OPINIEARTIKEL/AANVAL OP BAGATELLISERING WESTERSE SLAVERNIJDOOR HISTORICUS PIET EMMER
De aankomst van een Nederlands schip met Afrikaanse totslaafgemaakten voor de verkoop, Jamestown, Virginia, 1619. (Hulton Archive/Getty Images)Beeld Getty Images
VOORAF Mijn loyale lezers weten, dat ik recentelijk een stukgeschreven heb, waarin ik de vloer heb aangeveegd met de bagatelliseringvan de Westerse slavernij door emeritus hoogleraar geschiedenis aande Universiteit van Leiden, Piet Emmer [1]Op aansporing van de Opinieredactie van het Dagblad Trouw, dat ikhad aangeschreven [2], heb ik nu dus [maandag 12 juli 2021] een stuk,bestemd voor de Opiniepagina van Trouw geschreven.Of Trouw het publiceert, weet ik natuurlijk niet, maar hierbij dus metu, lezers, mijn Opinieartikel, bestaande uit ongeveer 600 woorden, gedeeldZie onder notenapparaat, onder B Veel leesplezier en tot de Volgende KeerHAHAHA Astrid Essed A NOTEN EN REACTIE TROUW OPINIE REDACTIE[1] HISTORICUS PIET EMMER, WEGPOETSER VAN HET BLOED, DAT AANDE WESTERSE SLAVERNIJ KLEEFTASTRID ESSED30 JUNI 2021 https://www.astridessed.nl/historicus-piet-emmer-wegpoetser-van-het-bloed-dat-aan-de-westerse-slavernij-kleeft/
[Het klopt, dat Trouw het door mij gewraakte artikel van Piet Emmer niet had gepubliceerd, maarde VolkskrantDaarvoor bovenstaande excuusmail naar Trouw Echter, naar aanleiding van mijn abusievelijke mailbrief aan Trouw, reageerde de Opinieredactie Trouw met haar verzoek om een opinie-artikel mijnerzijds Zie de verwijdering van mijn website van de abusievelijke mailbrief aan TrouwZie mijn mailbrief aan de juiste krant, de VolkskrantZie het gewraakte artikel van Piet Emmer in de Volkskrant Mailbrief Aan Trouw[verwijderd] https://www.astridessed.nl/redactie-trouw-u-bent-moreel-medeplichtig-aan-de-bagatellisering-van-de-westerse-slavernij-door-historicus-piet-emmer/
REACTIE TROUW OPINIE OP MIJN MAILBRIEF TR Opinie <opinie-trouw@persgroep.net>To:Astrid EssedMon, Jul 5 at 4:22 PMGeachte Astrid Essed, Op de opiniepagina’s voeren we graag het debat. ook dat over ons slavernijverleden. Mensen met verschillende standpunten kunnen dan op elkaar reageren. Als u het inhoudelijk niet eens bent met de heer Emmer, kunt u dat in een zakelijk artikel van maximaal 600 woorden laten weten.Vriendelijke groet,Opinieredactie
B HISTORICUS PIET EMMER, WEGPOETSER WESTERSE SLAVERNIJ Vanaf het moment, dat ik hem in de collegebanken van de Universiteit van Amsterdam heb horen spreken als gastdocent, heb ik historicus Piet Emmer, gevolgd, sommige periodes intensiever dan andere.Wat daarbij opviel was niet het feit, dat Emmer betoogde [tijdens dat gastcollege], dat de toenmalige Republiek der Verenigde Nederlanden [via zijn kooplieden, andere belanghebbenden en de VerenigdeWest Indische Compagnie] niet zoveel aan slavenhandel/slavernij verdiend had als men wel zou denken [dat had waar kunnen zijn, al werd het later door wetenschappelijk onderzoek ontkracht], maar het feit, dat Emmer op dat aspectzodanig de nadruk legde, dat het verdacht veel leek op bagatellisering vande Westerse slavenhandel en slavernij.Het leverde hem dan ook, in genoemd gastcollege, maar ook later, veelkritiek op.Als hij het daarbij gelaten had ik dit stuk waarschijnlijk niet geschreven,maar niet alleen bleef Emmer in de loop der jaren de minder grote profijtelijkheid van slavernij en slavenhandel verdedigen, maar hij ging verder op de bagatelliseringstoer, tot nog in juni 2021, in een in de Volkskrant verschenen stuk ”Wie een beperkte blik op de slavernij wil, spoede zich naar het Rijksmuseum”, waarin hij kritiek ventileerde op de zijns inziens ”eenzijdige” slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum.Daarin kwamen oude Emmer stokpaardjes naar boven:Zo schrijft Emmer, dat in de tentoonstelling ”hedendaagse morele oordelen”werden losgelaten op de beoordeling van de slavernij, terwijl er reeds in de 17 e eeuw verzet van dominees tegen slavernij en slavenhandel was.Ook haalt Emmer er de Gouwe Ouwe bij, dat ook Afrikanen en Arabieren zichschuldig maakten aan slavernij en slavenhandel en daarbij witte slavenhandelaren ondersteunden in het vangen en roven van Afrikanen.Op zich waar, maar, zo vraag ik mijzelf af: Wat wil Emmer daarmee beweren?Dat, omdat ook Afrikanen en Arabieren zich onledig hielden met de misdaad slavernij, daarmee de Westerse slavernij minder ernstig was?Mijn veronderstelling wordt bevestigd door Emmer zelf, die in het genoemdeVolkskrant stuk opmerkt: ”Deden hun Arabische en Afrikaanse collega’s dat[het maken van slaven tot object] dan niet? Kun je de Europeanen verwijten, dat ze steeds meer kindslaven kochten?”Doorredenerend zijn de liquidaties, die worden toegeschreven aan crimineel Redouan T minder erg, omdat andere topcriminelen ook liquideren….Emmer noemt ook de mensonterende omstandigheden van de landarbeiders in Drenthe, die, in tegenstelling tot slaven, die dat wel kregen, geen huisvesting,moestuin en doktershulp hadden.Natuurlijk waren de omstandigheden van Drentse landarbeiders mensonterend,maar moet ik uitleggen, dat een dergelijke vergelijking schaamteloos is?Dat niet alleen slaven geen loon ontvingen, in tegenstelling tot het [weliswaar schamele] loon van landarbeiders, maar het fundamentele aan slavernij, dateen slaaf eigendom van zijn meester was, een Ding, dat kon worden gekocht enverkocht, zonder zeggenschap over zijn/haar leven?Dat zijn/haar kinderen konden worden verkocht zonder enige invloed van de slaaf daarop, in tegenstelling tot arme Drentse landarbeiderskinderen, die Emmer ook noemt?Niet alleen de vergelijking is absurd, maar de morele laagheid om onderdruktegroepen zo tegen elkaar uit te spelen.Het meest bizarre is nog, dat Emmer in een onderzoek de ruimte op slavenschepen vergeleek met die van landverhuizers op weg naar de Verenigde Staten [19e en begin 20e eeuw] en de ruimte, die er nu is in de economy class’ van een vliegtuig.Alsof vrije landverhuizers, hoe arm ook, alsof, nog bizarrer, toeristen, op wegnaar een vakantiebestemming, geketend worden vervoerd, gekocht worden ofverkocht?Sinds de 70 er jaren, toen Emmer zijn bagatelliseringstoer startte, tot 2021,heeft hij niets moreels bijgeleerd.Wordt het niet tijd, dat alle media deze apologeet vande misdaad tegen de menselijkheid, die slavernij heet, gaan weren? Astrid EssedAmsterdam
EINDE OPINIESTUK
Reacties uitgeschakeld voor Opinieartikel/Aanval op bagatellisering Westerse slavernij door historicus Piet Emmer
De aankomst van een Nederlands schip met Afrikaanse totslaafgemaakten voor de verkoop, Jamestown, Virginia, 1619. (Hulton Archive/Getty Images)Beeld Getty Images
[[Deze mailbrief is tevens cc gestuurd aan de heer Piet Emmer, emeritus hoogleraar, Universiteit Leiden, het Rijksmuseum en de kranten AD en ElsevierMagazine, omdat ook zij historicus Piet Emmer een podium gegeven hebben voor zijn bagatellisering van de Westerse slavernijZie in onderstaande brief, noot 7] AANREDACTIE DAGBLAD DE VOLKSKRANTOnderwerp: Uw facilitering van slavernij apologeet Professor EmeritusP. C. Emmer, Universiteit Leiden ”””Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdaden niet uitwissen”Vrij vertaald naar Shakespeare’s Macbeth [slaapwandelende Lady Macbeth,Act 5, Scene 1]” http://www.shakespeare-online.com/plays/macbeth_5_1.html
Geachte Redactie, Zoals u hebt kunnen lezen, begin ik mijn aanklacht tegen u [want dit is niet meerof minder dan een aanklacht] met een citaat uit William Shakespeare’s onvergetelijke toneelsruk/tragedie MacBeth [1]:””Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdaden niet uitwissen” [2],want dat is het Leitmotiv van mijn brief/aanklacht tegen uw publicatie vaneen artikel van genoemde Professor [vanaf nu voor het gemak ”de heer Emmer” of ”Emmer” genoemd], dd 22 juni jongstleden: ”Wie een beperkte blik op de slavernij wil, spoede zich naar het Rijksmuseum” [3] Want de heer Emmer heeft zich kennelijk van meet af aan [ooit heeft ondergetekende in de jaren zeventig een van de eerste hoor/gastcolleges bij hem gevolgd, aande Universiteit van Amsterdam, hetgeen tot veel commotie leidde] als Levensdoel gesteld, de Westerse slavernij, oftewel de transatlantische slavenhandel [4] en de daaruit voortvloeiende slavernij in de Amerika’s, opalle mogelijke manieren en drogeredenaties, op zijn vriendelijkst gezegd,te bagatelliseren.Over het inhoudelijke, waarvoor uw krant, door hem een podium te geven, moreel medeverantwoordelijk bent, kom ik zo te spreken. HOOR/GASTCOLLEGE IN DE JAREN 70]Eerst over dat gewraakte hoor/gastcollege uit het verleden, waarbij ondergetekende aanwezig was:De heer Emmer betoogde, dat de slavenhandel voor de toenmalige Republiek der Verenigde Nederlanden lang niet zo profijtelijk was, als was aangenomen [5],waarop een storm van kritiek losbarstte.Uit later onderzoek bleek, dat de winstmarge [nu ruimer berekend] groter was dan de heer Emmer had beweerd. [6]Maar de toenmalige kritiek op Emmer was niet zozeer zijn lage inschattingvan de profijtelijkheid, maar de nadruk, die hij daarop legde, waarbij de bagatellisering van deze misdaad tegen de menselijkheid om de hoek kwam kijken.Die neiging tot bagatellisering ben ik in een aantal andere publicaties/interviews ook tegengekomen, want niet alleen uw krant [eerlijkheid gebiedt dat te zeggen], maar ook andere media hebben Emmer in de loop der tijden ruim baan gegeven. [7] ARTIKEL EMMER ”WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM’ En dan nu het in uw Dagblad geplaatste artikel van Emmer, tevens dereden van deze Brief:”WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM'[8] Op dit artikel heeft ondergetekende een stevige kritiek geschreven, die uonder noot 9 kunt [moet zelfs, wil u mijn als hierop volgende korte samenvatting kunnen begrijpen en controleren op bronnen/feiten] lezen: SAMENGEVAT: In een AD artikel [10][dat echter naadloos aansluit bij zijn opvattingen inhet door u gepubliceerde artikel], bagatelliseert Emmer de slavernij/slavenhandel, doorde misdadige omstandigheden van de slavenhandel te vergelijken [qua ruimte]met de vrije overtocht, per vliegtuig/economy class, van vrije migranten, doorhet slavenhandel transport te vergelijken met de overtocht van landverhuizers naar de VS, die, hoe slecht de omstandigheden vaak ook, een overtocht van vrije mensen was, die niet geketend waren, wier vrouwen niet werden verkrachtdoor de bemanning.Die niet gekocht en verkocht werden bij aankomst in de VS. Emmer heeft in uw Volkskrant artikel de guts, de slechte omstandigheden van een Drents landarbeiderskind [dat hoezeer verpauperd ook, niet kon worden gekochten verkocht te vergelijken met die van een slavenkind in de Amerika’s. [12] Verder verwijst hij bij de Westers-Europese rooftochten van Afrikanen naarde rol van de Afrikaanse slavenhalers in opdracht van de blanken, de Arabischeslavenhandelaars, de Afrikaanse slavernij.Op zich juist, maar hij gebruikt deze eveneens huiveringwekkende zaken, omde rol van de Europese handelaars [in wier opdracht de slaven immers geroofd waren] te bagatelliseren. [13] BEWIJS?Emmer schrijft in zijn artikel o.a.”Dat de tentoonstelling geen wetenschappelijk, maar een activistisch karakter draagt blijkt ook uit de constatering dat de Europese slavenhandelaren slaven ‘tot object’ maakten. Deden hun Afrikaanse en Arabische collega’s dat dan niet? Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?” [14]Ja, Redactie, de zin staat er ECHT:”Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?” [15] En een dergelijke apologeet van slavenhandel en slavernij, die de ruimte op stinkende slavenschepen [16]met droge ogen vergelijkt met de volgens hem zo krappe ruimte in de Economy class, die onzin opmerkingenmaakt over ”loon” dat slaven zou worden uitgekeerd in de vorm van eten en kleding [17], die vindt, dat op deze misdaden tegen de menselijkheid geen ”hedendaagse morele oordelen” moeten worden toegepast [18], terwijl hij dondersgoed weet van het 17 eeuwse verzet tegenslavernij [hij noemt het zelf in een ander artikel] [19] Welnu, een dergelijke apologeet hoort niet thuis in uw krant, of welke andere krant ook, als u zichzelf tenminste ”kwaliteitskrant” wilt blijven noemen. Door Emmer’s artikel te hebben gefaciliteerd, hebt u zich, evenals andere media zoals Elsevier Magazine en AD [die deze mail cc ontvangen]moreel schuldig gemaakt aan het verspreiden van de bagatellisering van misdaden tegen de menselijkheid. [20] Dit is een schande.Een grotere schande is het, dat ik u daarop moet aanspreken. Stop hier dus direct mee en verleen geen publicitaire medewerking meer aan schrijfsels zoals van Emmer, die impliciet ofexpliciet, een van de Donkerste Bladzijden van de Westerse Geschiedenis, een Make Over geven. Ik verwacht, dat u mijn dringend verzoek, nee Eis, inwilligt. En excuses aan de nazaten van de tot slaafgemaakten zijn hier zeker op zijn plaats, want u weet waaraan u hebt meegewerkt. En denk er goed aan:””Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdaden niet uitwissen”[21]
‘”Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdaden niet uitwissen”
”Vrij vertaald naar Shakespeare’s Macbeth [slaapwandelende Lady Macbeth,Act 5, Scene 1]”
ZIE NOOT 1
[3]
VOLKSKRANTWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM22 JUNI 2021
Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren. De bezoeker krijgt de indruk dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn.
De met veel tamtam aangekondigde en inmiddels geopende tentoonstelling ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum typeert de slaven vrijwel zonder uitzondering als zielige underdogs, terwijl veel wetenschappelijke studies van de laatste vijftig jaar keer op keer laten zien dat die gedweeë, sullige ‘Sambo’ zonder initiatief, die alles accepteert en zich naar believen laat straffen, vernederen en uitbuiten, nooit heeft bestaan.
De tentoonstelling documenteert slechts een aantal levensgeschiedenissen van slaven en die beperking verhindert dat er een aantal fundamentele problemen aan de orde komen, zoals de vraag waarom de Europeanen voor hun koloniën slaven uit Afrika en Azië haalden en niet uit hun eigen continent en waarom Afrika en Azië in staat bleken in de loop der eeuwen steeds meer slaven te leveren.
Morele oordelen
Bovendien worden zowel de bezoekers van de tentoonstelling als de lezers van de daarbij behorende bundel opstellen voortdurend geconfronteerd met hedendaagse morele oordelen zoals de verontwaardiging over het feit dat de slaven af en toe op zaterdag moesten werken. Pardon, een vrije zaterdag in de 18de en 19de eeuw?
Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren, waardoor de bezoeker de indruk krijgt dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn: ‘In Afrika leefden mensen in de koloniale tijd met de realiteit van mensenhandelaren, nomaden op paarden, die nachtelijke rooftochten organiseerden om mensen te ontvoeren.’
Niet gekoloniseerd
Het Rijksmuseum verzwijgt echter dat Afrika ten tijde van de Atlantische slavenhandel helemaal nog niet gekoloniseerd was en dat de ‘rooftochten’ en ‘ontvoeringen’ dus onmogelijk de Europeanen in de schoenen kunnen worden geschoven.
Tegen alle logica beweert de directeur van het Rijks, Taco Dibbits in het voorwoord van het magazine voor scholieren Slavernij en nu? dat ‘de arbeiders op de plantages niet betaald’ kregen. Zou hij werkelijk geloven dat de plantagebezitters hun voor veel geld gekochte slaven lieten verhongeren?
Beloning
Niets is minder waar. Zo kregen de slaven van de Surinaamse plantage ‘Catharina Sophia’ in de 19de eeuw weliswaar geen geld, maar gemiddeld 94,57 gulden per jaar aan voedsel en 13,58 gulden aan kleding en huishoudelijke artikelen alsmede huisvesting, het gebruik van een moestuin en medische zorg.
In dezelfde tijd verdienden de landarbeiders in Drenthe ongeveer 150 gulden per jaar zonder huisvesting, moestuin en doktershulp. Bovendien wijst de directeur op de Nachtwacht van Rembrandt met daarop een jong kind met een donkere huidskleur en vraagt: ‘En waarom moest hij als kind al werken?’. Is hij niet op de hoogte van het feit dat in Rembrandts tijd en nog velen eeuwen daarna kinderarbeid heel normaal was?
Bezit
Zonder enig bewijs meldt de tentoonstellingsbundel dat slaven geen bezit mochten hebben. Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan? Ook beweert de bundel dat slaven niet mochten lezen en schrijven, maar hoe kon de zwarte abolitionist (voorstander afschaffing slavernij, red.) Equiano dan zijn memoires schrijven als hij dat als slaaf niet had geleerd? De slaven waren het eigendom van een ander en ‘daarom kon er juridisch gezien geen sprake van mishandeling of verkrachting zijn’ door de eigenaar.
Waarom zijn er dan processen gevoerd tegen planters, die een slaaf hadden gemarteld of gedood? Dat de tentoonstelling geen wetenschappelijk, maar een activistisch karakter draagt blijkt ook uit de constatering dat de Europese slavenhandelaren slaven ‘tot object’ maakten. Deden hun Afrikaanse en Arabische collega’s dat dan niet? Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?
Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat alleen Afrikaanse handelaren bepaalden hoeveel man-, vrouw- en kindslaven te koop werden aangeboden. Zelfs de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, is volgens het Rijksmuseum een symbool van uitbuiting en geweld. Maar zou dat instrument net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?
Wie hoopt dat de tentoonstelling hem of haar op de hoogte brengt van de laatste wetenschappelijke inzichten hoeft het Rijksmuseum niet te bezoeken, maar wie zijn stereotiepe opvatting over de slavenhandel en slavernij bevestigd wil zien, komt in het Rijksmuseum ruimschoots aan zijn trekken.
Piet Emmer is auteur van De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop (2021).
EINDE ARTIKEL VOLKSKRANT
[4]
WIKIPEDIA
TRANS ATLANTISCHE SLAVENHANDEL
[5][5] BEVESTIGD IN ONDERSTAAND ARTIKEL:
”De indruk kan ontstaan zijn dat de slavenhandel een essentieel onderdeel van de Nederlandse economie vormde en dat afschaffing van de slavernij de economisch totaal ontwricht zou worden. Volgens P.C. Emmer is die gedachte beslist niet waar. Hij stelt dat de Nederlandse slavenhalers op hun hoogtepunt jaarlijks dertig slavenschepen lieten uitvaren, maar dat deze schepen samen nog geen één procent vormde van de totale koopvaardijvloot, die toen geschat werd op ongeveer vierduizend schepen. Ook voor de werkgelegenheid vormde de slavenvaart geen absolute noodzakelijkheid. Emmer stelt het aantal zeevarenden op slavenschepen op duizend tot twaalfhonderd, en dat in de hoogtijdagen. Als er in ogenschouw wordt genomen dat de werkgelegenheid in de scheepvaart vele malen groter was (volgens Emmer ongeveer 44.700 in 1770) dan vormen de ruim duizend slavenhalers slechts een zeer kleine, haast onbetekende groep.”……….”Maar was de slavenhandel van essentieel belang voor de gehele Nederlandse economie? Met andere woorden: hadden de Nederlanden zonder slavenhandel gekund, bijvoorbeeld als zij als enigen ter wereld een verbod op slavenhandel naleefden? Emmer meent dat de Nederlanden zonder veel moeite van slavernij hadden kunnen afzien. Nederlandse plantages hebben nooit meer dan de helft van de geïmporteerde suiker en koffie geleverd, en dit zou gemakkelijk door het buitenland kunnen worden opgevangen. Daar een groot deel van de Atlantische handel en scheepvaart mogelijk werd gemaakt door de inzet van buitenlandse gastarbeiders, zou het hoogstens betekenen dat er minder gastarbeiders naar de Nederlanden waren gekomen op zoek naar werk” HISTORIENDE NEDERLANDSE SLAVENHANDEL IN DE 17E EN 18 E EEUW http://www.historien.nl/geschiedenis-van-de-nederlandse-slavenhandel/
De Nederlandse slavenhandel in de zeventiende en achttiende eeuw wordt over het algemeen als zeer winstgevend omschreven. Maar klopt die stelling ook? Een onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel.
Het Nederlandse handelsverleden wordt dikwijls geassocieerd met de successen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Vuistdikke handboeken zijn verschenen over dit onderwerp en de publicatiestroom over deze roemruchte handelsonderneming is nog lang niet ten einde. De herinnering aan de VOC is in de hedendaagse literatuur nog springlevend, maar de geschiedenis van haar wellicht even roemruchte, op “de West” varende tegenhanger wordt enigszins tekort gedaan. Misschien heeft dit tekort aan aandacht ook te maken met het feit dat deze West-Indische Compagnie (WIC), in tegenstelling tot de VOC, voornamelijk periodes van economische tegenspoed en onzekerheid kende en dat het voornaamste deel van haar handelswaar uit slaven bestond.
Slavenhandel: een winstgevend bedrijf?
De handelssuccessen van de WIC lijken paradoxaal: de slavenhandel was kennelijk niet succesvol genoeg en het lijkt dan voor de hand te liggen om over te gaan op andere “handelswaar”. De WIC deed dit echter niet; de Nederlandse slavenhandel bleef bijna twee eeuwen standhouden, tot uiteindelijk in 1818 ook in de Nederlanden de handel in slaven werd afgeschaft. Er moet dus een goede reden zijn geweest om deze verlieslijdende handel te continueren. Maritiem historicus Willem Flinkenflögel laat in zijn werk “Nederlandse slavenhandel” (1621-1803) de zeventiende eeuwse Zeeuwse arts en slavenkeurder D.H. Gallandat aan het woord. Gallandat stelt “dat er vele bedrijven plaatshebben, die ongeoorloofd zouden schijnen, indien er geen bijzonder voordeel in te vinden was. Getuige hiervan is de slavenhandel, die men alleen door het voordeel dat hij aan de kooplieden toebrengt, van onwettigheden kan vrijspreken”. Maar over welk voordeel voor de kooplieden heeft Gallandat het hier? Ook Flinkenflögel stelt immers dat de koopmanslogica van Gallandat geen stand lijkt te houden tegen de hedendaagse opvatting dat de Nederlandse slavenhandel weliswaar een hardnekkig bestaan leidde, maar in termen van winst niet bijster interessant was. Om de “waarom-vraag” te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk om eerst een uiteenzetting te geven over de vroegste geschiedenis van de WIC.
Oprichting van de WIC
De Brit Jonathan Israel stelt in zijn werk “Nederland als centrum van de wereldhandel, 1585-1740” heel duidelijk dat de Nederlandse zeelieden zich in de beginfase van deze kaperoorlog afzijdig hielden. De Lage Landen waren volgens Israel tegen het einde van de vijftiende eeuw gespecialiseerd in het vervoer van bulkgoederen, zoals de graanhandel op het Oostzeegebied. Graanoverschotten werden naar het Middellandse Zeegebied getransporteerd, waar de Nederlandse zeelieden zout haalden. Dit zout was nodig voor een ander belangrijk Nederlands handelsproduct: haring. De Europese handel verliep voor deze Nederlandse handelaren dermate voortvarend dat er geen behoefte was aan de perikelen met Spanje in bijvoorbeeld het Caribisch gebied.
Rond 1590 ziet Israel een keerpunt. Vanaf die tijd spreekt hij van de hegemonie in de wereldhandel van de Nederlandse stapelmarkt. Dit zou het gevolg zijn van een belangrijke verandering in de oorlog tegen Spanje. De Spanjaarden hadden het embargo tegen de Nederlanders beëindigd omdat zij dringend door de Nederlanders moesten worden voorzien van Baltisch graan en scheepsbenodigdheden, terwijl ze het embargo tegen Engeland in stand hielden. Naast de handel met de Spanjaarden voerden de Zeven Provinciën ook een groot en succesvol offensief uit (1591). De ontstane situatie zorgde voor het aantrekken van een handelselite, waardoor de economie een enorme impuls kreeg.
In 1598 kondigde de Spaanse koning echter strenge maatregelen aan om de zoutafname van de Nederlanders een halt toe te roepen. Vanaf dit moment waren de Nederlandse handelaren genoodzaakt het zout uit het Caribisch gebied te halen. Dit werd door de Spanjaarden zoveel mogelijk bestreden, maar voordat het tot een echt conflict kon komen, zorgde het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) ervoor dat het zout weer in Spanje gehaald kon worden.
Dat de Nederlandse zouthalers na de beëindiging van het Twaalfjarig Bestand kennelijk geen vertrouwen hadden in de Spaanse gastvrijheid blijkt uit het feit dat onmiddellijk na afloop van het Bestand werd overgegaan tot de oprichting van de “Geoctroyeerde Westindische Compagnie”. Omdat de Nederlanden inmiddels weer volop in oorlog waren met Spanje en de kosten voor de vloot zoveel mogelijk gedekt moesten worden, was de WIC genoodzaakt haar inkomsten voornamelijk op oorlogsbuit en kaapvaart te baseren.
De eerste dertig jaar van haar bestaan werd de WIC vooral gekenmerkt door een zeer agressief en expansief beleid om met name het katholiek Spanje en Portugal zo hard mogelijk te treffen. Kaapvaart, in tegenstelling tot zeeroverij door de overheid toegestaan, en gebiedsverovering waren hiervoor de meest effectieve middelen. Volgens Johannes de Laet, die in zijn “Iaerlijck Verhael” de verrichtingen van de WIC beschrijft, werden de Spanjaarden en Portugezen tussen 1623 en 1636 van niet minder dan 547 schepen beroofd.
Van kaapvaart naar slavenhandel
De overstap van kaapvaart naar slavenhandel lag in eerste instantie niet echt voor de hand. Het werd zelfs in de beginjaren der compagnie op calvinistische gronden verworpen. In zijn werk “The Dutch in the Atlantic Slave Trade 1600-1815” haalt Johannes Menne Postma een citaat aan uit het toneelstuk “Moortje”, van de Nederlandse dichter Brederode: “Inhumane custom! Godless rascality! That people are being sold, like horselike slavery. In this city there are also those, who engage in that trade. In Farnabock, but God will know”.
Na de verovering van Recife in Brazilië vond er een ommekeer plaats en werd de slavenhandel al snel begonnen. Deze verandering was mogelijk doordat de commerciële voordelen van de slavenhandel inmiddels volledig duidelijk waren. Volgens de Leidse hoogleraar P.C. Emmer behaalden de Engelsen met hun slavenhandel gemiddelde winstpercentages van zes tot zeven procent. In deze tijd niet bijster veel, in die tijd volgens Emmer volstrekt normaal. Een tweede factor die de slavenhandel niet alleen mogelijk maakte maar zelfs legitimeerde was het feit dat belangrijke theologen de slavenvaart niet langer in strijd achtten met het calvinistische gedachtegoed. Indien er werd gehandeld in niet-christenen, werd de slavenhandel toegestaan.
Nu in principe niets de Nederlandse slavenhandel nog in de weg stond, wilden de slavenhalers zich verzekeren van een regelmatige aanvoer van slaven ten behoeve van de plantages. Om dit te bewerkstelligen werden er plaatsen aan de West-Afrikaanse kust veroverd om als “slaven-inzamelingspunt” te dienen. In 1637 werd Elmina, het grote Portugese slavenhandelbolwerk, door Nederlanders aangevallen en ingenomen. Elmina zou vanaf dit moment tot aan de opheffing van de WIC het hoofdkwartier van de compagnie in West-Afrika zijn. In 1641 volgde een andere Portugese nederzetting, Luanda. De WIC breidde haar macht aan de Afrikaanse westkust gestaag uit, waardoor de slavenhandel pas echt goed op gang kon komen. Dit was ook hard nodig, daar de Nederlanders in Brazilië de op de Portugezen veroverde suikermolens weer in gebruik wilden nemen. De meeste slaven waren echter gevlucht en de toenmalige bestuurder van Nederlands-Brazilië, Johan Maurits van Nassau (1636-1644) werd bedolven onder verzoeken om voor voldoende aanvoer van “levend ebbenhout” te zorgen. Afrikaanse slavenhandelaren haalden slaven uit Dahomey, Angola en andere West-Afrikaanse landen en ruilden ze aan de kust tegen goederen uit de Republiek. De slaven werden vervolgens naar Amerika getransporteerd alwaar ze weer geruild werden tegen tropische producten, die dan weer naar de Republiek vervoerd werden. Deze handel is beter bekend onder de naam “driehoeksvaart”.
Een belangrijke rol was voor Curaçao weggelegd. Dit eiland werd langzamerhand het Nederlandse verzamelcentrum voor slaven. Vanaf Curaçao werden slaven vervoerd naar Spaans Zuid-Amerika en de Franse en Engelse eilanden in de regio. De meeste slaven gingen naar Suriname, dat vanaf 1668 definitief in Nederlandse handen was.
Problemen voor de WIC
Hoewel de slavenhandel onverminderd doorging, kwam de WIC in grote problemen. De compagnie ontketende in de eerste helft van de jaren veertig van de zeventiende eeuw een nieuwe reeks roofovervallen op Spaanse bezittingen in het Caribisch gebied, maar onttrok daarvoor manschappen aan Nederlands-Brazilië. De WIC weigerde ook in te stemmen met een voorgesteld bestand van de nieuwe Portugese koning, nadat Portugal in december 1640 tegen de Spanjaarden in opstand was gekomen en zich had losgemaakt. Een bestand zou immers de gebiedsuitbreiding in Nederlands Brazilië tot stilstand brengen en een einde maken aan de roofovervallen op Portugese schepen. Het bestand werd echter toch gesloten, met als gevolg dat de Portugese suikereconomie in Brazilië weer sterk kon opleven. De concurrentie met de Nederlandse suikerplanters nam sterk toe, waardoor ook de polarisatie tussen de Nederlandse en Portugese planters toenam. Een opstand der Portugezen was het gevolg. Nederlands-Brazilië was verloren. Nadat de rust tussen de Nederlanders en de Portugezen was teruggekeerd werden er verdragen en handelsovereenkomsten gesloten, waardoor de rust tussen deze twee groepen bestendigd werd.Heel anders was de relatie met de Engelsen. De Engelse marine slaagde er keer op keer in om de Nederlandse slavenvaart grote schade te berokkenen.
Op de Afrikaanse kust zaten Nederlanders en Engelsen elkaar enorm in de weg, maar geen van beide partijen wist het tij in het eigen voordeel te keren, wegens gebrek aan manschappen.Afgezien van de buitenlandse concurrentie lag de grootste factor die het monopolie van de WIC aantastte volgens P.C. Emmer in eigen land. Na het faillissement van de WIC in 1674 ten gevolg van het echec in Brazilië, werd in hetzelfde jaar een nieuw octrooi aan de compagnie verleend (ook wel de tweede WIC genoemd). Groot verschil was dat het handelsmonopolie van de WIC niet werd voortgezet. Iedereen die handel wilde drijven in het Atlantisch gebied, kon zijn gang gaan, op voorwaarde dat er een belasting werd betaald aan de WIC. Alleen de slavenhandel bleef een WIC-aangelegenheid. Ondanks dit slavenhandelsmonopolie slaagde de WIC er niet in om winst te maken, zelfs niet met enorme overheidssubsidies. Volgens Emmer had dit te maken met factoren die niets met slavenhandel te maken hadden. Zo werd de tweede WIC opgezadeld met schulden van de eerste WIC en werd een dure, gedecentraliseerde districtsstructuur zonder wijzigingen overgenomen. Bovendien was de tweede WIC ook geen zuivere slavenhandelsrederij. Zij verdedigde ook en aantal forten en koloniën in het Caribisch gebied en Afrika, waarmee enorme kosten gemoeid waren.
