Sandew Hira en president Desi Bouterse op een boomstronk in Brokobaka. |
- De stand van zaken m.b.t. het onderzoek.
- Het voorstel voor de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een nieuwe algemene amnestiewet.
- Ik wil u voorstellen aan het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld.
- Voorzitter Humphry Jeroe zal u dan informeren over de voorgenomen activiteiten van het Comité. [5]
Kort daarna echter werd een Wet aangenomen, die de macht van het parlement beperkte ten gunste van de regering, waarmee dedemocratische rechten steeds meer werden ingeperkt. [14]
Er zouden trouwens pas weer verkiezingen komen in 1987!
MENSENRECHTENSCHENDINGEN BOUTERSE
VOOR DE DECEMBERMOORDEN:
Voor de decembermoorden hebben Bouterse en de politiek-militair
verantwoordelijken zich ook schuldig gemaakt aan ernstige mensenrechten
schendingen.
Tav Bouterse:
Onder zijn verantwoordelijkheid als lid van de Nationale Militaire Raad en
vanaf juli 1980 bevelhebber van het leger vallen, arrestaties op vage gronden
en de slechte detentieomstandigheden/
detentieomstandigheden onder voormalige politici
MASSASLACHTING MOIWANABETROKKENHEID BIJ DRUGSHANDEL
De mensenrechtenschendingen betreffen NIET alleen de decembermoorden
Ook andere misdaden hebben plaatsgehad onder verantwoordelijkheid van Bouterse
A
Standrechtelijke executie van Sergeant Majoor Hawker
In maart 1982 vond een mislukte coup plaats onder leiding van Hawker en Rambocus.
Enkele dagen later werd de gewonde Hawker op zijn brancard, voor het oog
van de wereld, standrechtelijk geexecuteerd [16]
Volgens de Geneefse Conventies, het Internationaal Humanitair Oorlogsrecht en de Internationale Mensenrechtenverdragen is een standrechtelijke executie een oorlogsmisdaad
B
Standrechtelijke executie 15 critici van het militair regime
De decembermoorden
In de nacht van 8/9 december werden 15 critici van het militaire regime in Fort
Zeelandia standrechtelijk geexecuteerd, na ernstige folteringen [17]
Het officiele verhaaltje, dat zij ”op de vlucht waren neergeschoten”, werd al gauw ontkracht.
Terecht zijn de Decembermoorden nu benoemd als ”misdaden
tegen de menselijkheid” [18]
C
Onopgehelderde dood Horb
Op 30 januari 1982 werd de na de decembermoorden in ongenade gevallen tweede
man van Bouterse, Majoor Horb, gearresteerd op verdenking van het ondermijnen van de Staatsveiligheid
Enkele dagen later wordt hij dood in zijn cel aangetroffen
Hij zou zich aan het koord van zijn sportbroek hebben opgehangen
Er ontstaan vrijwel direct twijfels over de doodsoorzaak, die nooit is
opgehelderd. [19]
D
Moiwana/Massaslachting
In het gewapende conflict tussen Bouterse en de leider van het zgn Jungle
Commando, Brunswijk van 1986 tot 1992, zijn aan beide zijden [20] een groot aantal mensenrechtenschendingen
en oorlogsmisdaden gepleegd
De beruchtste is de door het Nationaal Leger onder verantwoordelijkheid
van Bouterse aangerichte massaslachting.
onder de bewoners van Moiwana, een dorp in het binnenland van Suriname,
van wie tientallen werden gedood [21]
Het Inter Amerikaans Hof voor de Mensenrechten veroordeelde Suriname
voor de massamoord. [22]
E
Drugshandel
En als klap op de vuurpeil is hij door Nederland bij verstek veroordeeld tot
11 jaar gevangenisstraf vanwege drugshandel [23]
Wikileaks onthulde bovendien, dat Bouterse nog tot 2006 actief zou zijn
geweest in de drugshandel. [24]
Hij gaf aan bereid te zijn om een nieuw gesprek met me hierover aan te gaan als ik voldoende gegevens had verzameld en beloofde toegang te geven tot het apparaat van het leger en de inlichtingendiensten. Die toegang heb ik ook gekregen. Ik heb met tal van mensen in het leger en de inlichtingendiensten gesproken.
