BESTRIJD ISLAMOFOBIE MET DE PEN EN HET ZWAARD!
[2005]ASTRID ESSED VERSUS HIRSI ALI!/HET GEDACHTEGOED VAN HIRSI ALI
Beste lezers!
Hierbij een Gouwe Ouwe van mij!Een artikel, dat ik eens, in 2005 schreef tegen de Islamofobie vande een aantal jaren gelukkig uit Nederland vertrokken politica Hirsi Ali
ENJOY!
Astrid Essed
ARTIKEL
POLITIEK.NARKATIVE.COM
HET GEDACHTEGOED VAN HIRSI ALI
https://nl.politiek.narkive.com/wuIC4D7a/het-gedachtegoed-van-hirsi-ali#post2
In tegenstelling tot de onder de Nederlandse intelligentsia en een aantal
politici heersende opinie leidt het gedachtegoed van Hirsi Ali niet tot de
emancipatie van moslima’s, maar tot verdere stigmatisering en radicalisering
van de in Nederland wonende moslims.
Het gedachtegoed van mevrouw Hirsi Ali
Op 25 februari 2005 kreeg het VVD Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali de
prestigieuze Harriet-Freezerring uitgereikt voor haar ”inzet voor de
emancipatie van moslimvrouwen”
Ik wil in onderstaand betoog nader ingaan op het gedachtegoed van mevrouw
Hiris-Ali, hetgeen ik graag wil uitsplitsen in inhoudelijke kritiek en de
vorm waarin deze kritiek gegoten wordt.
Hierbij wil ik ter inleiding de opmerking maken, dat mi ieder kritiek op
welke godsdienst ook geoorloofd is, mits met respect voor de gelovigen in
kwestie.
A Generalisatie
Hoewel ik er zeker waardering voor heb, dat mevrouw Hirsi-Ali wil opkomen
voor mishandelde vrouwen valt mij daarbij haar uiterst ongenuanceerde
benadering op.
Zo relateert zij de mishandeling van islamitische vrouwen in Nederland
veelal ten onrechte aan de Islam zonder enig oog voor de traditionele en
sociaal-gebonden achtergronden in dezen, die hun wortels hebben in de
diverse landen van herkomst, maar ook te wijten zijn aan heersende
spanningen binnen de Nederlandse samenleving, die de afgelopen jaren zijn
toegenomen door het voortschrijdende racistische klimaat.
Daarenboven maakt zij in haar benadering van de problematiek in de
islamitische landen van herkomst weinig tot geen onderscheid noch tussen de
grote onderlinge verschillen in positie en behandeling van de islamitische
vrouw, de verschillen in sociale klassen en de verschillen tussen stad en
platteland.
1 Mishandelde vrouwen in islamitische landen van herkomst:
Hoewel in islamitische landen vrouwenmishandeling in alle lagen van de
samenleving voorkomt, is dit veeleer een traditioneel-sociaal verschijnsel
met somtijds fundamentalistisch-religieuze aspecten, waarbij daarenboven
onderscheid gemaakt dient te worden tussen de landen onderling, het verschil
in sociale klasse en het verschill tussen stad en platteland.
In de eerste plaats is er een zeer groot verschil in positie cq behandeling
van de islamitische vrouw tussen bijvoorbeeld de Noordelijke Staten van
Nigeria en een land als Turkije waarbij sprake is van een veel grotere
vrijheid betreffende de positie van de vrouw.
Ook is bekend, dat de veelgenoemde zware lijfstraffen en doodstraffen
volgens de meest stringente vorm van islamitisch recht, waarvan overigens
niet alleen vrouwen, maar eveneens mannen het slachtoffer kunnen worden [zie
het handenafhakken van dieven in Saoedi-Arabie] in de meeste islamitische
landen niet worden toegepast, maar alleen in uitzonderingsgevallen zoals de
reeds genoemde Noordelijke Staten in Nigeria en een land als Saoedi-Arabie.
