnesty beschouwt de straf als een poging om mensen te intimideren die zich durven uit te spreken over de Israëlische bezetting van Palestijns gebieden.
De 17-jarige Ahed Tamimi wordt onder meer beschuldigd van mishandeling nadat op Facebook een video opdook. Daarop is te zien dat ze op 15 december 2017 twee Israëlische militairen slaat en schopt. Dat gebeurde nadat ze had gehoord dat haar neefje gewond was geraakt doordat een Israëlische soldaat hem van dichtbij een rubberkogel tegen het hoofd had geschoten.
Israël schendt Kinderrechtenverdrag
Volgens het Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Israël partij bij is, mogen kinderen alleen gearresteerd en gevangengezet worden als uiterste middel en zo kort mogelijk. Niets wat Tamimi heeft gedaan, rechtvaardigt haar voortdurende detentie. Amnesty roept op haar onmiddellijk vrij te laten.
Elk jaar worden honderden Palestijnse kinderen vervolgd door Israëlische militaire rechtbanken voor jongeren. De rechten van de gearresteerde jongeren worden systematisch geschonden. Ook worden zij mishandeld.
[2]
PARLEMENTAIRE MONITOR
MOTIE KARABULUT C.S. OVER DE VRIJLATING VAN AHED TAMIMI-RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN
TEKST
1.
Tekst
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821 MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
ORIGINEEL BERICHT
21 501-02Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
[3]
RIGHTS FORUM
CDA EN D’66 DRAAIEN MOTIE VOOR STEUN AAN AHED AL TAMIMI DE NEK OM
De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Stemverhouding van de motie die de regering verzocht zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. De motie werd afgestemd.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De zaak Ahed al-Tamimi
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
Geen ideologie, maar recht
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Motivatie van CDA en D66
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.
[4]12. Is Israël nog steeds een bezettende macht na de terugtrekking uit de Gazastrook en is het nog gebonden aan de Vierde Conventie van Genève? Ja, Israël blijft volgens het internationaal humanitair recht ook na de terugtrekking een bezettende macht . Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen.´´VRAAG EN ANTWOORD BRIGITTE HERREMANS ISRAEL´S TERUGTREKKINGSPLAN UIT DE GAZASTROOK http://www.politics.be/ duiding/596/#12 HUMAN RIGHTS WATCHISRAEL: ”DISENGAGEMENT” WILL NOT ENDGAZA OCCUPATION28 OCTOBER 2004 https://www.hrw.org/news/2004/ 10/28/israel-disengagement-wil l-not-end-gaza-occupation
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICELEGAL CONSEQUENCES OF THE CONSTRUCTION OF A WALL IN THE OCCUPIED PALESTINIAN TERRITORY https://www.icj-cij.org/en/case/131
OVERVIEW OF THE CASE
By resolution ES-10/14, adopted on 8 December 2003 at its Tenth Emergency Special Session, the General Assembly decided to request the Court for an advisory opinion on the following question :
“What are the legal consequences arising from the construction of the wall being built by Israel, the occupying Power, in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, as described in the Report of the Secretary-General, considering the rules and principles of international law, including the Fourth Geneva Convention of 1949, and relevant Security Council and General Assembly resolutions ?”
The resolution requested the Court to render its opinion “urgently”. The Court decided that all States entitled to appear before it, as well as Palestine, the United Nations and subsequently, at their request, the League of Arab States and the Organization of the Islamic Conference, were likely to be able to furnish information on the question in accordance with Article 66, paragraphs 2 and 3, of the Statute. Written statements were submitted by 45 States and four international organizations, including the European Union. At the oral proceedings, which were held from 23 to 25 February 2004, 12 States, Palestine and two international organizations made oral submissions. The Court rendered its Advisory Opinion on 9 July 2004.