De periode van vrije slavenhandel
Ook aan het WIC-monopolie op de slavenvaart kwam een einde. Volgens Flinkenflögel was het WIC-monopolie op de slavenhandel vele planters en reders een doorn in het oog, daar zij het in strijd met de “mare liberum” gedachte achtten. Daarnaast was het in de achttiende eeuw zo dat de vraag naar slaven het aanbod overtrof. Tussen 1730 en 1738 verviel het monopolie van de WIC en werd de vrije slavenhandel een feit. Wat overbleef was dat de vrije slavenhandelaren nu “recognitiegelden” dienden te betalen aan de WIC. Het was het einde van de WIC als transatlantisch slavenexporteur.Met de geleidelijke opheffing van het WIC monopolie op de slavenhandel namen de Zeeuwen met hun “Middelburgse Commercie Compagnie” (MCC) een vooraanstaande rol in wat betreft de Nederlandse slavenhandel. In 1754 had de MCC zo”n belangrijke plaats veroverd op het gebied van de slavenhandel, dat zij niet langer verplicht was de recognitiegelden aan de WIC af te dragen.
Relatie tussen verlies en sterfte
Vanaf 1730, het aanbreken van de periode van vrije slavenhandel, kan met enige zekerheid iets worden gezegd over de rentabiliteit van de Nederlandse slavenhandel. Volgens P.C. Emmer komt dit doordat er vanaf dat moment geen vermenging meer was van overheidstaken en commerciële activiteiten. Emmer stelt echter ook dat een er slechts een beeld te geven is van winst en verlies, aangezien alleen de boekhouding van slechts één slavenhandelsrederij, de MCC, bewaard is gebleven. Zelfs van de WIC is geen enkele complete boekhouding terug gevonden. Postma voegt daaraan toe dat vergelijking moeilijk is doordat elke slavenhandelende natie zijn eigen munteenheid, gewichtseenheden en maten kende. In de Nederlanden waren zelfs twee monetaire systemen: de Zeeuwen gebruikten het Vlaamse pond, de rest van de Republiek hield vast aan de gulden. Daarnaast hanteerden de slavenhandelaren een variëteit aan maateenheden. Op basis van gegevens over de waarde van schepen, gebouwen en andere bezittingen komt Emmer tot een jaarlijks winstpercentage van twee tot drie procent, wat hij normaal acht voor die tijd. Hij stelt echter ook de vraag waarom de directeuren van de MCC hier genoegen mee namen. Immers, het geld had net zo goed simpelweg op de bank gezet kunnen worden. Emmer vermoedt dat de investeerders in de compagnie hoopten op snelle en hoge winsten. Zonder tegenslagen was dat ook vast mogelijk geweest, maar de werkelijkheid was anders. Een aantal slavenreizen van de MCC leverden inderdaad vijftig tot tachtig procent winst op, maar minstens evenveel ondernemingen eindigden met een negatief resultaat. Dit had met name te maken met de hoge sterfte onder de slaven (voor oorzaken, zie tabel 1), waardoor verliespercentages van twintig tot dertig procent vrij normaal waren.
Tabel 1: doodsoorzaken van slaven op slavenschepen in de achttiende eeuw
Het is enigszins vreemd dat de Engelsen, gelet op de winstpercentages, aanzienlijk succesvoller waren in de slavenhandel. Engelse slavenhalers boekten een gemiddeld winstpercentage van zes tot zeven procent, ruim het dubbele van de Nederlanders. Hoe was dit nu mogelijk? Emmer wijst opnieuw op de sterfte onder de slaven. De Engelsen kochten over het algemeen gezondere en conditioneel beter slaven in op de welvarende delen van de Afrikaanse kusten. Ook verzorgden de Engelsen hun slaven beter. Zo hadden de Engelsen een ingenieus luchtverversingssysteem ontwikkeld, tot jaloezie van de Nederlanders.
Vrijman citeert uit een niet nader genoemde bron om de situatie op de Nederlandse slavenschepen te omschrijven:“Vochtig weer en sterken wind belet hebbende de luchtgaten te openen begonnen koortzen en roode loop de negers te plaagen: hun vertrek was zoo ondraaglijk heet, dat ik er maar een oogenblik in konde verblyven. De hitte alleen maakte dit niet onmogelyk; de planken waren zoo met bloed bevlekt dat deze arme menschen als het ware daarin zwommen. Als zy door de ziekte door hun vel en hun vleesch komen, kwynen zy nog enige tyd in die toestand; door het liggen op de planken, waardoor de uitstekende knoken, vooral by de zieken, dikwijls ontveld worden, treed dikwijls koud vuur in, totdat de barmhartige God hen den dood toezend, om dit leven van ellende te eindigen”.
De Engelse schepen beschikten ook over meer scheepsartsen met ervaring in de slavenhandel en deze artsen wisten de sterfte eveneens te beperken. In tegenstelling tot Emmer heeft Vrijman echter juist kritiek op de Engelsen en Fransen en roemt hij de Nederlanders: “Door schade en schande wijs geworden, behandelde de Loffelijke Westindische Compagnie” haar transporten buitengewoon goed, althans in vergelijking met hetgeen de zwarten op de Engelsche en Fransche schepen te verduren hadden..De Edele Compagnie huldigde een gezond koopmansprincipe; een goede behandeling van de koopwaar is de beste waarborg, dat de lading goed geconditioneerd overkomt, met de minste verliezen door sterven, ziekten en anderszins. Vooral op Engelsche schepen kon het bar toegaan. In laatere tijden voeren eenige wel een dokter, maar die was er dan ook naar!”. De beschrijvingen van Vrijman lijken de feitelijke waarheid echter geweld aan te doen.
Neergang van de slavenhandel in de achttiende eeuw
Tegen het einde van de achttiende eeuw kreeg de Nederlandse slavenhandel een enorme klap te verwerken. De planters in Suriname hadden zoveel geld in Nederland geleend, dat zij op een gegeven moment niet langer in staat waren om de rente te betalen, laat staan dat zij bij machte waren om de hoofdsom terug te betalen en velen van hen gingen failliet. De financiële crisis die in 1773 volgde zorgde voor een scherpe terugval in de afname van slaven in Suriname. De reders probeerden de Staten-Generaal te bewegen tot het afschaffen van de belasting op het “uittreden”schepen. De Staten-Generaal stemden in 1789 in, omdat de handel op de West van levensbelang was voor de Nederlandse planters in dat gebied. De Staten-Generaal meende dat de slavenhandel aangemerkt diende te worden als onafscheidelijk van de bloei en voorspoed van de koloniën in de West.
Het aantal uittredingen na 1780 was inmiddels gedaald tot slechts drie tot vier per jaar. Het lijkt dan voor de hand te liggen dat de campagne om een einde te maken aan de slavenhandel juist in Nederland succes zou hebben. Niets was echter minder waar. Juist in Nederland waren in deze tijd nauwelijks protesten te horen tegen de slavenhandel, terwijl er in Engeland vreemd genoeg een effectieve lobby voor de afschaffing van de slavenhandel ontstond. De Nederlanders wilden echter van geen wijken weten en meenden dat de winsten in de slavenhandel weliswaar laag waren, maar dat deze tak van commercie voor de Nederlandse economie van groot belang was.
Het economisch belang van de Nederlandse slavenhandel
De indruk kan ontstaan zijn dat de slavenhandel een essentieel onderdeel van de Nederlandse economie vormde en dat afschaffing van de slavernij de economisch totaal ontwricht zou worden. Volgens P.C. Emmer is die gedachte beslist niet waar. Hij stelt dat de Nederlandse slavenhalers op hun hoogtepunt jaarlijks dertig slavenschepen lieten uitvaren, maar dat deze schepen samen nog geen één procent vormde van de totale koopvaardijvloot, die toen geschat werd op ongeveer vierduizend schepen. Ook voor de werkgelegenheid vormde de slavenvaart geen absolute noodzakelijkheid. Emmer stelt het aantal zeevarenden op slavenschepen op duizend tot twaalfhonderd, en dat in de hoogtijdagen. Als er in ogenschouw wordt genomen dat de werkgelegenheid in de scheepvaart vele malen groter was (volgens Emmer ongeveer 44.700 in 1770) dan vormen de ruim duizend slavenhalers slechts een zeer kleine, haast onbetekende groep.
Vervolgens meent Emmer dat deze marginale aantallen het belang van goederen en slaven die naar West-Afrika en West-Indië werden geïmporteerd en geëxporteerd, kunnen verhullen. Op één of andere manier was dit alles van vitaal belang voor de Nederlandse economie. Hij baseert zijn stelling op een aantal interessante cijfers. Rond 1770 voerden de Nederlanden voor 60 miljoen gulden in uit de buitengebieden. Slechts 20 miljoen kwam echter voor rekening van de VOC. De overige veertig miljoen werd door Afrika en de West geleverd, waarvan de helft direct uit de Nederlandse koloniën kwam. De slavenhandel heeft indirect zo”n vijftien procent van de invoer voor haar rekening genomen. De slavenhandel was derhalve een belangrijke motor van de Nederlandse import en export.
Maar was de slavenhandel van essentieel belang voor de gehele Nederlandse economie? Met andere woorden: hadden de Nederlanden zonder slavenhandel gekund, bijvoorbeeld als zij als enigen ter wereld een verbod op slavenhandel naleefden? Emmer meent dat de Nederlanden zonder veel moeite van slavernij hadden kunnen afzien. Nederlandse plantages hebben nooit meer dan de helft van de geïmporteerde suiker en koffie geleverd, en dit zou gemakkelijk door het buitenland kunnen worden opgevangen. Daar een groot deel van de Atlantische handel en scheepvaart mogelijk werd gemaakt door de inzet van buitenlandse gastarbeiders, zou het hoogstens betekenen dat er minder gastarbeiders naar de Nederlanden waren gekomen op zoek naar werk. Maar dan nogmaals: waarom de invoering en vooral voortzetting van de slavernij, terwijl investeerders hun geld wellicht ook in andere, winstgevende projecten konden steken? Emmer verwerpt deze gedachte met de stelling dat het kapitaal dat in de slavenhandel geïnvesteerd was, niet zo simpel ergens anders onder te brengen was. Ook acht hij het niet als vanzelfsprekend dat de schepen die actief waren in de slavenhandel, dan zomaar op andere routes konden worden ingezet. “In de moderne economie gaan de experts steeds uit van de veronderstelling dat er voor elke economische activiteit wel een alternatief bestaat en dat er steeds sprake is van economische groei. Beide verschijnselen waren in het Nederland van de zeventiende en achttiende eeuw helemaal niet vanzelfsprekend”, aldus Emmer. Bovendien maakten Amsterdamse handelshuizen goede winsten bij het transport en de verkoop van plantageproducten.
Bijzondere belangen van de slavenhandelaars
Hoewel Emmer een plausibele verklaring geeft voor de voortzetting van de slavernij, kunnen er toch kanttekeningen worden geplaatst. Slavenhandel mag dan wel een belangrijke motor voor de in- en export geweest zijn, het was volgens Emmer ook geen absolute noodzaak voor het gezond houden van de Nederlandse economie. De slavenhandelaren leden een financieel onzeker bestaan, waarbij verlies en winst elkaar snel en met grote marges afwisselden. Dat lijkt in ieder geval een weinig aantrekkelijk toekomstbeeld voor deze handelaren. Is het dan werkelijk de goede hoop die velen van hen hadden, dat de slavenhandel op en dag wel die vaste winst opleverde waar velen van hen ongetwijfeld naar verlangden? Of waren er juist andere motieven, om toch zo lang en zo hardnekkig aan de slavenhandel vast te houden. Om deze vragen te kunnen beantwoorden, dienen de werken van Postma en Flinkenflögel ter hand genomen te worden.
Postma geeft in navolging van Emmer eveneens aan dat de slavenhandelaren deels werden gedreven door goede hoop. “Even if an assessment of profitability of individual slaving ventures shows erratic and low financial gains, there was always the gambling mentality to keep slave traders going; the next venture could always be better”. Aangezien zowel Postma als Emmer dit argument naar voren brengen, kan worden aangenomen dat deze ogenschijnlijke naïviteit van de slavenhandelaren een bepaalde rol speelde. Ook zegt Postma dat de slavenhandel niet op zichzelf stond. Het was een onderdeel van een veel groter systeem waartoe ook de plantages, nederzettingen en nationale economie behoorden. Maar dan slaat Postma een andere weg in. Hij stelt namelijk dat “many of the merchants involved in the slave trade also owned plantations in Surinam, and they knew that unless fresh slaves were brought from Africa, their other investment would suffer. This is illustrated by the slaving firm, Coopstad en Rochussen of Rotterdam, and also by repeated requests written by West-Indian planters”. Dit is een zeer belangrijk gegeven. Daar veel planters dus zelf eigenaar van één of meerdere plantages waren en zij dus niet als slavenhandelaren maar als planters afhankelijk waren van de slavenhandel, kan er worden gesproken van eigen belang als belangrijke reden voor het voortzetten van de slavenhandel.
Flinkenflögel voegt daaraan toe dat het niet enkel ging om slavenhandelaren die eigenaars van de plantages waren. De meeste rederijen hadden ook reusachtige kredieten aan plantage-eigenaren verstrekt, en het aanleveren van slaven was zodoende noodzaak, om te voortkomen dat hun onderpand failliet ging. Het lot van de Nederlandse West-Indische plantagekoloniën lag daardoor in handen van Nederlandse geldschieters van wie een aantal tevens slavenhandelaar was. Slavenhandel en plantagebezit waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. De handel in dienstbaren, zoals de slaven ook wel genoemd werden, stond niet op zichzelf, maar was slechts een component van de complexe handel tussen de Republiek, West-Afrika en West-Indië.
Het einde van de slavenhandel
Het begin van het einde van de slavenhandel begon in de jaren zeventig van de achttiende eeuw. Hoewel de slavenhandel eerste jaren nog een hoogtepunt bereikte, bracht de economische recessie van 1773 de activiteiten rond de slavenhandel een zware klap toe. In 1780 tenslotte koos de Republiek openlijk de kant van de Amerikaanse opstandelingen tijdens de Amerikaanse Revolutie. Hierdoor raakte de Republiek in de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) verzeild. Helaas voor de Nederlanders was de Engelse Marine heer en meester op de wereldzeeën en de oorlog had dan ook rampzalige gevolgen voor de Nederlandse slaafvaart. Veel Nederlandse schepen werden door de Engelsen buitgemaakt, het aantal vervoerde slaven daalde drastisch en in 1783 kwam er zelfs geen enkele slaaf aan in West-Indië. De slavenhandel werd echter niet beëindigd. Met het einde van de oorlog met Engeland in 1784 kwam de slavenhandel weer op gang en in 1793 werd zelfs een kleine piek bereikt (tabel 2).
Tabel 2: slavenvervoer 1780 – 1803
Years
From Africa
To Surinam
To Demerara
Other Destinations
Unknown Dest.
Totals imports
1780-1784
5905
1856
840
1334
975
5005
1785-1789
7399
2423
2793
865
6081
1790-1795
9240
3605
1177
1566
2195
8543
1802-1803
1206
1087
1087
Total
23750
8971
4810
2900
4035
20716
Bron: Postma, 285.
Het was slechts een tijdelijke opleving. In 1795 kwam de Republiek, nu de Bataafse Republiek geheten, als bondgenoot van Frankrijk opnieuw in oorlog met Engeland. Vrijwel direct kwam de volledige Nederlandse Atlantische slavenhandel stil te liggen. Na het Verdrag van Amiens (1802) volgde nog een laatste opleving, maar de hervatting van de oorlog in 1803 betekende de doodssteek voor de Nederlandse slavenhandel. Net zoals in de periode 1799-1802 kwamen de Nederlandse plantages onder Brits protectoraat en werden daardoor ook bevoorraad door Engelse slavenhandelaren in plaats van de Nederlanders.
Na de beëindiging van de oorlog in 1815 keerde de rust terug, maar niet de slavenhandel. Net als de Amerikanen hadden de Britten de handel in slaven wettelijk verboden. In principe kon dit de Nederlanders er niet van weerhouden de slavenhandel weer op te pakken. De in 1813 uit ballingschap in Engeland teruggekeerde koning Willem I stemde de Britten gunstig door geen toestemming te geven voor een voortzetting van de slavenhandel. Of dit een humanitaire overweging was, valt moeilijk na te gaan. Tactisch was het in ieder geval wel. In ruil voor het afwijzen van slavenhandel wist Willem I zich te verzekeren van Engelse steun bij de uitbreiding van het Nederlandse koninkrijk en was er grote kans dat de Nederlandse gebieden die tijdens de oorlogen onder Brits protectoraat gekomen waren, weer overgingen in Nederlandse handen.
De Nederlandse slavenhandel werd uiteindelijk in juni 1814, per koninklijk decreet, voorgoed afgeschaft.
Conclusie
De periode van de Nederlandse slavenhandel wordt gekenmerkt door complexiteit. Belangrijk is in ieder geval dat slavenhandel in eerste instantie geen doelstelling van de WIC was, terwijl de WIC vaak onlosmakelijk wordt verbonden met deze handelspraktijken. Slavenhandel ontstond pas toen de economische voordelen (met Engelse en Franse slavenhandel als voorbeeld) en economische noodzaak (arbeid voor de plantages in de West) duidelijk werden.
Duidelijk is ook dat slavenhandel geen zuiver Europese (en later ook Amerikaanse) aangelegenheid was. De Afrikaanse slaven werden immers gekocht van Afrikaanse, inheemse slavenhandelaars. De blanken waagden zich slechts in de kuststreken.
Was de slavenhandel nodig? Achteraf bekeken niet, maar tot in de hoogste regionen van de regering heerste de overtuiging dat het een absolute noodzaak was, om de plantages te voorzien van arbeidskrachten. Emmer heeft uiteengezet dat dit niet nodig was: zonder suiker en koffie van de Nederlandse plantages zou het via de Engelsen geïmporteerd kunnen worden. Ook hoefden de plantages in principe niet afhankelijk te zijn van de Nederlandse slavenhalers: immers, tijdens de perioden van Brits protectoraat werden dezelfde plantages door Britse slavenhalers bevoorraad. Postma heeft echter aangetoond dat de Nederlandse slavenhandel noodzakelijk was omdat slavenhandel en plantage-economie onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Vele slavenhandelaren bezaten plantages en derhalve bevoorraadden ze hun eigen projecten. Hetzelfde geldt voor de rederijen en de kredietverstrekkers. De plantage-eigenaren hebben diep in de schulden gezeten en om de investeringen veilig te stellen, dienden slaven te worden geleverd.
Het einde van de slavenhandel werd voor een groot deel bepaald door externe gebeurtenissen. De oorlogen met Engeland gaven echter de doodssteek. Daar de slavenhandel al lang had stilgelegen en de afschaffing gepaard ging met Britse steun voor de uitbreiding van het Nederlandse koninkrijk alsmede de teruggave van de tijdens de oorlogen verloren gebieden, was de Nederlandse slavenhandel vanaf 1814 voorgoed verleden tijd.
EINDE ARTIKEL
[6]
”Uiteraard was hun doel winst, maar door moeilijkheden aan de Afrikaanse kust, hoge sterfte aan boord (gemiddeld zo’n 20 procent van de menselijke ‘lading’) en verzet van de tot slaaf gemaakten zelf lukte dit lang niet altijd. Piet Emmer komt zelfs tot de conclusie dat de winstmarges verwaarloosbaar waren. Maar onlangs hebben de historici Karwan Fatah-Black en Matthias van Rossum betoogd dat dit oordeel vooral gebaseerd is op een extreem beperkte definitie wat gerekend moet worden tot de ‘winst’ van de slavenhandel. Zij berekenden de ‘bruto-marge’ van de slavenhandel – de verschillen tussen de inkoopprijs en verkoopprijs voor de honderdduizenden verhandelde mensen. Een deel van die marge kwam als winst in de boeken van handelsmaatschappijen als de WIC en de MCC, maar de rest van die marge verdween niet in de lucht. Ze vulde de zakken van de toeleveranciers en scheepsbouwers, van geldschieters en andere tussenpersonen.”
SLAVERNIJ, EEN BLINDE VLEK IN DE GESCHIEDSCHRIJVING
Op 1 juli 1863 schafte Nederland als een van de laatste Europese landen bij wet de slavernij af in Suriname en de Antillen. Dit jaar wordt de afschaffing herdacht door middel van tentoonstellingen, herdenkingen en een groot aantal nieuwe publicaties. Maar de overheersende trend in de Nederlandse geschiedschrijving is nog altijd om het belang van slavenhandel en slavernij te bagatelliseren. Historicus Pepijn Brandon legt deze trend kritisch onder de loep.
De aandacht in de Nederlandse historische kringen en in de media voor het slavernijverleden is het resultaat van een lange strijd tegen misschien wel de grootste witwasoperatie in de Nederlandse geschiedenis. De nauwe band tussen Nederlandse rijkdom en de trans-Atlantische slavernij werd lange tijd verhuld achter een scherm van stilzwijgen. De ‘koopmansgeest’ van blanke handelaren – of zelfs hun ‘VOC-mentaliteit’ – werd gepresenteerd als de bron van de Nederlandse welvaart. Dat een deel van hun handel was gebouwd op het werk van zwarte Afrikanen in ketenen was weliswaar bekend, maar had in de oude canon van de Nederlandse geschiedenis nauwelijks een plek.
De nogal verlate ‘ontdekking’ van de slavernij door Nederlandse historici heeft er echter tot nu toe niet toe geleid dat er aan het slavernijverleden ook recht wordt gedaan. In plaats van een scherm van zwijgen is in de afgelopen vijftien jaar zorgvuldig gebouwd aan een scherm van bagatellisering. De belangrijkste gangmaker achter deze visie is de Leidse historicus Piet Emmer, die met zijn De Nederlandse slavenhandel in 2000 een veel verkocht publieksboek schreef dat helaas nog altijd de toon zet in het Nederlandse debat over de slavernij. Dit boek stelt in feite dat de slavenhandel nauwelijks van betekenis is geweest voor de economie, en cijfert de Nederlandse verantwoordelijkheid voor de gruwelen van de slavernij op belangrijke punten weg.
Het type argumenten dat Emmer hiervoor hanteert, klonk sterk door in de veelbekeken NTR-reeks De Slavernij die eind 2011 werd uitgezonden. Misschien wel het meest opmerkelijke voorbeeld was de aflevering waarin hoogleraar Henk den Heijer, staande in slavenfort Elmina aan de West-Afrikaanse kust, betoogde dat verkrachting van slavinnen naar alle waarschijnlijkheid niet vaak voorkwam. Piet Emmer zelf deed daar nog een schepje bovenop: ook bemanningsleden op slavenschepen zouden zich niet vaak schuldig hebben gemaakt aan verkrachting, want zij zouden hier volgens Emmer ‘te moe’ en ‘te ziek’ voor zijn geweest.
Belang van de slavernij
De bagatelliserende visie drijft op een aantal mythes: de mythe dat slavernij slechts van marginale betekenis was voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie en maatschappij, de mythe dat de tot slaaf gemaakten berustten in hun lot, en de mythe dat de afschaffing van de slavernij een triomf was voor de (blanke) Nederlandse beschaving.
Allereerst het belang van de slavernij. In de grofweg tweeënhalve eeuw dat Nederland deelnam aan de slavenhandel, vervoerden Nederlandse schepen volgens de meest recente schatting meer dan 600.000 mensen als slaaf van de Afrikaanse naar de Amerikaanse kust.
Daarmee had Nederland een aandeel van ongeveer 5 procent in de totale trans-Atlantische slavenhandel. Lange tijd viel de slavenhandel onder het monopolie van de West-Indische Compagnie, maar vanaf 1730 werd de handel vrijgegeven. De belangrijkste nieuwe speler was de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), die in totaal meer dan honderd slavenreizen uitrustte.
Uiteraard was hun doel winst, maar door moeilijkheden aan de Afrikaanse kust, hoge sterfte aan boord (gemiddeld zo’n 20 procent van de menselijke ‘lading’) en verzet van de tot slaaf gemaakten zelf lukte dit lang niet altijd. Piet Emmer komt zelfs tot de conclusie dat de winstmarges verwaarloosbaar waren. Maar onlangs hebben de historici Karwan Fatah-Black en Matthias van Rossum betoogd dat dit oordeel vooral gebaseerd is op een extreem beperkte definitie wat gerekend moet worden tot de ‘winst’ van de slavenhandel. Zij berekenden de ‘bruto-marge’ van de slavenhandel – de verschillen tussen de inkoopprijs en verkoopprijs voor de honderdduizenden verhandelde mensen. Een deel van die marge kwam als winst in de boeken van handelsmaatschappijen als de WIC en de MCC, maar de rest van die marge verdween niet in de lucht. Ze vulde de zakken van de toeleveranciers en scheepsbouwers, van geldschieters en andere tussenpersonen.
Misschien nog wel belangrijker is dat Emmer slechts keek naar de slavenhandel. Maar slavenhandel was de ondersteunende tak voor de op slavenarbeid gebaseerde productie. Terwijl een groot deel van de Nederlandse economie in de loop van de achttiende eeuw stagneerde, was de handel in plantageproducten zoals suiker, koffie en tabak die hele periode booming business. De West-Indische koloniën groeiden uit van een relatief onbelangrijk deel van het Nederlandse commerciële wereldrijk tot een van zijn steunpilaren.
Verzet en afschaffing
Een ander belangrijk onderdeel van het betoog van de historici die de betekenis van slavernij bagatelliseren, is de bewering dat de omstandigheden waaronder slaven werden vervoerd en tewerkgesteld relatief gezien helemaal niet zo slecht waren. Zo wijst Piet Emmer herhaaldelijk op het hoge sterftecijfer van matrozen aan boord van slavenschepen om de grote sterfte onder slaven te ‘nuanceren’, en plaatste Trouw op 29 april van dit jaar een interview met onderzoekster Els Langenfeld met de schrijnend ongevoelige titel ‘Curaçao was best goed voor zijn slaven’. Merkwaardig genoeg zien beiden over het hoofd dat dit wellicht meer zegt over het brute en gewelddadige karakter van ‘vrije arbeid’ dan over de aard van de slavernij – een andere hardnekkige blinde vlek in de Nederlandse geschiedschrijving. Daarnaast weigeren zij de permanente onvrijheid en het racisme die inherent waren aan de slavernij te zien als verzwarende factoren.
Een sterk bewijs voor het tegendeel van hun betoog is de grote mate van verzet vanuit de Afrikaanse tot slaaf gemaakten. Op maar liefst 20 procent van de reizen van de MCC was sprake van opstandigheid. Hoewel de tot slaaf gemaakten grote delen van de reis geketend in het ruim moesten doorbrengen, wisten zij hongerstakingen te organiseren, van boord te springen, soms in groepen te ontsnappen, en in een enkel geval zelfs de bemanning te overmeesteren en het schip over te nemen. Dit verzet stopte niet na de verkoop. De plantages in Suriname waren broeinesten van rebellie, en duizenden mensen liepen weg om zich te voegen bij zogenaamde Marron-gemeenschappen aan de randen van de Surinaamse maatschappij. Ontsnapping en verzet waren een onontkoombaar onderdeel van de slaveneconomie. Het hoogtepunt daarvan was de slavenrevolutie die in 1795 onder leiding van Tula plaatsvond op Curaçao. Slechts met moeite werd de opstand neergeslagen. De drie leiders van de opstand werden geradbraakt, gemarteld en onthoofd. Nog eens 29 andere opstandelingen werden opgehangen.
Ook de wijze van beëindigen van de slavernij toonde niet een toenemende beschaving onder de blanke eigenaren, maar eerder de complete onmenselijkheid van dit systeem. Toen Nederland onder druk van economische omstandigheden, slavenverzet en de buitenlandse concurrenten uiteindelijk besloot de slavernij af te schaffen, was het belangrijkste thema voor debat de vraag welke vergoeding er zou moeten worden uitgekeerd. Niet aan de slaven, maar aan de slavenhouders die bij vrijlating ‘verlies’ zouden leiden. De hoogte van dit bedrag werd vastgesteld op 300 gulden per slaaf, en daarnaast werden de voormalige slaven nog tien jaar lang verplicht te blijven werken voor hun oude meesters.
In de hoop zo veel mogelijk te profiteren van deze regeling ontstond onder slavenhouders in 1862 een ware wedren om op het laatste moment nog een zo groot mogelijk aantal slaven in hun bezit te krijgen.
Een jaar voor de ‘emancipatie’ rustte het koloniaal bestuur nog een laatste expeditie uit onder kapitein Steenberghe om zoveel mogelijk Marrons terug te slepen naar hun voormalige meesters. De expeditie werd door de Marrons verslagen, maar zoals de Surinaamse anti-koloniale denker Anton de Kom later stelde zorgde zij ervoor dat ‘ook het laatste hoofdstuk der wettelijke slavernij met bloed werd geschreven’.
De slavenhouders kregen genoegdoening, de voormalige slaven kregen dat niet. En mede dankzij historici als Piet Emmer moeten hun nazaten zelfs honderdvijftig jaar later nog vechten voor erkenning voor de misdaad die hun dankzij de ‘Nederlandse handelsgeest’ werd aangedaan.
Pepijn Brandon werkt als historicus aan de Universiteit van Amsterdam, en doceert daar een vak over de Nederlandse Republiek en de slavenhandel.
EINDE ARTIKEL
EINDE ARTIKEL
[7]
[7] TWEE VOORBEELDEN VAN MEDIA, DIE EMMER, NAAST HET DAGBLAD DE VOLKSKRANT, DE RUIMTE GEVEN VOOR ZIJN BAGATELLISERINGSROLVAN SLAVENHANDEL EN SLAVERNIJ
Prof. dr. Piet Emmer (76), emeritus hoogleraar geschiedenis en pionier van het Nederlandse slavernijonderzoek, gaat deze week in Elsevier Weekblad tien pagina’s lang in debat met zichzelf over de kwestie waarin hij zelf onder vuur ligt: het Nederlandse slavernijverleden. Hij doet dat op uitnodiging van de redactie van Elsevier Weekblad.
Emmer gaat in op tal van historische aspecten van de discussie, zoals de rol van de Afrikanen zelf in de trans-Atlantische slavenhandel.
‘In de slavenhandel bepaalden de Afrikanen alles: op welke plek er werd gehandeld, hoeveel slaven ze wilden verkopen, wie ze wilden verkopen, van welke leeftijden en van welk geslacht. Het woord “deportatie” (zoals gebruikt in een tentoonstelling over Johan Maurits, de vroegere eigenaar van het Mauritshuis red.) is een activistische poging dat toe te dekken, het Europese schuldgevoel aan te wakkeren. (…) De bemanningen van de Europese slavenschepen waren helemaal niet bij machte Afrikaanse slaven te “deporteren” om de simpele reden dat de Afrikanen dat niet toestonden. (…) Ik ben dan ook zeer benieuwd hoe het Rijksmuseum, dat volgend jaar een slavernijtentoonstelling wil organiseren, de Afrikaanse rol in de slavenhandel ter sprake zal brengen.’
Ook de vraag waarom Nederland destijds eerst tegen en toen voor slavenhandel was, komt in het gesprek aan bod. Net als de – voor het hedendaagse debat belangrijke – vraag of de slavernij nu om economische of om humanitaire redenen is afgeschaft.
‘Dat de slavernij niet rendabel zou zijn, kwam weer eens voorbij in de door de EO uitgezonden tv-serie Terug naar de plantage. Daarin werd de mythe herhaald dat de slavernij werd afgeschaft, omdat de slavenarbeid niets meer opbracht. Als dat klopt, dan zouden de prijzen voor de slaven toch niet zijn blijven stijgen, bijna tot het jaar dat de slaven vrij werden verklaard?
En waarom verkochten Afrikanen elkaar dan? Dat deden ze niet, betoogt Emmer, want ze voelden zich net zomin Afrikanen als de Duitsers, Engelsen en Fransen zich Europeanen voelen.
In Afrika werd je tot slaaf gemaakt als je anderen schade had toegebracht, door het maken van schulden of het voeren van oorlog. Dat lijkt logisch en het is dan ook geen wonder dat in de meeste landen ter wereld slavernij een normaal instituut was, ook al omdat er nauwelijks mensen waren die geheel vrijwillig voor een ander wilden werken.
In de meeste landen ter wereld werd het arbeidsaanbod geheel gedomineerd door slaven. De schulden kon je aflossen door als slaaf te werken. En als je oorlogsschade had veroorzaakt, kon je als krijgsgevangen gemaakte slaaf de schade van de overwinnaar herstellen.
Tijdens en na afloop van de Tweede Wereldoorlog is dit principe in Europa ook op grote schaal toegepast. Zo werden na mei 1945 in Nederland de soldaten van het verslagen Duitse leger gedwongen om de ingegraven landmijnen onschadelijk te maken. Ook de Sovjet-Unie liet Duitse krijgsgevangenen soms meer dan tien jaar dwangarbeid verrichten voordat ze – als ze tenminste nog in leven waren – weer naar huis mochten.
Verder gaat Emmer in op de aanhoudende beschuldigingen – gedaan door onder anderen NOS-verslaggever Gerri Eickhof en NRC-columnist Zihni Özdil – dat hij dan wel zijn werk ‘racistisch’ zou zijn. ‘Ik weet dat het niet waar is, dus persoonlijk trek ik me er niets van aan,’ zegt Emmer daarover. Maar de beschuldigingen ondermijnen wel zijn autoriteit, zegt hij. Als je voor racist wordt uitgemaakt, kun je niet meer met gezag over het slavernijverleden schrijven.
Emmer verwijt zijn tegenstanders dat ze hem ‘verzonnen citaten’ en ‘kwaadaardige verzinsels’ voor de voeten werpen. NRC-Ombudsman Sjoerd de Jong nam inmiddels, in de krant van zaterdag 24 oktober, in scherpe bewoordingen afstand van de column van Özdil: ‘Lieve hemel! Waarom publiceert de krant zoiets?’