En dit is nu het grote probleem. Als je gangbare methoden van onderzoek hanteert, dan kom je niet ver. In de Eurocentrische onderzoeksmethode is een vereiste: de verifieerbaarheid van informatie. Dus iemand anders moet kunnen controleren dat de informatie die ik heb verzameld juist is. Dat kan bijvoorbeeld door interviews op de band op te nemen zodat een ander die interviews kan beluisteren. Als je denkt dat dat de enige correcte onderzoeksmethode is, dan zul je merken dat je daarmee verhindert dat je de waarheid kunt achterhalen. Waarom? Omdat mensen in deze gevoelige materie niet graag interviews op de band willen laten opnemen. Dus klappen ze dicht.
In de eurocentrische wetenschap noemen ze dat non-response. De respondent wil niet antwoorden. Daar zit volgens hen het probleem.
In de methodologie van Decolonizing The Mind noemen we dat de denkfout van de onderzoeker. De onderzoeker weet niet dat je vertrouwensrelaties moeten opbouwen met mensen die je relevante informatie kunnen geven en breekt die relatie als hij met zijn tape-recorder bij de respondent komt. Het probleem zit niet bij de respondent, maar bij de onderzoeker. Die begrijpt niet dat de informatie wel beschikbaar is, maar een vertrouwensrelatie de basis is om toegang te krijgen tot die informatie.” [39]
……
……
”Als je verkeert in de wereld van leger, inlichtingendiensten en opsporingsapparaten lijkt het net alsof je in een surrealistische film zit. Je hoort de meest fantastische verhalen en moet je afvragen of ze waar kunnen zijn. De ellende wordt groter als je denkt dat het waar kan zijn op grond van bepaalde informatie, maar zo surrealistisch lijkt dat je gewoon niet wilt geloven.” [40]
PUNT 1/STAND VAN ZAKEN MBT HET ONDERZOEK
VERIFIEERBAARHEID VAN INFORMATIE ”EUROCENTRISTISCHE”
ONDERZOEKSMETHODE?/ANALYSE
Deze definitie betekent dat westerse concepten fundamenteel verschillend zouden zijn van die van andere culturen en beschavingen.” [41]
Engels
”Eurocentrism is the practice of viewing the world from a European perspective and with an implied belief, consciously or subconsciously, in the pre-eminence of European culture.” [42]
In gewonere mensentaal:
Het bewust of onbewust opleggen vanuit Europa van een wereldbeeld/opvattingen/
waarden aan de rest van de wereld [kolonieeen, ex kolonieeen,
Derde Wereld], vergezeld door Europees superioritetsgevoel
, wat dus neerkomt op gebrek aan respect/
minachting voor andere culturen.
Maar het kan ook voorkomen, dat universele waarden als
”typisch Europees” worden gepresenteerd, terwijl ze dat dus helemaal
niet zijn.
Dat kan zowel worden gedaan door racisten/Islamofoben als
sluwe manipulatoren als Sandew Hira.
Voorbeeld:
”In de methodologie van Decolonizing The Mind noemen we dat de denkfout van de onderzoeker. De onderzoeker weet niet dat je vertrouwensrelaties moeten opbouwen met mensen die je relevante informatie kunnen geven en breekt die relatie als hij met zijn tape-recorder bij de respondent komt. Het probleem zit niet bij de respondent, maar bij de onderzoeker. Die begrijpt niet dat de informatie wel beschikbaar is, maar een vertrouwensrelatie de basis is om toegang te krijgen tot die informatie.” [46]
De president was zich er zeer bewust van dat hij niet alleen met mij sprak maar met een groot publiek.
Zijn argumentatie was als volgt. Er was de zoveelste coup op komst. Op mijn persconferentie van 8 december heb ik een opsomming gegeven van alle couppogingen. Acht december zou de zoveelste in de rij zijn, met de kans dat er een definitief einde zou komen aan wat hij noemt “de revolutie”. Vanuit die analyse is een aantal mensen opgepakt die volgens de inlichtingendiensten bezig waren met de voorbereidingen van die coup. In de groep van zestien was een discussie ontstaan over wat te doen met de arrestanten: executeren, berechten of verbannen. Bouterse gaf aan dat hij voorstander was van dat laatste: verbannen. Toen hij uit Fort Zeelandia vertrok was de bedoeling dat iedereen er een nachtje over zou slapen alvorens een definitief besluit te nemen. Maar in zijn afwezigheid is het besluit genomen om te executeren. Hij stelt dat hij niet weet hoe de besluitvorming heeft plaatsgevonden en wat zich precies heeft afgespeeld in het fort.” [49]
EN DAN DIT
”Hij [Bouterse/toevoeging Astrid Essed] gaf aan bereid te zijn om een nieuw gesprek met me hierover aan te gaan als ik voldoende gegevens had verzameld en beloofde toegang te geven tot het apparaat van het leger en de inlichtingendiensten. Die toegang heb ik ook gekregen. Ik heb met tal van mensen in het leger en de inlichtingendiensten gesproken.”