In de tweede plaats komen vrouwenmishandelingen weliswaar in alle lagen van
deze samenlevingen voor, maar biedt het vaak hoger opgeleide vrouwen
gemakkelijker de mogelijkheid een nieuw leven op te bouwen.
In de derde plaats is het van groot belang onderscheid te maken tussen de
positie van de vrouw uit de stad of het platteland, waarbij
plattelandsvrouwen veelal meer blootstaan aan geweld vanwege de sterke
sociale en familiale bindingen binnen een dorpsgemeenschap en de vanwege
gebrek aan vooropleiding praktische aanwezige onmogelijkheid de streek te
ontvluchten.
2 Mishandeling islamitische vrouwen in Nederland en vrouwenmishandeling in
Nederland in het algemeen
Zoals reeds opgemerkt relateert mevrouw Hirsi-Ali de mishandeling van
islamitische vrouwen in Nederland ten onrechte vrijwel uitsluitend aan de
Islam en heeft zij te weinig oog voor de hierboven vermelde
traditionalistische en sociale componenten, veelal afkomstig uit de landen
van herkomst alsmede gevoed door de in Nederland heersende maatschappelijke
spanningen, die veelal samenhangen met het in de Nederlandse samenleving
toegenomen racisme.
Evenzeer sluit zij de ogen voor het feit, dat mishandeling van in Nederland
wonende islamitische vrouwen weliswaar een ernstig voorkomend verschijnsel
is, maar dat een en ander evenzeer in onrustbarende percentages voorkomt bij
zowel autochtone Nederlandse vrouwen als allochtone vrouwen van
niet-islamitische komaf.
De cijfers ontlopen elkaar niet al te veel, is er bij allochtonen [en
daarbij zijn eveneens gerekend niet-islamitische allochtone vrouwen]sprake
van een op de vijf vrouwen, is er bij autochtonen sprake van 1 op de vier
vrouwen.
Het is uiteraard evident, dat ik hierbij het verschijnsel van de mishandelde
islamitische vrouw genendele wil bagatelliseren, maar wel wil ik de indruk
wegnemen, dat er overwegend sprake zou zijn van mishandeling bij
islamitische vrouwen, hetgeen genendele het geval is.
3 Vrouwenbesnijdenis:
Evenzeer suggereert mevrouw Hirsi Ali veelal, dat het in zowel Somalie als
bepaalde streken van Egypte voorkomend ernstige verschijnsel van de
vrouwenbesnijdenis zou voortkomen uit een islamitische traditie, hetgeen
niet het geval is.
Hoewel voorkomend in geheel of gedeeltelijk islamitische landen als Somalie
en Egypte, komt dit verschijnsel eveneens voor in een groot aantal
Afrikaanse landen, die in het geheel niet islamitisch zijn, maar veelal
aanhanger van animisitsiche tradities, al dan niet vermengd met het
christendom.
Uiteraard is vrouwenbesnijdenis een van de ernstigste schendingen van de
rechten van de vrouw, maar juist gezien tegen dit licht is het van belang,
een en ander in zijn juiste verband te zien.
4. eerwraak
Recentelijk is mevrouw Hirsi Ali in het nieuws gekomen als verdedigster van
door eerwraak bedreigde moslima’s, hetgeen ik uiteraard van harte toejuich.
Ook ten aanzien van deze problematiek echter maakt Hirsi Ali zich niet
alleen schuldig aan verregaande generalisering.
In de eerste plaats is er in het geval van eerwraak lang niet altijd sprake
van een vrouwelijk slachtoffer, noch wordt de daad alleen door mannen
bedreven.
Evenmin is er altijd sprake van moord, maar veelal van mishandeling,
opsluiting en bedreiging.
Het belangrijkste is echter het feit, eerwraak niet zozeer religieus, maar
cultureel gebonden is, aangezien eerwraak niet alleen evenzeer voorkomt in
niet-islamitische landen als Zuid-Amerikaanse landen, de Antillen, Italië en
Griekenland, maar eveneens slechts in enkele islamitische landen zoals
bepaalde streken van Egypte en Jordanie voorkomt.