Het kan overigens nog erger, want een vergelijkende studie over de Atlantische, de inter-Afrikaanse en de Arabische slavenhandel heeft een Franse collega-onderzoeker zelfs een strafklacht opgeleverd. Een activistisch collectief diende die klacht in, omdat deze studie het unieke kwaad van de Atlantische slavenhandel zou bagatelliseren.
‘Die strafklacht was gebaseerd op een kort tevoren aangenomen wet, waarin alleen de Atlantische slavenhandel als misdaad tegen de menselijkheid werd aangemerkt en de ontkenning daarvan werd bedreigd met boetes en gevangenisstraf. En denk maar niet dat academisch Frankrijk als één man tegen deze klacht heeft geprotesteerd.
‘Gelukkig heeft een aantal Engelse en Amerikaanse collega-onderzoekers de rechtbank in Parijs laten weten dat in de geschiedwetenschap vergelijkingen zoals van de verschillende slavenstromen in en uit Afrika volstrekt wetenschappelijk legitiem zijn. Daarop is de strafklacht ingetrokken.
SLAVERNIJPiet Emmer is de kop van Jut bij nog al wat Black Lives Matter-sympathisanten. De historicus vindt dat ten onrechte wordt gedaan alsof het slavernijverleden de oorzaak is van alle racismeproblemen. ,,We moeten niet de Verenigde Staten kopiëren.’’ ,,Geschiedenis is als wetenschap – meer dan bijvoorbeeld wiskunde – gevoelig voor modegrillen. Zo waren er veel historici die het communisme ophemelden, terwijl toch duidelijk is dat dat tot vreselijke dingen heeft geleid. Dat zie je nu ook in het debat over slavernij en racisme: er wordt selectief met feiten omgegaan.’’
Aan het woord is historicus Piet Emmer (75). Hij schreef twintig jaar geleden het standaardwerk Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel. Collega-historici verwijten hem de ernst van de slavenhandel en de rol van Nederland te bagatelliseren. Zelf verwijt hij zijn tegenstanders juist ‘activistisch’ om te gaan met geschiedenis. ,,Daardoor is er geen ruimte meer voor nuance in het huidige racismedebat’’, zegt hij.
U wordt zelf verweten de geschiedenis te verdraaien om de rol van Nederland in de slavenhandel te verfraaien. Vorige week nog op deze site door uw collega Fatah-Black. Begrijpt u dat?,,Ik begrijp dat het erop lijkt dat ik dingen bagatelliseer. Maar dat is niet zo. Alleen ben je al snel fout als je niet in elke zin benadrukt dat de slavernij verschrikkelijk was. Natuurlijk was het dat, daar hoef je niet voor gestudeerd te hebben. Als historicus ben je er niet om morele oordelen te vellen, maar om dingen in perspectief te zetten zodat je de geschiedenis beter begrijpt. En om te snappen waarom Europeanen zich met slavenhandel inlieten, is het dus belangrijk te kijken hoe er in Europa in die tijd tegen onvrije arbeid werd aangekeken. Veel Engelse mijnwerkers waren bijvoorbeeld min of meer eigendom van de eigenaar van de mijn. Wie geen werk had, kon als landloper gedwongen worden elders te werken, net als weeskinderen en strafgevangenen, desnoods in een verre kolonie. En de omstandigheden waaronder veel volwassenen en kinderen hier tot in de 19de eeuw moesten leven, waren echt niet altijd beter dan die van slaven in Suriname en op de Antillen.’’
Slavernij is toch niet hetzelfde als armoede?,,Ik stel het een niet gelijk aan het ander, ik probeer alleen dingen inzichtelijk te maken. Hoe kon het dat een continent dat slavernij had afgezworen, het wel accepteerde dat slaven in andere landen werden gehouden? Daarbij moet je vergelijken. Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten. Toch verweten mijn critici dat ik slavernij gelijk stelde aan een vakantiereis. Onzin. Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.
Overigens waren er ook toen al dominees in Zeeland die zich keerden tegen de slavernij. Maar door anderen werd de slavernij goedgepraat met een verwijzing naar het Bijbelboek Genesis, waarin Noachs zoon Cham werd gestraft en voortaan zijn broers moest dienen. Cham zou donkerder zijn geweest dan zijn broers.’’
Waarom is vergelijken zo belangrijk?,,Om een beter beeld te kunnen krijgen van wat er écht gebeurd is vroeger. Bijvoorbeeld: na de oorlog had iedereen het gevoel dat we ons fel hadden verzet tegen de Duitse Jodenvervolging. Totdat iemand eens ging vergelijken hoeveel joden er na de oorlog eigenlijk nog in leven waren en dat vergeleek met andere bezette landen. Toen bleek dat er nergens zo’n groot percentage joden is vermoord als hier. Dat zegt iets over ons. Iedereen snapt zo’n vergelijking. Maar toen mijn Franse collega Olivier Grenouilleau onderzocht hoe groot de trans-Atlantische slavenhandel door Europeanen was ten opzichte van de slavenhandel door Arabieren en de slavenhandel in Afrika zelf, werd hij voor de rechter gesleept omdat hij westerse slavenhandel zou bagatelliseren. Gelukkig is die aanklacht ingetrokken.’’
Hoe verklaart u die woede over dergelijke vergelijkingen?,,Zeker slavernij is in de geschiedenis vaak anders voorgesteld dan het was. Slavenhouders deden alsof het allemaal wel meeviel om hun verdienmodel te rechtvaardigen. Voorstanders van afschaffing overdreven de gruweldaden op plantages om hun pleidooi kracht bij te zetten. Een historicus moet proberen het in perspectief te zetten. In de jaren zeventig ontstond in de Verenigde Staten het idee dat de economische achterstelling van de zwarte Amerikanen een gevolg was van de slavernij. Sindsdien is het hele onderwerp speelbal geworden van een politieke agenda.’’
Speelt slavernij dan niet door in het heden?,,Racisme en discriminatie zijn vreselijk en moeten worden bestreden. Maar het komt overal voor, in alle tijden. Ook in landen die nooit koloniën hadden. Als je kijkt wie in Nederland onderaan de sociaaleconomische ladder staan, dan zijn dat veelal Marokkanen. Die stammen niet af van slaven, in sommige gevallen eerder van slavenhouders, want de Berbers hielden slaven. Het is te simpel om net te doen alsof iedereen die zwart is slachtoffer is en iedereen die wit is daar schuldig aan is. Na 1800 waren de meeste Surinaamse slaveneigenaren niet blank. Door zwart-wit te denken ga je bijvoorbeeld voorbij aan de ergste vorm van racisme die we kennen: antisemitisme. Jodenhaat heeft niets met slavernij, huidskleur of koloniën te maken.’’
Wat klopt er volgens u niet aan het beeld van slavernij?,,Er wordt gedaan alsof elke plantage een hel op aarde was. Dat behoeft nuance. Er is een groot verschil tussen de plantages in het zuiden van de Verenigde Staten en die in bijvoorbeeld Suriname, waar soms meer dan honderd slaven samenleefden met soms maar twee of drie Europeanen. De slaven daar hadden een veel grotere mate van zelfstandigheid dan wel eens wordt gedacht. Zonder dat ik probeer goed te praten wat er aan vreselijks is gebeurd! De slavernij in Afrika zelf was al heel lang gemeengoed voordat Europese handelaren bij lokale koningen slaven kwamen kopen. Zij werden niet allemaal gedwongen slaven te verkopen. De Europeanen moesten de Afrikaanse koningen en makelaars stroop om de mond smeren om handel te kunnen drijven. En ook het beeld alsof de succesvolle slavenopstand op Haïti het einde van de slavernij inluidde, klopt niet. Die had nauwelijks invloed. Daarna ging de slavenhandel nog lang door en stegen de prijzen alleen maar. De beweging om slavernij overal ter wereld duit te bannen ontstond in Engeland. Maar dat past niet in het populaire beeld dat de zwarte slaaf het juk van de witte slavenhouder heeft afgeworpen.’’
Waarom maakt u zich zo druk over dit onderwerp?,,Doordat de slavernij nu als een soort van stormram wordt gebruikt om allerlei misstanden aan de kaart te stellen en om politieke doelen te bereiken zoals excuses en herstelbetalingen, doe je niet alleen de geschiedenis onrecht aan. Je polariseert ook de samenleving, omdat het leidt tot allerlei tegenreacties. En die zijn soms onfris. Ik word ook tegen mijn zin in een rechts kamp geduwd omdat ik op basis van onderzoek zeg dat sommige beweringen over de slavernij niet kloppen. Ik heb in de Verenigde Staten gewerkt en gezien hoe het debat daar is ontspoord. Dat moeten we echt niet hier kopiëren. We leven in een van de rijkste, gelukkigste en meest egalitaire landen ter wereld. Dat verliezen we nu uit het oog.’’
Hoe groot was de rol van Nederland in de slavenhandel?,,Om en nabij de 5 procent van de slaven die vanuit Afrika naar Noord- en Zuid-Amerika zijn gebracht, zijn door Nederlanders vervoerd. Dat staat overigens los van de slavenhandel in Indonesië, waar veel mensen uit India en Madagaskar het slachtoffer van waren. Maar daar is nooit goed onderzoek naar gedaan. Verder droeg de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij in het topjaar 1770 maar zo’n 5 procent bij aan onze welvaart. Natuurlijk was het bizar dat onze voorvaderen dit onmenselijke systeem optuigden om hier goedkoop suiker, tabak en koffie te kunnen gebruiken. Maar door sommige historici wordt net gedaan alsof het de kurk was waar onze economie op dreef. Dat is aantoonbaar niet waar. De meeste grachtenpanden in Amsterdam stonden er al vóórdat Nederland Suriname veroverde en waren gebouwd door kooplieden, die hun geld verdienden in ons land zoals met bankieren en de graan- wijn en houthandel met de Oostzee, Spanje en Scandinavië.’’
EINDE ARTIKEL
[8]
VOLKSKRANT
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 3
[9]
HISTORICUS PIET EMMER, WEGPOETSER VAN HET BLOED, DAT KLEEFT AAN DE WESTERSE SLAVERNIJ
ASTRID ESSED
30 JUNI 2021
OF
[10]
”Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten”
AD
HISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS
22 AUGUSTUS 2020
SLAVERNIJ
Piet Emmer is de kop van Jut bij nog al wat Black Lives Matter-sympathisanten. De historicus vindt dat ten onrechte wordt gedaan alsof het slavernijverleden de oorzaak is van alle racismeproblemen. ,,We moeten niet de Verenigde Staten kopiëren.’’ ,,Geschiedenis is als wetenschap – meer dan bijvoorbeeld wiskunde – gevoelig voor modegrillen. Zo waren er veel historici die het communisme ophemelden, terwijl toch duidelijk is dat dat tot vreselijke dingen heeft geleid. Dat zie je nu ook in het debat over slavernij en racisme: er wordt selectief met feiten omgegaan.’’
Aan het woord is historicus Piet Emmer (75). Hij schreef twintig jaar geleden het standaardwerk Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel. Collega-historici verwijten hem de ernst van de slavenhandel en de rol van Nederland te bagatelliseren. Zelf verwijt hij zijn tegenstanders juist ‘activistisch’ om te gaan met geschiedenis. ,,Daardoor is er geen ruimte meer voor nuance in het huidige racismedebat’’, zegt hij.
U wordt zelf verweten de geschiedenis te verdraaien om de rol van Nederland in de slavenhandel te verfraaien. Vorige week nog op deze site door uw collega Fatah-Black. Begrijpt u dat?,,Ik begrijp dat het erop lijkt dat ik dingen bagatelliseer. Maar dat is niet zo. Alleen ben je al snel fout als je niet in elke zin benadrukt dat de slavernij verschrikkelijk was. Natuurlijk was het dat, daar hoef je niet voor gestudeerd te hebben. Als historicus ben je er niet om morele oordelen te vellen, maar om dingen in perspectief te zetten zodat je de geschiedenis beter begrijpt. En om te snappen waarom Europeanen zich met slavenhandel inlieten, is het dus belangrijk te kijken hoe er in Europa in die tijd tegen onvrije arbeid werd aangekeken. Veel Engelse mijnwerkers waren bijvoorbeeld min of meer eigendom van de eigenaar van de mijn. Wie geen werk had, kon als landloper gedwongen worden elders te werken, net als weeskinderen en strafgevangenen, desnoods in een verre kolonie. En de omstandigheden waaronder veel volwassenen en kinderen hier tot in de 19de eeuw moesten leven, waren echt niet altijd beter dan die van slaven in Suriname en op de Antillen.’’
Slavernij is toch niet hetzelfde als armoede?,,Ik stel het een niet gelijk aan het ander, ik probeer alleen dingen inzichtelijk te maken. Hoe kon het dat een continent dat slavernij had afgezworen, het wel accepteerde dat slaven in andere landen werden gehouden? Daarbij moet je vergelijken. Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten. Toch verweten mijn critici dat ik slavernij gelijk stelde aan een vakantiereis. Onzin. Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.
Overigens waren er ook toen al dominees in Zeeland die zich keerden tegen de slavernij. Maar door anderen werd de slavernij goedgepraat met een verwijzing naar het Bijbelboek Genesis, waarin Noachs zoon Cham werd gestraft en voortaan zijn broers moest dienen. Cham zou donkerder zijn geweest dan zijn broers.’’
Waarom is vergelijken zo belangrijk?,,Om een beter beeld te kunnen krijgen van wat er écht gebeurd is vroeger. Bijvoorbeeld: na de oorlog had iedereen het gevoel dat we ons fel hadden verzet tegen de Duitse Jodenvervolging. Totdat iemand eens ging vergelijken hoeveel joden er na de oorlog eigenlijk nog in leven waren en dat vergeleek met andere bezette landen. Toen bleek dat er nergens zo’n groot percentage joden is vermoord als hier. Dat zegt iets over ons. Iedereen snapt zo’n vergelijking. Maar toen mijn Franse collega Olivier Grenouilleau onderzocht hoe groot de trans-Atlantische slavenhandel door Europeanen was ten opzichte van de slavenhandel door Arabieren en de slavenhandel in Afrika zelf, werd hij voor de rechter gesleept omdat hij westerse slavenhandel zou bagatelliseren. Gelukkig is die aanklacht ingetrokken.’’
Hoe verklaart u die woede over dergelijke vergelijkingen?,,Zeker slavernij is in de geschiedenis vaak anders voorgesteld dan het was. Slavenhouders deden alsof het allemaal wel meeviel om hun verdienmodel te rechtvaardigen. Voorstanders van afschaffing overdreven de gruweldaden op plantages om hun pleidooi kracht bij te zetten. Een historicus moet proberen het in perspectief te zetten. In de jaren zeventig ontstond in de Verenigde Staten het idee dat de economische achterstelling van de zwarte Amerikanen een gevolg was van de slavernij. Sindsdien is het hele onderwerp speelbal geworden van een politieke agenda.’’
Speelt slavernij dan niet door in het heden?,,Racisme en discriminatie zijn vreselijk en moeten worden bestreden. Maar het komt overal voor, in alle tijden. Ook in landen die nooit koloniën hadden. Als je kijkt wie in Nederland onderaan de sociaaleconomische ladder staan, dan zijn dat veelal Marokkanen. Die stammen niet af van slaven, in sommige gevallen eerder van slavenhouders, want de Berbers hielden slaven. Het is te simpel om net te doen alsof iedereen die zwart is slachtoffer is en iedereen die wit is daar schuldig aan is. Na 1800 waren de meeste Surinaamse slaveneigenaren niet blank. Door zwart-wit te denken ga je bijvoorbeeld voorbij aan de ergste vorm van racisme die we kennen: antisemitisme. Jodenhaat heeft niets met slavernij, huidskleur of koloniën te maken.’’
Wat klopt er volgens u niet aan het beeld van slavernij?,,Er wordt gedaan alsof elke plantage een hel op aarde was. Dat behoeft nuance. Er is een groot verschil tussen de plantages in het zuiden van de Verenigde Staten en die in bijvoorbeeld Suriname, waar soms meer dan honderd slaven samenleefden met soms maar twee of drie Europeanen. De slaven daar hadden een veel grotere mate van zelfstandigheid dan wel eens wordt gedacht. Zonder dat ik probeer goed te praten wat er aan vreselijks is gebeurd! De slavernij in Afrika zelf was al heel lang gemeengoed voordat Europese handelaren bij lokale koningen slaven kwamen kopen. Zij werden niet allemaal gedwongen slaven te verkopen. De Europeanen moesten de Afrikaanse koningen en makelaars stroop om de mond smeren om handel te kunnen drijven. En ook het beeld alsof de succesvolle slavenopstand op Haïti het einde van de slavernij inluidde, klopt niet. Die had nauwelijks invloed. Daarna ging de slavenhandel nog lang door en stegen de prijzen alleen maar. De beweging om slavernij overal ter wereld duit te bannen ontstond in Engeland. Maar dat past niet in het populaire beeld dat de zwarte slaaf het juk van de witte slavenhouder heeft afgeworpen.’’
Waarom maakt u zich zo druk over dit onderwerp?,,Doordat de slavernij nu als een soort van stormram wordt gebruikt om allerlei misstanden aan de kaart te stellen en om politieke doelen te bereiken zoals excuses en herstelbetalingen, doe je niet alleen de geschiedenis onrecht aan. Je polariseert ook de samenleving, omdat het leidt tot allerlei tegenreacties. En die zijn soms onfris. Ik word ook tegen mijn zin in een rechts kamp geduwd omdat ik op basis van onderzoek zeg dat sommige beweringen over de slavernij niet kloppen. Ik heb in de Verenigde Staten gewerkt en gezien hoe het debat daar is ontspoord. Dat moeten we echt niet hier kopiëren. We leven in een van de rijkste, gelukkigste en meest egalitaire landen ter wereld. Dat verliezen we nu uit het oog.’’
Hoe groot was de rol van Nederland in de slavenhandel?,,Om en nabij de 5 procent van de slaven die vanuit Afrika naar Noord- en Zuid-Amerika zijn gebracht, zijn door Nederlanders vervoerd. Dat staat overigens los van de slavenhandel in Indonesië, waar veel mensen uit India en Madagaskar het slachtoffer van waren. Maar daar is nooit goed onderzoek naar gedaan. Verder droeg de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij in het topjaar 1770 maar zo’n 5 procent bij aan onze welvaart. Natuurlijk was het bizar dat onze voorvaderen dit onmenselijke systeem optuigden om hier goedkoop suiker, tabak en koffie te kunnen gebruiken. Maar door sommige historici wordt net gedaan alsof het de kurk was waar onze economie op dreef. Dat is aantoonbaar niet waar. De meeste grachtenpanden in Amsterdam stonden er al vóórdat Nederland Suriname veroverde en waren gebouwd door kooplieden, die hun geld verdienden in ons land zoals met bankieren en de graan- wijn en houthandel met de Oostzee, Spanje en Scandinavië.’’
EINDE ARTIKEL
[11]VOLKSKRANTWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 3 [12] VOLKSKRANTWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM22 JUNI 2021
De beurs van Amsterdam is het centrale punt van handel. Aandelen van de VOC en WIC worden gekocht en verkocht. De scheepvaart is de motor van de Nederlandse handel: wat is de andere kant van het verhaal?
Het schip vervult in de 17de eeuw de rol van tanker, trein en vliegtuig. In de Republiek zijn scheepswerven de grootste en meest geavanceerde fabrieken van hun tijd. Duizenden schepen gaan ter haringvangst. De graan-, hout- en ijzerhandel op de Oostzee is lang de kurk waar de Nederlandse economie op drijft. Honderden schepen, efficiënte ‘vrachtwagens’ met weinig personeel, varen jaarlijks heen en weer. Ook in Nederland zelf gaat veel per schip: turf en groenten naar de stad of mensen die, met de reisplanner in de hand, per trekschuit en beurtschip naar stad en dorp varen. De scheepvaart, eerst beperkt tot Noordwest-Europa, breidt zich omstreeks 1600 razendsnel uit over de hele wereld. Iedereen pikt een graantje mee in handel en scheepvaart.
De andere kant van het verhaal
Zo’n 1600 Nederlandse schepen transporteren in de 17de en 18de eeuw ruim 550.000 mannen, vrouwen en kinderen naar Amerika. In benauwde kelders in de forten aan de West Afrikaanse kust wachten de tot slaaf gemaakten tot ze aan boord gaan. Voor vertrek worden ze gekeurd en gebrandmerkt. De reis duurt enkele maanden. Ze liggen opeengepakt en aan elkaar geketend. Zieke slaven worden overboord gegooid. Vrouwen zijn weerloos als bemanningsleden hen verkrachten. Er is onderlinge strijd tussen gevangenen van verschillende stammen, die elkaars taal niet spreken. Het sterftecijfer aan boord bedraagt zo’n 15%. Onder de bemanning is het sterftecijfer net zo hoog vanwege de slechte hygiëne en voedsel. Inwoners van Paramaribo en Willemstad ruiken een slavenschip dat de haven binnenvaart: honderden opeengepakte mensen, soms lijdend aan besmettelijke ziektes.
EINDE ARTIKEL
[17]
”
”Maar zou dat instrument net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?”
VOLKSKRANT
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 3
[18]
”Bovendien worden zowel de bezoekers van de tentoonstelling als de lezers van de daarbij behorende bundel opstellen voortdurend geconfronteerd met hedendaagse morele oordelen zoals de verontwaardiging over het feit dat de slaven af en toe op zaterdag moesten werken. Pardon, een vrije zaterdag in de 18de en 19de eeuw?”
VOLKSKRANT
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 3
[19]
”Overigens waren er ook toen al dominees in Zeeland die zich keerden tegen de slavernij”
ARTIKEL AD
AD
HISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS
It is not clear in which context the term “crimes against humanity” was first developed. Some scholars[1] point to the use of this term (or very similar terms) as early as late eighteenth and early nineteenth century, particularly in the context of slavery and the slave trade, and to describe atrocities associated with European colonialism in Africa and elsewhere such as, for example, the atrocities committed by Leopold II of Belgium in the Congo Free State. Other scholars[2] point to the declaration issued in 1915 by the Allied governments (France, Great Britain and Russia) condemning the mass killing of Armenians in the Ottoman Empire, to be the origin of the use of the term as the label for a category of international crimes.
Since then, the notion of crimes against humanity has evolved under international customary law and through the jurisdictions of international courts such as the International Criminal Court, the International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia and the International Criminal Tribunal for Rwanda. Many States have also criminalized crimes against humanity in their domestic law; others have yet to do so.
Crimes against humanity have not yet been codified in a dedicated treaty of international law, unlike genocide and war crimes, although there are efforts to do so. Despite this, the prohibition of crimes against humanity, similar to the prohibition of genocide, has been considered a peremptory norm of international law, from which no derogation is permitted and which is applicable to all States.
UNITED NATIONS
OFFICE ON GENOCIDE PREVENTION AND THE RESPONSIBILITY
TO PROTECT
[21]
””Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdaden niet uitwissen”Vrij vertaald naar Shakespeare’s Macbeth [slaapwandelende Lady Macbeth,Act 5, Scene 1]
Reacties uitgeschakeld voor Redactie Volkskrant, u bent moreel medeplichtig aan de bagatellisering van de Westerse slavernij door historicus Piet Emmer
EXCUSES AAN HET DAGBLAD TROUW IN VERBAND MET HETMISVERSTAND OVER HET ARTIKEL VAN HISTORICUS PIET EMMER
De aankomst van een Nederlands schip met Afrikaanse totslaafgemaakten voor de verkoop, Jamestown, Virginia, 1619. (Hulton Archive/Getty Images)Beeld Getty Images
INLEIDINGVooraf: LEZERS!Vergissen is menselijk, zoals wij allemaal weten.Vergissingen maken wij allemaal, soms pijnlijk, soms hilarisch, soms vervelend, soms ernstig. In dit geval heeft uw Bloggertje een vervelende en lichtelijk pijnlijke [gezienhet onderwerp: ”Slavernijverleden”] vergissing gemaakt.Naar aanleiding van een stuk van apologeet van de Westerse slavernij,Emeritus hoogleraar geschiedenis, Piet Emmer [1],ben ik in de pen geklommen om hem te attaqueren, aan de hand van citaten uit zijn stuk [2]Zijn stuk was in de Volkskrant verschenen [3], maar abusievelijk heb ik hetaangezien voor een publicatie door het Dagblad Trouw en Trouw daarop,ten onrechte, aangeschreven.Toen ik terecht door de Trouw Opinieredactie daarop werd gewezen, heb ikbesloten, Dagblad Trouw een excuusmail te schrijven.Ook heb ik de post waarin de Trouw Redactie door mij werd aangeschreven, vanmijn website verwijderd. [4]Deze zal worden vervangen door mijn inmiddels verstuurde brief aan de Volkskrant over hun facilitering van historicus Piet Emmer, apologeet van de Westerse slavernij.Hou dus mijn website in de gaten!Het deed mij plezier te lezen, dat de Trouw Opinieredactie mijn voornemenheeft gewaardeerd. Dit wilde ik graag met u delen, vooral ook om een en ander recht te zetten.Uiteraard heb ik inmiddels WEL de Volkskrant aangeschreven, waarvaneen posting op mijn website zal volgen. Nu eerst mijn excuusmail aan Trouw [waarvan ook de fysieke mail, onder A]Daaronder de waarderende reactie van Trouw Opinie [onder B]En tenslotte de in deze Inleiding genoemde noten Astrid Essed A EXCUUSMAIL AAN TROUWUITGESCHREVEN EN FYSIEKE MAIL:
UITGESCHREVEN TEKST:
AAN REDACTIE TROUWREDACTIE TROUW OPINIE
Geachte Redactie, Recentelijk stuurde ik u een aanklacht mail toe [1] in verband met een artikelvan Emeritus hoogleraar de heer P Emmer, getiteld: ”WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM” [2]Dat mede naar aanleiding van mijn eigen analyse op dit stuk van Emmer.Mijn aanklacht aan u was uw facilitering van een apologeet van de Westerse slavernij, zoals de heer Emmer naar mijn oordeel is.Punt was echter, dat dit artikel niet in uw krant, maar in de Volkskrantis gepubliceerd. Hiervoor bied ik u mijn welgemeende excuses aan.Ik zal dan ook het op mijn website gepubliceerde artikel, waarinuw naam als facilitator genoemd is, vandaag nog [6 juli 2021] verwijderen en een nieuwe post maken met de naam van de juiste krant in dezen:De Volkskrant. Zoals u kunt zien [u hebt het cc van mij doorgekregen], heb ik inmiddelsde Volkskrant aangeschreven op hun facilitering van het stukvan Emmer. Overigens blijft uiteraard de inhoud van mijn analyse van het stuk vanEmmer [3] [behalve de verandering van de naam Trouw in ”Volkskrant”,wat helaas niet in mijn gehele notenapparaat mogelijk is, waarvoor excuses, maar wie de link aanklickt, ziet zelf, dat het Volkskrant zijn moet],ongewijzigd.slavernij apologeet Nogmaals mijn excuses voor dit onfortuinlijke misverstand, dieik daarom ook zo uitgebreid aanbied omdat het slavernijverledeneen heel gevoelig onderwerp is en ik mijn beschuldigingen graagop conto van het juiste medium scuif. Deze brief zal ook op mijn website worden gepubliceerd, want men moetzijn eigen fouten kunnen toegeven. Vriendelijke groeten Astrid EssedAmsterdam www.astridessed.nl
NOTEN
[1] LET OP!De onder noot 1 genoemde link zal verdwijnen, worden verwijderd van mijn website. omdat niet Trouw, maar De Volkskrant het gewraakte stuk van Emmer heeft gepubliceerd!
Geachte Redactie, Recentelijk stuurde ik u een aanklacht mail toe [1] in verband met een artikelvan Emeritus hoogleraar de heer P Emmer, getiteld: ”WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM” [2]Dat mede naar aanleiding van mijn eigen analyse op dit stuk van Emmer.Mijn aanklacht aan u was uw facilitering van een apologeet van de Westerse slavernij, zoals de heer Emmer naar mijn oordeel is.Punt was echter, dat dit artikel niet in uw krant, maar in de Volkskrantis gepubliceerd. Hiervoor bied ik u mijn welgemeende excuses aan.Ik zal dan ook het op mijn website gepubliceerde artikel, waarinuw naam als facilitator genoemd is, vandaag nog [6 juli 2021] verwijderen en een nieuwe post maken met de naam van de juiste krant in dezen:De Volkskrant. Zoals u kunt zien [u hebt het cc van mij doorgekregen], heb ik inmiddelsde Volkskrant aangeschreven op hun facilitering van het stukvan Emmer. Overigens blijft uiteraard de inhoud van mijn analyse van het stuk vanEmmer [3] [behalve de verandering van de naam Trouw in ”Volkskrant”,wat helaas niet in mijn gehele notenapparaat mogelijk is, waarvoor excuses, maar wie de link aanklickt, ziet zelf, dat het Volkskrant zijn moet],ongewijzigd.slavernij apologeet Nogmaals mijn excuses voor dit onfortuinlijke misverstand, dieik daarom ook zo uitgebreid aanbied omdat het slavernijverledeneen heel gevoelig onderwerp is en ik mijn beschuldigingen graagop conto van het juiste medium scuif. Deze brief zal ook op mijn website worden gepubliceerd, want men moetzijn eigen fouten kunnen toegeven. Vriendelijke groeten Astrid Essed
[1] LET OP!De onder noot 1 genoemde link zal verdwijnen, worden verwijderd van mijn website. omdat niet Trouw, maar De Volkskrant het gewraakte stuk van Emmer heeft gepubliceerd!
WAARDERENDE REACTIE TROUW OP MIJN EXCUSES On Tuesday, July 6, 2021, 11:46:31 AM GMT+2, TR Opinie <opinie-trouw@persgroep.net> wrote:
Geachte Astrid Essed,Dat is heel sportief van u, we waarderen dat.vriendelijke groet,Monic SlingerlandChef Opinieredactie Trouw020-5623232www.trouw.nl C NOTEN, BEHORENDE BIJ ”INLEIDING VOORAF”
[1]
TEKST
Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren. De bezoeker krijgt de indruk dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn.
De met veel tamtam aangekondigde en inmiddels geopende tentoonstelling ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum typeert de slaven vrijwel zonder uitzondering als zielige underdogs, terwijl veel wetenschappelijke studies van de laatste vijftig jaar keer op keer laten zien dat die gedweeë, sullige ‘Sambo’ zonder initiatief, die alles accepteert en zich naar believen laat straffen, vernederen en uitbuiten, nooit heeft bestaan.
De tentoonstelling documenteert slechts een aantal levensgeschiedenissen van slaven en die beperking verhindert dat er een aantal fundamentele problemen aan de orde komen, zoals de vraag waarom de Europeanen voor hun koloniën slaven uit Afrika en Azië haalden en niet uit hun eigen continent en waarom Afrika en Azië in staat bleken in de loop der eeuwen steeds meer slaven te leveren.
Morele oordelen
Bovendien worden zowel de bezoekers van de tentoonstelling als de lezers van de daarbij behorende bundel opstellen voortdurend geconfronteerd met hedendaagse morele oordelen zoals de verontwaardiging over het feit dat de slaven af en toe op zaterdag moesten werken. Pardon, een vrije zaterdag in de 18de en 19de eeuw?
Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren, waardoor de bezoeker de indruk krijgt dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn: ‘In Afrika leefden mensen in de koloniale tijd met de realiteit van mensenhandelaren, nomaden op paarden, die nachtelijke rooftochten organiseerden om mensen te ontvoeren.’
Niet gekoloniseerd
Het Rijksmuseum verzwijgt echter dat Afrika ten tijde van de Atlantische slavenhandel helemaal nog niet gekoloniseerd was en dat de ‘rooftochten’ en ‘ontvoeringen’ dus onmogelijk de Europeanen in de schoenen kunnen worden geschoven.
Tegen alle logica beweert de directeur van het Rijks, Taco Dibbits in het voorwoord van het magazine voor scholieren Slavernij en nu? dat ‘de arbeiders op de plantages niet betaald’ kregen. Zou hij werkelijk geloven dat de plantagebezitters hun voor veel geld gekochte slaven lieten verhongeren?
Beloning
Niets is minder waar. Zo kregen de slaven van de Surinaamse plantage ‘Catharina Sophia’ in de 19de eeuw weliswaar geen geld, maar gemiddeld 94,57 gulden per jaar aan voedsel en 13,58 gulden aan kleding en huishoudelijke artikelen alsmede huisvesting, het gebruik van een moestuin en medische zorg.
In dezelfde tijd verdienden de landarbeiders in Drenthe ongeveer 150 gulden per jaar zonder huisvesting, moestuin en doktershulp. Bovendien wijst de directeur op de Nachtwacht van Rembrandt met daarop een jong kind met een donkere huidskleur en vraagt: ‘En waarom moest hij als kind al werken?’. Is hij niet op de hoogte van het feit dat in Rembrandts tijd en nog velen eeuwen daarna kinderarbeid heel normaal was?
Bezit
Zonder enig bewijs meldt de tentoonstellingsbundel dat slaven geen bezit mochten hebben. Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan? Ook beweert de bundel dat slaven niet mochten lezen en schrijven, maar hoe kon de zwarte abolitionist (voorstander afschaffing slavernij, red.) Equiano dan zijn memoires schrijven als hij dat als slaaf niet had geleerd? De slaven waren het eigendom van een ander en ‘daarom kon er juridisch gezien geen sprake van mishandeling of verkrachting zijn’ door de eigenaar.