………
……….
”Als je verkeert in de wereld van leger, inlichtingendiensten en opsporingsapparaten lijkt het net alsof je in een surrealistische film zit. Je hoort de meest fantastische verhalen en moet je afvragen of ze waar kunnen zijn.” [50]
Dat Hira hier de oude, flagrante leugen van Bouterse
over de 8 Decembermoorden, die ook aan zijn eigen broer het leven
gekost hebben, herhaalt [51] en zichzelf zo tot spreekbuis maakt
van de villeine Bouterse propaganda, is weerzinwekkend.
Dat Hira zegt ”te verkeren in de wereld van leger en inlichtingendiensten”,
waarbij hij ook nog eens met dergelijke krachten een ”vertrouwensband”
wil opbouwen, zonder dat het voor hen enige strafrechtelijke
consequenties heeft, zegt genoeg over zijn moraal en het pad, dat
hij aan het bewandelen is.
De diepte in.
Het grote probleem met beide wetten is dat ze vooral bezig zijn met de daders en minder met de erkenning van het leed van de slachtoffers en nabestaanden. Verder was de wet van 1992 eenzijdig gericht om het Jungle Commando vrij te pleiten en alleen Moiwana te compenseren en de rest van daders, slachtoffers en nabestaanden niet mee te nemen. Dat druist in tegen iedere vorm van gelijke behandeling, gerechtigheid en rechtvaardigheid.
Nu veel meer bekend is geworden over de gruwelijke moorden tijdens de Binnenlandse Oorlog zijn we op het punt gekomen dat de onvolkomenheden in beide wetten moeten worden weggewerkt. Ik heb met de minister van Justitie, mevrouw Jennifer Van Dijk-Silos, een gesprek gevoerd over de intrekking van de twee wetten en het opstellen van een nieuwe wet die de slachtoffers en nabestaanden centraal stelt naast het verlenen van amnestie aan verdachten en daders.” [58]
……..
………
”Er moet een commissie worden ingesteld voor waarheidsvinding en verzoening die verder gaat dan waar wij op 8 december gaan stoppen. Er moet aandacht komen voor de gevallen van vermiste slachtoffers zodat hun familieleden een vorm van closure kunnen vinden. Tenslotte zal aan iedereen amnestie worden gegeven voor alle processen van geweld sinds de onafhankelijkheid.” [59]
oud politici in 1980/1981 en de slechte detentieomstandigheden van de in augustus 1980
gearresteerde militairen Sital, Mijnals en Joeman, met wie Bouterse cs een politiek-ideologisch conflict hadden
EEN BESCHRIJVING IN VOGELVLUCHT
NATIONALE MILITAIRE RAAD
WILFRED HAWKER
WILFRED HAWKER
HALLO HALLO IS DIT FORT ZEELANDIA?
DECEMBERMOORDEN EN MOIWANA
DE DECEMBERMOORDEN
DE HEER BOUTERSE LUST IK RAUW
PIJNLIJKE GESCHIEDENIS DE DECEMBERMOORDEN IN SURINAME
6 JANUARI 2010
Het hof:
beveelt de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam [voornamen] Verdachte, geboren op[geboortedatum en -plaats], Suriname, te vervolgen wegens de feiten waarop de beklagen betrekking hebben, gepleegd op of omstreeks 8/9 december 1982 in Paramaribo, Suriname;
gelast de officier van justitie bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam
een vordering te doen strekkende tot instelling van een gerechtelijk vooronderzoek met betrekking tot genoemde feiten;
– stelt de tekst van deze beschikking algemeen verkrijgbaar.
Deze beschikking is gegeven door de vijfde meervoudige burgerlijke kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. H.L.C. Hermans, J.H.M. Willems en M.W.E. Koopmann, bijgestaan door mr. M.R. Jöbsis als griffier, en uitgesproken in raadkamer op 20 november 2000.”
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8395
In 2000 schreef hij, op verzoek van het Gerechtshof Amsterdam als Amicus Curiae (speciaal deskundige) een gedocumenteerd rapport over de vraag of de folteringen en moorden van 8 december 1982 kwalificeerden als misdrijven tegen de menselijkheid. Zijn antwoord, in de terughoudende stijl van de adviseur geschreven, liet er geen misverstand over bestaan:
‘De folteringen en moorden in Paramaribo in 1982 lijken te vallen binnen de definitie van misdrijven tegen de menselijkheid. Ze werden gepleegd door militaire autoriteiten in Suriname (staatsactoren) tegen een groep burgers die tot doelwit werden, niet vanwege hun individuele eigenschappen maar vanwege hun status als leiders van de Surinaamse intellectuele elite. Bovendien, zij werden gepleegd op een systematische manier als onderdeel van een georganiseerd plan, met gebruikmaking van publieke middelen, gericht op vernietiging van potentiële opponenten van de militaire autoriteiten’. Dugard wees er bovendien op dat ernstige schendingen van de mensenrechten door het militaire regime zich ook voor en na december 1982 hadden voltrokken.”