Het is mevrouw Hirsi-Ali dan ook verwijtbaar, dat zij ten onrechte de
suggestie wekt, dat eerwraak gerelateerd kan worden aan de Islam en slechts
in islamitische landen voorkomt.
B Oplossingsstrategie:
1 Ressortering eerwraak onder de anti-terreurwetgeving
Nog los van haar generaliserende standpunten zijn mi eveneens haar
oplossingsstrategieen uiterst dubieus.
Zo stelde zij onlangs als maatregel voor, het misdrijf als zodanig te laten
ressorteren onder de anti-terreurwetgeving.
Nog afgezien van het al dan niet wenselijke karakter van de
anti-terreurwetgeving is hier geen sprake van een als terrorisme te
definieren misdrijf en merkte minister Donner van Justitie dan ook terecht
op, dat het laten ressorteren van een dergelijk misdrijf onder de
anti-terreurwet zou neerkomen op een oneigenlijk gebruik van deze wet.
2 Verbod op islamitische scholen:
Een tweede door mevrouw Hirsi-Ali voorgestelde oplossingsstrategie ter
bevordering van de emancipatie van moslima’s is het het opheffen van
islamitische scholen, aangezien een en ander o.a. de basis zou zijn voor het
handhaven van ongewenste patronen in de man-vrouw relatie.
Verder geeft zij zelf aan geen gelovig moslim meer te zijn [hetgeen zij
”geseculariseerd” noemt]
Uiteraard is het haar recht al dan niet belijdend moslim te zijn, maar het
sluiten van islamitische scholen vertrekt vanuit een fundamenteel gebrek aan
respect voor de geloofsovertuiging van anderen, in casu de
moslimgemeenschap.
Bovendien is het in strijd met het recht op godsdienstvrijheid, als zodanig
een van de grondbeginselen van de Universele Verklaring voor de Rechten van
de Mens en [nog steeds] verankerd binnen de Nederlandse grondwet.
Verder is de uiterste consequentie van dit gedachtegoed, dat dan eveneens
christelijke, Joodse en hindoeistische scholen zouden moeten worden
opgeheven, aangezien een en ander anders niet alleen getuigt van
discriminatie tegenover een groep, maar er ook op christelijke en joodse
scholen [zeker de orthodoxen] vrouw-onvriendelijke componenten aanwezig
zijn.
Het is daarom ook niet te verwonderen, dat het CDA bij monde van haar
minister van Onderwijs Maria Verhoeven ernstige bezwaren heeft tegen deze
door Hiris Ali geponeerde opstelling.
Nog afgezien van dit gebrek aan respect voor de geloofsovertuiging van de
ander is een en ander ook nog in hoge mate generaliserend, aangezien de al
dan niet progressieve benadering van de man-vrouwrelatie niet afhankelijk is
van de aanwezigheid van islamitische scholen in het algemeen, maar van de
visie van de desbetreffende leerkrachten en het schoolbestuur, dat van
school tot school verschilt.
Bovendien verliest mevrouw Hirsi Ali uit het oog, dat een groot deel van de
opvattingen binnen de man-vrouw relatie via de opvoeding worden doorgegeven,
waardoor een en ander veel minder controleerbaar is.
3 Monolitisering Islam
Zoals reeds gesteld valt mij sterk aan de standpunten van Hirsi-Ali op haar
vergaande generalisatie zowel de Islam in het algemeen als de islamitische
landen in het byzonder.
Zo maakt zij zoals reeds gezegd geen enkel onderscheid tussen stad en
platteland, tussen laaggeschoolde en hogergeschoolde vrouwen en families en
tussen de diverse richtingen binnen de Islam, die net zo gediffentieerd en
gevarieerd zijn als binnen het christendom.
De mythe van de monolitische en eenvormige ”achterlijke” Islam is een
racistisch verzinsel.