The Court began by finding that the General Assembly, which had requested the advisory opinion, was authorized to do so under Article 96, paragraph 1, of the Charter. It further found that the question asked of it fell within the competence of the General Assembly pursuant to Articles 10, paragraph 2, and 11 of the Charter. Moreover, in requesting an opinion of the Court, the General Assembly had not exceeded its competence, as qualified by Article 12, paragraph 1, of the Charter, which provides that while the Security Council is exercising its functions in respect of any dispute or situation the Assembly must not make any recommendation with regard thereto unless the Security Council so requests. The Court further observed that the General Assembly had adopted resolution ES-10/14 during its Tenth Emergency Special Session, convened pursuant to resolution 377 A (V), whereby, in the event that the Security Council has failed to exercise its primary responsibility for the maintenance of international peace and security, the General Assembly may consider the matter immediately with a view to making recommendations to Member States. Rejecting a number of procedural objections, the Court found that the conditions laid down by that resolution had been met when the Tenth Emergency Special Session was convened, and in particular when the General Assembly decided to request the opinion, as the Security Council had at that time been unable to adopt a resolution concerning the construction of the wall as a result of the negative vote of a permanent member. Lastly, the Court rejected the argument that an opinion could not be given in the present case on the ground that the question posed was not a legal one, or that it was of an abstract or political nature.
Having established its jurisdiction, the Court then considered the propriety of giving the requested opinion. It recalled that lack of consent by a State to its contentious jurisdiction had no bearing on its advisory jurisdiction, and that the giving of an opinion in the present case would not have the effect of circumventing the principle of consent to judicial settlement, since the subject-matter of the request was located in a much broader frame of reference than that of the bilateral dispute between Israel and Palestine, and was of direct concern to the United Nations. Nor did the Court accept the contention that it should decline to give the advisory opinion requested because its opinion could impede a political, negotiated settlement to the Israeli-Palestinian conflict. It further found that it had before it sufficient information and evidence to enable it to give its opinion, and empha- sized that it was for the General Assembly to assess the opinion’s usefulness. The Court accordingly concluded that there was no compelling reason precluding it from giving the requested opinion.
Turning to the question of the legality under international law of the construction of the wall by Israel in the Occupied Palestinian Territory, the Court first determined the rules and principles of international law relevant to the question posed by the General Assembly. After recalling the customary principles laid down in Article 2, paragraph 4, of the United Nations Charter and in General Assembly resolution 2625 (XXV), which prohibit the threat or use of force and emphasize the illegality of any territorial acquisition by such means, the Court further cited the principle of self-determination of peoples, as enshrined in the Charter and reaffirmed by resolution 2625 (XXV). In relation to international humanitarian law, the Court then referred to the provisions of the Hague Regulations of 1907, which it found to have become part of customary law, as well as to the Fourth Geneva Convention of 1949, holding that these were applicable in those Palestinian territories which, before the armed conflict of 1967, lay to the east of the 1949 Armistice demarcation line (or “Green Line”) and were occupied by Israel during that conflict. The Court further established that certain human rights instruments (International Covenant on Civil and Political Rights, International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, United Nations Convention on the Rights of the Child) were applicable in the Occupied Palestinian Territory.
The Court then sought to ascertain whether the construction of the wall had violated the above-mentioned rules and principles. Noting that the route of the wall encompassed some 80 per cent of the settlers living in the Occupied Palestinian Territory, the Court, citing statements by the Security Council in that regard in relation to the Fourth Geneva Convention, recalled that those settlements had been established in breach of international law. After considering certain fears expressed to it that the route of the wall would prejudge the future frontier between Israel and Palestine, the Court observed that the construction of the wall and its associated régime created a “fait accompli” on the ground that could well become permanent, and hence tantamount to a de facto annexation. Noting further that the route chosen for the wall gave expression in loco to the illegal measures taken by Israel with regard to Jerusalem and the settlements and entailed further alterations to the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, the Court concluded that the construction of the wall, along with measures taken previously, severely impeded the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination and was thus a breach of Israel’s obligation to respect that right.