11 JULI 2011
THEO PARA
5 MAART 2012HORB IS VERMOORD
BINNENLANDSE OORLOG
DECEMBERMOORDEN EN MOIWANA
DE HEER BOUTERSE LUST IK RAUW
PIJNLIJKE GESCHIEDENIS DE DECEMBERMOORDEN IN SURINAME
6 JANUARI 2010
MOIWANA
“We kunnen niet van tafel vegen dat Bouterse in Nederland tot elf jaar is veroordeeld wegens drugshandel”, aldus minister Verhagen van Buitenlandse Zaken in een reactie. “Hij is niet welkom in Nederland anders dan om zijn gevangenisstraf uit te zitten.”
BOUTERSE NIEUWE PRESIDENT SURINAME
19 JULI 2010
WIKILEAKS ONTHULLING BRENGT BOUTERSE IN GROTE VERLEGENHEID
12 SEPTEMBER 2011
DESI BOUTERSE BLEEF TOT 2006 ACTIEF IN DRUGSCRIMINALITEIT
22 JANUARI 2011
BINNENLANDSE OORLOG
Als een vriend dat tegen me zegt, beschouw ik het als een waarschuwing. Als een opponent dat tegen me zegt, beschouw ik het als een bedreiging.Maar ik heb het luchtig opgenomen en hoop dat het een verspreking was, ook al werd die verspreking tweemaal geuit. Ik heb het voor de zekerheid gemeld bij de veiligheidsdienst. Ik wil het hierbij laten wat dit onderwerp betreft.”
De sociale samenstelling is verschillend. De slachtoffers van 8 december worden gepresenteerd als de intellectuele elite. De slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog zijn eenvoudige mensen zowel in het leger als bij de Marrons.
De amnestiewet voor de Binnenlandse Oorlog staat niet ter discussie. De amnestiewet die de decembermoorden omvat staat wel ter discussie.
Het niet berechten van de moorden van de Binnenlandse Oorlog wordt niet beschouwd als een aantasting van de rechtsstaat. Het niet berechten van de 8 decembermoorden wordt wel beschouwd als een aantasting van de rechtsstaat.”
lives and their moral and physical integrity. They shall in all circumstances be protected and treated humanely
without any adverse distinction.”
ARTICLE 1, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
ARTICLE 2, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
Likewise, prisoners of war must at all times be protected, particularly against acts of violence or intimidation and against insults and public curiosity.
Measures of reprisal against prisoners of war are prohibited.”
- John Baboeram (31), advocaat
wanneer iemand die meent een recht te hebben, zelf eigenhandig maatregelen neemt om dit recht te verkrijgen. Het recht in eigen handen nemen zonder bijvoorbeeld de uitkomst van een proces af te wachten. Eigenrichting is tevens een ondermijning van de rechtsstaat en staat tegenover het burgerlijk procesrecht dat juist regels bevat om eigenrichting te voorkomen.”
[41]
WIKIPEDIA
EUROCENTRISME
https://nl.wikipedia.org/wiki/
[42]
WIKIPEDIA
EUROCENTRISM
Toen in 1870 de doodstraf in Nederland werd afgeschaft, werd in Nederlands-Indië alles bij het oude gelaten.”
NPO GESCHIEDENIS
Neither John nor the rebel barons seriously attempted to implement the peace accord.[203] The rebel barons suspected that the proposed baronial council would be unacceptable to John and that he would challenge the legality of the charter; they packed the baronial council with their own hardliners and refused to demobilise their forces or surrender London as agreed.[204] Despite his promises to the contrary, John appealed to Innocent for help, observing that the charter compromised the pope’s rights under the 1213 agreement that had appointed him John’s feudal lord.[205] Innocent obliged; he declared the charter “not only shameful and demeaning, but illegal and unjust” and excommunicated the rebel barons.[205] The failure of the agreement led rapidly to the First Barons’ War.[205]”
”Op 15 augustus 2005 werd bekend dat het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten de regering
van Suriname heeft veroordeeld inzake de massamoord. De regering moet nabestaanden van de slachtoffers
een vergoeding uitkeren; moet smartengeld en schadevergoeding uitkeren aan de overlevenden; moet de
daders vervolgen; en moet fondsen ter beschikking stellen voor de ontwikkeling van het dorp. De regering
van Suriname is ook veroordeeld in de kosten van het proces.”