Natuurlijk heeft de Islam net zoals ieder andere godsdienst
vrouwonvriendelijke componenten, maar dat hebben het christendom en het
Jodendom ook.
Kritiek op iedere godsdienst is geoorloofd, maar dan wel op
feitelijk-aantoonbare en genuanceerde gronden.
4 Stigmatisering:
Opvallend is verder dat Hirsi Ali niet alleen ondanks deze onvolkomenheden
in haar redenatie volkomen kritiekloos door ”intellectueel Nederland” is
binnengehaald als de ”Islam-deskundige” hetgeen zij niet is [niet naar
mijn opvatting, maar die van gerennommeerde Nederlandse islamologen], maar
daarenboven een rol heeft gespeeld en nog speelt tegen de achtergrond van
toenemende stigmatisering van de moslims.
Hiervoor werd zij zowel door politiek als media naar voren geschoven als
coryfee, die de veelal verre van frisse oogmerken van politici en sommige
nieuwsmedia bevestigde, waardoor haar geventileerde kritiek eerder
vooroordelenbevestigend werkte.
Het gevolg was, dat vele moslims, die toch al na 11 september te lijden
hadden onder toenemende stigmatisering en met een Mcarthiaans vergrootglas
werden bekeken de op sommige punten wel degelijk zinnige kritiek van Hirsi
Ali verwierpen, omdat zij door haar weinig genuanceerde benadering nog
verder in het vakje van vooroordelen en racisme werden gedrongen.
Hierdoor onstonden verdedigingsmechanismen die veelal in de hand gewerkt
werden door het feit, dat slechts Hirsi Ali’s weinig genuanceerde mening op
de TV gehoord werd en iedere kritiek op haar visie bij voorbaat of in het
geheel niet op de TV kwam of werd afgedaan als ”extremisme” of
”fundamentalisme” zonder vaak enige berieidheid van de kant van media en
politiek de gronden voor een dergelijke kritiek aan een serieuze analyse te
onderwerpen.
5 Intellectueel Nederland:
Bovendien hield en houdt het leeuwendeel van politiek en intellectueel
Nederland vast aan de verkeerde veronderstelling, dat Hirsi Ali ”de
eerste” kritische islamitische vrouw was, terwijl er al tientallen jaren
zowel Turkse als Marokkaanse vrouwen binnen Turkse en Marokkaanse
vrouwenorganisaties zeer actief waren betreffende de emancipatie van
islamitische vrouwen.
Verder was het evenzeer opvallend, dat zij haar waardering vrijwel geheel
kreeg en krijgt vanuit de gevestigde Nederlandse politieke en intellectuele
hoek en dat zij ook onder Marokkaanse of andere islamitische intellectuelen
als,de uit de door haar beoogde doelgroep, de islamitsiche vrouwen in
kwestie, op heel weinig waardering kon rekenen, hetgeen mi op zich eveneens
te denken geeft over haar werkelijke affiniteit met de doelgroep waaruit zij
ook is voortgekomen.
En laten wij eerlijk zijn, in het klimaat na 11 september werd iedere
kritiek op de Islam, zinnig of niet [zie Fortuyn] van harte in beplaalde
Nederlandse politieke en media-kringen omhelsd.
B Vorm:
Ook de vorm waarin Hirsi Ali haar kritiek doorgaans goot en giet, is veelal
niet acceptabel.
Nogmaals, kritiek op iedere godsdienst is geoorloofd, maar dan wel met
respect voor de overtuiging van anderen.
Haar uitspraken over de Profeet Mohammed, alsmede de vorm waarin de film
Submission gegoten is, getuigt daar absoluut niet van.
Het valt mij op, dat een en ander vaak gemakshalve wordt afgedaan met
”vrijheid van meningsuiting” maar eveneens is opvallend, dat dit gezegd
wordt door autochtone Nederlanders, die veelal niet of nauwelijks affiniteit
hebben met de Marokkaanse of andere moslims.