The Court then went on to consider the impact of the construction of the wall on the daily life of the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory, finding that the construction of the wall and its associated régime were contrary to the relevant provisions of the Hague Regulations of 1907 and of the Fourth Geneva Convention and that they impeded the liberty of movement of the inhabitants of the territory as guaranteed by the International Covenant on Civil and Political Rights, as well as their exercise of the right to work, to health, to education and to an adequate standard of living as proclaimed in the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights and in the Convention on the Rights of the Child. The Court further found that, coupled with the establishment of settlements, the construction of the wall and its associated régime were tending to alter the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, thereby contravening the Fourth Geneva Convention and the relevant Security Council resolutions. The Court then considered the qualifying clauses or provisions for derogation contained in certain humanitarian law and human rights instruments, which might be invoked inter alia where military exigencies or the needs of national security or public order so required. The Court found that such clauses were not applicable in the present case, stating that it was not convinced that the specific course Israel had chosen for the wall was necessary to attain its security objectives, and that accordingly the construction of the wall constituted a breach by Israel of certain of its obligations under humanitarian and human rights law. Lastly, the Court concluded that Israel could not rely on a right of self-defence or on a state of necessity in order to preclude the wrongfulness of the construction of the wall, and that such construction and its associated régime were accordingly contrary to international law.
The Court went on to consider the consequences of these violations, recalling Israel’s obligation to respect the right of the Palestinian people to self-determination and its obligations under humanitarian and human rights law. The Court stated that Israel must put an immediate end to the violation of its international obligations by ceasing the works of construction of the wall and dismantling those parts of that structure situated within Occupied Palestinian Territory and repealing or rendering ineffective all legislative and regulatory acts adopted with a view to construction of the wall and establishment of its associated régime. The Court further made it clear that Israel must make reparation for all damage suffered by all natural or legal persons affected by the wall’s construction. As regards the legal consequences for other States, the Court held that all States were under an obligation not to recognize the illegal situation resulting from the construction of the wall and not to render aid or assistance in maintaining the situation created by such construction. It further stated that it was for all States, while respecting the United Nations Charter and international law, to see to it that any impediment, resulting from the construction of the wall, to the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination be brought to an end. In addition, the Court pointed out that all States parties to the Fourth Geneva Convention were under an obligation, while respecting the Charter and international law, to ensure compliance by Israel with international humanitarian law as embodied in that Convention. Finally, in regard to the United Nations, and especially the General Assembly and the Security Council, the Court indicated that they should consider what further action was required to bring to an end the illegal situation in question, taking due account of the present Advisory Opinion.
The Court concluded by observing that the construction of the wall must be placed in a more general context, noting the obligation on Israel and Palestine to comply with international humanitarian law, as well as the need for implementation in good faith of all relevant Security Council resolutions, and drawing the attention of the General Assembly to the need for efforts to be encouraged with a view to achieving a negotiated solution to the outstanding problems on the basis of international law and the establishment of a Palestinian State.
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
De Vierde Conventie van Genève bevat bovendien het beroemde verbod op het koloniseren van bezet gebied waarop de internationale gemeenschap − Nederland inbegrepen − zich in haar veroordelingen van Israëls nederzettingenbeleid baseert. Artikel 49 van de Conventie eindigt met het gebod:”
The Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies.
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION PROTECTIVE EDGE
INTERNATIONALOPERATION CAST LEAD: 22 DAYS OF DEATH AND DESTRUCTION2009
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
BTSELEM.ORGTHE MILITARY COURTS11 NOVEMBER 2017 https://www.btselem.org/index. php/military_courts ”A new report published by the Association for Civil Rights in Israel (ACRI) outlines the nature of the legal regime currently operating in the West Bank. Two systems of law are applied in a single territory: one – a civilian legal system for Israeli citizens, and a second – a military court system for Palestinian residents. The result: institutionalized discrimination.” ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK24 NOVEMBER 2014 http://www.acri.org.il/en/2014 /11/24/twosysreport/ REPORT14 OCTOBER 2014ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK http://www.acri.org.il/en/wp-c ontent/uploads/2015/02/Two-Sys tems-of-Law-English-FINAL.pdf
More than six months have passed since the “Great March of Return” protests started in the Gaza Strip on 30 March.