Waarom zijn er dan processen gevoerd tegen planters, die een slaaf hadden gemarteld of gedood? Dat de tentoonstelling geen wetenschappelijk, maar een activistisch karakter draagt blijkt ook uit de constatering dat de Europese slavenhandelaren slaven ‘tot object’ maakten. Deden hun Afrikaanse en Arabische collega’s dat dan niet? Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?
Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat alleen Afrikaanse handelaren bepaalden hoeveel man-, vrouw- en kindslaven te koop werden aangeboden. Zelfs de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, is volgens het Rijksmuseum een symbool van uitbuiting en geweld. Maar zou dat instrument net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?
Wie hoopt dat de tentoonstelling hem of haar op de hoogte brengt van de laatste wetenschappelijke inzichten hoeft het Rijksmuseum niet te bezoeken, maar wie zijn stereotiepe opvatting over de slavenhandel en slavernij bevestigd wil zien, komt in het Rijksmuseum ruimschoots aan zijn trekken.
Piet Emmer is auteur van De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop (2021). EINDE VOLKSKRANT ARTIKEL [2]
Countries should bring Citizens Home; Ensure Due Process for ISIS Suspects
Nearly 43,000 foreign men, women, and children linked to ISIS remain detained in inhuman or degrading conditions by regional authorities in northeast Syria, two years after they were rounded up during the fall of the Islamic State “caliphate,” often with the explicit or implicit consent of their countries of nationality, Human Rights Watch said today.
The foreign detainees have never been brought before a court, making their detention arbitrary as well as indefinite. They include 27,500 children, most in locked camps and at least 300 in squalid prisons for men, and scores of others in a locked rehabilitation center. The detainees suffer from rising levels of violence and falling levels of vital aid including medical care. In just one case, France has refused to allow a woman with advanced colon cancer to come home for treatment. One detained woman told Human Rights Watch that a guard ran over a young child in a vehicle, cracking his skull.
“Men, women, and children from around the world are entering a third year of unlawful detention in life-threatening conditions in northeast Syria while their governments look the other way,” said Letta Tayler, associate crisis and conflict director at Human Rights Watch. “Governments should be helping to fairly prosecute detainees suspected of serious crimes and free everyone else, not helping to create another Guantanamo.”
Governments that actively contribute to this abusive confinement may be complicit in the unlawful detention and collective punishment of thousands of people, most of them women and young children, Human Rights Watch said.
In February and March 2021, Human Rights Watch communicated via text, email, or phone with eight foreign women detained in camps for family members of male ISIS suspects in northeast Syria as well as relatives of five camp detainees. Human Rights Watch also spoke or emailed with members of six aid organizations and six civil society groups pressing for the detainees’ repatriations, as well as regional authorities, Western government officials, UN officials, journalists, and academics. In addition, Human Rights Watch reviewed dozens of reports, media articles, and videos about the camps and prisons.
People interviewed described increasingly desperate mothers and children struggling to maintain dignity amid harsh conditions and fears of contracting Covid-19. Three women in one camp, Roj, said that guards confiscated Qurans, threatened women for wearing niqabs, and raided tents at night. Women caught with cellphones or suspected of withholding information about crimes in the camp were sometimes beaten and jailed for days or even weeks, the women and a relative said. The regional authority, called the Autonomous Administration of Northeast Syria, denied any abuse by guards and said that some women had attacked guards with stones and sharp objects. Badran Chia Kurd, Autonomous Administration’s deputy co-chair, told Human Rights Watch that women were in most cases jailed only for “a few days” if they tried to flee.=
One relative of a detainee said that her detained family member was suicidal. A young mother wrote that daily life in the camps made her want to “scream from the top of my lungs”:
It’s mentally exhausting. … never gets better here. Always worse. … majority of the children in the camp are sick. Almost everyday something bad happens. Children trapped in burning tents and dies. … We have water tank that contains worms. The toilets are dirty so people started to build [their] own toilets.
Like all detainees who communicated with Human Rights Watch, the women asked that they not be identified by name or nationality for fear of retaliation by other detainees or camp guards.
Holding the foreigners “is a huge burden” for the cash-strapped Autonomous Administration, Chia Kurd said. “The international community, in particular the countries who have citizens in the camps and prisons, are not assuming their responsibility. This issue, if not solved, will not only affect us, but the entire world.”
Countries with nationals held in northeast Syria should answer repeated appeals by the Autonomous Administration to help them provide detainees with due process, including the right to contest the legality and necessity of their detention before a judge. All detainees held in inhuman or degrading conditions, or who are not promptly charged with a recognizable criminal offense in fair proceedings should be immediately released.
Foreign countries should also comply with the Autonomous Administration’s repeated calls for them to repatriate detainees not charged with a crime, prioritizing the most vulnerable. Repatriated children should be accompanied by their parents in keeping with the child’s right to family unity. Foreigners facing risks at home of death or torture or other ill-treatment should be transferred to a safe third country.
Upon transfer home or abroad, detainees can be provided with rehabilitation and reintegration services and as warranted, investigated and prosecuted, Human Rights Watch said. Children who lived under ISIS and any women trafficked by ISIS should be treated first and foremost as victims, and children should face prosecution and detention only in exceptional circumstances.
In the meantime, foreign governments and donors should immediately increase aid to improve camp and prison conditions in northeast Syria and press the United Nations Security Council to reauthorize vital aid operations across Syria’s northeast and northwest borders to speed the delivery of aid.
Only 25 countries are known to have repatriated any nationals from northeast Syria and most have brought home or helped return only a token few, primarily orphans or young children, in some cases without their mothers.
The UN and donors, including many home countries of the foreign detainees, are providing humanitarian aid to the detainees and others in northeast Syria. But acute shortages of clean water, food, medicine, and adequate shelter and security persist, say UN experts and others.
The United States military, which leads the US coalition against ISIS, has funded measures to bolster security and ease overcrowding for some of the prisons, according to Chia Kurd, media, and US government reports. However, the measures appear to have done little to bring the prisons in compliance with minimum detention standards. Moreover, neither the US nor other members of the international community, including countries with nationals detained in northeast Syria, have funded any measures to provide the prisoners with due process, Chia Kurd said.
The international coalition against ISIS also reportedly plans to fund construction of additional detention centers for women suspects, as well as a 500-bed “rehabilitation center” for older boys. The United Kingdom, another key coalition member, is reportedly funding a project to double the capacity of one of the prisons, in Hasakah, from 5,000 to 10,000 detainees. UK and US defense officials did not respond to requests for comment in the time provided.
“Improving horrific prison conditions does not change the fact that indefinite detention without judicial review is unlawful,” Tayler said. “Expanding prisons and locked rehabilitation centers to warehouse hundreds of children who never even chose to live under ISIS is unconscionable.”
The detainees
Backed by a US-led coalition, regional fighters called the Syrian Democratic Forces rounded up tens of thousands of ISIS suspects and family members during the fall of Baghouz, then the last ISIS stand in Syria, during a weeks-long battle that ended March 23, 2019. The Syrian Democratic Forces are still holding nearly 63,400 of the family members, nearly all of them women and children, in two locked, heavily guarded, open-air camps encircled by barbed wire. Roughly 20,000 are from Syria, 31,000 from neighboring Iraq, and nearly 12,000 others – 8,000 children and 4,000 women – are from almost 60 other countries. Conditions for the non-Iraqi foreigners, who are kept in special annexes, are particularly dire.
The Syrian Democratic Forces are also holding about 10,000 men as well as at least 700 boys of all nationalities, most ages 14 to 17 in 14, overcrowded, makeshift prisons for ISIS suspects, Chia Kurd said. Prison conditions “do not meet minimum standards,” he said, blaming scarce international aid for the abusive conditions. Human Rights Watch in 2019 and 2020 documented the inhumane conditions in some of these prisons.
Camp Conditions
In al-Hol and Roj, the locked camps for family members, more than 90 percent of children are under age 12 and more than half under 5, aid groups say. Syrians and Iraqis in the camps have relative freedom, including the ability to leave and return to the camps. During multiple visits to the two camps from 2017 to 2019, Human Rights Watch documentedconditions in the foreigners’ annexes that amounted to cruel, degrading, and inhuman treatment. Combined with the indefinite and arbitrary nature of detention, these conditions may also amount to torture when they deliberately inflict serious physical or mental harm on a detainee. Since then, detainees, family members, civil society representatives, and aid workers told Human Rights Watch, conditions have deteriorated further along with detainees’ despair.
“You can feel that people are giving up on the outside world, they are so desperate you meet a wall of hopelessness,” said Natascha Rée Mikkelsen, founder of Repatriate the Children-Denmark, who has visited the camps several times, including in February. “And the young children, some of them have diarrhea all the time and they are so skinny and so small. They just have this look like they are locked up. They have nothing to do and they know nothing about their future.”
Detainees and others interviewed by Human Rights Watch complained of contaminated water, overflowing latrines, shortages of fresh food and diapers, tents leaking or catching fire, rampant disease, insufficient medical care, and almost no schooling for children or counseling for a severely traumatized population.
While conditions are somewhat better in Roj than in the larger camp, al-Hol, detainees and family members described harsh conditions there as well. Three relatives, a civil society member and two detainees said noxious fumes from adjacent oil fields were causing asthma, deep coughs, and lung inflammations. One mother texted of being terrified by the lack of medicine for her child, by guards threatening to cut detainees’ clothes if they were not “short and colorful,” and of the desert winds that flipped over her tent at night:
Honestly I have ptsd [Post-Traumatic Stress Disorder] from the camps more than IS territory (even though I am traumatized from that lifestyle). … I would hold my daughter tight and stay alert all night watching the tent as it was about to collapse onto us at any moment. And it did actually happen many times.
In mid-March, said a Western European man whose grandchildren are in the camps, a small group of children no older than 6 crossed an internal camp fence to pick dandelions just on the other side. “The camp guards saw them, caught them, and beat them severely,” he said. “The children didn’t decide to be there, they don’t deserve to live like this in such terrible conditions.”
Two relatives described detainees waiting hours to access a shared phone that they could only use for seconds. Communication in one section for foreigners in Roj is limited to messages of less than a minute every 8 to 10 days, compounding detainees’ isolation, one relative said.
Life-Threatening Conditions
According to humanitarian groups and the UN Office of Counterterrorism, more than 700 detainees in al-Hol and Roj – at least half of them children – have died in the past two years. Several were killed by detainees in al-Hol who remain loyal to ISIS, while others died in crossfire between guards and detainees or from lack of medical care, unsanitary conditions, and accidents such as tent fires.
At least 29 people were killed in al-Hol camp alone in January and February 2021 including seven children. “The people who work there feel more and more scared of the situation, as if they have no control,” Mikkelsen said. “You have the feeling that any time you could be killed.”
In text messages relayed to Human Rights Watch, one woman in Roj described a fire breaking out in a tent housing two children whom guards left in the camp while jailing their mother for having a cellphone. The woman said it was one of three fires in Roj so far in 2021:
The 5 year old boy put the tent on fire and his 7 year old sister took him out from the burning tent. Two tent burned that day, it was terrible day cuz it took very long time to put the fire [out] since many fire extinguisher didn’t work and we didn’t know if there was more ppl trapped in the fire.
In February, 10 Frenchwomen in the camps went on a hunger strike to publicize their demand to stand trial at home. That same month, Pascale Descamps, a Frenchwoman whose 32-year-old daughter and four young grandchildren are held in Roj, began her own hunger strike to press the government to let her daughter leave to receive medical treatment for advanced colon cancer. Doctors in northeast Syria told her daughter that she needed “urgent” treatment but that the operation would be high-risk if performed locally, Descamps told Human Rights Watch. In December, the UN Committee Against Torture called on France to repatriate Descamps’ daughter for medical care but she remains in Roj. Descamps said that in intermittent audio messages, her daughter sounded desperate:
Every time my daughter talks to me, she starts crying. She tells me that she is getting worse, bleeding a lot, and getting weaker. She is like an animal in her tent, dying in front of her children. … I am not exonerating my daughter, but she has the right to a fair trial and to receive proper medical care given the seriousness of her health condition … I am also fighting for my grandchildren not to have to go through all this any longer. It is a stake in the heart to know that they see their mother so ill and to imagine that she could die there when France could repatriate her and her children. It’s like they have no rights anymore.”
Covid-19 is another threat. As of February 16, the UN had reported 8,537 cases of the virus in northeast Syria, but humanitarians warn that rates are vastly under-counted because of insufficient staff and supplies for extensive testing. At least 13 cases of Covid-19 had been reported in al-Hol and Roj as of December 2020. A greater outbreak could disproportionately harm camp and prison detainees as most are malnourished with severely limited access to medical services.
Detainees began receiving monthly handouts of masks and gloves in mid-2020 but they have to reuse them several times because of shortages, two women in Roj said.
Inhuman Prison Conditions
Despite some improvements, only one of the 14 makeshift prisons for male ISIS suspects is fit for the purpose, said a June 2020 US military report. The 10,000 men, most Syrian and Iraqi and 2,000 from other countries, are jammed into severely overcrowded cells with open latrines and poor ventilation. The prisons lack essential services including adequate medical care for festering wounds and infectious diseases including tuberculosis. Up to several hundred men have died in the prisons including one from Germany and another from the UK.
The 700 or more boys in the prisons are held separately from the men. About 400 are Syrian, 200 are Iraqi, and the rest come from several other countries, Chia Kurd said. The boys have access to outdoor courtyards, but have little access to education, recreation, and other essential services, he said.
Three well-informed sources speaking on condition of anonymity said that many of the boys in the prisons were taken from the camps where they lived with their mothers and siblings when they reached mid-adolescence and that some were as young as 12. Imprisoned Syrian boys can visit with families, but imprisoned foreign boys are not allowed visits with their mothers and siblings in the camps, Chia Kurd said. Between 100 and 110 more boys are living in a locked rehabilitation center. Services there, too, are “insufficient” due to a lack of aid, Chia Kurd said. The Autonomous Administration would like to transfer the boys in prisons to additional rehabilitation centers if foreign governments will build them, he said.
Chia Kurd said some of the boys were taken from the camps for families and elsewhere “for committing acts of violence” or for ISIS ideology, although Human Rights Watch received reports from local family support groups that at least some of the boys were taken simply because they had reached adolescence. UK-based Rights and Security International in 2020 reported that Syrian Democratic Forces forcibly disappeared dozens of boys from the camps.
The Kurdish-led coalition had prosecuted about 8,000 Syrians suspected of membership in ISIS and other armed groups in People’s Defense Courts as of early 2021, with about 4,000 more awaiting local prosecutions. The trials have been piecemeal with due process gaps and the Autonomous Administration has sought assistance from foreign governments to bring them in line with international standards. For two years, the Autonomous Administration has asked foreign governments to help it create a hybrid or international court to prosecute the detainees, Chia Kurd said. At times the regional authorities have proposed internationally supported local courts. But “the international community has not been cooperative with us,” he said.
Humanitarian Access
Medical and other supplies are scarce in the camps and prisons, in part because of difficulties aid workers face in gaining access to the region. Russia has since January 2020 used and threatened its veto power at the UN Security Council to force the closure of three of the four vital border crossings into Syria that UN agencies had used to transport medicine and other aid into the country. Turkey and Turkish-backed forces have also repeatedly cut offwater supplies to Autonomous Administration-held areas of northeast Syria, including al-Hol camp.
Representatives of four aid organizations said that these factors combined with mounting insecurity have forced many humanitarian organizations to suspend or scale back operations in northeast Syria.
Scant Repatriations
Despite the deplorable conditions, only 25 of nearly 60 home counties have repatriated any of their nationals from northeast Syria, and repatriation operations fell from 29 in 2019 to 17 in 2020 and 3 in the first 10 weeks of 2021, according to Save the Children and Human Rights Watch tallies. Kazakhstan, Kosovo, Russia, andUzbekistan have together brought home more than 1,200 of their citizens, about 85 percent of all returns. Repatriations by Western countries remain piecemeal. The UK, Australia, and Denmark have stripped citizenship of some nationals detained in northeast Syria, in some cases even when the revocation may leave them stateless.
A few countries, including Germany and Finland, have brought home some mothers with children. But others including Canada, the UK, and France have repatriated one or more children without their mothers and others, such as Sweden and Belgium, plan to do so. Systematic returns of children without their parents flout the Convention on the Rights of the Child, which states that countries should uphold the principle of family unity absent a professional assessment that separation “is necessary for the best interests of the child.” While governments obtain mothers’ written consent to take their children without them, Human Right Watch questions whether consent can be informed and voluntary for women indefinitely detained inside locked camps with no access to redress or counsel.
“If I had to choose again, I don’t know if I would have done it,” a Canadian mother in Roj said of her anguished decision to allow Canada to repatriate her 4-year-old daughter without her in March. “It’s the hardest sacrifice for a mother to make.”
Many governments contend that repatriations pose too much of a security risk. While governments have an obligation to keep people safe, security concerns do not obviate their parallel duty to uphold human rights, Human Rights Watch said. Moreover, as even the US-led coalition against ISIS argues, abandoning these detainees to indefinite confinement in dire conditions may pose a greater risk than bringing them home.
Men imprisoned as ISIS suspects in northeast Syria have repeatedly rioted and more than 100 have escaped to whereabouts unknown. With no way to leave legally, women are regularly paying traffickers to smuggle them and their children out of the locked camps, placing them at risk of being trafficked into forced labor and sexual exploitation, among other abuses, or of rejoining ISIS. Shunned by home countries, children may be vulnerable to recruitment by ISIS hardliners in the prisons and camps.
In contrast, repatriations or third-country transfers allow governments to conduct individual assessments of each returnee, monitor them as appropriate, and hold to account those who have committed serious international human rights crimes, a critical step in redress for thousands of ISIS victims.
Repatriations of the foreigners may also improve conditions for the Syrian ISIS suspects and family members whom the local authorities are also detaining in the camps and prisons. The Autonomous Administration has allowed more than 9,100 Syrians to return to their communities since 2019, including more than 2,600 under an amnesty it announced in October 2020, but thousands of others remain. As with the foreign detainees, the local authorities should release any Syrians held in degrading or inhuman conditions or without due process, and improve conditions for those who may not be able to return home because of risks that their communities may reject them or fears of returning to areas held by the government.
In January, UN Secretary-General António Guterres called repatriations by home countries, particularly of children, “an urgent and strategic counter-terrorism imperative.” The European Parliament and UNICEF have also called on member states to repatriate all children, taking into account the best interests of the child. The UN human rights commissioner, the UN counterterrorism chief, and 22 UN specialized human rights experts have called on home countries to repatriate their nationals as well. The 22 UN human rights experts noted that the “violence, exploitation, abuse and deprivation” suffered by foreign detainees in northeast Syria have resulted in deaths and in and of themselves “may well amount to torture or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment under international law,” with no effective remedy.
International Legal Standards
Countries have a responsibility to take steps to protect their citizens when they face serious human rights violations, including loss of life and torture. This obligation can extend to nationals in foreign countries when reasonable action by their home governments’ actions can protect them from such harm. International human rights law also provides that everyone has the right to a nationality. Governments have an international legal obligation to provide access to nationality for all children born abroad to one of their nationals who would otherwise be stateless, as soon as possible. All individuals have the rights to adequate food, water, clothing, shelter, and mental and physical health, and fair trials. All children have the right to education.
Detaining people in conditions that amount to inhuman or degrading treatment is strictly prohibited under human rights law.
The Autonomous Administration’s indefinite detention of these foreigners without due process, including their right to appear before a judge to review the legality and necessity of their confinement, is arbitrary and unlawful. The detention of ISIS suspects’ family members, particularly the children but also women who are not being investigated for any crimes, also amounts to guilt by association and collective punishment, prohibited under international law.
The arbitrary detention and lack of reintegration support for these children violates international principles for children associated with armed groups, who are to be viewed primarily as victims. UN Security Council Resolution 2396 of 2017, which is binding on all member states, emphasizes the importance of assisting women and children associated with groups such as ISIS who may themselves be victims of terrorism, including through rehabilitation and reintegration.
Resolution 2396 also calls on member states to investigate and prosecute suspects for involvement with foreign terrorist groups if appropriate. Given the absence of any fair trial proceedings for foreigners detained in northeast Syria, investigations by home countries remain the only viable option at this time to provide redress to victims for any serious crimes these detainees may have committed.
Countries with Citizens Detained in Northeast Syria
Citizens of at least 58 countries are reported to be detained in camps and prisons in northeast Syria: Afghanistan, Albania, Algeria, Australia, Austria, Azerbaijan, Belgium, Bangladesh, Bosnia and Herzegovina, Canada, China, Denmark, Egypt, Estonia, Finland, France, Georgia, Germany, Indonesia, India, Iran, Iraq, Kazakhstan, Kyrgyzstan, Lebanon, Libya, Morocco, Maldives, North Macedonia, Malaysia, Netherlands, Norway, Pakistan, Palestine, Philippines, Poland, Portugal, Romania, Russia, Saudi Arabia, Senegal, South Africa, Spain, Sudan, Somalia, Serbia, Sweden, Switzerland, Tajikistan, Trinidad and Tobago, Tunisia, Turkey, Ukraine, United Kingdom, United States, Uzbekistan, Vietnam, and Yemen.
END OF ARTICLE
Reacties uitgeschakeld voor [Human Rights Watch]/Thousands of Foreigners Unlawfully Held in NE Syria
HISTORICUS PIET EMMER, WEGPOETSER VAN HET BLOED, DAT AANDE WESTERSE SLAVERNIJ KLEEFT
De aankomst van een Nederlands schip met Afrikaanse totslaafgemaakten voor de verkoop, Jamestown, Virginia, 1619. (Hulton Archive/Getty Images)Beeld Getty Images
De indeling op het schip, iedereen zat ontzettend dicht op elkaar
Geschreven naar aanleiding van zijn artikel:”WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM”
[Vooraf:OPMERKING SCHRIJFSTER ASTRID ESSED Genoemd artikel ”WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM” is gepubliceerd in hetDagblad De Volkskrant, NIET in het Dagblad Trouw, zoals abusievelijk in hetnotenapparaat is vermeldDaarover zal ik in een komende post het Dagblad Trouw mijn excuses aanbieden]
Vrijwel ieder zinnig mens is het erover eens, dat de transatlantische slavenhandel en de daaruit voortvloeiende slavernij in de Amerika’s [1] een misdaad tegen de menselijkheid is [2], als zodanig genoemd in het Statuut van Rome [3] en in nietmisverstane bewoordingen veroordeeld in de Universele Verklaring voor deRechten van de Mens [4], alsmede in Internationale Verdragen. [5]Nu zullen mijn trouwe en minder trouwe lezers opmerken:Waarom komt Astrid Essed daar nu mee, anno 2021, nu deze MIsdaad ookvan Staatswege officieel is omgezet in jaarlijkse herdenkingen in aanwezigheidvan de Koningin of Koning, ministers, de burgemeester? [6] Omdat ik recentelijk een artikel heb gelezen, zo ongelooflijk, dat de oren vaneen normaal denkend 21ste eeuws mens daarvan gaan wapperen!Het artikel luidt: ”Wie een beperkte blik op de slavernij wil, spoede zichnaar het Rijksmuseum” Lees zelf lezers, onder noot 7! Ik moet u wel bekennen, dat ik, als druk schrijvend Bloggertje, mij heb afgevraagd, of ik wel op dergelijke bij elkaar geraapte 17e eeuwse gevaarlijke nonsens[onderstaande een uitleg, waarom ik het gevaarlijke nonsens vind], moetingaan, maar heb tenslotte besloten, dit toch te doen. In de eerste plaats: Omdat historicus Piet Emmer er al jarenlang alles aan doet om een van de Zwartste Bladzijden in de Weserse Geschiedenis, te bagatelliseren en vooral in2020 [slim, Coronatijd, mensen hadden wel iets anders aan hun hoofd, dan deze apologeet te attacqueren, met vooral een verwijt naar de media, die hem de ruimte gaven!], actief blijkt te zijn geweest,[8], tot aan het indienen van eenklacht tegen een journalist, die het mijns inziens gerechtvaardigd tegen hem opnam! [9] In de tweede plaats:Omdat in deze Tijden, nu het fascisme in Nederland helaas steeds meer salonfahig lijkt te worden [10], slavernij en kolonialisme apologeten steeds meer de kans lijken te krijgen [11]Dat is gevaarlijk voor het maatschappelijke denkklimaat, het politieke klimaat, de verhoudingen tussen mensen. In de derde plaats:Omdat ik het vermoeden heb, dat weinig mensen uit het anti-racistische veldnog de moeite zullen nemen, in te gaan op Emmer’s Gevaarlijke Onzin, hoewel ik wel twee goede en strijdbare stukken ben tegengekomen. [12]Ook in het verleden heeft hij stevige tikken gehad! [13] Maar goed: Daarom heb ik toch besloten, op deze wat nevelachtige en toch zonnigeZondagmiddag, de Handschoen op te nemen en Emmer, via zijn artikel, vanrepliek te dienen.Daar zal het niet bij blijven:Ook het Dagblad de Volkskrant ontvangt van mij een Brief op Poten over het geven van ruimte aan dergelijke kwaadaardige schrijfsels. TEN AANVAL DUS: Mijn aanval zal eruit bestaan, dat ik delen uit het artikel [14], die ik relevant vind, citeer, waarna ik er nader op in ga. WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM [15]
VOORAF: Ik heb het grootste respect voor het feit, dat steeds meer Nederlandse musea ”dekoloniseren!”Daarmee bedoel iik:Meer aandacht voor het slavernijverleden, het plaatsen van bordjes bijschilderijen van al dan niet ”beroemde” mensen, die een aandeel hadden inde slavernij, het niet meer gebruiken van misleidende historische termen als”Gouden Eeuw” [16]Kortom:Het rechttrekken van de geschiedenis.Ik juich in dit verband de Slavernij tentoonstelling van het Rijksmuseum toe [17], waartegen Emmer in zijn artikel tekeer gaat. OP NAAR HET ARTIKEL:”Wie een beperkte blik op de slavernij wil, spoede zich naar het Rijksmuseum” [18] CITAAT 1 HISTORICUS PIET EMMER ”De met veel tamtam aangekondigde en inmiddels geopende tentoonstelling ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum typeert de slaven vrijwel zonder uitzondering als zielige underdogs, terwijl veel wetenschappelijke studies van de laatste vijftig jaar keer op keer laten zien dat die gedweeë, sullige ‘Sambo’ zonder initiatief, die alles accepteert en zich naar believen laat straffen, vernederen en uitbuiten, nooit heeft bestaan.” [19] MIJN COMMENTAAR: Ja en NeeInderdaad:In zoverre geef ik historicus Piet Emmer gelijk, dat wat hij noemt ” die gedweeë, sullige ‘Sambo’ zonder initiatief, die alles accepteert en zich naar believen laat straffen, vernederen en uitbuiten” [20] een niet correct Beeldvan de Werkelijkheid zou zijn.Integendeel!Zoals hij als historisch onderzoeker dient te weten [en natuurlijk ook wel weet], is dat er in de Amerika’s en op slavenschepen tal vanslavenopstanden geweest zijn [21], die meer dan duidelijk laten zien, dat de slaven die extreme situatie van onvrijheid en de-humanisering niet over hunkant lieten gaan!Maar wat betreft het ongenuanceerde karakter van de uitspraak van Emmer:”…… terwijl veel wetenschappelijke studies van de laatste vijftig jaar keer op keer laten zien dat die gedweeë, sullige ‘Sambo’ zonder initiatief, die alles accepteert en zich naar believen laat straffen, vernederen en uitbuiten, nooit heeft bestaan.” [22]Met het woord ”nooit” gaat hij in de fout.Sowieso moet je oppassen met woorden als ”altijd”en ”nooit”In dit geval is het onzin, omdat wel degelijk situatiesbestonden, waarbij slaven, gede-humaniseerd en gehersenspoeld door de onmenselijke en repressieve behandeling, zich niet zozeer ”naar believen lietenstraffen, vernederen en uitbuiten” [23], maar omdat zij, heel vaak, geen andere keuze hebben.Bovendien bestaat het gevaar, dat bij ontkenning vanhet beeld van de ík citeer Emmer] ”zielige underdog” [24], het onterechte Beeld ontstaat, dat de slaven minderrepressief werden behandeld.Dat is nonsens!Quod erat demonstrandum! [25]Want ware de behandeling ”draaglijk”, vanwaar dan aldie slavenopstanden, getuigenissen zoals van Stedman [26] en ga zo maar door?Maar moet ik dat betogen, anno 2021?Iedereen met een normaal verstand en zeker gezien debeschikbare kennis begrijpt, hoe het leven er moethebben uitgezien van geroofde mensen, als vee verhandeld en gedwongen, zonder loon of vooruitzichtop invrijheidsstelling [manumissies kwamen pas later, vooral vanaf de 18e eeuw voor] [27], te werken voorde rijkdom van een ander, in casu de witte plantage eigenaar! CITAAT 2 HISTORICUS PIET EMMER ”De tentoonstelling documenteert slechts een aantal levensgeschiedenissen van slaven en die beperking verhindert dat er een aantal fundamentele problemen aan de orde komen, zoals de vraag waarom de Europeanen voor hun koloniën slaven uit Afrika en Azië haalden en niet uit hun eigen continent en waarom Afrika en Azië in staat bleken in de loop der eeuwen steeds meer slaven te leveren.” MIJN COMMENTAAR Met deze uitspraak suggereert historicus Piet Emmer,dat de tentoonstelling een ”eenzijdig beeld” zou geven en de geschiedenis zou scheeftrekken.Niets is minder waar!In de eerste plaats begrijpt de bezoeker ook, dat hier sprake is van een aantal levensgeschiedenissen vanslaven en dat zo licht wordt geworpen ophet slavernijverleden.Maar belangrijker:Hoezo eenzijdig, zoals Emmer suggereertJuist in het VERLEDEN werd er een eenzijdig beeld geschapen!Zo kwam onderwijs over slavernij, in Nederland, zeker op de Lagere School [voorloper van de term ”basisschool] niet of nauwelijks voor [28], standbeeldenvan koloniale moordenaars [kolonisatie ten tijde of na de slavernij] prijkten op pleinen etc, zonder enig kritisch commentaar voorzien, wegbereiders van de slavenhandelzoals Michiel de Ruyter werden als ”helden” vereerd [29] en ga zo maar door!DAT is het scheeftrekken van de geschiedenis meneer Emmer!En dat is decennialang het geval geweest! En nu er eindelijk aandacht is voor authentieke verhalenvan tot slaafgemaakten zelf, nu er een einde komt aan de Verheerlijking van de Gouden Eeuw, zou dat ineens een”beperking’ zijn? [30] Het rechttrekken van de geschiedenis, DAT wat het Rijksmuseum terecht doet!Wat het Amsterdam Museum doet, door de term ”Gouden Eeuw” niet meer te gebruiken! [31] Maar we lezen de rest van het Citaat [2] van Emmer:”De tentoonstelling documenteert slechts een aantal levensgeschiedenissen van slaven en die beperking verhindert dat er een aantal fundamentele problemen aan de orde komen, zoals de vraag waarom de Europeanen voor hun koloniën slaven uit Afrika en Azië haalden en niet uit hun eigen continent en waarom Afrika en Azië in staat bleken in de loop der eeuwen steeds meer slaven te leveren.”Hiermee tracht Emmer de aandacht af te leiden van hetverwerpelijke karakter van de slavernij:Want wat maakt het voor de juiste beoordeling van de slavernijuit. wat voor problemen de slavenhalers, de Europeanendus wat de transatlantische slavernij betreft, hadden bijhet halen van slaven, die in hun kolonieen als wettelijkals Ding werden beschouwd [32], werden geroofd, werden gedehumaniseerd.Of om het groffer te zeggen:Wie kan het ene M schelen, althans bij de belichtingvan de slavernij, waarom niet de ”eigen” ”witte mensen”,die trouwens ook eeuwenlang lijfeigenen geweest zijn [33]niet voor dit beulswerk werden gereserveerd? Ik beschouw trouwens deze Vraagstelling van Emmer alseen manier om de aandacht af te leiden van waar hetwerkelijk om gaat:Het vertellen, vanuit slave narrative oogpunt [34]wat slavernij werkelijk betekende, zodat mensen,van wie het ver staat, zich beter kunnen inleven. CITAAT 3 HISTORICUS PIET EMMER ”
Morele oordelen
Bovendien worden zowel de bezoekers van de tentoonstelling als de lezers van de daarbij behorende bundel opstellen voortdurend geconfronteerd met hedendaagse morele oordelen zoals de verontwaardiging over het feit dat de slaven af en toe op zaterdag moesten werken. Pardon, een vrije zaterdag in de 18de en 19de eeuw?” [35]
MIJN COMMENTAAR:
Ik merk, dat ik nu wel nijdig begin te worden.