Wanneer een en ander dan ook nog gebracht wordt in een klimaat van
toenemende polarisering, vind ik een dergelijke vorm waarin deze kritiek
gegoten wordt getuigen van gebrek aan respect en morele lafheid.
Verder zouden de autochtone Nederlanders, die ieder bezwaar hiertegen van
islamitische kant vaak afdoen met ”onzin” of ”het moet kunnen” zouden
zich eens moeten realiseren hoe zij het zouden vinden wanneer voor hen van
groot belang zijnde symbolen of principes stelselmatig worden bekritiseerd
met een totaal gebrek aan respect voor hun identiteit.
Tegen degenen, die vinden, dat moslims dergeljke kritiek maar ”moeten
slikken” zou ik willen zeggen
Realiseert u, dat u zo een tweedeling in de samenleving creeert
Maar vooral:
Realiseert u zich, dat u zich met een dergelijke weinig respectvolle houding
schuldig maakt aan impliciet neo-kolonialisme.
Men kan geen respect verwachten voor de dominante veelal niet-religieuze
cultuur, wanneer men niet bereid is dat respect eveneens ten opzichte van de
religieuze allochtone cultuur te tonen.
Dat geldt zowel voor de Nederlandse intelligentsia als critici als Hirsi Ali
zelf.
Astrid Essed
P/S
Hoewel ik niet sta achter de Persverklaring van Hirsi Ali uit 2006, kan ik het niet laten, hier de namenreekste vermelden, die Hirsi Ali, naar oud Somalisch gebruik,uit haar hoofd kende…..
ENJOY!
Ik ben Ayaan,
de dochter van Hirsi,
die de zoon is van Magan,
de zoon van Isse,
de zoon van Guleid,
die de zoon was van Ali,
die de zoon was van Wai’ays,
die de zoon was van Muhammad,
van Ali, van Umar,
van het geslacht Osman, de zoon van Mahamud.
Ik ben van deze clan. Mijn oervader is Darod, die achthonderd jaar geleden vanuit Arabië naar Somalië kwam en de grote stam van de Darod stichtte. Ik ben een Darod, een Macherten, een Osman Mahamud, en een Magan.
Vorige week was er nog enige verwarring over mijn naam.
Hoe ik heet ?
U weet nu hoe ik heet.
UIT:
PERSVERKLARING AYAAN HIRSI ALI
TROUW
In de zomer van 1992 ben ik naar Nederland gekomen. Ik wilde mijn leven in eigen hand nemen. Omdat ik me niet wil laten vangen in een toekomst die anderen voor mij uitstippelen. Zoals velen heb ik gekozen voor de bescherming van de vrijheid. Die vrijheid heb ik hier gevonden.Joost van Velzen16 mei 2006, 17:39
Hier heb ik de mogelijkheden gekregen en aangegrepen voor mijn strijd tegen religieuze terreur.
In de winter van 2003 ben ik lid van de Tweede Kamer geworden. Dat was op uitnodiging van de VVD. Mijn voorwaarde was dat ik woordvoerder emancipatie en integratie zou worden. Dat is gelukt, maar in de politiek gaat niets vanzelf. Want wat wilde ik in het parlement bereiken?
Allereerst wilde ik de ondergeschikte positie van migrantenvrouwen aan de orde stellen, en met name die van moslimvrouwen.
Ik wilde aandacht voor de cultuur en religie van etnische minderheden en niet alleen voor hun sociaal-economische omstandigheden.
Ten slotte wilde ik dat het tot de politici hier zou doordringen dat de islam op belangrijke punten onverenigbaar is met de liberale rechtstaat.
En nu mag ik mij afvragen: ben ik hierin geslaagd?