Their calls for Israeli authorities to lift their 11-year illegal blockade on Gaza and to allow Palestinian refugees to return to their villages and towns have not been met.”
”104 Palestinian civilians, including 43 children, a woman and a paramedic, were shot and injured by Israeli occupation forces’ (IOF) fire against peaceful protestors at the 82nd Great March of Return (GMR), this Friday, 08 November 2019.” PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[15]
”Since the outbreak of GMR on 30 March 2018, PCHR documented 214 civilian killings by IOF, including 46 children, 2 women, 9 persons with disabilities, 4 paramedics and 2 journalists.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019 https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[16]
”On 3 Nov. 2019, at about 11:30 A.M., soldiers detained ‘Abd a-Razeq Idris, 13, from the Abu Jales neighborhood. They put him and a jeep, blindfolded him and drove him around. They then took him to al-Harika neighborhood, about a kilometer from his home, where they took him out of the jeep and walked him, blindfolded, through the streets….”
”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.”
”Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.” ARTICLE 2, EURO MEDITERRIAN AGREEMENTESTABLISHING AN ASSOCIATION BETWEEN THEEUROPEAN COMMUNITIES AND THEIR MEMBER STATES OF THEONE PART, AND THE STATE OF ISRAEL, OF THE OTHER PART https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/association_agreement_israel-eu_2000.pdf
[22]
ZIE VOOR ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN, NOOT 6
[23]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
President Trump zal in de loop van de dag bekendmaken dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als de hoofdstad van Israël. Dat hebben medewerkers van de president laten weten.
Ook zal hij de verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in gang zetten. Trump heeft geen datum genoemd, maar volgens zijn staf kan het hele proces drie tot vier jaar duren. Er is nog geen geschikt gebouw en ook moet beveiligde huisvesting geregeld worden voor de diplomaten.
Op 1 december is de deadline verstreken waarop Trump zijn handtekening had moeten zetten onder een document dat uitstel van de verhuizing bevestigt. Dat hebben alle presidenten voor hem, ieder half jaar ook gedaan, sinds in 1995 in de wet werd vastgelegd dat de ambassade moest verhuizen naar Jeruzalem. Maar voorwaarde voor die verhuizing is dat vredesbesprekingen leiden tot een blijvende oplossing voor de status van Jeruzalem.
Verkiezingsbelofte
Volgens het Witte Huis komt Trump met het besluit een verkiezingsbelofte na en is het niet zijn bedoeling om de uitkomst van besprekingen over de uiteindelijke status van Jeruzalem of het vredesproces te beïnvloeden. Volgens Trump is Jeruzalem nu eenmaal de zetel van de Israëlische regering en het centrum van het joodse geloof en de facto al de hoofdstad.
De erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël staat haaks op het beleid van Trumps voorgangers. Die vonden dat een gewijzigde status van Jeruzalem alleen tot stand kon komen na onderhandelingen met de Palestijnen, die Oost-Jeruzalem als hoofdstad van hun toekomstige staat willen.
Gevaarlijke gevolgen
De afgelopen dag belde Trump met verschillende leiders in het Midden-Oosten om zijn beslissing kenbaar te maken. Dat leidde tot woedende reacties in de Arabische wereld. De Palestijnse president Abbas waarschuwde Trump voor “gevaarlijke gevolgen” en belde vervolgens andere wereldleiders. Hij riep hun hulp in om Trump op andere gedachten te brengen.
Ook andere Arabische leiders wezen op gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid in de regio. EU-buitenlandcoördinator Mogherini zei dat elke actie die een tweestatenoplossing ondermijnt, voorkomen moet worden.
De enige die geen verklaring uitbracht na de belronde van Trump was de Israëlische premier Netanyahu. Israël juicht het besluit toe. Geen enkel ander land heeft een ambassade in Jeruzalem. Wel zijn er consulaten.Niet iedereen in de regering-Trump steunt de zet. Minister Tillerson van Buitenlandse Zaken en minister Mattis van Defensie zijn ertegen.