WIKIPEDIA
MOIWANA
”Op 15 augustus 2005 werd bekend dat het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten de regering
van Suriname heeft veroordeeld inzake de massamoord. De regering moet nabestaanden van de slachtoffers
een vergoeding uitkeren; moet smartengeld en schadevergoeding uitkeren aan de overlevenden; moet de
daders vervolgen; en moet fondsen ter beschikking stellen voor de ontwikkeling van het dorp. De regering
van Suriname is ook veroordeeld in de kosten van het proces.”
WIKIPEDIA
MOIWANA
http://nl.wikipedia.org/wiki/
”PARAMARIBO. De Staat Suriname heeft op 15 juli haar verontschuldigingen aangeboden aan de nabestaanden van de slachtoffers van de massamoord in Moiwana in 1986. Volgens een vonnis van het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten dient Suriname smartengeld te betalen aan de nabestaanden.
In november 1986 werden ruim veertig bewoners van het dorp Moiwana, in het Oosten van Suriname, doodgeschoten door een legereenheid. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten veroordeelde de Staat Suriname op 15 juni 2005 voor deze massamoord. Het Hof bepaalde dat de Staat uiterlijk 15 juli 2006 smartengeld moet betalen aan de nabestaanden en dat het dorp moet worden herbouwd.
In een toespraak in Moengo op 15 juli heeft president Venetiaan publiekelijk de verontschuldigingen van de Staat Suriname aangeboden aan de nabestaanden van de slachtoffers van de massamoord. De president zei dat hij op geen enkele wijze zijn persoon of zijn regering wenste te associëren met degenen die op 29 november 1986 bij Moiwana de slachting hebben aangericht, noch met het regime dat voor die slachting verantwoordelijk was. De president verklaarde voorts dat de Staat Suriname internationaal de verantwoordelijkheid voor de massamoord op zich neemt. Hij riep de gehele samenleving op eraan mee te werken dat schendingen van mensenrechten zoals in Moiwana zich nooit meer voordoen.
Het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten (Inter-American Court of Human Rights) is gevestigd in San José, Costa Rica. Het Hof heeft tot doel de mensenrechten in de Organisatie van Amerikaanse Staten te beschermen.”
spare civilian population and property. Neither the civilian population as such nor civilian persons shall be the
object of attack. Attacks shall be directed solely against military objectives.´´
BASIC RULES OF INTERNATIONAL HUMANITARIAN LAW IN ARMED
CONFLICTS
https://www.icrc.org/eng/
[64]
Likewise, prisoners of war must at all times be protected, particularly against acts of violence or intimidation and against insults and public curiosity.
Measures of reprisal against prisoners of war are prohibited.”
lives and their moral and physical integrity. They shall in all circumstances be protected and treated humanely
without any adverse distinction.”
ARTICLE 1, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
ARTICLE 2, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
[65]
spare civilian population and property. Neither the civilian population as such nor civilian persons shall be the
object of attack. Attacks shall be directed solely against military objectives.´´
BASIC RULES OF INTERNATIONAL HUMANITARIAN LAW IN ARMED
CONFLICTS
https://www.icrc.org/eng/
wanneer iemand die meent een recht te hebben, zelf eigenhandig maatregelen neemt om dit recht te verkrijgen. Het recht in eigen handen nemen zonder bijvoorbeeld de uitkomst van een proces af te wachten. Eigenrichting is tevens een ondermijning van de rechtsstaat en staat tegenover het burgerlijk procesrecht dat juist regels bevat om eigenrichting te voorkomen.”
[76]
https://nl.wikipedia.org/wiki/
- John Baboeram (31), advocaat
SP-Kamerlid Harry van Bommel wil dat minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) opheldering geeft over de amnestie die Nederland heeft gegeven aan Nederlandse militairen die betrokken waren bij de politionele acties in Indonesië. ”
Dat kon omdat macht geen moraal kent.”
Dat kon omdat macht geen moraal kent.”
Clauses marked (+) are still valid under the charter of 1225, but with a few minor amendments. Clauses marked (*) were omitted in all later reissues of the charter. In the charter itself the clauses are not numbered, and the text reads continuously. The translation sets out to convey the sense rather than the precise wording of the original Latin.