Politiek was voor mij een kwestie van vallen en opstaan. Soms was het frustrerend en ging mij het allemaal veel te langzaam. Maar dit weet ik zeker: op mijn manier heb ik bijgedragen aan de debatten. Over de islam, de bedreiging van de vrijheid van meningsuiting, de scheiding tussen kerk en staat, huiselijk geweld, eerwraak, vrouwenbesnijdenis, het dumpen van vrouwen in hun land van herkomst. Deze zorgwekkende onderwerpen zijn niet meer weg te denken uit Den Haag.
De maatregelen die het kabinet neemt geven mij voldoening. Veel illusies over de multiculturele samenleving zijn voorgoed verdwenen: we zijn veel realistischer en opener geworden in het debat.
Intussen zijn mijn ideeën ook in het buitenland doorgedrongen. De afgelopen jaren heb ik in Europa en Amerika veel lezingen gehouden en debatten gevoerd.
Ik moest een afweging gaan maken. Ga ik verder in de Nederlandse politiek of moet ik mijn standpunten in een internationale omgeving uitdragen? In het najaar van 2005 vertelde ik Gerrit Zalm en Jozias van Aartsen dat ik niet beschikbaar zou zijn voor de lijst van 2007.
Ik kies nu voor een internationaal podium, omdat ik wil bijdragen aan het grensoverschrijdende debat over de emancipatie van moslimvrouwen en de ingewikkelde relatie tussen de islam en het Westen.
Ik wil de VVD bedanken voor mijn jaren in het parlement. Dat deze partij mij heeft gevraagd en – belangrijker nog – het met me heeft uitgehouden, is niet vanzelfsprekend. In het bijzonder wil ik mijn waardering uitspreken voor mijn fractiegenoten.
Ik wil mijn collega’s in de kamer bedanken, voor hun steun, al waren de debatten soms vinnig en scherp. Femke, dank je wel. Dank ook aan die 30.758 mensen die hun stem toevertrouwden aan een nieuweling.
Nu zult u zeggen, waarom blijf ik niet tot aan de verkiezingen van volgend jaar? Waarom heb ik besloten om na bijna drieëneenhalf jaar mijn lidmaatschap van de kamer te beëindigen?
Sinds ik in het voorjaar van 2002 publiekelijk over de islam ben gaan spreken, zijn de bedreigingen begonnen. Al ruim voordat ik in de politiek ging, is mijn bewegingsvrijheid daardoor ernstig beperkt. Dat is na de moord op Theo van Gogh alleen maar erger geworden.
De directe aanleiding voor het beëindigen van mijn kamerlidmaatschap is dan ook dat ik voor het einde van de zomer uit mijn huis moet vertrekken. Op 27 april heeft het hof die uitspraak gedaan. Naar aanleiding van een klacht die mijn buren hebben ingediend – omdat zij zich in mijn buurt niet veilig voelen – heeft het Hof hen in het gelijk gesteld en mij vier maanden de tijd gegeven om mijn huis te verlaten.
Nu moet ik weer verhuizen, maar ook mijn nieuwe buren weten van de uitspraak van dit Hof.
Minister Donner is in beroep gegaan tegen deze uitspraak en ik ben hem daar erkentelijk voor: want hoe zal het anderen vergaan die worden bedreigd wanneer deze uitspraak overeind blijft? Aan mijn situatie verandert het niets: ik moet in afwachting van het beroep weer mijn koffers pakken.
Een andere aanleiding voor mijn vertrek vormt de discussie over het tv-programma De heilige Ayaan. Daarbij gaat het om twee kwesties: de onjuiste gegevens die ik heb verstrekt om erkend te worden als vluchteling en het verhaal over mijn uithuwelijking.
Over het feit dat ik met een onjuiste naam en geboortedatum, en met een onjuist vluchtverhaal, naar Nederland ben gekomen, ben ik altijd zeer open geweest. In 2002 heb ik op televisie de precieze toedracht rond mijn aankomst voor het eerst uit de doeken gedaan. Sindsdien heb ik het tientallen keren herhaald, in binnen- en buitenland, in kranten, op radio en televisie. In de persmap vindt u een selectie hiervan. Ik heb vele malen de naam van mijn vader genoemd, ik heb mijn geboortedatum gegeven.