Want nog los van het wel zeer merkwaardige feit, dat Emmer bezwaar zou hebben tegen het feit, dat in de tentoonstelling gewezen wordt op het verderfelijke
karakter van de slavernij, is er een nog belangrijker punt, dat van de ”hedendaagse morele oordelen” [36]
Want los van het feit, dat het natuurlijk niet ging, om een
”vrije zaterdag in de 18e en 19e eeuw” [37] [hoe dom
denkt Emmer, dat zijn lezers zijn?], klopt zijn
weergave van de zogenaamde ”hedendaagse morele oordelen” van geen kanten, zoals hij zelf
trouwens toegeeft in een AD interview dd 22 augustus 2020! [38]
Ook moet hij daarin wel toegeven, dat slavernij ”verschrikkelijk” was [39], al haast hij zich in datzelfde interview te zeggen, dat ”niet iedere plantage een hel
op aarde was” [40]
Alsof iemand dat ooit gezegd heeft en alsof dat iets afdoet aan het feit, dat je als slaaf de uiterste vorm van
rechteloosheid had!
Maar terug naar dit artikel:
Emmer heeft het over ”hedendaagse morele oordelen”
[dat Verhaal over die vrije zaterdag neem ik niet serieus].
terwijl hij wijselijk dus niet vermeldt, dat dat, nogmaals,
klinkklare onzin is:
Een aantal predikanten heeft zich in de 17e eeuw, Eeuw van de Slavernij, actief verzet tegen slavernij en slavenhandel! [41]
Sterker nog:
In de beginperiode van de WIC [West Indische Compagnie] werd de slavernij zelfs op
calvinistische gronden afgewezen! [42]
Over ”hedendaagse morele oordelen” gesproken
CITAAT 4 HISTORICUS PIET EMMER
”Dat slavernij overal in de wereld voorkwam lijkt het Rijksmuseum niet te interesseren, waardoor de bezoeker de indruk krijgt dat de slavenhandel en slavernij voornamelijk Europese erfzonden zijn: ‘In Afrika leefden mensen in de koloniale tijd met de realiteit van mensenhandelaren, nomaden op paarden, die nachtelijke rooftochten organiseerden om mensen te ontvoeren.’ [43]
MIJN COMMENTAAR:
Het Rijksmuseum geeft helemaal geen verkeerde voorstelling van zaken, Emmer doet dat!
Nergens is beweerd, dat slavenhandel en slavernij ”voornamelijk Europese erfzonden zijn” [44]
Het enige, dat het Rijksmuseum doet, is meer inzicht
geven over de praktijk en de bestialiteit van het systeem
slavernij.
En nergens wordt beweerd, dat slavernij niet ook in Afrika voorkwam.
Maar dat gezegd hebbende:
Is het simpele feit, dat slavernij ook in Afrika en andere
delen van de wereld voorkwam [45] een excuus voor de bestiale mensenroof, de-humanisering, foltering, ontheemding, onteigening en verkrachting van miljoenen Afrikanen? [46]
Lees over excuses van hele en halve slavernijapologeten
als Emmer ook dit inzichtelijke artikel: ”Twaalf vragen over slavernij, die je maar beter niet had kunnen stellen” [47]
CITAAT 5 HISTORICUS PIET EMMER
”
Niet gekoloniseerd
Het Rijksmuseum verzwijgt echter dat Afrika ten tijde van de Atlantische slavenhandel helemaal nog niet gekoloniseerd was en dat de ‘rooftochten’ en ‘ontvoeringen’ dus onmogelijk de Europeanen in de schoenen kunnen worden geschoven.
[48]
MIJN COMMENTAAR
Dat wordt ook niet gedaan, meneer Emmer het ”ontvoeringen” ”in de schoenen van Europeanen schuiven”
Het klopt, inderdaad, dat bij de rooftochten naar slaven, Afrikaanse
slavenhalers een belangrijke rol speelden [49]
Zij kenden het gebied en deden vaak het vuile werk voor de Europese slavenhandelaren.
Maar dat ontstaat de Europese slavenhandelaren absoluut niet van hun misdadige schuld!
Want hoewel aangeleverd door Afrikanen, was dat in
het directe, economische belang van de Europese mensenrovers, die de tot slaaf gemaakten gevangennamen, massaal ontvoerden, de-humaniseerden en onder extreme repressie lieten werken op de respectievelijke plantages!
Of om het te zeggen met de kernachtige bewoordingen van Sander Philipse in zijn artikel ” ”Twaalf vragen over slavernij, die je maar beter niet had kunnen stellen”:
”
AFRIKANEN WERDEN VAAK VERKOCHT DOOR ANDERE AFRIKANEN.
Correct. Dus?
DUS KUNNEN WE EUROPEANEN NIET SCHULDIG HOUDEN VOOR TRANS-ATLANTISCHE SLAVERNIJ!
Oeh, die ga ik de volgende keer in de rechtszaal gebruiken. “Edelachtbare, ik ben niet schuldig aan brandstichting want Pietje Bell gaf me de benzine.” Daarnaast valt er nogal wat te zeggen over de rol die Europees kapitaal speelde in het aansporen, uitbreiden en in stand houden van de West-Afrikaanse slavernij.” [50]
CITAAT 6 HISTORICUS PIET EMMER
”Tegen alle logica beweert de directeur van het Rijks, Taco Dibbits in het voorwoord van het magazine voor scholieren Slavernij en nu? dat ‘de arbeiders op de plantages niet betaald’ kregen. Zou hij werkelijk geloven dat de plantagebezitters hun voor veel geld gekochte slaven lieten verhongeren?” [51]
MIJN COMMENTAAR
Moet ik op deze opmerking van Emmer ingaan?
Ik doe het toch maar.
Ik dacht, dat het toch wel algemeen bekend is-en hij als
historicus weet dat natuurlijk dondersgoed, dat de belangrijkste kenmerken van slavernij waren, het feit, dat een slaaf niet als ”mens” werd beschouwd, maar als een
Ding, dat kon worden gekocht, verkocht etc, handelswaar dus [52] EN daaruit voortvloeiende:
Het feit, dat de SLAVEN [Geen ARBEIDERS meneer Emmer, want die worden WEL betaald] NIET werden betaald! [53]
Natuurlijk kregen zij wel te eten, anders konden zij
niet werken!
Maar sinds wanneer is het voeden van slaven, hetzelfde als betaling?
Zie onder noot 54 nog wat extra informatie over de door
Emmer zo verfoeide en door mij toegejuichte tentoonstelling in het Rijksmuseum.
CITAAT 7 HISTORICUS PIET EMMER
Beloning
Niets is minder waar. Zo kregen de slaven van de Surinaamse plantage ‘Catharina Sophia’ in de 19de eeuw weliswaar geen geld, maar gemiddeld 94,57 gulden per jaar aan voedsel en 13,58 gulden aan kleding en huishoudelijke artikelen alsmede huisvesting, het gebruik van een moestuin en medische zorg. [55]
MIJN COMMENTAAR
Emmer spreekt zichzelf tegen
In het citaat 6 schrijft hij
”Tegen alle logica beweert de directeur van het Rijks, Taco Dibbits in het voorwoord van het magazine voor scholieren Slavernij en nu? dat ‘de arbeiders op de plantages niet betaald’ kregen” [56]
Om in citaat 7 te vermelden
”Niets is minder waar. Zo kregen de slaven van de Surinaamse plantage ‘Catharina Sophia’ in de 19de eeuw weliswaar geen geld, maar gemiddeld 94,57 gulden per jaar aan voedsel en 13,58 gulden aan kleding en huishoudelijke artikelen alsmede huisvesting, het gebruik van een moestuin en medische zorg.” [57]
Ontroerend
Maar hiermee geeft Emmer dus toe, wat ieder weldenkend mens al wist, dat de slaven NIET werden betaald.
En ja, hun kleding en voeding kosten nu eenmaal geld he!
Het is zo moeilijk, uitgehongerde slaven en/of slaven, die half de hongerdood sterven, hard te laten werken
En zonder kleding in de verzengende zon werken, wordt ook zo lastig……
CITAAT 8 HISTORICUS PIET EMMER
”In dezelfde tijd verdienden de landarbeiders in Drenthe ongeveer 150 gulden per jaar zonder huisvesting, moestuin en doktershulp. Bovendien wijst de directeur op de Nachtwacht van Rembrandt met daarop een jong kind met een donkere huidskleur en vraagt: ‘En waarom moest hij als kind al werken?’. Is hij niet op de hoogte van het feit dat in Rembrandts tijd en nog velen eeuwen daarna kinderarbeid heel normaal was?” [58]
Ronduit laag vind ik, dat Emmer twee vormen van flagrant onrecht, slavernij en extreme armoede, op
onethische wijze als het ware tegen elkaar uit tracht te spelen.
Wil hij nu beweren, dat de slaven beter af waren dan landarbeiders in Drente, in diezelfde periode!
Verbijsterend.
En dat voor een historicus!
Want hoe gruwelijk ook het uitbuitingssysteem van
landarbeiders in die tijd [trouwens, zowel zij als
slaven waren het slachtoffer van het zelfde roof en uitbuitingsysteem], landarbeiders konden niet gekocht of verkocht worden, ze konden niet verscheept en verhandeld worden, ze werden niet gebrandmerkt, geketend, noem maar op.
Wat onverlet laat, dat hun positie verre van benijdenswaardig was.
Maar Dingen waren zij niet!
En ja, kinderarbeid was gruwelijk en daar stonden zowel
landarbeiderskinderen als slavenkinderen aan bloot, maar een landarbeiderskind kon niet weg van de ouders worden verkocht en verhandeld, hoe gruwelijk ook
de omstandigheden!
CITAAT 9 HISTORICUS PIET EMMER
”
Bezit
Zonder enig bewijs meldt de tentoonstellingsbundel dat slaven geen bezit mochten hebben. Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan? Ook beweert de bundel dat slaven niet mochten lezen en schrijven, maar hoe kon de zwarte abolitionist (voorstander afschaffing slavernij, red.) Equiano dan zijn memoires schrijven als hij dat als slaaf niet had geleerd? ” [59]
MIJN COMMENTAAR [IN TWEE DELEN UITGESPLITST]
DEEL 1
Emmer schrijft:
”Zonder enig bewijs meldt de tentoonstellingsbundel dat slaven geen bezit mochten hebben. Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan?” [60]
[COMMENTAAR ASTRID ESSED]
Er even van uitgaande, dat de informatie van Emmer klopt [ik heb het zo gauw niet kunnen checken], dat er
in de tentoonstellingsbundel wordt beweerd, dat slaven
geen bezit mochten hebben, het volgende:
In zoverre geef ik Emmer gelijk, dat het niet hebben
van bezit niet in alle tijden en in alle gevallen absoluut was:
Slavernij als systeem sloot het ontvangen van loon
uit [61], maar er waren inderdaad gevallen bekend, waarbij slaven producten konden verkopen of voor
zichzelf konden werken, waarmee zij inderdaad een
bescheiden bedrag konden opbouwen. [62]
En inderdaad kon het voorkomen, dat slaven zich zo
konden vrijkopen [63].
Wat Emmer er echter NIET bij vermeldt in zijn betoog [64], is dat zowel het zichzelf vrijkopen als het hebben van bezit, verkregen door het werken voor zichzelf, alleen mogelijk was met toestemming van de meester. [65], wat natuurlijk voortvloeide door de in wezen
rechteloze positie van een slaaf. [66]
DEEL 2
Emmer schrijft:
”Ook beweert de bundel dat slaven niet mochten lezen en schrijven, maar hoe kon de zwarte abolitionist (voorstander afschaffing slavernij, red.) Equiano dan zijn memoires schrijven als hij dat als slaaf niet had geleerd?” [67]
[COMMENTAAR ASTRID ESSED]
Hier denkt Emmer slim te zijn, maar hij is niet
slim genoeg!
Want de bundel ”beweert” niet alleen, dat slaven niet mochten lezen en schrijven [68], dit vrij algemeen bekende feit [onder deskundigen, maar
ook uit overleveringen door nazaten van de slaven],
is door bronnen gestaafd [69], zoals Emmer ongetwijfeld weet, als hij zijn onderzoek tenminste
goed gedaan heeft [en ik heb geen reden, daaraan te
twijfelen] [70]
Dat dit verbod niet ten allen tijden, en in alle
omstandigheden werd gehandhaafd, is een andere zaak. [71]
De quasi slimme redenatie van Emmer [72] [zie
ook bovenstaande, DEEL 2], schuilt hierin, dat hij
het verbod op lezen en schrijven voor de slaven in
twijfel trekt [73], door ernaar te verwijzen, dat de
zwarte abolitionist Equiano [74], het toch als slaaf geleerd zou moeten hebben.
Ik citeer Emmer, nogmaals:
”Ook beweert de bundel dat slaven niet mochten lezen en schrijven, maar hoe kon de zwarte abolitionist (voorstander afschaffing slavernij, red.) Equiano dan zijn memoires schrijven als hij dat als slaaf niet had geleerd?” [75]
Maar wat Emmer hierbij, bewust of niet, uit het oog lijkt te verliezen is, dat er op iedere regel natuurlijk uitzonderingen zijn.
Met andere woorden:
Dat uiteindelijk de meester bepaalt, wat hij wel of
niet met zijn slaven wil doen.
En er zijn nu eenmaal meesters geweest, zoals in
geval van Equiano, maar ook de latere zwarte dichteres,
de eerste poezie publiciste, Phillis Wheatley en Ukawsaw
Gronniosaw, de eerste zwarte publicist in Groot-Britannie, die dit Verbod aan hun laars hebben gelapt. [76]
Dat maakt dat verbod niet minder waar, dat zegt vooral iets
over die meesters.
CITAAT 10 HISTORICUS PIET EMMER
” De slaven waren het eigendom van een ander en ‘daarom kon er juridisch gezien geen sprake van mishandeling of verkrachting zijn’ door de eigenaar.
Waarom zijn er dan processen gevoerd tegen planters, die een slaaf hadden gemarteld of gedood?” [77]
MIJN COMMENTAAR
Hierin heeft Emmer ja en nee gelijk.
Ja, wat betreft de processen tegen planters [slavenhouders]
Er is inderdaad sprake [en dan beperk ik mij hier tot Suriname] van tegen planters [slavenhouders dus] gevoerde processen wegens mishandeling van slaven.
Zo was er een proces tegen een juffrouw Pieterson en
een mevrouw Mauricius. [78]
Ook tegen anderen zijn processen gevoerd [79]
Maar daar moet WEL bij gezegd worden, dat de mishandelingen byzonder extreem waren en overweging was natuurlijk onrust in de kolonie
en de vrees, dat de slaven zouden ontvluchten.
Ik citeer uit ”Wij, Slaven van Suriname” van onafhankelijkheidsstrijder en verzetsman Anton de Kom [80]:
” De slaven van mevrouw Mauricius deelden nu aan het Koloniale Hof mede, dat zij weg zouden loopen wanneer de gouverneursweduwe niet uit het beheer der plantage ontzet werd. Inderdaad probeerde het Hof haar over te halen om de plantage voortaan door een administrateur te doen beheeren, ‘omdat men anders voor eene totale ruïne der bezitting harer pupillen vreesde’, maar mevrouw
Mauricius gaf te kennen, dat de heerschappij over haar eigendom door niemand beter gevoerd kon worden dan door haar zelve.” [81]
Nee
Wat Emmer er echter NIET bij vertelt [vandaar dat ”nee”
hier] is, dat aan dergelijke processen nauwelijks consequenties voor de planters [slavenhouders] waren
verbonden:
Zo kreeg genoemde juffrouw Pieterson volop gelegenheid de kolonie Suriname te ontvluchten, voordat er uberhaupt sprake was van een veroordeling [82]
en was er in geval van genoemde mevrouw Mauricius slechts sprake van een ”vermaning”, haar plantage door een administrateur te laten beheren. [83]
Dus Ja en Nee, meneer Emmer, er werden inderdaad processen tegen slavenhouders gevoerd [84], maar bij zeer extreme gevallen, waarbij kans op oproer en ontvluchting van slaven een rol speelden [85], en zonder
noemenswaardige consequenties voor de slavenhouders. [86]
CITAAT 11 HISTORICUS PIET EMMER
”Dat de tentoonstelling geen wetenschappelijk, maar een activistisch karakter draagt blijkt ook uit de constatering dat de Europese slavenhandelaren slaven ‘tot object’ maakten. Deden hun Afrikaanse en Arabische collega’s dat dan niet? Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?”
MIJN COMMENTAAR
Meneer Emmer, uw ”Afrikaanse/Arabische slavenhandelaars” mantra valt mij tegen!
Van een wetenschapper mag toch verwacht worden,
dat hij is uitgegroeid boven het niveau van ”zij deden het ook” [87], wat velen het laatst op de kleuterschool zeiden.
Want WAS er Afrikaanse en Arabische slavenhandel?
JA, dat is een algemeen bekend feit. [88]
Ik wil zelfs zo ver gaan om te beweren, dat zonder hulp
van Afrikaanse slavenophalers en het verschijnsel
van Afrikaanse slavernij [89], het voor Europese handelaren heel moeilijk geworden zou zijn, een verderfelijk succesvolle onderneming als de transatlantische slavenhandel op te zetten! [90]
Het is dan in dit verband ronduit verbijsterend, de laatste zin van Citaat 11 te lezen:
”Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?”” [91]
Ieder zinnig, rationeel denkend mens, dat uitgaat
van de eigen verantwoordelijkheid voor de eigen daden en misdaden op conto van de daders schuift, waar ze thuishoren, zal deze wijze van redeneren niet alleen
belachelijk vinden, maar ronduit verachten!
Schrijfster dezes uiteraard dus ook!
CITAAT 11 HISTORICUS PIET EMMER
”Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat alleen Afrikaanse handelaren bepaalden hoeveel man-, vrouw- en kindslaven te koop werden aangeboden. Zelfs de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, is volgens het Rijksmuseum een symbool van uitbuiting en geweld. Maar zou dat instrument net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?” [92]
MIJN COMMENTAAR
Zoals schrijfster dezes reeds opmerkte, is het wat betreft de Westerse verantwoordelijkheid voor de misdaad, die transatlantische slavenhandel en slavernij
was, van geen enkele betekenis, of alleen Afrikaanse handelaren bepaalden hoeveel man-, vrouw- en kindslaven te koop werden aangeboden, of niet.
Hun aandeel is kwalijk, zonder meer, zoals iedere vorm
van slavenhandel en slavernij [noot 93 met een artikel van Emmer, laten we fair zijn], maar kan niet als vergoeilijking, bagatellisering of welke vorm van
apologie gebruikt worden voor de Westerse misdaad:
Transatlantische slavenhandel en slavernij.
De Westerse handelaren waren geen passieve actoren,
die alles overkwam, maar hadden een duidelijke VRAAG, zoveel mogelijk gezonde slaven om in
de meest maximale zin uit te buiten, en kregen het AANBOD geleverd van Afrikaanse en ook Arabische handelaren. [94]
Het is dus belachelijk, hen [de Europese handelaren]
op deze rare Emmer manier te ontslaan van hun verantwoordelijkheid.
En dan de laatste zin van Citaat 11
”Maar zou dat instrument [de plantageklok, zie bovenstaande gehele Citaat 11] net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?’ [95]
Net als in Europa, meneer Emmer?
Er was geen slavernij meer in Europa, na de late Middeleeuwen. [96]
Een ”middel om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?”
In de eerste plaats ONTVANGEN de slaven geen loon, dat is het kenmerk van slavernij immers [97]
In de tweede plaats:
“loon afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?”
Eten, medische verzorging en betere huisvesting IS geen loon.
In de derde plaats:
Tijdens de slavernijperiode werd er maar zeer weinig ”afgedwongen” tenzij de slavenhouders/het
koloniale Bestuur bang was voor oproer en opstand.
CITAAT 12 HISTORICUS PIET EMMER
”Wie hoopt dat de tentoonstelling hem of haar op de hoogte brengt van de laatste wetenschappelijke inzichten hoeft het Rijksmuseum niet te bezoeken, maar wie zijn stereotiepe opvatting over de slavenhandel en slavernij bevestigd wil zien, komt in het Rijksmuseum ruimschoots aan zijn trekken.” [98]
MIJN COMMENTAAR
Het getuigt van morele moed, dat het Rijksmuseum, evenals het Amsterdam Museum [99] heeft besloten
niet meer weg te kijken, waarmee onbedoeld het slavernijverleden werd gebagatelliseerd, maar de misdaad van de slavernij te benoemen en te
beschrijven in een tentoonstelling, waarbij 10 slave narratives centraal staan. [100]
Degene, die hier een beperkte, verdraaide en gebagatelliseerde kijk heeft op Neerlands slavernijverleden is historicus Piet Emmer zelf.
En vrijwel iedereen, die mijn bovengenoemde weerlegging
van Emmer’s ”argumenten” met aandacht heeft gelezen [en de noten heeft geraadpleegd] zal dat met schrijfster dezes eens zijn.
Maar nog een bewijs van de apologetische en bijna bizarre wijze van redeneren van Emmer:
EMIGRATIE:
LAATSTE CITAAT HISTORICUS PIET EMMER
[ARTIKEL IN AD]
”’Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten. Toch verweten mijn critici dat ik slavernij gelijk stelde aan een vakantiereis. Onzin. Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.” [101]
MIJN COMMENTAAR
Ja lezers, u leest het goed.
Dit heb ik niet verzonnen.
Emmer zegt dit in een interview in het AD, getiteld ” ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS” [102] Hoewel iedere zin gevaarlijke en verderfelijke nonsens uitademt, neem ik toch de moeite, hierop in te gaan.Want Emmer vergelijkt:Geroofde en ontvoerde Afrikanen met vrije migranten, wat de ruimte, die zij op de respectieve vervoersmiddelen [slavenschip versus vliegtuig] hebben.Dat al is een GOTSPE, omdat het qua situatie een absurde vergelijking is.Emmer vergelijkt ook:De situatie van geroofde en ontvoerde Afrikanen opeen slavenschip met die van [pauper]Europese landverhuizers naar veelal de Verenigde Staten.Qua ruimte dan. Ik hoef niemand uit te leggen, dat iedere vergelijking tussen geroofde tot slaaf gemaakten enerzijds en vrije migranten en vrije landverhuizers, hoe verpauperd ook, verderfelijk mank gaat. Toch doe ik het: Eerst de vrije migranten: [Citaat Emmer herhaald] ”’Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is” [103] [COMMENTAAR ASTRID ESSED] Ten eerste gaat het om de tegenstelling tot slaaf gemaakten en vrije migranten Dat is een wereld van verschil en Joost mag weten,waarom Emmer een vrije en onvrije situatie in een vergelijking betrekt.Ten tweede:Het vervoer in een economy class mag krap zijn, opeen slavenschip onmenselijk:Welke slaaf werd door een stewardess bediend, met eenselectie aan eten, kranten, films?Welke vrije migrant werd of wordt geketend vervoerd,wordt het vliegtuig uitgesmeten, als hij/zij ziek is, welke vrouwelijke migrante wordt aan boord van het vliegtuig verkracht door de bemanning? [104]Want DAT was de realiteit op een slavenschip,Slaven waren immers koopwaar, ”dingen”, en aanzieke koopwaar had je niets! De landarbeiders: Weer citeer ik Emmer ”Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.” [105]En weer zeg ik tegen Emmer:Waren die landverhuizers geroofd, werden ze geketendvervoerd, werden hun vrouwen door de bemanningverkracht, werden ze overboord gegooid, als ze ziek waren? [106]Natuurlijk waren hun reisomstandigheden bepaald niet ideaal [107], maar hoe durft u, meneer Emmer, hen en hun reisomstandigheden in een adem te noemenmet geroofde Afrikanen? Welke migrant werd verkocht bij aankomst?Welke landverhuizer werd verkocht? Dit citaat van Emmer getuigt wel van weerzinwekkende lef: ”Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten” [108]Is dit het enige verschil, dat Emmer wenst te noemen? En dat voor een historicus, een wetenschapper, die heel goed weet, hoe de omstandigheden op een slavenschip waren, dat slaven werden geketend, verkracht, overboord gegooid, als Dingen werden behandeld…. [109] Het zegt wel genoeg over Emmer….
Epiloog: De Mantra’s van historicus Emmer hoeven nietherhaald te worden: Niet iedere plantage was een Hel op Aarde [110]Er was ook Afrikaanse en Arabische slavernij enslavenhandel [111]Landarbeiders in Drenthe hadden het ook slechten kinderarbeid kwam niet alleen bij slaven voor, maarook in Drenthe en de rest van Nederland [112]Slaven kregen weliswaar geen geld, maar kleding en voedsel [113] En tenslotte vergelijkt hij de overtocht vanslaven met die van vrije migranten [wat zit je krap in deeconomy class…] en Europese landverhuizers… [114] Al zijn apologetische en vergoeilijkingsredenen heeftschrijfster dezes in bovenstaand Betoog ontkracht. Want het belangrijkste wordt door Emmer genegeerd:Ook al zullen er weleens slavenhouders geweest zijn,die hun slaven relatief beter behandelden, of toestonden te leren lezen en schrijven [115], de essentie was en bleef, dat slaven EIGENDOM waren.Een redelijke slavenhouder vandaag kon de slaaf, zonderenige controle over zijn lot, morgen verkopen aan eenmeester, die hem doodwerkte, mishandelde, etc.Vrouwen en kinderen konden verkocht worden, samen ofapart, met of zonder man en vader, etc. Het niet kunnen beschikken over je eigen lichaam, leven, toekomst etc, DAT was het misdadige en daaruit kwam alle andere onderdrukking en misdadigheid voort. Dus meneer Emmer, hoezeer u het ook wiltverbloemen:”Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdadenniet uitwissen. ” [116] Astrid Essed ZIE VOOR NOTEN 1 T/M 116 https://www.astridessed.nl/noten-1-t-m-116-bij-historicus-piet-emmer-en-de-westerse-slavernij/
De Transatlantische slavenhandel was een misdaad tegen de menselijkheid en het feit alleen al, dat mensen werden verhandeld als vee, als goederen, is mensonterend. Ik heb altijd gedacht dat iedereen het daar in 21e eeuw wel over eens was. En we weten dat slaven, of tot slaaf gemaakten, afschuwelijk hebben geleden onder onmenselijke lijfstraffen, overboord werden gegooid als ze ziek waren, werden gemarteld en vermoord. Hier is een ooggetuigeverslag van John Gabriël Stedman (1744-1797), een Schotse militair in dienst van het Nederlandse leger in Suriname:
The first object that attracted my compassion was tied up with both arms to a tree, a truly beautiful Samboe girl of about 18, as naked as she came to the world, and lacerated in such a shocking condition by the whips of two negro drivers, that she was from her neck to her ancles literally died over with blood. It was after receiving 200 lashes that I perceived her with her head hanging downwards, a most miserable spectacle.
De rechtvaardiging voor deze beestachtige mishandeling van medemensen vonden de slaveneigenaars in de verhandelingen van Verlichtingsfilosofen, dezelfde die de fundamenten legden voor onze huidige democratische rechtstaat: Voltaire, Hugo de Groot, John Locke. Zij betoogden dat zwarte mensen inferieure wezens waren, beesten des velds die niet dezelfde aanspraak konden maken op de rechten die christelijke Europeanen toekwamen. Daarmee werden imperialisme, kolonialisme en slavernij gerechtvaardigd.
Wreedheden
De slavernij is na een lange, bloedige strijd afgeschaft en de vele wreedheden en onrechtvaardigheden zijn gedetailleerd gechroniqueerd. Het transport in benauwde scheepsruimtes, als vee, aan elkaar geketend, kinderen die bij hun moeders werden weggenomen, als kalveren, de dwangarbeid, het verbod om te lezen, om de bijbel te kennen, het verbod op bezit, het verbod om een mens te zijn en te voelen als een mens, de meest basale menselijkheden werden slaven ontnomen en ontzegd.
Waarom publiceren de vaderlandse kwaliteitsmedia constant de stukken van historicus Piet Emmer, die er zijn levenswerk van heeft gemaakt deze misdaden te bagatelliseren, te ontkennen zelfs, met rookgordijnen van drogredeneringen, aperte leugens en vreemde afleidingsmanoeuvres. Emmer probeert zijn lezers ervan te overtuigen dat de zwarte slaven juist geluk hadden gehad, want de witte landarbeiders in Drenthe hadden het veel slechter en voor de slaven werd toch maar mooi gezorgd, door hun eigenaars. Ze kregen eten, kleding, medische verzorging en een moestuin.
Emmer kan er kennelijk niet bij dat het naakte feit alleen, dat een mens een eigenaar heeft, die over zijn lot en leven beslist, een onuitsprekelijke misdaad is. En de Volkskrant vindt het prachtig, die publiceert die racistische tinnef iedere keer weer, als het christelijke dagblad Trouwhaar niet voor is geweest. Weg met die witte schuld, die “weg-met-ons”-mentaliteit, we hebben die zwarten beschaving bijgebracht, en ze gekleed en gevoed, en discipline en een vast dagritme bijgebracht!
Kindslaven
Om te beginnen zou het al klaar moeten zijn bij de constatering dat slaven niet vrij waren, dat hun zelfbeschikkingsrecht hun was afgenomen, zoals Remco Breuker opmerkt. Geen vergoelijking of nuancering kan daar tegenop. Maar Emmer ziet het eenvoudigweg niet als een probleem dat mensen ontvoerd en verhandeld werden en gedwongen werden te werken voor hun eigenaar. De Arabieren en Afrikanen deden het ook, is zijn excuus. In zijn nieuwste stuk in de Volkskrant schrijft hij letterlijk: ‘Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?’
Kun je Nederlanders verwijten dat ze kinderporno verspreiden? Kun je Shell verwijten dat het de Nigerianen onderdrukt? Kun je Floris-Jan verwijten dat hij crack verkoopt op de kinderboerderij? Als hij het niet doet, verdient iemand anders er wel geld mee. De VOC-mentaliteit waar Sywert zich ook op beroemt.
Kille boekhoudersmentaliteit
Daar bovenop ontkent en bagatelliseert Emmer de wrede mishandelingen en onrechtvaardigheden tegen slaven met een bloedstollende psychopatenlogica: is helemaal niet logisch dat slaven zouden zijn mishandeld, zegt Emmer. De plantagebezitters zouden hun voor veel geld gekochte slaven toch niet laten verhongeren? Zo, nou jij weer. Je gaat toch geen 200 gulden voor een slaaf betalen om ‘m te laten creperen. Een slavenhouder, rekent Emmer voor, was per slaaf toch al gauw 94,57 gulden per jaar aan voedsel kwijt en 13,58 gulden aan kleding.
Diezelfde kille boekhoudersmentaliteit kwam ik ook tegen in het relaas van Stedman, die zich erover verbaast (Stedman was geen abolitionist) dat twee jonge slaven die betrapt waren op diefstal ervan afkwamen met een paar zweepslagen, terwijl een oudere slaaf vanwege een onbenulligheid maar liefst 300 zweepslagen kreeg:
‘When I asked the cause of this partiality, M. Cachelieu answered, that the young negroes still had a very good skin, and might do much work; whereas the old ones had long been disfigured and worn out, and killing them altogether would be a benefit to the estate.’
Emmer verplaatst zich niet, zoals elk mens met een normaal functionerend geweten, in de onderdrukten, maar in de onderdrukker, in de slavenhandelaar. Hij vereenzelvigt zich ermee, denkt zoals een slavenhandelaar, handelt zoals een slavenhandelaar, liegt en bedriegt als een slavenhandelaar alsof het zijn eigen nering is, die hij beschermt.
Hetzelfde cynisme past hij nog een keer toe als hij stelt dat de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, geen symbool van uitbuiting en geweld is, maar een ‘instrument om de efficiency en daarmee de winst te verhogen’.
Juist ja, een instrument om meer uit je slaven, uit je duurbetaalde eigendom te halen. De slaven, schrijft Emmer, konden daardoor ‘meer loon afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting’. Emmer is echt een akelige klootzak van epische proporties.
Lezen en schrijven
Emmer ontkent glashard dat het slaven werd verboden te leren lezen en schrijven, komt met een uitzondering aanzetten, Equiano, die bij één van zijn eigenaren, Michael Pascal, leerde lezen en schrijven, als het bewijs van het tegendeel. Equiano werd door Pascal overigens weer doorverkocht en wist zich uiteindelijk vrij te kopen, waarna hij zijn leven wijdde aan de strijd tegen de slavernij. Blijkbaar vond Equiano dat het leven meer te bieden zou moeten hebben dan 13,58 gulden aan kleding per jaar, de ondankbare hond. Dat krijg je dus als je je slaven leert lezen en schrijven.
Emmer ontkent ook dat het slaven verboden was bezit te hebben. Hij weerlegt dit niet met feiten, maar stelt een suggestieve vraag: “Hoe was het dan mogelijk dat sommige slaven zichzelf vrijkochten en waar kwam in het eerste jaar na de vrijverklaring die koopgolf onder de ex-slaven vandaan?”
Ja, hoe was dat mogelijk? Dat heette manumissie en kwam bij hoge uitzondering voor, als een slaaf het “geluk” had een eigenaar te hebben die het hem gunde vanwege extraspeciale verdiensten. Dat er onder ex-slaven een “koopgolf” was, is mij onbekend maar als dat zo is: het lijkt me een logisch gevolg van het verbod op bezit, dat je na je vrijlating een boel spullen nodig hebt.
Domrechtse blogosfeer
En zo gaat het maar door. Het zal niemand verbazen dat Emmer op Twitter met instemming aangehaald en geciteerd wordt door de bewoners van de donkere krochten van de domrechtse blogosfeer. Hij drukt zich ook op dezelfde manier uit als verstokte racisten: hij noemt slaven ‘Sambo’, dat deed hij in Trouw ook al, een aantal weken geleden. Sambo is een racistisch scheldwoord, net als het n-woord, maar je ziet of hoort het nauwelijks meer. Waarom hecht Emmer eraan het woord weer salonfähig te maken?