Reaffirming again that the acquisition of territory by force is inadmissible,
Deeply concerned over the enactment of a “basic law” in the Israeli Knesset proclaiming a change in the character and status of the Holy City of Jerusalem, with its implications for peace and security,
Noting that Israel has not complied with resolution 476 (1980),
Reaffirming its determination to examine practical ways and means, in accordance with the relevant provisions of the Charter of the United Nations, to secure the full implementation of its resolution 476 (1980), in the event of non-compliance by Israel,
1. Censures in the strongest terms the enactment by Israel of the “basic law” on Jerusalem and the refusal to comply with relevant Security Council resolutions;
2. Affirms that the enactment of the “basic law” by Israel constitutes a violation of international law and does not affect the continued application of the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War, of 12 August 1949, in the Palestinian and other Arab territories occupied since June 1967, including Jerusalem;
3. Determines that all legislative and administrative measures and actions taken by Israel, the occupying Power, which have altered or purport to alter the character and status of the Holy City of Jerusalem, and in particular the recent “basic law” on Jerusalem, are null and void and must be rescinded forthwith;
4. Affirms also that this action constitutes a serious obstruction to achieving a comprehensive, just and lasting peace in the Middle East;
5. Decides not to recognize the “basic law” and such other actions by Israel that, as a result of this law, seek to alter the character and status of Jerusalem and calls upon:
(a) All Member States to accept this decision;
(b) Those States that have established diplomatic missions at Jerusalem to withdraw such missions from the Holy City;
De Verenigde Staten beschouwen Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met het internationaal recht. Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo heeft de koerswijziging bekendgemaakt.
De stap volgt in een reeks pro-Israëlische beslissingen van de regering van president Trump. Eerder besloot de Amerikaanse president om Jeruzalem te erkennen als de ongedeelde hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade erheen te verplaatsen. Daarna heeft hij de financiële steun aan de Palestijnen stopgezet. In maart erkende de president de annexatie van de Golanhoogten, die Israël in 1967 veroverde op Syrië.
Hindernis
De Israëlische premier Netanyahu spreekt zijn waardering uit voor de Amerikaanse stap. Hij noemt het “een belangrijke maatregel die een historische fout corrigeert”. Israël blijft bereid tot vredesonderhandelingen met de Palestijnen, maar zal blijven afwijzen dat sprake is van illegale nederzettingen, aldus Netanyahu.
De Palestijnse president Abbas zegt in reactie dat de VS zijn geloofwaardigheid om een rol te spelen in het vredesproces heeft verloren.
Ook de Palestijnse politica Hanan Ashrawi veroordeelt de Amerikaanse koerswijziging. Volgens haar is het “een nieuwe klap voor het internationale recht, gerechtigheid en vrede”.
De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap achten de nederzettingen volgens internationaal recht illegaal. En dat blijft zo, liet EU-buitenlandchef Mogherini weten in een verklaring.
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor Justitie nog dat levensmiddelen uit Israëlische nederzettingen niet langer het label ‘made in Israel’ mogen dragen.
Tweestatenoplossing
De EU ziet de Israëlische nederzettingen net als internationale organisaties als de Verenigde Naties als een grote hindernis voor een oplossing van het conflict met de Palestijnen. Zij beschouwen de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als essentiële onderdelen van een toekomstige Palestijnse staat.
In de verklaring roept Mogherini Israël op om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen.
In 2016 nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Israël wordt geëist dat het stopt met bouwen in nederzettingen, “een flagrante schending” van het internationaal recht. De VS, onder president Obama, koos toen voor een koerswijziging en blokkeerde de resolutie niet maar onthield zich van stemming. De Amerikaanse VN-ambassadeur van destijds zei dat de nederzettingen een tweestatenoplossing in de weg staan.Israël bezette de gebieden in 1967. Sindsdien groeide het aantal Israëlische kolonisten er tot meer dan 600.000.
Reacties uitgeschakeld voor Noten behorende bij ”Rechten Palestijnse kinderen, brief aan Tweede Kamerleden”