Nu vraagt u zich wellicht af: Hoe heet ik?
Ik ben Ayaan,
de dochter van Hirsi,
die de zoon is van Magan,
de zoon van Isse,
de zoon van Guleid,
die de zoon was van Ali,
die de zoon was van Wai’ays,
die de zoon was van Muhammad,
van Ali, van Umar,
van het geslacht Osman, de zoon van Mahamud.
Ik ben van deze clan. Mijn oervader is Darod, die achthonderd jaar geleden vanuit Arabië naar Somalië kwam en de grote stam van de Darod stichtte. Ik ben een Darod, een Macherten, een Osman Mahamud, en een Magan.
Vorige week was er nog enige verwarring over mijn naam.
Hoe ik heet ?
U weet nu hoe ik heet.
Er schijnen juridische vragen te bestaan omtrent de rechtsgeldigheid van mijn naturalisatie. Minister Verdonk heeft een onderzoek gelast. Ik kan de juridische problematiek niet overzien, maar ik wil wel zeggen: Hoe vaak geven mensen op de vlucht uit angst andere namen op? Wanneer het gaat om louter onjuiste persoonsgegevens is het ontnemen van de nationaliteit, in alle gevallen, ik herhaal: alle gevallen, een buitenproportionele sanctie.
Dan het verhaal over de uithuwelijking. Het tv-programma van vorige week trekt mijn geloofwaardigheid in twijfel. De slotconclusie van de makers is dat het allemaal erg ingewikkeld is. Ik kan u zeggen: dat valt wel mee.
De stelling dat ik vrijwillig een huwelijk ben aangegaan en aanwezig ben geweest op de bruiloft, is eenvoudigweg volledig onwaar. Er komt een verre neef uit Canada. Hij vraagt mijn vader om een van zijn vijf dochters. Mijn vader wijst mij aan. Ik kan u verzekeren mijn vader neemt geen genoegen met een ‘nee’. Onderweg naar Canada heb ik van een tussenstop in Duitsland gebruik gemaakt om naar Nederland te gaan en hier asiel aan te vragen.
Dat is in alle eenvoud het verhaal. Niets meer. Niets minder.
Kortom.
Ik ben dertien jaar geleden naar Nederland gekomen om mijn leven in eigen hand te nemen, om me niet te laten vangen in een leven dat anderen voor me uitgestippeld hadden.
Echter.
Het is moeilijk om met zoveel dreiging en politiebescherming te leven.
Het is moeilijk om als volksvertegenwoordiger te werken als je geen huis hebt. Moeilijk, maar nog niet onmogelijk.
Het is onmogelijk geworden nu de minister een hard oordeel over mijn Nederlanderschap heeft geveld.
Dit stemt me treurig, want ik zou mijn mandaat als kamerlid graag tot september willen afmaken.
Ik ga weg, maar de vragen blijven. De vragen over de toekomst van de islam in ons land, over de onderdrukking van vrouwen in de islamitische cultuur en over de integratie van de vele moslims in het Westen. Het is zelfbedrog om te denken dat alles weer zal worden als vroeger: na elf september is de wereld veranderd.
Ik ga door met het stellen van ongemakkelijke vragen. De weerstanden die dat oproept, zijn voor iedereen duidelijk. Ik voel de plicht om anderen te helpen in vrijheid te leven, zoals anderen dat ook voelen voor mij. Dat ik aan die emancipatie kan bijdragen – of dat nu in Nederland is of in een ander land – stemt mij gelukkig.
Ik ben Ayaan, de dochter van Hirsi, die de zoon was van Magan.
Vandaag leg ik mijn lidmaatschap van de Tweede Kamer neer.
Ik ga Nederland verlaten.
Verdrietig en opgelucht zal ik opnieuw mijn koffers pakken.
Ik ga door.
EINDE PERSVERKLARING