‘Slaven waren niet de gedweeë, sullige Sambo’s zonder initiatief’, schrijft Emmer, ‘die alles accepteren en zich naar believen lieten straffen, vernederen en uitbuiten’. Ook hier gaat weer een rare kronkelredenatie achter schuil, die me in eerste instantie deed denken aan het antisemitische verwijt dat de Joden ons de Holocaust hebben aangedaan, zodat je niks meer over Joden mag zeggen.
Maar Emmer stelt juist dat de slaven zich niet hebben laten vernederen en uitbuiten. Hij suggereert dat ze zich uit eigen initiatief tot slaaf hebben laten maken, om te kunnen profiteren van het gratis eten, de kleding, de medische verzorging en de geneugten van de plantageklok.
En met dit soort verknipte denkbeelden van een klaarblijkelijk doodzieke man meent een kwaliteitskrant haar lezers te moeten bedienen.
EINDE ARTIKEL
Reacties uitgeschakeld voor Artikel Frontaal Naakt/Peter Breedveld]/Het leven als slaaf was een grote zomervakantie, volgens Piet Emmer
Laat ik maar eventjes niet gaan wachten totdat de NOS in haar verhullende boeventaaltje bericht over ‘botsingen tussen’ Israëli’s en Palestijnen in Jeruzalem, over ‘Joden en Arabieren’ die ‘slaags raakten’, waarna de politie ‘moest’ optreden. Laat ik maar eens hardop zeggen wat er vanmiddag in Jeruzalem gebeurt. Er vindt daar een fascistische optocht plaats. Deelnemers roepen daar om etnische zuivering en genocide. De optocht wordt gefaciliteerd door de Israëlische politie en de gloednieuwe Israëlische regering die meteen al laat zien dat ze geen haar beter is dan de Bende van Netayahu.
Waar heb ik het over? Vanmiddag, 15 juni 2021, houden extreem-rechtse Joods-Israëlische nationalisten – vriendelijker valt dit niet te formuleren – een mars door Oost-Jeruzalem, het stadsdeel waar een groot deel van de bevolking nog altijd uit Palestijnen bestaat. De optocht heet de Mars van de Vlaggen, en aan foto’s te oordelen staat het er inderdaad stijf van Israëlisch vlagvertoon. Nu is het wapperen van de nationale vlag door burgers van het land van die vlag op zichzelf niet heel schokkend. Zoiets is alledaags nationalisme, het is verfoeilijk zoals elk alledaags nationalisme verfoeilijk is, maar niet verfoeilijker dan Turkse vlaggen in Turkije, Franse vlaggen in Frankrijk en Nederlandse vlaggen in Nederland. Om over de alomtegenwoordige oranje voetbalvaandels van vandaag de dag maar te zwijgen. Weg met dat chauvinisme, maar verder geen reden tot grote opwinding.
Maar er was in Jeruzalem meer aan de hand dan ‘gewoon’ nationaal vlagvertoon. Dat was te horen aan de leuzen die deelnemers aan de optocht roepen. ‘Dood aan de Arabieren’, klonk het uit honderden kelen. Die ‘Arabieren’ zijn dus de Palestijnen, oorspronkelijke bewoners van het door Israël bezette gebied dat Palestina heet. Deze leus is een oproep tot genocide. ‘Moge jullie dorp branden’, klonk het ook vanuit de vlaggenmars. Dat kan nauwelijks anders verstaan worden dan als een oproep om de verwoesting voort te zetten van wat er over is van de Palestijnse maatschappij na een eeuw van Zionistische kolonisatie. Een kolonisatie die eerst gedekt werd door het Brits gezag en vanaf 1948 op eigen Israëlische staatsbenen werd voortgezet, zij het gaandeweg met immense Amerikaanse financiële steun. Het is een pleidooi voor een volgende ronde van etnische zuivering.
Dat pleidooi wordt expliciet gemaakt door de leus die Aljazeera noteerde uit de mond van een van de ultra-nationalistische marcheerders: ‘Een tweede Nakba komt eraan’. De Nakba is de ‘Catastrofe’, het woord dat Palestijnen gebruiken voor de gewelddadige verdrijving van 750.000 Palestijnen door Zionistische milities vanaf november 1947, door het Israëlische leger dat uit die milities voortkwam vanaf mei 1948 toen de staat Israël formeel werd uitgeroepen. Die staat is dus gesticht op basis van een enorme etnische zuivering.
Dat was doelbewust. Alleen zo kon het beoogde en uitgesproken doel van stichters als Ben Goerion bereikt worden: Joodse suprematie, een zo groot mogelijke joodse meerderheid in een zo groot mogelijk deel van Palestina. ‘Voor hem en zijn vrienden in de top van de zionistische hiërarchie was een levensvatbare Joodse staat er een die zich over het grootste deel van Palestina uitstrekte en slechts plaats bood aan een zeer beperkt aantal Palestijnen’, zo schetst Ilan Pappe de houding van Ben Goerion in de jaren vlak voor de stichting van de staat Israël.(1) Ben Goerion is de Vader des Vaderlands van de staat Israël. Hij werd ook in sociaaldemocratische kringen zeer bewonderd, nog tientallen jaren na de Nakba die hij hielp regisseren. Zo diep zit (zat?) de koloniale mind set – ook bij wat doorgaat (doorging? bewijs het eerst maar!) voor links.
De Nakba was dus de manier waarop er voor gezorgd werd dat het aantal Palestijnen inderdaad ‘zo klein mogelijk’ werd gehouden. Israëli’s die deze Nakba willen herhalen, willen dus nogmaals vele honderdduizenden Palestijnen – mensen die aan de eerdere Nakba ontkwamen en niet verdreven zijn, plus mensen die destijds moesten vluchten naar bijvoorbeeld de Gazastrook om daar alsnog onder Israëlische bezetting terecht te komen – gewelddadig verdrijven. Ze willen een volgende ronde van etnische zuivering. En ze zeggen dat openlijk, en onder bescherming van soldaten. We kunnen niet zeggen dat we niet zijn gewaarschuwd
Dit vertoon van racistische haat vindt dus vrijwel ongehinderd plaats in Jeruzalem. Israëlische autoriteiten vinden het uitstekend. Minister van interne Veiligheid Omer Bar-Lev legt uit: ‘Het recht om te demonstreren is een recht in alle democratieën.’ Terwijl dit ‘recht om te demonstreren’ werd uitgeoefend door Israëlische fascisten, probeerden Palestijnen daar protest tegen te laten zien en te horen. Weg was prompt het ‘recht om te demonstreren’. Een demonstrant probeerde een Palestijnse vlag te laten wapperen ‘voordat Israëlische troepen de vlag grepen en de Palestijnse vrouw uit het gebied wegduwden. Toen een vrouw de Palestijnse vlag voor de neus van Israëlische deelnemers aan de optocht hield – wat een moed van die vrouw!! – werkten Israëlische soldaten haar hardhandig tegen de grond.
Palestijnen konden trouwens niet zomaar in de buurt van de fascistenmars komen, want bij de Damascus Poort waren stalen barricades aangebracht om de toegang tot het gebied waar de optocht plaatsvond, te versperren. Ja, zo kon de optocht ook niet door Palestijnse wijken van de stad, maar het zijn toch vooral Palestijnen die door het Israëlische optreden in hun demonstratie- en bewegingsvrijheid worden beperkt. Zeker zeventien Palestijnen die probeerden actie te voeren, werden door Israëlische troepen verwond, drie kwamen in het ziekenhuis terecht. Die gebruikten rubber kogels, een stun-granaat, en beschoten ook maar weer eens een ambulance. Dit pluk ik allemaal van Aljazeera.(1) De NOS – jawel, ze zijn aan het verslaggeven geslagen – meldt intussen 33 gewonden onder Palestijnen, aldus de Rode Halve Maan, een Palestijnse hulpverleningsgroep.(2)
Het ‘demonstratierecht’ wordt dus nogal eenzijdig gehanteerd. Joden die Palestijnen intimideren is toegestaan en wordt gefaciliteerd. Maar stel je het omgekeerde patroon eens voor, puur als gedachteoefening! Het is ondenkbaar dat er een Palestijnse optocht door West-Jeruzalem zou marcheren, onder bescherming van het Israëlische leger dat Joodse tegendemonstranten het ziekenhuis in sloeg, terwijl die Palestijnse mars plaatsvond voorzien van talloze Palestijnse vlaggen, en met spreekkoren die verachtelijke dingen zou roepen als ‘dood aan de Joden’, ‘Moge jullie kibboets branden’ en een enkele Palestijn die riep ‘de volgende pogrom komt er aan’. Zo’n mars zou niet eens de ruimte hebben gekregen om zich te formeren. Bij de eerste geheven Palestijnse vlag zou hardhandig zijn ingegrepen. Alleen de Joodse bevolking van de staat Israël heeft het recht op dit type van ‘demonstreren’, beter intimidatie genoemd. Alleen de Joodse bevolking van de staat Israël kan bij de uitoefening van dat recht op bescherming en erkenning van overheidswege rekenen. Dit tekent de racistische, koloniale verhoudingen die de staat Israël tegenover de Palestijnen die onder haar bestuur staan, hanteert en handhaaft. Met grof koloniaal geweld.
Overigens is zo’n Palestijnse optocht met bovengenoemde leuzen en houding om nog een reden ondenkbaar. Geen serieuze Palestijnse activist zou aan zoiets mee willen doen. De Palestijnse strijd is in essentie een antikoloniale vrijheidsstrijd, geen antisemitische pogrom-beweging. Dat er mensen zijn die voor Palestijnen zeggen op te komen en zich wel aan Jodenhaat schuldig maken, is een feit. Dat zulke antisemieten typerend zijn voor het Palestijnse verzet en de pro-Palestijnse solidariteitsbeweging is een kwalijk sprookje van Israël-fans. Het is laster.
Heel charmant is ook wat de minister van Interne Veiligheid verder nog zei. ‘De politie is klaar en zal alles doen wat in haar vermogen ligt om de delicate draad van de co-existentie te bewaren.’ De ‘co-existentie’ bleek zo ‘delicaat’ dat Palestijnen met grof geweld weerhouden werden van hun maken van hun o zo terechte punt. Het betreft hier de co-existentie tussen koloniale maatschappij en gekoloniseerde Palestijnse bevolking. Natuurlijk wil een regering die de suprematie van de ene bevolkingsgroep boven de andere hooghoudt zulke co-existentie wel. Die komt er immers op neer dat de gekoloniseerde Palestijnse bevolking ‘haar plaats weet’ en en zich ‘vrijwillig’ schikt in haar lot. Or else. Die verhoudingen nog eens intimiderende kracht bij zetten is precies de strekking van de fascistische, door Israëlische militaire macht en door de Israëlische regering gefaciliteerde mars die op 15 mei door de straten van Jeruzalem is getrokken.
Noten:
1 Ilan Pappe, ‘De etnische zuivering van Palestina’ (Kampen, 2008), vertaling van: Ilan Pappe, ‘The Ethnic Cleansing of Palestine’ (Oxford, 2006), pag. 57.
A CHRONICLE OF ISRAELI PRISON BRUTALITY IN KETZION PRISON/LETTER TO THE MEMBERS OF THE DUTCH PARLIAMENT
Screenshot from video about prison brutality in Ketzion prison, revealed by Haaretz
HEBREW EDITION OF THE HAARETZ WITH PICTURES OF THE MISTREATMENT
YOUTUBE FILM ABOUT THE MISTREATMENT
Dear Readers Underlying letter I wrote recently to the members of the Dutch parliament about thestructural mistreatment of Palestinian prisoners in Israeli prisons.Here a ghastly example of prisoner mistreatment, revealed by the Israeli newpaperthe Haaretz https://www.youtube.com/watch?v=2Cq5UjR_NB0
Subject:Israeli violent conduct against Palestinian prisoners [This mail has been sent to all your collegue members of parliament, except forthe parties, The Party for Freedom, Forum for Democracy, the Reformed Political Party and JA21, concerning their pro Israel views https://en.wikipedia.org/wiki/Party_for_Freedom
Dear Ladies and Gentlemen, As you’ll probably know, I write you regularly about the injustice concerning the Middle Eastern conflict and about other cases, concerning human rights. [1]Often I refer extensively to international law aspects [2] However, in this case I try to make it short[er], because the case is simple here:This concerns a shocking case of abuse and mistreatment of Palestinian prisoners and I demand you to use your influence, as fae as possible, to stop this!Here and now! SCHOKKENDE BEELDEN/MISHANDELING PALESTIJNSE GEVANGENEN The news reached me about the shocking mistreatment of Palestinian prisoners in the Israeli prison Ketziot [3] and the pictures were publicized by the Israeli newspaper the Haaretz in its Hebrew edition. [4] Mij bereikte het bericht over de schokkende mishandeling van Palestijnsegevangenen in de Israelische gevangenis Ketziot [3] en de beelden daarvan werden gepubliceerd door de Israelische krant de Haaretz in zijnHebreeuwse editie [4]See also the Youtube images! [5] What you see is obvious.Prisoners are dragged over the ground, thrown in a heap and beaten.What you see is unacceptable! The case, dating from 2019 [6], revealed by the Haaretz [which I appreciate], was ”investigated”I write ”investigated” with quotation marks, because there was noreal investigation, but it was ”swept under the rug” [7] In an editorial article The Haaretz writes:
”It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug. [8] AND ”It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.” [9] STRUCTURAL Although this incident in itself is serious enough, itdoes not stand alone.No, this violent behaviour against Palestinian prisonersis structural!Amnesty International writes in its review from 2020 among else:””The Israeli authorities arbitrarily detained in Israel thousands of Palestinians from the OPT, holding hundreds in administrative detention without charge or trial. Torture and other ill-treatment of detainees, including children, were committed with impunity.” [10] This is a very serious matter!You must act against this, dear members of parliament, because I don’t have to explain to you, that yet apart from the humanity, those violent acts are contrary with the International Treaties! [11] YOUR EFFORT AND MORAL DUTY I expect from you, members of the Parliament, that you stand up againstthis structural violence against Palestinian prisoners, which also includes torture by violence. [12]Use your political power by posing questions in the Parliament and makinga plea for the suspension of the EU Israel Association Agreement, that includes a human rights clausule [13], in case Israel doesn’t listen. Too long this injustice had its chance and you can’t walk away from it!You swore an Oath or did a promise on the Dutch Constitution, which states in article 90:”The Government shall promote the development of the international legal order.” [14]
I count on your efforts. Kind greetings Astrid EssedAmsterdamThe Netherlands
THOSE ARE THE POLITICAL PARLIAMENTARY PARTIES I WROTE TO, EXCEPT FOR THOSEI MENTIONED IN THE INTRODUCTION
SEE ALSO IN DUTCH ISRAELISCHE BOMBARDEMENTEN OP GAZA IN MEI 2021/TERREUR IN OOST-JERUZALEM EN DE WESTBANK/BRIEF AAN TWEEDE KAMERLEDEN/STOP ISRAELISCHE TERREUR!/STOP DE BEZETTING!ASTRID ESSED18 MEI 2021
””De beelden dateren uit 2019 en zijn naar buiten gebracht door de Israëlische krant Haaretz in zijn Hebreeuwse editie. Ze tonen de mishandeling van een kleine zestig Palestijnse gevangenen door zo’n vijftien gevangenisbewaarders in de C-vleugel van de Ketziot-gevangenis in de Negev/Naqab in Israël.” [TRANSLATION:The images are from 2019 and have been revealed by the Israeli paperHaaretz in its Hebrew edition. They show the mistreatment of about 60 Palestinian prisoners by about 15 jailers in the C wing ofthe Ketziot prison in the Negev/Naqba in Israel”’ ARTICLE FROM THE RIGHTS FORUM THE RIGHTS FORUMSCHOKKENDE BEELDEN VAN MISHANDELING PALESTIJNSE GEVANGENEN IN ISRAELISCHE GEVANGENIS
Tientallen gevangenen worden geboeid over de grond gesleurd, op een hoop gegooid en afgeranseld. De zaak verdween in de doofpot, en dat is geen uitzondering.
De beelden dateren uit 2019 en zijn naar buiten gebracht door de Israëlische krant Haaretz in zijn Hebreeuwse editie. Ze tonen de mishandeling van een kleine zestig Palestijnse gevangenen door zo’n vijftien gevangenisbewaarders in de C-vleugel van de Ketziot-gevangenis in de Negev/Naqab in Israël. De gevangenen worden geboeid over de betonnen vloer gesleept, boven op elkaar gegooid, geschopt en met wapenstokken geslagen. Vijftien gevangenen raakten zodanig gewond dat ze in het ziekenhuis belandden. De beelden roepen herinneringen op aan de mishandeling van Iraakse gevangenen door Amerikaanse militairen en CIA-medewerkers in de Abu Ghraib-gevangenis bij Bagdad in 2004.
Doofpot
In zijn redactioneel commentaar schrijft Haaretz dat het geweld kennelijk een wraakactie was voor het neersteken van een bewaarder elders in het gevangeniscomplex – volgens Wikipedia het grootste detentiecentrum van Israël en zelfs ter wereld. De Israel Prison Service maakte destijds bekend dat veiligheidstroepen op de bewuste dag ‘een opstand van gevangenen onder controle hadden gebracht’. Op de beelden is van een opstand echter niets te zien.
De zaak is door de autoriteiten in de doofpot gestopt, schrijft Haaretz. De Prison Service ‘keek de andere kant op’ en de onderzoeksafdeling van de Israëlische politie – de National Prison Investigation Unit – volstond met het ondervragen van één gevangenisbewaarder. Hoewel die toegaf zich schuldig te hebben gemaakt aan ‘onnodig geweld’, werd geen vervolging ingesteld. De zaak werd gesloten onder het mom dat ‘de dader onbekend is’.
De politie ‘veegde de zaak onder het tapijt’, concludeert Haaretz, en ook de openbaar aanklager kwam niet in actie. ‘Het is moeilijk voor te stellen dat het zo zou zijn gelopen als de gevangenen Joden waren geweest’, voegt de krant daaraan toe. In dit geval ging het echter om ‘terroristen en veiligheidsgevangenen die lid waren van Hamas’.
Geen uitzondering, maar regel
Overigens betekent dat niet dat de gevangenen daadwerkelijk lid waren van Hamas en een misdaad op hun geweten hebben. Afgelopen jaar besteedden wij in een brede analyse aandacht aan het oppakken van Palestijnen onder het mom van ‘betrokkenheid bij terrorisme’. Onder die noemer verdwijnen aan de lopende band Palestijnen uit de door Israël bezette gebieden in Israëlische gevangenissen. Het is onderdeel van ‘het intimideren en terroriseren van de bevolking door het Israëlische bezettingsregime’, concludeerden wij.
Daarop wijst vandaag ook de vooraanstaande Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem. In een persbericht schrijft het dat het ‘witwassen’ van de zaak door de autoriteiten geen uitzondering is, maar regel: de Israëlische overheersing van de Palestijnen is gebaseerd op geweld en het witwassen daarvan. De nu naar buiten gekomen zaak onderstreept volgens B’Tselem het belang van onderzoek en vervolging door internationale gerechtshoven als het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof in Den Haag:
Het Israëlische apartheidsregime is gebaseerd op constant, georganiseerd geweld tegen Palestijnen. Dat geweld is cruciaal voor zijn voortbestaan. Daarom is het regime noch bereid, noch in staat om degenen die het geweld plannen en uitvoeren te onderzoeken, laat staan te vervolgen. […] De zaak bewijst eens te meer dat Palestijnse slachtoffers van geweld van Israëlische veiligheidstroepen binnen het bestaande Israëlische systeem geen gerechtigheid kunnen krijgen, en alleen kunnen hopen op behandeling van hun zaken door internationale gerechtshoven.
Mishandeling schering en inslag
Het mishandelen en martelen van Palestijnse ‘verdachten’ en ‘veiligheidsgevangenen’ is in Israëlische ondervragings- en detentiecentra schering en inslag. Het Israëlische Hooggerechtshof staat echter ‘speciale ondervragingsmethoden’ toe als er sprake is van ‘bijzondere veiligheidsrisico’s’, en die bepaling biedt politiediensten, de Prison Service en de veiligheidsdienst Shin Bet een vrijbrief om verdachten te mishandelen zonder dat er een haan naar kraait. Het Israëlische Comité tegen Marteling (PCATI) diende tussen 2001 en 2020 circa 1300 officiële klachten wegens marteling door de Shin Bet in. Dat leidde in slechts één geval tot strafrechtelijk onderzoek, dat uitliep op seponering.
Het martelen van gevangenen is onder internationaal recht en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens strikt verboden en geldt in het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – het Statuut van Rome – als een oorlogsmisdaad. Eerder dit jaar maanden zeven mensenrechtenexperts van de VN Israël zich aan het internationaal recht te houden en rigoureus een eind te maken aan de verboden praktijken. De autoriteiten dienen alle wetten, voorschriften, beleidslijnen en praktijken die zulke misdaden mogelijk maken met spoed te herzien. Staten zijn verplicht marteling en mishandeling te voorkomen en, in het geval zulk wangedrag toch plaatsvindt, te bestraffen. Slachtoffers dienen gerehabiliteerd en gecompenseerd te worden.
END OF ARTICLE
[7]
”This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug.”
HAARETZ
A CHRONICLE OF PRISON BRUTALITY IN ISRAEL
The shocking video from Wing 3 of Ketziot Prison should have set off an earthquake in the Israel Prison Service, police and the State Prosecutor’s Office: Scores of Arab security prisoners were forcibly thrown down onto a concrete floor, sometimes on top of each other, as guards passed between them for long minutes, beating them with batons and kicking them randomly, without any resistance from their victims (as Josh Breiner reported Thursday).
The unrestrained violence is believed to have been carried out in revenge for the stabbing of a guard shortly beforehand near the wing. The guards’ act of revenge, which left 15 prisoners injured, was described by the Prison Service as “gaining control over a riot.” But the evidence clearly shows there was no riot, just the abuse of prisoners. The evidence was an open secret in the Prison Service: Top officials had viewed the video and knew exactly what occurred but acted as if nothing happened. The Prison Service knew that Ketziot’s officers turned a blind eye while at least 10 guards brutally beat the bound prisoners.
It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug.
It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.
Now, when the evidence has been revealed to the public, the affair can no longer remain behind prison walls. The state prosecutor must immediately order a thorough investigation that includes all the guards alleged to have been involved, and bring indictments. Any other outcome will only prove that from the state’s viewpoint, security prisoners don’t deserve to be treated like human beings.
The above article is Haaretz’s lead editorial, as published in the Hebrew and English newspapers in Israel.
END OF THE ARTICLE
[8] ”It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug.”
”It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.”
Israel continued to impose institutionalized discrimination against Palestinians living under its rule in Israel and the Occupied Palestinian Territories (OPT). It displaced hundreds of Palestinians in Israel and the occupied West Bank, including East Jerusalem, as a result of home demolitions and imposition of other coercive measures. Israeli forces continued to use excessive force during law enforcement activities in Israel and the OPT. Israeli forces killed 31 Palestinians, including nine children, in the OPT; many were unlawfully killed while posing no imminent threat to life. Israel maintained its illegal blockade on the Gaza Strip, subjecting its residents to collective punishment and deepening the humanitarian crisis there. It also continued to restrict freedom of movement of Palestinians in the OPT through checkpoints and roadblocks. The Israeli authorities arbitrarily detained in Israel thousands of Palestinians from the OPT, holding hundreds in administrative detention without charge or trial. Torture and other ill-treatment of detainees, including children, were committed with impunity. The authorities used a range of measures to target human rights defenders, journalists and others who criticized Israel’s continuing occupation of the West Bank, Gaza Strip and Syrian Golan Heights. Violence against women persisted, especially against Palestinian citizens of Israel. The authorities denied asylum-seekers access to a fair or prompt refugee status determination process. Conscientious objectors to military service were imprisoned.
Background
Israel held parliamentary elections in March, the third in just over a year. In May, the two largest parties in the Knesset, Likud and the Blue and White alliance, reached a power-sharing agreement that included an announcement that Israel would further annex territories in the occupied West Bank starting in July 2020. This followed US President Donald Trump’s announcement of his “deal of the century”, which included a formal extension of Israel’s sovereignty over the Jordan Valley and the vast majority of the illegal settlements in the rest of the occupied West Bank in exchange for land currently inside Israel. Israel postponed the annexation plans following diplomatic deals with the United Arab Emirates and Bahrain in September. The parliament was again dissolved in December, triggering another round of elections in three months’ time.
Israel imposed lockdown measures in March and in September to contain the spread of COVID-19, triggering waves of protests calling on the Prime Minister to step down. The measures allowed the Israel Security Agency (ISA) to use surveillance capabilities usually reserved for Palestinians to trace COVID-19 infections. The Prime Minister’s trial on corruption charges began in May.
In February, the Palestinian armed group Islamic Jihad fired around 80 rockets and mortar shells from the Gaza Strip towards Israel, causing minor injuries to over 20 people, after Israeli forces killed an Islamic Jihad operative. The Israeli army carried out multiple airstrikes in Gaza, injuring 12 Palestinians, according to the Palestinian Ministry of Health in Gaza.
In August and September, Israel launched artillery and airstrikes against Gaza in retaliation for incendiary balloons and kites launched from Gaza into Israel. Palestinian armed groups launched indiscriminate rockets into Israel in response.
In August, Israel launched airstrikes against Hizbullah targets in Lebanon after it said that shots were fired from Lebanon into Israel. Israel also launched airstrikes against Iranian and Hizbullah targets in Syria.
In July, a district court rejected a case to force the Ministry of Defense to revoke the export licence of spyware company NSO Group, dealing a blow to victims of unlawful and targeted international surveillance.
Forcible transfers, forced evictions and demolitions
Israel demolished 848 Palestinian residential and livelihood structures in the occupied West Bank, including East Jerusalem, displacing 996 people, according to the UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Israeli authorities said many of the demolished buildings lacked Israeli-issued permits, which are virtually impossible for Palestinians to obtain, or were in closed military zones. The law of occupation prohibits such destruction unless necessary for military operations.
In other cases, Israel confiscated residential and livelihood structures, including some that were donated for humanitarian purposes. Israeli forces also punitively demolished at least six Palestinian homes, leaving 22 people, including seven children, homeless, according to B’Tselem. Punitive demolitions constitute collective punishment and are prohibited under international law.
On 5 March, Israeli forces demolished the homes of Walid Hanatsheh, in Ramallah, and Yazan Mughamis, in Birzeit, displacing six Palestinians, after an Israeli court rejected a petition by the families against the punitive demolition. On 11 March, Israeli forces punitively demolished the home of Qassam Barghouti in Kobar village near Ramallah. The three men are in prison in Israel for alleged involvement in an attack in August 2019 that killed an Israeli civilian and injured two others outside Ramallah city in the occupied West Bank.
Israeli settler organizations initiated, with the support of the Israeli authorities, forcible evictions of Palestinians from their homes in East Jerusalem.
OCHA estimated in December that around 200 Palestinian households in the occupied West Bank, including East Jerusalem, had eviction cases pending against them, placing 800 adults and children at risk of displacement.
Israeli authorities demolished at least 29 residential and livelihood structures that belonged to Bedouin citizens living in “unrecognized” villages in the Negev/Naqab, according to the Negev Coexistence Forum, an Israeli NGO.
Discrimination
Israel continued to discriminate against Palestinian citizens of Israel in areas of planning, budget allocation, policing and political participation. According to the Adalah-The Legal Center for Arab Minority Rights in Israel, Israel maintains over 65 laws that discriminate against Palestinians.
Local Palestinian councils in Israel went on strike to protest against discrimination in the distribution of the state budget for local councils. The vast majority of Palestinians in Israel, comprising over 20% of the total population, live in around 139 towns and villages. They received only 1.7% of the state budget for local councils.
In August, Adalah and the Arab Center for Alternative Planning filed a petition to the Israeli Supreme Court on behalf of 10 local Palestinian councils and dozens of Palestinian citizens of Israel against government policy discriminating against these communities in the distribution of housing, construction and land development benefits compared to neighbouring Jewish communities that enjoy higher socio-economic status and have access to such benefits.
Israel continued to deny Palestinians from the West Bank and Gaza married to Palestinian citizens of Israel the right to nationality by enforcing the discriminatory Entry to Israel Law.
In December, the magistrate court in Krayot, near Haifa, rejected a petition for access to education by Palestinian citizens of Israel living in Karmiel, citing the discriminatory Nation State Law. The decision said that establishing an Arabic school in the town or funding transport for its Palestinian residents to study in Arabic schools in nearby communities would undermine the town’s “Jewish character”.
In December, the Israeli Health Ministry began the distribution of COVID-19 vaccines that excluded the nearly 5 million Palestinians who live under Israeli military occupation in the West Bank and Gaza Strip.
Unlawful killings and excessive use of force
Israeli military and police used unnecessary and excessive force during law enforcement activities, including search and arrest operations, and when policing demonstrations.
Military and security forces killed at least 31 Palestinians, including nine children, in the Gaza Strip and West Bank, according to OCHA. Many were unlawfully killed by live ammunition or other excessive force when posing no imminent threat to life. Some of the unlawful killings appeared to be wilful, which would constitute war crimes.
Israeli forces frequently used excessive force against protesters in Kufr Qadum who continued weekly protests against settlements and settlement expansion. According to OCHA, 214 protesters and bystanders were injured during the year.
On 15 February, Israeli forces shot and injured in the eye nine-year-old Malek Issa while he was returning home from school in the East Jerusalem neighbourhood of Issawiya. No clashes were recorded at the time, according to OCHA. Israeli forces were maintaining a violent and intense police operation in Issawiya as a form of collective punishment.
Israeli forces frequently opened fire on fishermen and farmers in Gaza. According to Al Mezan Center for Human Rights, 12 fishermen and five farmers were injured.
Freedom of movement
For the 13th consecutive year, Israel continued its illegal air, land and sea blockade of the Gaza Strip, restricting the movement of people and goods in and out of the area, which continued to have a devastating impact on the human rights of Gaza’s 2 million inhabitants. Israel stopped the entry of construction materials and fuel into Gaza repeatedly. This shut down the only power plant in Gaza, leading to a further reduction in the supply of electricity, which had already been available for only about four hours a day. Israel also imposed a full maritime closure and repeatedly limited entry of goods to food and medicine only. The measures amounted to collective punishment at a time of increasing COVID-19 infections in Gaza.
On 2 February, following an exchange of attacks between Israeli forces and Palestinian armed groups, Israel cancelled the permits of 500 traders from Gaza that enable their holders to travel to Israel and the West Bank for business. The permits were reactivated on 18 February.
On 18 June, Omar Yaghi, a baby with a cardiac condition, died in Gaza after Israel denied the family a permit to enter Israel for a scheduled operation on 24 May at the Sheba Medical Center in Ramat Gan city.
In the West Bank, at least 593 Israeli checkpoints and roadblocks continued to heavily restrict the movement of Palestinians and access to rights, including health, education and work. Holders of Palestinian identification cards faced an ongoing bar on using roads built for Israeli settlers.
Israeli restrictions on freedom of movement continued to impede Palestinians’ access to health care, posing further threats to vulnerable populations during the COVID-19 pandemic. Lack of access to hospitals and specialized clinics during the pandemic particularly affected Palestinian residents of the East Jerusalem neighbourhoods of Kufr Aqab and Shu’fat Refugee Camp, which are segregated from the rest of the city by military structures, including checkpoints, and the fence/wall.
Arbitrary detention
Israeli authorities conducted hundreds of raids throughout the West Bank to arrest Palestinians, usually at their homes at night. Those arrested were detained in prisons in Israel, along with thousands of other Palestinians from the OPT arrested in previous years. This violated international humanitarian law, which prohibits the transfer of detainees into the territory of the occupying power.
Israeli authorities used renewable administrative detention orders to hold Palestinians without charge or trial. Some 4,300 Palestinians from the OPT, including 397 administrative detainees, were held in Israeli prisons as of December, according to the Israel Prison Service. Many families of Palestinian detainees in Israel, particularly those living in Gaza, were not permitted entry to Israel to visit their relatives.
On 16 July, Israeli forces arrested Iyad Barghouti, an astrophysicist and professor at Jerusalem’s Al-Quds University, at a checkpoint near Jerusalem and placed him in administrative detention. He had previously been administratively detained in 2014 and 2016.
Israel held 157 Palestinian children in prison, including two in administrative detention, as of October. Defense for Children International Palestine said that children were interrogated without their parents present and placed with adults in prison. Under international law, detention of children should be a measure of last resort and for the shortest appropriate time.
Unfair trials
Palestinian civilians, including children, from the OPT were prosecuted in military courts that did not meet international fair trial standards.
Torture and other ill-treatment
Israeli soldiers, police and ISA officers continued to torture and otherwise ill-treat Palestinian detainees, including children, with impunity. Reported methods included beating, slapping, painful shackling, sleep deprivation, use of stress positions and threats of violence against family members. Prolonged solitary confinement, sometimes lasting months, was commonly used as a punishment.
Israeli forces occasionally denied medical help for Palestinians injured during law enforcement activities.
Freedoms of expression and association
The authorities used a range of measures, including raids, incitement campaigns, movement restrictions and judicial harassment, to target human rights defenders who criticized Israel’s continuing military occupation of Palestinian and Syrian territories.
Israel continued to deny human rights bodies entry to the OPT, including the UN Special Rapporteur on the situation of human rights in the OPT.