JOHN, by the grace of God King of England, Lord of Ireland, Duke of Normandy and Aquitaine, and Count of Anjou, to his archbishops, bishops, abbots, earls, barons, justices, foresters, sheriffs, stewards, servants, and to all his officials and loyal subjects, Greeting.
KNOW THAT BEFORE GOD, for the health of our soul and those of our ancestors and heirs, to the honour of God, the exaltation of the holy Church, and the better ordering of our kingdom, at the advice of our reverend fathers Stephen, archbishop of Canterbury, primate of all England, and cardinal of the holy Roman Church, Henry archbishop of Dublin, William bishop of London, Peter bishop of Winchester, Jocelin bishop of Bath and Glastonbury, Hugh bishop of Lincoln, Walter bishop of Worcester, William bishop of Coventry, Benedict bishop of Rochester, Master Pandulf subdeacon and member of the papal household, Brother Aymeric master of the knighthood of the Temple in England, William Marshal earl of Pembroke, William earl of Salisbury, William earl of Warren, William earl of Arundel, Alan of Galloway constable of Scotland, Warin fitz Gerald, Peter fitz Herbert, Hubert de Burgh seneschal of Poitou, Hugh de Neville, Matthew fitz Herbert, Thomas Basset, Alan Basset, Philip Daubeny, Robert de Roppeley, John Marshal, John fitz Hugh, and other loyal subjects:
+ (1) FIRST, THAT WE HAVE GRANTED TO GOD, and by this present charter have confirmed for us and our heirs in perpetuity, that the English Church shall be free, and shall have its rights undiminished, and its liberties unimpaired. That we wish this so to be observed, appears from the fact that of our own free will, before the outbreak of the present dispute between us and our barons, we granted and confirmed by charter the freedom of the Church’s elections – a right reckoned to be of the greatest necessity and importance to it – and caused this to be confirmed by Pope Innocent III. This freedom we shall observe ourselves, and desire to be observed in good faith by our heirs in perpetuity.
TO ALL FREE MEN OF OUR KINGDOM we have also granted, for us and our heirs for ever, all the liberties written out below, to have and to keep for them and their heirs, of us and our heirs:
(2) If any earl, baron, or other person that holds lands directly of the Crown, for military service, shall die, and at his death his heir shall be of full age and owe a ‘relief’, the heir shall have his inheritance on payment of the ancient scale of ‘relief’. That is to say, the heir or heirs of an earl shall pay £100 for the entire earl’s barony, the heir or heirs of a knight 100s. at most for the entire knight’s ‘fee’, and any man that owes less shall pay less, in accordance with the ancient usage of ‘fees’.
(3) But if the heir of such a person is under age and a ward, when he comes of age he shall have his inheritance without ‘relief’ or fine.
(4) The guardian of the land of an heir who is under age shall take from it only reasonable revenues, customary dues, and feudal services. He shall do this without destruction or damage to men or property. If we have given the guardianship of the land to a sheriff, or to any person answerable to us for the revenues, and he commits destruction or damage, we will exact compensation from him, and the land shall be entrusted to two worthy and prudent men of the same ‘fee’, who shall be answerable to us for the revenues, or to the person to whom we have assigned them. If we have given or sold to anyone the guardianship of such land, and he causes destruction or damage, he shall lose the guardianship of it, and it shall be handed over to two worthy and prudent men of the same ‘fee’, who shall be similarly answerable to us.
(5) For so long as a guardian has guardianship of such land, he shall maintain the houses, parks, fish preserves, ponds, mills, and everything else pertaining to it, from the revenues of the land itself. When the heir comes of age, he shall restore the whole land to him, stocked with plough teams and such implements of husbandry as the season demands and the revenues from the land can reasonably bear.
(6) Heirs may be given in marriage, but not to someone of lower social standing. Before a marriage takes place, it shall be made known to the heir’s next-of-kin.
(7) At her husband’s death, a widow may have her marriage portion and inheritance at once and without trouble. She shall pay nothing for her dower, marriage portion, or any inheritance that she and her husband held jointly on the day of his death. She may remain in her husband’s house for forty days after his death, and within this period her dower shall be assigned to her.
(8) No widow shall be compelled to marry, so long as she wishes to remain without a husband. But she must give security that she will not marry without royal consent, if she holds her lands of the Crown, or without the consent of whatever other lord she may hold them of.
(9) Neither we nor our officials will seize any land or rent in payment of a debt, so long as the debtor has movable goods sufficient to discharge the debt. A debtor’s sureties shall not be distrained upon so long as the debtor himself can discharge his debt. If, for lack of means, the debtor is unable to discharge his debt, his sureties shall be answerable for it. If they so desire, they may have the debtor’s lands and rents until they have received satisfaction for the debt that they paid for him, unless the debtor can show that he has settled his obligations to them.