On 30 July, Israeli forces arrested Mahmoud Nawajaa, a human rights defender and co-ordinator of the Boycott, Divestment and Sanctions movement in the occupied West Bank, from his home in Ramallah. A prisoner of conscience, he was released without charge on 17 August.
On 13 November, the Jerusalem District Court rejected a petition by Amnesty International against the arbitrary and punitive travel ban imposed on its employee, human rights defender Laith Abu Zeyad. For undisclosed reasons, Israeli security forces continued to bar him from entering occupied East Jerusalem and from travelling abroad through Jordan.
Rights of refugees, asylum-seekers and migrants
Israel continued to deny asylum-seekers access to a fair and prompt refugee status determination process, leaving many without access to basic services. About 31,000 asylum-seekers were living in Israel.
Gender-based violence
Violence against women persisted in Israel, especially against Palestinian citizens.
At least 21 women were killed as a result of gender-based violence.
Conscientious objectors
At least four Israeli conscientious objectors to military service were imprisoned. Hillel Rabin spent 56 days in military prison for refusing to serve in the Israeli army citing oppressive policies against Palestinians.
In interrogating Palestinian residents of the Occupied Territories, the Israel Security Agency (ISA, also known by the Hebrew acronyms Shin Bet or Shabak) routinely used methods that constituted ill-treatment and even torture until the late 1990s. In doing so, the ISA relied on the 1987 recommendations of a state commission headed by retired Supreme Court Justice Moshe Landau. The commission had held that, in order to “prevent terrorism”, ISA interrogators were permitted to use “psychological pressure” and a “moderate degree of physical pressure”. This permission was grounded, in the commission’s opinion, in the “necessity defense” laid out in Israeli Penal Law. In practice, the interrogation methods used by the ISA during that time went far beyond a reasonable interpretation of the term “moderate physical pressure”.This state of affairs persisted for years, despite the right not to be subjected to ill-treatment or torture – whether physical or psychological – being one of the few human rights that are considered absolute. As an absolute right, it may never be balanced against other rights and values and cannot be suspended or limited, even in difficult circumstances.In September 1999, following a series of petitions filed by human rights organizations and by Palestinians interrogated by the ISA, Israel’s High Court of Justice (HCJ) ruled that Israeli law does not empower ISA interrogators to use physical means in interrogation. The justices ruled that the specific methods discussed in the petitions – including painful binding, shaking, placing a sack on a person’s head for prolonged periods of time and sleep deprivation – were unlawful. However, they also held that ISA agents who exceed their authority and use “physical pressure” may not necessarily bear criminal responsibility for their actions, if they are later found to have used these methods in a “ticking bomb” case, based on the “necessity defense”. Following this ruling, reports of torture and ill-treatment in ISA interrogations did drop. However, ISA agents continued to use interrogation methods that constitute abuse and even torture, relying on the court’s recognition of the “ticking bomb” exception. These methods were not limited to exceptional cases and quickly became standard interrogation policy.Several joint research reports published by B’Tselem and HaMoked: Center for the Defence of the Individual, based on hundreds of affidavits and testimonials given by Palestinians who underwent ISA interrogations after the HCJ ruling, indicate that the ISA still routinely employs psychological and physical abuse in interrogations. While interrogators steer clear of the specific methods that the court disqualified, the rationale is the same: using isolation from the outside world and harsh incarceration conditions, in addition to the interrogation itself, to psychologically pressure and physically weaken the individual. This combined use of holding conditions and interrogation methods constitutes abuse and inhuman, degrading treatment, at times even amounting to torture. It is regularly employed against Palestinians in ISA interrogations, in blatant violation of international law and basic moral standards.According to the accounts of Palestinians who have undergone ISA interrogation, they are held in inhuman conditions, including narrow, windowless cells that are sometimes moldy and foul-smelling and are constantly lit with artificial lighting that is painful to the eyes. Some detainees reported being held in solitary confinement, completely cut off from their surroundings. Some reported exposure to extremes of heat and cold, as well as sleep deprivation. Many described abominable hygienic conditions; among other things, they stated that the prison authorities do not allow them to shower, change clothes, brush their teeth or even use toilet paper. The food is intentionally poor in quality and quantity, and detainees lose weight while in custody. In the interrogation room, they are forced to sit bound to a chair, without moving, for hours and even days on end. Interrogators threaten the detainees, including threats to harm their relatives, as well as shouting and employing violence against them.Most Palestinians who are physically or mental abused in interrogation have no way to complain until the interrogation is over. This is because Palestinian detainees are regularly denied the right to meet with counsel, and HCJ petitions against the denial of this right have been repeatedly dismissed. Also, they usually cannot use the opportunity of coming before a judge in a remand hearing to air their grievances: Most hearings are extremely cursory and, in some of them, detainees are not represented or are denied the opportunity to confer with the lawyer representing them. Most detainees are not aware of the fact that they may approach the judge on their own initiative. In any case, they shy away from sharing what they are undergoing with the judge for fear of reprisal back in the interrogation room. Even when detainees do come forward, the authorities take no action, as years of monitoring by human rights organizations reveal. Since 2001, not a single criminal investigation has been launched into a complaint against an ISA interrogator, despite hundreds of complaints being lodged with the relevant authorities. Although formal changes have been made to the apparatus charged with looking into these complaints – including the appointment of an Inspector of Complaints by ISA Interrogees inside the ISA, and the subsequent transfer of the position to the Ministry of Justice – they have done nothing to alter the situation: Hundreds of complaints, zero criminal investigations.This system of interrogation, which relies on a combination of holding conditions and interrogator conduct, was shaped by state authorities. It is not the personal initiative of any particular interrogator or prison guard, and the actions described here are not anomalies to be weeded out by the justice system. The cruel, inhuman and degrading treatment of Palestinian detainees is inherent to the ISA’s violent interrogation policy. This policy is dictated from above, and not set by interrogators in the field.While the ISA runs the system, a broad network of partners collaborates to facilitate it. The Israel Prison Service (IPS) adapts prison conditions to match the interrogation plan designed to break the detainee’s spirit. Medical and mental health personnel greenlight the interrogation of Palestinians who arrive at the facility – including in cases of poor health – and even hand detainees back to the interrogators after caring for physical and mental injuries they sustained in interrogation, knowing full well that they would be subjected to measures of abuse and torture; soldiers and police officers abuse detainees while transporting them to the ISA, with their commanders turning a blind eye and the MAG Corps and State Attorney’s Office not bringing them to justice or holding them fully accountable. Military judges almost automatically sign off on motions for remand in custody and effectively sanction the continued abuse and inhuman conditions. The State Attorney’s Office and the Attorney General have thus far provided ISA interrogators with full immunity. Finally, HCJ judges regularly reject petitions seeking to overturn the denial of detainee’s rights to meet with legal counsel, clearing the way for continued abuse.All these are party, in one form or another, to the cruel, inhuman, degrading and abusive treatment to which Palestinians are subjected in ISA interrogations. By enabling the existence of this abusive interrogation regime, they all bear responsibility for the severe violations of interrogatees’ human rights and for the mental and physical harm inflicted on these individuals END OF THE ARTICLE [13] Article 2 Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.EURO MEDITERRANEAN AGREEMENT establishing an association between the European Communities and their Member States, of the one part, and the State of Israel, of the other part https://eeas.europa.eu/archives/delegations/israel/documents/eu_israel/asso_agree_en.pdf
[14] Article 90 Promotion of the international legal order The Government shall promote the development of the international legal order.
THE CONSTITUTION OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDSChapter 5 Legislation and administration
AANDe leden van de commissie-Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer Uw taakomschrijving:
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken behandelt de onderwerpen die te maken hebben met het beleid van de minister van Buitenlandse Zaken, behalve het interne beleid van de Europese Unie (EU). EU-onderwerpen worden namelijk behandeld door de commissie voor Europese Zaken. De commissie voor Buitenlandse Zaken overlegt regelmatig met de minister over actuele kwesties, zoals de situatie in conflictgebieden, mensenrechten en het uitzenden van Nederlandse militairen naar crisisgebieden. Ook behandelt de commissie de begroting van Buitenlandse Zaken, ontvangt ze internationale delegaties en gaat ze ieder jaar op werkbezoek naar het buitenland.
Onderwerp: Israelisch gewelddadig optreden tegen Palestijnse gevangenen [Deze mail is tevens gestuurd aan uw Tweede Kamer collegae],
Geachte dames en heren, Zoals u wellicht nog weet, wend ik mij wel vaker tot uw Tweede Kamer inverband met het onrecht in verband met het Midden-Oostenconflict, maar ookbetreffende andere onderwerpen, de mensenrechten betreffende [1]Meestal geef ik u dan een uitgebreide toelichting, waarin ik dieper inga opallerlei internatiionaalrechtelijke aspecten [2] In dit geval echter ga ik het kort[er] houden, omdat de zaak vrij simpel is:Het betreft hier een schokkend geval van mishandeling van Palestijnsegevangenen, waartegen u, binnen uw mogelijkheden uiteraard, moet optreden en wel nu! SCHOKKENDE BEELDEN/MISHANDELING PALESTIJNSE GEVANGENEN Mij bereikte het bericht over de schokkende mishandeling van Palestijnsegevangenen in de Israelische gevangenis Ketziot [3] en de beelden daarvan werden gepubliceerd door de Israelische krant de Haaretz in zijnHebreeuwse editie [4] Zie onder noot 5 de Beelden, die ook te zien zijn onder noot 6, op de sitevan The Rights Forum en waarvan afbeeldingen op de Hebreeuwse editievan de Haaretz, noot 7 Wat u ziet is overduidelijk:Gevangenen worden over de grond gesleept, op een hoop gegooid enmishandeld.Wat u ziet is onacceptabel! De zaak, die dateert uit 2019 [8] naar buiten is gebracht door de Haaretz [waarvoor van mijnkant waardering], werd ”onderzocht” ”Onderzocht”, schrijf ik tussen aanhalingstekens, omdat dat ”onderzoek”geen naam mocht hebben, waardoor de term ”in de doofpot stoppen”,beter gekozen is. In een redactioneel artikel schrijft de Haaretz daarover: ”It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug. [9] EN ”It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.” [10] STRUCTUREEL Hoewel dit incident al erg genoeg is, staat het niet opzichzelf, maar is dit Israelische gewelddadige optredenjegens Palestijnse gevangenen structureel.Amnesty International schrijft hierover in haar Jaaroverzicht 2020 onder andere:”The Israeli authorities arbitrarily detained in Israel thousands of Palestinians from the OPT, holding hundreds in administrative detention without charge or trial. Torture and other ill-treatment of detainees, including children, were committed with impunity.” [11] Dit is zeer ernstigDaar moet tegen worden opgetreden, waarde Tweede Kamerleden,want ik hoef u niet uit te leggen dat het, los van de bestialiteit, ingaattegen alle mogelijke internationale Verdragen! [12]
UW INZET Van u als Kamerleden verwacht ik, dat u dit structurele Israelische’geweld tegen Palestijnse gevangenen, waarbij ook hoort structurelefoltering bij ondervraging [13], op alle u ten dienste staande middelenaankaart, zoals het stellen van Kamervragen en wat dies meer zij, zoalsijveren voor de opschorting van het Associatie Verdrag met Israel[dat een mensenrechtenclausule heeft] [14], mocht Israel hiermee doorgaan. Te lang heeft dit onrecht voortgeduurd en u kunt er niet van wegkijken.U hebt een Eed of Belofte afgelegd op de Grondwet, waarin artikel 90:”De Nederlandse regering bevordert de Internationale Rechtsorde” [15] Ik reken op uw inzet Vriendelijke groeten Astrid EssedAmsterdam
Tientallen gevangenen worden geboeid over de grond gesleurd, op een hoop gegooid en afgeranseld. De zaak verdween in de doofpot, en dat is geen uitzondering.
De beelden dateren uit 2019 en zijn naar buiten gebracht door de Israëlische krant Haaretz in zijn Hebreeuwse editie. Ze tonen de mishandeling van een kleine zestig Palestijnse gevangenen door zo’n vijftien gevangenisbewaarders in de C-vleugel van de Ketziot-gevangenis in de Negev/Naqab in Israël. De gevangenen worden geboeid over de betonnen vloer gesleept, boven op elkaar gegooid, geschopt en met wapenstokken geslagen. Vijftien gevangenen raakten zodanig gewond dat ze in het ziekenhuis belandden. De beelden roepen herinneringen op aan de mishandeling van Iraakse gevangenen door Amerikaanse militairen en CIA-medewerkers in de Abu Ghraib-gevangenis bij Bagdad in 2004.
Doofpot
In zijn redactioneel commentaar schrijft Haaretz dat het geweld kennelijk een wraakactie was voor het neersteken van een bewaarder elders in het gevangeniscomplex – volgens Wikipedia het grootste detentiecentrum van Israël en zelfs ter wereld. De Israel Prison Service maakte destijds bekend dat veiligheidstroepen op de bewuste dag ‘een opstand van gevangenen onder controle hadden gebracht’. Op de beelden is van een opstand echter niets te zien.
De zaak is door de autoriteiten in de doofpot gestopt, schrijft Haaretz. De Prison Service ‘keek de andere kant op’ en de onderzoeksafdeling van de Israëlische politie – de National Prison Investigation Unit – volstond met het ondervragen van één gevangenisbewaarder. Hoewel die toegaf zich schuldig te hebben gemaakt aan ‘onnodig geweld’, werd geen vervolging ingesteld. De zaak werd gesloten onder het mom dat ‘de dader onbekend is’.
De politie ‘veegde de zaak onder het tapijt’, concludeert Haaretz, en ook de openbaar aanklager kwam niet in actie. ‘Het is moeilijk voor te stellen dat het zo zou zijn gelopen als de gevangenen Joden waren geweest’, voegt de krant daaraan toe. In dit geval ging het echter om ‘terroristen en veiligheidsgevangenen die lid waren van Hamas’.
Geen uitzondering, maar regel
Overigens betekent dat niet dat de gevangenen daadwerkelijk lid waren van Hamas en een misdaad op hun geweten hebben. Afgelopen jaar besteedden wij in een brede analyse aandacht aan het oppakken van Palestijnen onder het mom van ‘betrokkenheid bij terrorisme’. Onder die noemer verdwijnen aan de lopende band Palestijnen uit de door Israël bezette gebieden in Israëlische gevangenissen. Het is onderdeel van ‘het intimideren en terroriseren van de bevolking door het Israëlische bezettingsregime’, concludeerden wij.
Daarop wijst vandaag ook de vooraanstaande Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem. In een persbericht schrijft het dat het ‘witwassen’ van de zaak door de autoriteiten geen uitzondering is, maar regel: de Israëlische overheersing van de Palestijnen is gebaseerd op geweld en het witwassen daarvan. De nu naar buiten gekomen zaak onderstreept volgens B’Tselem het belang van onderzoek en vervolging door internationale gerechtshoven als het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof in Den Haag:
Het Israëlische apartheidsregime is gebaseerd op constant, georganiseerd geweld tegen Palestijnen. Dat geweld is cruciaal voor zijn voortbestaan. Daarom is het regime noch bereid, noch in staat om degenen die het geweld plannen en uitvoeren te onderzoeken, laat staan te vervolgen. […] De zaak bewijst eens te meer dat Palestijnse slachtoffers van geweld van Israëlische veiligheidstroepen binnen het bestaande Israëlische systeem geen gerechtigheid kunnen krijgen, en alleen kunnen hopen op behandeling van hun zaken door internationale gerechtshoven.
Mishandeling schering en inslag
Het mishandelen en martelen van Palestijnse ‘verdachten’ en ‘veiligheidsgevangenen’ is in Israëlische ondervragings- en detentiecentra schering en inslag. Het Israëlische Hooggerechtshof staat echter ‘speciale ondervragingsmethoden’ toe als er sprake is van ‘bijzondere veiligheidsrisico’s’, en die bepaling biedt politiediensten, de Prison Service en de veiligheidsdienst Shin Bet een vrijbrief om verdachten te mishandelen zonder dat er een haan naar kraait. Het Israëlische Comité tegen Marteling (PCATI) diende tussen 2001 en 2020 circa 1300 officiële klachten wegens marteling door de Shin Bet in. Dat leidde in slechts één geval tot strafrechtelijk onderzoek, dat uitliep op seponering.
Het martelen van gevangenen is onder internationaal recht en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens strikt verboden en geldt in het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – het Statuut van Rome – als een oorlogsmisdaad. Eerder dit jaar maanden zeven mensenrechtenexperts van de VN Israël zich aan het internationaal recht te houden en rigoureus een eind te maken aan de verboden praktijken. De autoriteiten dienen alle wetten, voorschriften, beleidslijnen en praktijken die zulke misdaden mogelijk maken met spoed te herzien. Staten zijn verplicht marteling en mishandeling te voorkomen en, in het geval zulk wangedrag toch plaatsvindt, te bestraffen. Slachtoffers dienen gerehabiliteerd en gecompenseerd te worden.
[6] YOUTUBE BEELDEN IN ARTIKEL THE RIGHTS FORUM ”De beelden dateren uit 2019 en zijn naar buiten gebracht door de Israëlische krant Haaretz in zijn Hebreeuwse editie. Ze tonen de mishandeling van een kleine zestig Palestijnse gevangenen door zo’n vijftien gevangenisbewaarders in de C-vleugel van de Ketziot-gevangenis in de Negev/Naqab in Israël. ”[YOUTUBE FILMPJE IN ARTIKEL THE RIGHTS FORUM]
The shocking video from Wing 3 of Ketziot Prison should have set off an earthquake in the Israel Prison Service, police and the State Prosecutor’s Office: Scores of Arab security prisoners were forcibly thrown down onto a concrete floor, sometimes on top of each other, as guards passed between them for long minutes, beating them with batons and kicking them randomly, without any resistance from their victims (as Josh Breiner reported Thursday).
The unrestrained violence is believed to have been carried out in revenge for the stabbing of a guard shortly beforehand near the wing. The guards’ act of revenge, which left 15 prisoners injured, was described by the Prison Service as “gaining control over a riot.” But the evidence clearly shows there was no riot, just the abuse of prisoners. The evidence was an open secret in the Prison Service: Top officials had viewed the video and knew exactly what occurred but acted as if nothing happened. The Prison Service knew that Ketziot’s officers turned a blind eye while at least 10 guards brutally beat the bound prisoners.
It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug.
It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.
Now, when the evidence has been revealed to the public, the affair can no longer remain behind prison walls. The state prosecutor must immediately order a thorough investigation that includes all the guards alleged to have been involved, and bring indictments. Any other outcome will only prove that from the state’s viewpoint, security prisoners don’t deserve to be treated like human beings.
Israel continued to impose institutionalized discrimination against Palestinians living under its rule in Israel and the Occupied Palestinian Territories (OPT). It displaced hundreds of Palestinians in Israel and the occupied West Bank, including East Jerusalem, as a result of home demolitions and imposition of other coercive measures. Israeli forces continued to use excessive force during law enforcement activities in Israel and the OPT. Israeli forces killed 31 Palestinians, including nine children, in the OPT; many were unlawfully killed while posing no imminent threat to life. Israel maintained its illegal blockade on the Gaza Strip, subjecting its residents to collective punishment and deepening the humanitarian crisis there. It also continued to restrict freedom of movement of Palestinians in the OPT through checkpoints and roadblocks. The Israeli authorities arbitrarily detained in Israel thousands of Palestinians from the OPT, holding hundreds in administrative detention without charge or trial. Torture and other ill-treatment of detainees, including children, were committed with impunity. The authorities used a range of measures to target human rights defenders, journalists and others who criticized Israel’s continuing occupation of the West Bank, Gaza Strip and Syrian Golan Heights. Violence against women persisted, especially against Palestinian citizens of Israel. The authorities denied asylum-seekers access to a fair or prompt refugee status determination process. Conscientious objectors to military service were imprisoned.
Background
Israel held parliamentary elections in March, the third in just over a year. In May, the two largest parties in the Knesset, Likud and the Blue and White alliance, reached a power-sharing agreement that included an announcement that Israel would further annex territories in the occupied West Bank starting in July 2020. This followed US President Donald Trump’s announcement of his “deal of the century”, which included a formal extension of Israel’s sovereignty over the Jordan Valley and the vast majority of the illegal settlements in the rest of the occupied West Bank in exchange for land currently inside Israel. Israel postponed the annexation plans following diplomatic deals with the United Arab Emirates and Bahrain in September. The parliament was again dissolved in December, triggering another round of elections in three months’ time.
Israel imposed lockdown measures in March and in September to contain the spread of COVID-19, triggering waves of protests calling on the Prime Minister to step down. The measures allowed the Israel Security Agency (ISA) to use surveillance capabilities usually reserved for Palestinians to trace COVID-19 infections. The Prime Minister’s trial on corruption charges began in May.
In February, the Palestinian armed group Islamic Jihad fired around 80 rockets and mortar shells from the Gaza Strip towards Israel, causing minor injuries to over 20 people, after Israeli forces killed an Islamic Jihad operative. The Israeli army carried out multiple airstrikes in Gaza, injuring 12 Palestinians, according to the Palestinian Ministry of Health in Gaza.
In August and September, Israel launched artillery and airstrikes against Gaza in retaliation for incendiary balloons and kites launched from Gaza into Israel. Palestinian armed groups launched indiscriminate rockets into Israel in response.
In August, Israel launched airstrikes against Hizbullah targets in Lebanon after it said that shots were fired from Lebanon into Israel. Israel also launched airstrikes against Iranian and Hizbullah targets in Syria.
In July, a district court rejected a case to force the Ministry of Defense to revoke the export licence of spyware company NSO Group, dealing a blow to victims of unlawful and targeted international surveillance.
Forcible transfers, forced evictions and demolitions
Israel demolished 848 Palestinian residential and livelihood structures in the occupied West Bank, including East Jerusalem, displacing 996 people, according to the UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Israeli authorities said many of the demolished buildings lacked Israeli-issued permits, which are virtually impossible for Palestinians to obtain, or were in closed military zones. The law of occupation prohibits such destruction unless necessary for military operations.
In other cases, Israel confiscated residential and livelihood structures, including some that were donated for humanitarian purposes. Israeli forces also punitively demolished at least six Palestinian homes, leaving 22 people, including seven children, homeless, according to B’Tselem. Punitive demolitions constitute collective punishment and are prohibited under international law.
On 5 March, Israeli forces demolished the homes of Walid Hanatsheh, in Ramallah, and Yazan Mughamis, in Birzeit, displacing six Palestinians, after an Israeli court rejected a petition by the families against the punitive demolition. On 11 March, Israeli forces punitively demolished the home of Qassam Barghouti in Kobar village near Ramallah. The three men are in prison in Israel for alleged involvement in an attack in August 2019 that killed an Israeli civilian and injured two others outside Ramallah city in the occupied West Bank.
Israeli settler organizations initiated, with the support of the Israeli authorities, forcible evictions of Palestinians from their homes in East Jerusalem.
OCHA estimated in December that around 200 Palestinian households in the occupied West Bank, including East Jerusalem, had eviction cases pending against them, placing 800 adults and children at risk of displacement.
Israeli authorities demolished at least 29 residential and livelihood structures that belonged to Bedouin citizens living in “unrecognized” villages in the Negev/Naqab, according to the Negev Coexistence Forum, an Israeli NGO.
Discrimination
Israel continued to discriminate against Palestinian citizens of Israel in areas of planning, budget allocation, policing and political participation. According to the Adalah-The Legal Center for Arab Minority Rights in Israel, Israel maintains over 65 laws that discriminate against Palestinians.
Local Palestinian councils in Israel went on strike to protest against discrimination in the distribution of the state budget for local councils. The vast majority of Palestinians in Israel, comprising over 20% of the total population, live in around 139 towns and villages. They received only 1.7% of the state budget for local councils.
In August, Adalah and the Arab Center for Alternative Planning filed a petition to the Israeli Supreme Court on behalf of 10 local Palestinian councils and dozens of Palestinian citizens of Israel against government policy discriminating against these communities in the distribution of housing, construction and land development benefits compared to neighbouring Jewish communities that enjoy higher socio-economic status and have access to such benefits.
Israel continued to deny Palestinians from the West Bank and Gaza married to Palestinian citizens of Israel the right to nationality by enforcing the discriminatory Entry to Israel Law.
In December, the magistrate court in Krayot, near Haifa, rejected a petition for access to education by Palestinian citizens of Israel living in Karmiel, citing the discriminatory Nation State Law. The decision said that establishing an Arabic school in the town or funding transport for its Palestinian residents to study in Arabic schools in nearby communities would undermine the town’s “Jewish character”.
In December, the Israeli Health Ministry began the distribution of COVID-19 vaccines that excluded the nearly 5 million Palestinians who live under Israeli military occupation in the West Bank and Gaza Strip.
Unlawful killings and excessive use of force
Israeli military and police used unnecessary and excessive force during law enforcement activities, including search and arrest operations, and when policing demonstrations.
Military and security forces killed at least 31 Palestinians, including nine children, in the Gaza Strip and West Bank, according to OCHA. Many were unlawfully killed by live ammunition or other excessive force when posing no imminent threat to life. Some of the unlawful killings appeared to be wilful, which would constitute war crimes.
Israeli forces frequently used excessive force against protesters in Kufr Qadum who continued weekly protests against settlements and settlement expansion. According to OCHA, 214 protesters and bystanders were injured during the year.
On 15 February, Israeli forces shot and injured in the eye nine-year-old Malek Issa while he was returning home from school in the East Jerusalem neighbourhood of Issawiya. No clashes were recorded at the time, according to OCHA. Israeli forces were maintaining a violent and intense police operation in Issawiya as a form of collective punishment.
Israeli forces frequently opened fire on fishermen and farmers in Gaza. According to Al Mezan Center for Human Rights, 12 fishermen and five farmers were injured.
Freedom of movement
For the 13th consecutive year, Israel continued its illegal air, land and sea blockade of the Gaza Strip, restricting the movement of people and goods in and out of the area, which continued to have a devastating impact on the human rights of Gaza’s 2 million inhabitants. Israel stopped the entry of construction materials and fuel into Gaza repeatedly. This shut down the only power plant in Gaza, leading to a further reduction in the supply of electricity, which had already been available for only about four hours a day. Israel also imposed a full maritime closure and repeatedly limited entry of goods to food and medicine only. The measures amounted to collective punishment at a time of increasing COVID-19 infections in Gaza.
On 2 February, following an exchange of attacks between Israeli forces and Palestinian armed groups, Israel cancelled the permits of 500 traders from Gaza that enable their holders to travel to Israel and the West Bank for business. The permits were reactivated on 18 February.
On 18 June, Omar Yaghi, a baby with a cardiac condition, died in Gaza after Israel denied the family a permit to enter Israel for a scheduled operation on 24 May at the Sheba Medical Center in Ramat Gan city.
In the West Bank, at least 593 Israeli checkpoints and roadblocks continued to heavily restrict the movement of Palestinians and access to rights, including health, education and work. Holders of Palestinian identification cards faced an ongoing bar on using roads built for Israeli settlers.
Israeli restrictions on freedom of movement continued to impede Palestinians’ access to health care, posing further threats to vulnerable populations during the COVID-19 pandemic. Lack of access to hospitals and specialized clinics during the pandemic particularly affected Palestinian residents of the East Jerusalem neighbourhoods of Kufr Aqab and Shu’fat Refugee Camp, which are segregated from the rest of the city by military structures, including checkpoints, and the fence/wall.
Arbitrary detention
Israeli authorities conducted hundreds of raids throughout the West Bank to arrest Palestinians, usually at their homes at night. Those arrested were detained in prisons in Israel, along with thousands of other Palestinians from the OPT arrested in previous years. This violated international humanitarian law, which prohibits the transfer of detainees into the territory of the occupying power.
Israeli authorities used renewable administrative detention orders to hold Palestinians without charge or trial. Some 4,300 Palestinians from the OPT, including 397 administrative detainees, were held in Israeli prisons as of December, according to the Israel Prison Service. Many families of Palestinian detainees in Israel, particularly those living in Gaza, were not permitted entry to Israel to visit their relatives.
On 16 July, Israeli forces arrested Iyad Barghouti, an astrophysicist and professor at Jerusalem’s Al-Quds University, at a checkpoint near Jerusalem and placed him in administrative detention. He had previously been administratively detained in 2014 and 2016.
Israel held 157 Palestinian children in prison, including two in administrative detention, as of October. Defense for Children International Palestine said that children were interrogated without their parents present and placed with adults in prison. Under international law, detention of children should be a measure of last resort and for the shortest appropriate time.
Unfair trials
Palestinian civilians, including children, from the OPT were prosecuted in military courts that did not meet international fair trial standards.
Torture and other ill-treatment
Israeli soldiers, police and ISA officers continued to torture and otherwise ill-treat Palestinian detainees, including children, with impunity. Reported methods included beating, slapping, painful shackling, sleep deprivation, use of stress positions and threats of violence against family members. Prolonged solitary confinement, sometimes lasting months, was commonly used as a punishment.
Israeli forces occasionally denied medical help for Palestinians injured during law enforcement activities.
Freedoms of expression and association
The authorities used a range of measures, including raids, incitement campaigns, movement restrictions and judicial harassment, to target human rights defenders who criticized Israel’s continuing military occupation of Palestinian and Syrian territories.
Israel continued to deny human rights bodies entry to the OPT, including the UN Special Rapporteur on the situation of human rights in the OPT.
On 30 July, Israeli forces arrested Mahmoud Nawajaa, a human rights defender and co-ordinator of the Boycott, Divestment and Sanctions movement in the occupied West Bank, from his home in Ramallah. A prisoner of conscience, he was released without charge on 17 August.
On 13 November, the Jerusalem District Court rejected a petition by Amnesty International against the arbitrary and punitive travel ban imposed on its employee, human rights defender Laith Abu Zeyad. For undisclosed reasons, Israeli security forces continued to bar him from entering occupied East Jerusalem and from travelling abroad through Jordan.
Rights of refugees, asylum-seekers and migrants
Israel continued to deny asylum-seekers access to a fair and prompt refugee status determination process, leaving many without access to basic services. About 31,000 asylum-seekers were living in Israel.
Gender-based violence
Violence against women persisted in Israel, especially against Palestinian citizens.
At least 21 women were killed as a result of gender-based violence.
Conscientious objectors
At least four Israeli conscientious objectors to military service were imprisoned. Hillel Rabin spent 56 days in military prison for refusing to serve in the Israeli army citing oppressive policies against Palestinians.
EINDE ARTIKEL
[12]
Body of Principles for the Protection of All Persons under Any Form of Detention or Imprisonment
Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment
[13]
BTSELEM
TORTURE AND ABUSE IN INTERROGATION
In interrogating Palestinian residents of the Occupied Territories, the Israel Security Agency (ISA, also known by the Hebrew acronyms Shin Bet or Shabak) routinely used methods that constituted ill-treatment and even torture until the late 1990s. In doing so, the ISA relied on the 1987 recommendations of a state commission headed by retired Supreme Court Justice Moshe Landau. The commission had held that, in order to “prevent terrorism”, ISA interrogators were permitted to use “psychological pressure” and a “moderate degree of physical pressure”. This permission was grounded, in the commission’s opinion, in the “necessity defense” laid out in Israeli Penal Law. In practice, the interrogation methods used by the ISA during that time went far beyond a reasonable interpretation of the term “moderate physical pressure”.
This state of affairs persisted for years, despite the right not to be subjected to ill-treatment or torture – whether physical or psychological – being one of the few human rights that are considered absolute. As an absolute right, it may never be balanced against other rights and values and cannot be suspended or limited, even in difficult circumstances.
In September 1999, following a series of petitions filed by human rights organizations and by Palestinians interrogated by the ISA, Israel’s High Court of Justice (HCJ) ruled that Israeli law does not empower ISA interrogators to use physical means in interrogation. The justices ruled that the specific methods discussed in the petitions – including painful binding, shaking, placing a sack on a person’s head for prolonged periods of time and sleep deprivation – were unlawful. However, they also held that ISA agents who exceed their authority and use “physical pressure” may not necessarily bear criminal responsibility for their actions, if they are later found to have used these methods in a “ticking bomb” case, based on the “necessity defense”. Following this ruling, reports of torture and ill-treatment in ISA interrogations did drop. However, ISA agents continued to use interrogation methods that constitute abuse and even torture, relying on the court’s recognition of the “ticking bomb” exception. These methods were not limited to exceptional cases and quickly became standard interrogation policy.
Several joint research reports published by B’Tselem and HaMoked: Center for the Defence of the Individual, based on hundreds of affidavits and testimonials given by Palestinians who underwent ISA interrogations after the HCJ ruling, indicate that the ISA still routinely employs psychological and physical abuse in interrogations. While interrogators steer clear of the specific methods that the court disqualified, the rationale is the same: using isolation from the outside world and harsh incarceration conditions, in addition to the interrogation itself, to psychologically pressure and physically weaken the individual. This combined use of holding conditions and interrogation methods constitutes abuse and inhuman, degrading treatment, at times even amounting to torture. It is regularly employed against Palestinians in ISA interrogations, in blatant violation of international law and basic moral standards.
According to the accounts of Palestinians who have undergone ISA interrogation, they are held in inhuman conditions, including narrow, windowless cells that are sometimes moldy and foul-smelling and are constantly lit with artificial lighting that is painful to the eyes. Some detainees reported being held in solitary confinement, completely cut off from their surroundings. Some reported exposure to extremes of heat and cold, as well as sleep deprivation. Many described abominable hygienic conditions; among other things, they stated that the prison authorities do not allow them to shower, change clothes, brush their teeth or even use toilet paper. The food is intentionally poor in quality and quantity, and detainees lose weight while in custody. In the interrogation room, they are forced to sit bound to a chair, without moving, for hours and even days on end. Interrogators threaten the detainees, including threats to harm their relatives, as well as shouting and employing violence against them.
Most Palestinians who are physically or mental abused in interrogation have no way to complain until the interrogation is over. This is because Palestinian detainees are regularly denied the right to meet with counsel, and HCJ petitions against the denial of this right have been repeatedly dismissed. Also, they usually cannot use the opportunity of coming before a judge in a remand hearing to air their grievances: Most hearings are extremely cursory and, in some of them, detainees are not represented or are denied the opportunity to confer with the lawyer representing them. Most detainees are not aware of the fact that they may approach the judge on their own initiative. In any case, they shy away from sharing what they are undergoing with the judge for fear of reprisal back in the interrogation room. Even when detainees do come forward, the authorities take no action, as years of monitoring by human rights organizations reveal. Since 2001, not a single criminal investigation has been launched into a complaint against an ISA interrogator, despite hundreds of complaints being lodged with the relevant authorities. Although formal changes have been made to the apparatus charged with looking into these complaints – including the appointment of an Inspector of Complaints by ISA Interrogees inside the ISA, and the subsequent transfer of the position to the Ministry of Justice – they have done nothing to alter the situation: Hundreds of complaints, zero criminal investigations.
This system of interrogation, which relies on a combination of holding conditions and interrogator conduct, was shaped by state authorities. It is not the personal initiative of any particular interrogator or prison guard, and the actions described here are not anomalies to be weeded out by the justice system. The cruel, inhuman and degrading treatment of Palestinian detainees is inherent to the ISA’s violent interrogation policy. This policy is dictated from above, and not set by interrogators in the field.
While the ISA runs the system, a broad network of partners collaborates to facilitate it. The Israel Prison Service (IPS) adapts prison conditions to match the interrogation plan designed to break the detainee’s spirit. Medical and mental health personnel greenlight the interrogation of Palestinians who arrive at the facility – including in cases of poor health – and even hand detainees back to the interrogators after caring for physical and mental injuries they sustained in interrogation, knowing full well that they would be subjected to measures of abuse and torture; soldiers and police officers abuse detainees while transporting them to the ISA, with their commanders turning a blind eye and the MAG Corps and State Attorney’s Office not bringing them to justice or holding them fully accountable. Military judges almost automatically sign off on motions for remand in custody and effectively sanction the continued abuse and inhuman conditions. The State Attorney’s Office and the Attorney General have thus far provided ISA interrogators with full immunity. Finally, HCJ judges regularly reject petitions seeking to overturn the denial of detainee’s rights to meet with legal counsel, clearing the way for continued abuse.
All these are party, in one form or another, to the cruel, inhuman, degrading and abusive treatment to which Palestinians are subjected in ISA interrogations. By enabling the existence of this abusive interrogation regime, they all bear responsibility for the severe violations of interrogatees’ human rights and for the mental and physical harm inflicted on these individuals.
[14]
Article 2
Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.
EURO MEDITERRANEAN AGREEMENT
establishing an association between the European Communities and their Member States, of the one part, and the State of Israel, of the other part
[15]
ARTIKEL 90, NEDERLANDSE GRONDWET
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
TREEDT OP TEGEN MISHANDELING PALESTIJNSE GEVANGENEN!/BRIEF AAN TWEEDE KAMERLEDEN
Screenshot uit de door Haaretz naar buiten gebrachte video.
HEBREEUWSE EDITIE THE HAARETZ MET FILMBEELDEN
VAN MISHANDELING
YOUTUBE FILMPJE VAN MISHANDELING
AAN DE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER
Onderwerp: Israelisch gewelddadig optreden tegen Palestijnse gevangenen [Deze mail is tevens gestuurd aan uw andere Tweede Kamer collegae,met uitzondering van de partijen de PVV, Forum voor Democratie, JA21 en de Staatkundig Gereformeerde Partij, gezien hun standpunten in dergelijke zaken]
Geachte dames en heren, Zoals u wellicht nog weet, wend ik mij wel vaker tot uw Tweede Kamer inverband met het onrecht in verband met het Midden-Oostenconflict, maar ookbetreffende andere onderwerpen, de mensenrechten betreffende [1]Meestal geef ik u dan een uitgebreide toelichting, waarin ik dieper inga opallerlei internatiionaalrechtelijke aspecten [2] In dit geval echter ga ik het kort[er] houden, omdat de zaak vrij simpel is:Het betreft hier een schokkend geval van mishandeling van Palestijnsegevangenen, waartegen u, binnen uw mogelijkheden uiteraard, moet optreden en wel nu! SCHOKKENDE BEELDEN/MISHANDELING PALESTIJNSE GEVANGENEN Mij bereikte het bericht over de schokkende mishandeling van Palestijnsegevangenen in de Israelische gevangenis Ketziot [3] en de beelden daarvan werden gepubliceerd door de Israelische krant de Haaretz in zijnHebreeuwse editie [4] Zie onder noot 5 de Beelden, die ook te zien zijn onder noot 6, op de sitevan The Rights Forum en waarvan afbeeldingen op de Hebreeuwse editievan de Haaretz, noot 7 Wat u ziet is overduidelijk:Gevangenen worden over de grond gesleept, op een hoop gegooid enmishandeld.Wat u ziet is onacceptabel! De zaak, die dateert uit 2019 [8] naar buiten is gebracht door de Haaretz [waarvoor van mijnkant waardering], werd ”onderzocht” ”Onderzocht”, schrijf ik tussen aanhalingstekens, omdat dat ”onderzoek”geen naam mocht hebben, waardoor de term ”in de doofpot stoppen”,beter gekozen is. In een redactioneel artikel schrijft de Haaretz daarover: ”It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug. [9] EN ”It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.” [10] STRUCTUREEL Hoewel dit incident al erg genoeg is, staat het niet opzichzelf, maar is dit Israelische gewelddadige optredenjegens Palestijnse gevangenen structureel.Amnesty International schrijft hierover in haar Jaaroverzicht 2020 onder andere:”The Israeli authorities arbitrarily detained in Israel thousands of Palestinians from the OPT, holding hundreds in administrative detention without charge or trial. Torture and other ill-treatment of detainees, including children, were committed with impunity.” [11] Dit is zeer ernstigDaar moet tegen worden opgetreden, waarde Tweede Kamerleden,want ik hoef u niet uit te leggen dat het, los van de bestialiteit, ingaattegen alle mogelijke internationale Verdragen! [12]
UW INZET Van u als Kamerleden verwacht ik, dat u dit structurele Israelische’geweld tegen Palestijnse gevangenen, waarbij ook hoort structurelefoltering bij ondervraging [13], op alle u ten dienste staande middelenaankaart, zoals het stellen van Kamervragen en wat dies meer zij, zoalsijveren voor de opschorting van het Associatie Verdrag met Israel[dat een mensenrechtenclausule heeft] [14], mocht Israel hiermee doorgaan. Te lang heeft dit onrecht voortgeduurd en u kunt er niet van wegkijken.U hebt een Eed of Belofte afgelegd op de Grondwet, waarin artikel 90:”De Nederlandse regering bevordert de Internationale Rechtsorde” [15] Ik reken op uw inzet Vriendelijke groeten Astrid Essed Amsterdam
Tientallen gevangenen worden geboeid over de grond gesleurd, op een hoop gegooid en afgeranseld. De zaak verdween in de doofpot, en dat is geen uitzondering.
De beelden dateren uit 2019 en zijn naar buiten gebracht door de Israëlische krant Haaretz in zijn Hebreeuwse editie. Ze tonen de mishandeling van een kleine zestig Palestijnse gevangenen door zo’n vijftien gevangenisbewaarders in de C-vleugel van de Ketziot-gevangenis in de Negev/Naqab in Israël. De gevangenen worden geboeid over de betonnen vloer gesleept, boven op elkaar gegooid, geschopt en met wapenstokken geslagen. Vijftien gevangenen raakten zodanig gewond dat ze in het ziekenhuis belandden. De beelden roepen herinneringen op aan de mishandeling van Iraakse gevangenen door Amerikaanse militairen en CIA-medewerkers in de Abu Ghraib-gevangenis bij Bagdad in 2004.
Doofpot
In zijn redactioneel commentaar schrijft Haaretz dat het geweld kennelijk een wraakactie was voor het neersteken van een bewaarder elders in het gevangeniscomplex – volgens Wikipedia het grootste detentiecentrum van Israël en zelfs ter wereld. De Israel Prison Service maakte destijds bekend dat veiligheidstroepen op de bewuste dag ‘een opstand van gevangenen onder controle hadden gebracht’. Op de beelden is van een opstand echter niets te zien.
De zaak is door de autoriteiten in de doofpot gestopt, schrijft Haaretz. De Prison Service ‘keek de andere kant op’ en de onderzoeksafdeling van de Israëlische politie – de National Prison Investigation Unit – volstond met het ondervragen van één gevangenisbewaarder. Hoewel die toegaf zich schuldig te hebben gemaakt aan ‘onnodig geweld’, werd geen vervolging ingesteld. De zaak werd gesloten onder het mom dat ‘de dader onbekend is’.
De politie ‘veegde de zaak onder het tapijt’, concludeert Haaretz, en ook de openbaar aanklager kwam niet in actie. ‘Het is moeilijk voor te stellen dat het zo zou zijn gelopen als de gevangenen Joden waren geweest’, voegt de krant daaraan toe. In dit geval ging het echter om ‘terroristen en veiligheidsgevangenen die lid waren van Hamas’.
Geen uitzondering, maar regel
Overigens betekent dat niet dat de gevangenen daadwerkelijk lid waren van Hamas en een misdaad op hun geweten hebben. Afgelopen jaar besteedden wij in een brede analyse aandacht aan het oppakken van Palestijnen onder het mom van ‘betrokkenheid bij terrorisme’. Onder die noemer verdwijnen aan de lopende band Palestijnen uit de door Israël bezette gebieden in Israëlische gevangenissen. Het is onderdeel van ‘het intimideren en terroriseren van de bevolking door het Israëlische bezettingsregime’, concludeerden wij.
Daarop wijst vandaag ook de vooraanstaande Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem. In een persbericht schrijft het dat het ‘witwassen’ van de zaak door de autoriteiten geen uitzondering is, maar regel: de Israëlische overheersing van de Palestijnen is gebaseerd op geweld en het witwassen daarvan. De nu naar buiten gekomen zaak onderstreept volgens B’Tselem het belang van onderzoek en vervolging door internationale gerechtshoven als het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof in Den Haag:
Het Israëlische apartheidsregime is gebaseerd op constant, georganiseerd geweld tegen Palestijnen. Dat geweld is cruciaal voor zijn voortbestaan. Daarom is het regime noch bereid, noch in staat om degenen die het geweld plannen en uitvoeren te onderzoeken, laat staan te vervolgen. […] De zaak bewijst eens te meer dat Palestijnse slachtoffers van geweld van Israëlische veiligheidstroepen binnen het bestaande Israëlische systeem geen gerechtigheid kunnen krijgen, en alleen kunnen hopen op behandeling van hun zaken door internationale gerechtshoven.
Mishandeling schering en inslag
Het mishandelen en martelen van Palestijnse ‘verdachten’ en ‘veiligheidsgevangenen’ is in Israëlische ondervragings- en detentiecentra schering en inslag. Het Israëlische Hooggerechtshof staat echter ‘speciale ondervragingsmethoden’ toe als er sprake is van ‘bijzondere veiligheidsrisico’s’, en die bepaling biedt politiediensten, de Prison Service en de veiligheidsdienst Shin Bet een vrijbrief om verdachten te mishandelen zonder dat er een haan naar kraait. Het Israëlische Comité tegen Marteling (PCATI) diende tussen 2001 en 2020 circa 1300 officiële klachten wegens marteling door de Shin Bet in. Dat leidde in slechts één geval tot strafrechtelijk onderzoek, dat uitliep op seponering.
Het martelen van gevangenen is onder internationaal recht en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens strikt verboden en geldt in het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – het Statuut van Rome – als een oorlogsmisdaad. Eerder dit jaar maanden zeven mensenrechtenexperts van de VN Israël zich aan het internationaal recht te houden en rigoureus een eind te maken aan de verboden praktijken. De autoriteiten dienen alle wetten, voorschriften, beleidslijnen en praktijken die zulke misdaden mogelijk maken met spoed te herzien. Staten zijn verplicht marteling en mishandeling te voorkomen en, in het geval zulk wangedrag toch plaatsvindt, te bestraffen. Slachtoffers dienen gerehabiliteerd en gecompenseerd te worden.
[6] YOUTUBE BEELDEN IN ARTIKEL THE RIGHTS FORUM ”De beelden dateren uit 2019 en zijn naar buiten gebracht door de Israëlische krant Haaretz in zijn Hebreeuwse editie. Ze tonen de mishandeling van een kleine zestig Palestijnse gevangenen door zo’n vijftien gevangenisbewaarders in de C-vleugel van de Ketziot-gevangenis in de Negev/Naqab in Israël. ”[YOUTUBE FILMPJE IN ARTIKEL THE RIGHTS FORUM]
The shocking video from Wing 3 of Ketziot Prison should have set off an earthquake in the Israel Prison Service, police and the State Prosecutor’s Office: Scores of Arab security prisoners were forcibly thrown down onto a concrete floor, sometimes on top of each other, as guards passed between them for long minutes, beating them with batons and kicking them randomly, without any resistance from their victims (as Josh Breiner reported Thursday).
The unrestrained violence is believed to have been carried out in revenge for the stabbing of a guard shortly beforehand near the wing. The guards’ act of revenge, which left 15 prisoners injured, was described by the Prison Service as “gaining control over a riot.” But the evidence clearly shows there was no riot, just the abuse of prisoners. The evidence was an open secret in the Prison Service: Top officials had viewed the video and knew exactly what occurred but acted as if nothing happened. The Prison Service knew that Ketziot’s officers turned a blind eye while at least 10 guards brutally beat the bound prisoners.
It wasn’t only the Prison Service that looked the other way. In the Israel Police, Lahav 433’s National Prison Investigation Unit did as little as possible to probe the affair: Only one guard was questioned and even though he admitted that he had engaged in gratuitous violence, it wasn’t enough for the police or prosecutors to proceed with an indictment. This was a negligent investigation – with no real effort to identify the guards and no police lineup – which proves that even when such an unusual case of abuse has been fully documented, the police still prefer to sweep it under the rug.
It’s hard to believe that the investigation would have ended this way if the prisoners had been Jews. But in this case, the victims were Palestinian terrorists and security prisoners belonging to Hamas. Therefore, not only was the case closed on the grounds that “the offender is not known,” but the warden on duty at the time, General Avichai Ben-Hamo, was promoted to the rank of major general. The other guards allegedly involved in the incident remain at their jobs.
Now, when the evidence has been revealed to the public, the affair can no longer remain behind prison walls. The state prosecutor must immediately order a thorough investigation that includes all the guards alleged to have been involved, and bring indictments. Any other outcome will only prove that from the state’s viewpoint, security prisoners don’t deserve to be treated like human beings.
Israel continued to impose institutionalized discrimination against Palestinians living under its rule in Israel and the Occupied Palestinian Territories (OPT). It displaced hundreds of Palestinians in Israel and the occupied West Bank, including East Jerusalem, as a result of home demolitions and imposition of other coercive measures. Israeli forces continued to use excessive force during law enforcement activities in Israel and the OPT. Israeli forces killed 31 Palestinians, including nine children, in the OPT; many were unlawfully killed while posing no imminent threat to life. Israel maintained its illegal blockade on the Gaza Strip, subjecting its residents to collective punishment and deepening the humanitarian crisis there. It also continued to restrict freedom of movement of Palestinians in the OPT through checkpoints and roadblocks. The Israeli authorities arbitrarily detained in Israel thousands of Palestinians from the OPT, holding hundreds in administrative detention without charge or trial. Torture and other ill-treatment of detainees, including children, were committed with impunity. The authorities used a range of measures to target human rights defenders, journalists and others who criticized Israel’s continuing occupation of the West Bank, Gaza Strip and Syrian Golan Heights. Violence against women persisted, especially against Palestinian citizens of Israel. The authorities denied asylum-seekers access to a fair or prompt refugee status determination process. Conscientious objectors to military service were imprisoned.
Background
Israel held parliamentary elections in March, the third in just over a year. In May, the two largest parties in the Knesset, Likud and the Blue and White alliance, reached a power-sharing agreement that included an announcement that Israel would further annex territories in the occupied West Bank starting in July 2020. This followed US President Donald Trump’s announcement of his “deal of the century”, which included a formal extension of Israel’s sovereignty over the Jordan Valley and the vast majority of the illegal settlements in the rest of the occupied West Bank in exchange for land currently inside Israel. Israel postponed the annexation plans following diplomatic deals with the United Arab Emirates and Bahrain in September. The parliament was again dissolved in December, triggering another round of elections in three months’ time.
Israel imposed lockdown measures in March and in September to contain the spread of COVID-19, triggering waves of protests calling on the Prime Minister to step down. The measures allowed the Israel Security Agency (ISA) to use surveillance capabilities usually reserved for Palestinians to trace COVID-19 infections. The Prime Minister’s trial on corruption charges began in May.
In February, the Palestinian armed group Islamic Jihad fired around 80 rockets and mortar shells from the Gaza Strip towards Israel, causing minor injuries to over 20 people, after Israeli forces killed an Islamic Jihad operative. The Israeli army carried out multiple airstrikes in Gaza, injuring 12 Palestinians, according to the Palestinian Ministry of Health in Gaza.
In August and September, Israel launched artillery and airstrikes against Gaza in retaliation for incendiary balloons and kites launched from Gaza into Israel. Palestinian armed groups launched indiscriminate rockets into Israel in response.
In August, Israel launched airstrikes against Hizbullah targets in Lebanon after it said that shots were fired from Lebanon into Israel. Israel also launched airstrikes against Iranian and Hizbullah targets in Syria.
In July, a district court rejected a case to force the Ministry of Defense to revoke the export licence of spyware company NSO Group, dealing a blow to victims of unlawful and targeted international surveillance.
Forcible transfers, forced evictions and demolitions
Israel demolished 848 Palestinian residential and livelihood structures in the occupied West Bank, including East Jerusalem, displacing 996 people, according to the UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Israeli authorities said many of the demolished buildings lacked Israeli-issued permits, which are virtually impossible for Palestinians to obtain, or were in closed military zones. The law of occupation prohibits such destruction unless necessary for military operations.
In other cases, Israel confiscated residential and livelihood structures, including some that were donated for humanitarian purposes. Israeli forces also punitively demolished at least six Palestinian homes, leaving 22 people, including seven children, homeless, according to B’Tselem. Punitive demolitions constitute collective punishment and are prohibited under international law.
On 5 March, Israeli forces demolished the homes of Walid Hanatsheh, in Ramallah, and Yazan Mughamis, in Birzeit, displacing six Palestinians, after an Israeli court rejected a petition by the families against the punitive demolition. On 11 March, Israeli forces punitively demolished the home of Qassam Barghouti in Kobar village near Ramallah. The three men are in prison in Israel for alleged involvement in an attack in August 2019 that killed an Israeli civilian and injured two others outside Ramallah city in the occupied West Bank.
Israeli settler organizations initiated, with the support of the Israeli authorities, forcible evictions of Palestinians from their homes in East Jerusalem.
OCHA estimated in December that around 200 Palestinian households in the occupied West Bank, including East Jerusalem, had eviction cases pending against them, placing 800 adults and children at risk of displacement.
Israeli authorities demolished at least 29 residential and livelihood structures that belonged to Bedouin citizens living in “unrecognized” villages in the Negev/Naqab, according to the Negev Coexistence Forum, an Israeli NGO.
Discrimination
Israel continued to discriminate against Palestinian citizens of Israel in areas of planning, budget allocation, policing and political participation. According to the Adalah-The Legal Center for Arab Minority Rights in Israel, Israel maintains over 65 laws that discriminate against Palestinians.
Local Palestinian councils in Israel went on strike to protest against discrimination in the distribution of the state budget for local councils. The vast majority of Palestinians in Israel, comprising over 20% of the total population, live in around 139 towns and villages. They received only 1.7% of the state budget for local councils.
In August, Adalah and the Arab Center for Alternative Planning filed a petition to the Israeli Supreme Court on behalf of 10 local Palestinian councils and dozens of Palestinian citizens of Israel against government policy discriminating against these communities in the distribution of housing, construction and land development benefits compared to neighbouring Jewish communities that enjoy higher socio-economic status and have access to such benefits.
Israel continued to deny Palestinians from the West Bank and Gaza married to Palestinian citizens of Israel the right to nationality by enforcing the discriminatory Entry to Israel Law.
In December, the magistrate court in Krayot, near Haifa, rejected a petition for access to education by Palestinian citizens of Israel living in Karmiel, citing the discriminatory Nation State Law. The decision said that establishing an Arabic school in the town or funding transport for its Palestinian residents to study in Arabic schools in nearby communities would undermine the town’s “Jewish character”.
In December, the Israeli Health Ministry began the distribution of COVID-19 vaccines that excluded the nearly 5 million Palestinians who live under Israeli military occupation in the West Bank and Gaza Strip.
Unlawful killings and excessive use of force
Israeli military and police used unnecessary and excessive force during law enforcement activities, including search and arrest operations, and when policing demonstrations.
Military and security forces killed at least 31 Palestinians, including nine children, in the Gaza Strip and West Bank, according to OCHA. Many were unlawfully killed by live ammunition or other excessive force when posing no imminent threat to life. Some of the unlawful killings appeared to be wilful, which would constitute war crimes.
Israeli forces frequently used excessive force against protesters in Kufr Qadum who continued weekly protests against settlements and settlement expansion. According to OCHA, 214 protesters and bystanders were injured during the year.
On 15 February, Israeli forces shot and injured in the eye nine-year-old Malek Issa while he was returning home from school in the East Jerusalem neighbourhood of Issawiya. No clashes were recorded at the time, according to OCHA. Israeli forces were maintaining a violent and intense police operation in Issawiya as a form of collective punishment.
Israeli forces frequently opened fire on fishermen and farmers in Gaza. According to Al Mezan Center for Human Rights, 12 fishermen and five farmers were injured.
Freedom of movement
For the 13th consecutive year, Israel continued its illegal air, land and sea blockade of the Gaza Strip, restricting the movement of people and goods in and out of the area, which continued to have a devastating impact on the human rights of Gaza’s 2 million inhabitants. Israel stopped the entry of construction materials and fuel into Gaza repeatedly. This shut down the only power plant in Gaza, leading to a further reduction in the supply of electricity, which had already been available for only about four hours a day. Israel also imposed a full maritime closure and repeatedly limited entry of goods to food and medicine only. The measures amounted to collective punishment at a time of increasing COVID-19 infections in Gaza.
On 2 February, following an exchange of attacks between Israeli forces and Palestinian armed groups, Israel cancelled the permits of 500 traders from Gaza that enable their holders to travel to Israel and the West Bank for business. The permits were reactivated on 18 February.
On 18 June, Omar Yaghi, a baby with a cardiac condition, died in Gaza after Israel denied the family a permit to enter Israel for a scheduled operation on 24 May at the Sheba Medical Center in Ramat Gan city.
In the West Bank, at least 593 Israeli checkpoints and roadblocks continued to heavily restrict the movement of Palestinians and access to rights, including health, education and work. Holders of Palestinian identification cards faced an ongoing bar on using roads built for Israeli settlers.
Israeli restrictions on freedom of movement continued to impede Palestinians’ access to health care, posing further threats to vulnerable populations during the COVID-19 pandemic. Lack of access to hospitals and specialized clinics during the pandemic particularly affected Palestinian residents of the East Jerusalem neighbourhoods of Kufr Aqab and Shu’fat Refugee Camp, which are segregated from the rest of the city by military structures, including checkpoints, and the fence/wall.
Arbitrary detention
Israeli authorities conducted hundreds of raids throughout the West Bank to arrest Palestinians, usually at their homes at night. Those arrested were detained in prisons in Israel, along with thousands of other Palestinians from the OPT arrested in previous years. This violated international humanitarian law, which prohibits the transfer of detainees into the territory of the occupying power.
Israeli authorities used renewable administrative detention orders to hold Palestinians without charge or trial. Some 4,300 Palestinians from the OPT, including 397 administrative detainees, were held in Israeli prisons as of December, according to the Israel Prison Service. Many families of Palestinian detainees in Israel, particularly those living in Gaza, were not permitted entry to Israel to visit their relatives.
On 16 July, Israeli forces arrested Iyad Barghouti, an astrophysicist and professor at Jerusalem’s Al-Quds University, at a checkpoint near Jerusalem and placed him in administrative detention. He had previously been administratively detained in 2014 and 2016.
Israel held 157 Palestinian children in prison, including two in administrative detention, as of October. Defense for Children International Palestine said that children were interrogated without their parents present and placed with adults in prison. Under international law, detention of children should be a measure of last resort and for the shortest appropriate time.
Unfair trials
Palestinian civilians, including children, from the OPT were prosecuted in military courts that did not meet international fair trial standards.
Torture and other ill-treatment
Israeli soldiers, police and ISA officers continued to torture and otherwise ill-treat Palestinian detainees, including children, with impunity. Reported methods included beating, slapping, painful shackling, sleep deprivation, use of stress positions and threats of violence against family members. Prolonged solitary confinement, sometimes lasting months, was commonly used as a punishment.
Israeli forces occasionally denied medical help for Palestinians injured during law enforcement activities.
Freedoms of expression and association
The authorities used a range of measures, including raids, incitement campaigns, movement restrictions and judicial harassment, to target human rights defenders who criticized Israel’s continuing military occupation of Palestinian and Syrian territories.
Israel continued to deny human rights bodies entry to the OPT, including the UN Special Rapporteur on the situation of human rights in the OPT.
On 30 July, Israeli forces arrested Mahmoud Nawajaa, a human rights defender and co-ordinator of the Boycott, Divestment and Sanctions movement in the occupied West Bank, from his home in Ramallah. A prisoner of conscience, he was released without charge on 17 August.
On 13 November, the Jerusalem District Court rejected a petition by Amnesty International against the arbitrary and punitive travel ban imposed on its employee, human rights defender Laith Abu Zeyad. For undisclosed reasons, Israeli security forces continued to bar him from entering occupied East Jerusalem and from travelling abroad through Jordan.
Rights of refugees, asylum-seekers and migrants
Israel continued to deny asylum-seekers access to a fair and prompt refugee status determination process, leaving many without access to basic services. About 31,000 asylum-seekers were living in Israel.
Gender-based violence
Violence against women persisted in Israel, especially against Palestinian citizens.
At least 21 women were killed as a result of gender-based violence.
Conscientious objectors
At least four Israeli conscientious objectors to military service were imprisoned. Hillel Rabin spent 56 days in military prison for refusing to serve in the Israeli army citing oppressive policies against Palestinians.
EINDE ARTIKEL
[12]
Body of Principles for the Protection of All Persons under Any Form of Detention or Imprisonment
Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment
[13]
BTSELEM
TORTURE AND ABUSE IN INTERROGATION
In interrogating Palestinian residents of the Occupied Territories, the Israel Security Agency (ISA, also known by the Hebrew acronyms Shin Bet or Shabak) routinely used methods that constituted ill-treatment and even torture until the late 1990s. In doing so, the ISA relied on the 1987 recommendations of a state commission headed by retired Supreme Court Justice Moshe Landau. The commission had held that, in order to “prevent terrorism”, ISA interrogators were permitted to use “psychological pressure” and a “moderate degree of physical pressure”. This permission was grounded, in the commission’s opinion, in the “necessity defense” laid out in Israeli Penal Law. In practice, the interrogation methods used by the ISA during that time went far beyond a reasonable interpretation of the term “moderate physical pressure”.
This state of affairs persisted for years, despite the right not to be subjected to ill-treatment or torture – whether physical or psychological – being one of the few human rights that are considered absolute. As an absolute right, it may never be balanced against other rights and values and cannot be suspended or limited, even in difficult circumstances.
In September 1999, following a series of petitions filed by human rights organizations and by Palestinians interrogated by the ISA, Israel’s High Court of Justice (HCJ) ruled that Israeli law does not empower ISA interrogators to use physical means in interrogation. The justices ruled that the specific methods discussed in the petitions – including painful binding, shaking, placing a sack on a person’s head for prolonged periods of time and sleep deprivation – were unlawful. However, they also held that ISA agents who exceed their authority and use “physical pressure” may not necessarily bear criminal responsibility for their actions, if they are later found to have used these methods in a “ticking bomb” case, based on the “necessity defense”. Following this ruling, reports of torture and ill-treatment in ISA interrogations did drop. However, ISA agents continued to use interrogation methods that constitute abuse and even torture, relying on the court’s recognition of the “ticking bomb” exception. These methods were not limited to exceptional cases and quickly became standard interrogation policy.
Several joint research reports published by B’Tselem and HaMoked: Center for the Defence of the Individual, based on hundreds of affidavits and testimonials given by Palestinians who underwent ISA interrogations after the HCJ ruling, indicate that the ISA still routinely employs psychological and physical abuse in interrogations. While interrogators steer clear of the specific methods that the court disqualified, the rationale is the same: using isolation from the outside world and harsh incarceration conditions, in addition to the interrogation itself, to psychologically pressure and physically weaken the individual. This combined use of holding conditions and interrogation methods constitutes abuse and inhuman, degrading treatment, at times even amounting to torture. It is regularly employed against Palestinians in ISA interrogations, in blatant violation of international law and basic moral standards.
According to the accounts of Palestinians who have undergone ISA interrogation, they are held in inhuman conditions, including narrow, windowless cells that are sometimes moldy and foul-smelling and are constantly lit with artificial lighting that is painful to the eyes. Some detainees reported being held in solitary confinement, completely cut off from their surroundings. Some reported exposure to extremes of heat and cold, as well as sleep deprivation. Many described abominable hygienic conditions; among other things, they stated that the prison authorities do not allow them to shower, change clothes, brush their teeth or even use toilet paper. The food is intentionally poor in quality and quantity, and detainees lose weight while in custody. In the interrogation room, they are forced to sit bound to a chair, without moving, for hours and even days on end. Interrogators threaten the detainees, including threats to harm their relatives, as well as shouting and employing violence against them.
Most Palestinians who are physically or mental abused in interrogation have no way to complain until the interrogation is over. This is because Palestinian detainees are regularly denied the right to meet with counsel, and HCJ petitions against the denial of this right have been repeatedly dismissed. Also, they usually cannot use the opportunity of coming before a judge in a remand hearing to air their grievances: Most hearings are extremely cursory and, in some of them, detainees are not represented or are denied the opportunity to confer with the lawyer representing them. Most detainees are not aware of the fact that they may approach the judge on their own initiative. In any case, they shy away from sharing what they are undergoing with the judge for fear of reprisal back in the interrogation room. Even when detainees do come forward, the authorities take no action, as years of monitoring by human rights organizations reveal. Since 2001, not a single criminal investigation has been launched into a complaint against an ISA interrogator, despite hundreds of complaints being lodged with the relevant authorities. Although formal changes have been made to the apparatus charged with looking into these complaints – including the appointment of an Inspector of Complaints by ISA Interrogees inside the ISA, and the subsequent transfer of the position to the Ministry of Justice – they have done nothing to alter the situation: Hundreds of complaints, zero criminal investigations.
This system of interrogation, which relies on a combination of holding conditions and interrogator conduct, was shaped by state authorities. It is not the personal initiative of any particular interrogator or prison guard, and the actions described here are not anomalies to be weeded out by the justice system. The cruel, inhuman and degrading treatment of Palestinian detainees is inherent to the ISA’s violent interrogation policy. This policy is dictated from above, and not set by interrogators in the field.
While the ISA runs the system, a broad network of partners collaborates to facilitate it. The Israel Prison Service (IPS) adapts prison conditions to match the interrogation plan designed to break the detainee’s spirit. Medical and mental health personnel greenlight the interrogation of Palestinians who arrive at the facility – including in cases of poor health – and even hand detainees back to the interrogators after caring for physical and mental injuries they sustained in interrogation, knowing full well that they would be subjected to measures of abuse and torture; soldiers and police officers abuse detainees while transporting them to the ISA, with their commanders turning a blind eye and the MAG Corps and State Attorney’s Office not bringing them to justice or holding them fully accountable. Military judges almost automatically sign off on motions for remand in custody and effectively sanction the continued abuse and inhuman conditions. The State Attorney’s Office and the Attorney General have thus far provided ISA interrogators with full immunity. Finally, HCJ judges regularly reject petitions seeking to overturn the denial of detainee’s rights to meet with legal counsel, clearing the way for continued abuse.
All these are party, in one form or another, to the cruel, inhuman, degrading and abusive treatment to which Palestinians are subjected in ISA interrogations. By enabling the existence of this abusive interrogation regime, they all bear responsibility for the severe violations of interrogatees’ human rights and for the mental and physical harm inflicted on these individuals.
[14]
Article 2
Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.
EURO MEDITERRANEAN AGREEMENT
establishing an association between the European Communities and their Member States, of the one part, and the State of Israel, of the other part
[15]
ARTIKEL 90, NEDERLANDSE GRONDWET
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.