* (10) If anyone who has borrowed a sum of money from Jews dies before the debt has been repaid, his heir shall pay no interest on the debt for so long as he remains under age, irrespective of whom he holds his lands. If such a debt falls into the hands of the Crown, it will take nothing except the principal sum specified in the bond.
* (11) If a man dies owing money to Jews, his wife may have her dower and pay nothing towards the debt from it. If he leaves children that are under age, their needs may also be provided for on a scale appropriate to the size of his holding of lands. The debt is to be paid out of the residue, reserving the service due to his feudal lords. Debts owed to persons other than Jews are to be dealt with similarly.
* (12) No ‘scutage’ or ‘aid’ may be levied in our kingdom without its general consent, unless it is for the ransom of our person, to make our eldest son a knight, and (once) to marry our eldest daughter. For these purposes only a reasonable ‘aid’ may be levied. ‘Aids’ from the city of London are to be treated similarly.
+ (13) The city of London shall enjoy all its ancient liberties and free customs, both by land and by water. We also will and grant that all other cities, boroughs, towns, and ports shall enjoy all their liberties and free customs.
* (14) To obtain the general consent of the realm for the assessment of an ‘aid’ – except in the three cases specified above – or a ‘scutage’, we will cause the archbishops, bishops, abbots, earls, and greater barons to be summoned individually by letter. To those who hold lands directly of us we will cause a general summons to be issued, through the sheriffs and other officials, to come together on a fixed day (of which at least forty days notice shall be given) and at a fixed place. In all letters of summons, the cause of the summons will be stated. When a summons has been issued, the business appointed for the day shall go forward in accordance with the resolution of those present, even if not all those who were summoned have appeared.
* (15) In future we will allow no one to levy an ‘aid’ from his free men, except to ransom his person, to make his eldest son a knight, and (once) to marry his eldest daughter. For these purposes only a reasonable ‘aid’ may be levied.
(16) No man shall be forced to perform more service for a knight’s ‘fee’, or other free holding of land, than is due from it.
(17) Ordinary lawsuits shall not follow the royal court around, but shall be held in a fixed place.
(18) Inquests of novel disseisin, mort d’ancestor, and darrein presentment shall be taken only in their proper county court. We ourselves, or in our absence abroad our chief justice, will send two justices to each county four times a year, and these justices, with four knights of the county elected by the county itself, shall hold the assizes in the county court, on the day and in the place where the court meets.
(19) If any assizes cannot be taken on the day of the county court, as many knights and freeholders shall afterwards remain behind, of those who have attended the court, as will suffice for the administration of justice, having regard to the volume of business to be done.
(20) For a trivial offence, a free man shall be fined only in proportion to the degree of his offence, and for a serious offence correspondingly, but not so heavily as to deprive him of his livelihood. In the same way, a merchant shall be spared his merchandise, and a villein the implements of his husbandry, if they fall upon the mercy of a royal court. None of these fines shall be imposed except by the assessment on oath of reputable men of the neighbourhood.
(21) Earls and barons shall be fined only by their equals, and in proportion to the gravity of their offence.
(22) A fine imposed upon the lay property of a clerk in holy orders shall be assessed upon the same principles, without reference to the value of his ecclesiastical benefice.
(23) No town or person shall be forced to build bridges over rivers except those with an ancient obligation to do so.
(24) No sheriff, constable, coroners, or other royal officials are to hold lawsuits that should be held by the royal justices.
* (25) Every county, hundred, wapentake, and tithing shall remain at its ancient rent, without increase, except the royal demesne manors.
(26) If at the death of a man who holds a lay ‘fee’ of the Crown, a sheriff or royal official produces royal letters patent of summons for a debt due to the Crown, it shall be lawful for them to seize and list movable goods found in the lay ‘fee’ of the dead man to the value of the debt, as assessed by worthy men. Nothing shall be removed until the whole debt is paid, when the residue shall be given over to the executors to carry out the dead man’s will. If no debt is due to the Crown, all the movable goods shall be regarded as the property of the dead man, except the reasonable shares of his wife and children.
* (27) If a free man dies intestate, his movable goods are to be distributed by his next-of-kin and friends, under the supervision of the Church. The rights of his debtors are to be preserved.
(28) No constable or other royal official shall take corn or other movable goods from any man without immediate payment, unless the seller voluntarily offers postponement of this.
(29) No constable may compel a knight to pay money for castle-guard if the knight is willing to undertake the guard in person, or with reasonable excuse to supply some other fit man to do it. A knight taken or sent on military service shall be excused from castle-guard for the period of this service.
(30) No sheriff, royal official, or other person shall take horses or carts for transport from any free man, without his consent.
(31) Neither we nor any royal official will take wood for our castle, or for any other purpose, without the consent of the owner.
(32) We will not keep the lands of people convicted of felony in our hand for longer than a year and a day, after which they shall be returned to the lords of the ‘fees’ concerned.
(33) All fish-weirs shall be removed from the Thames, the Medway, and throughout the whole of England, except on the sea coast.
(34) The writ called precipe shall not in future be issued to anyone in respect of any holding of land, if a free man could thereby be deprived of the right of trial in his own lord’s court.
(35) There shall be standard measures of wine, ale, and corn (the London quarter), throughout the kingdom. There shall also be a standard width of dyed cloth, russet, and haberject, namely two ells within the selvedges. Weights are to be standardised similarly.
(36) In future nothing shall be paid or accepted for the issue of a writ of inquisition of life or limbs. It shall be given gratis, and not refused.
(37) If a man holds land of the Crown by ‘fee-farm’, ‘socage’, or ‘burgage’, and also holds land of someone else for knight’s service, we will not have guardianship of his heir, nor of the land that belongs to the other person’s ‘fee’, by virtue of the ‘fee-farm’, ‘socage’, or ‘burgage’, unless the ‘fee-farm’ owes knight’s service. We will not have the guardianship of a man’s heir, or of land that he holds of someone else, by reason of any small property that he may hold of the Crown for a service of knives, arrows, or the like.
(38) In future no official shall place a man on trial upon his own unsupported statement, without producing credible witnesses to the truth of it.
+ (39) No free man shall be seized or imprisoned, or stripped of his rights or possessions, or outlawed or exiled, or deprived of his standing in any way, nor will we proceed with force against him, or send others to do so, except by the lawful judgment of his equals or by the law of the land.
+ (40) To no one will we sell, to no one deny or delay right or justice.
(41) All merchants may enter or leave England unharmed and without fear, and may stay or travel within it, by land or water, for purposes of trade, free from all illegal exactions, in accordance with ancient and lawful customs. This, however, does not apply in time of war to merchants from a country that is at war with us. Any such merchants found in our country at the outbreak of war shall be detained without injury to their persons or property, until we or our chief justice have discovered how our own merchants are being treated in the country at war with us. If our own merchants are safe they shall be safe too.
* (42) In future it shall be lawful for any man to leave and return to our kingdom unharmed and without fear, by land or water, preserving his allegiance to us, except in time of war, for some short period, for the common benefit of the realm. People that have been imprisoned or outlawed in accordance with the law of the land, people from a country that is at war with us, and merchants – who shall be dealt with as stated above – are excepted from this provision.
(43) If a man holds lands of any ‘escheat’ such as the ‘honour’ of Wallingford, Nottingham, Boulogne, Lancaster, or of other ‘escheats’ in our hand that are baronies, at his death his heir shall give us only the ‘relief’ and service that he would have made to the baron, had the barony been in the baron’s hand. We will hold the ‘escheat’ in the same manner as the baron held it.
(44) People who live outside the forest need not in future appear before the royal justices of the forest in answer to general summonses, unless they are actually involved in proceedings or are sureties for someone who has been seized for a forest offence.
* (45) We will appoint as justices, constables, sheriffs, or other officials, only men that know the law of the realm and are minded to keep it well.
(46) All barons who have founded abbeys, and have charters of English kings or ancient tenure as evidence of this, may have guardianship of them when there is no abbot, as is their due.
(47) All forests that have been created in our reign shall at once be disafforested. River-banks that have been enclosed in our reign shall be treated similarly.
*(48) All evil customs relating to forests and warrens, foresters, warreners, sheriffs and their servants, or river-banks and their wardens, are at once to be investigated in every county by twelve sworn knights of the county, and within forty days of their enquiry the evil customs are to be abolished completely and irrevocably. But we, or our chief justice if we are not in England, are first to be informed.
* (49) We will at once return all hostages and charters delivered up to us by Englishmen as security for peace or for loyal service.
* (50) We will remove completely from their offices the kinsmen of Gerard de Athée, and in future they shall hold no offices in England. The people in question are Engelard de Cigogné, Peter, Guy, and Andrew de Chanceaux, Guy de Cigogné, Geoffrey de Martigny and his brothers, Philip Marc and his brothers, with Geoffrey his nephew, and all their followers.
* (51) As soon as peace is restored, we will remove from the kingdom all the foreign knights, bowmen, their attendants, and the mercenaries that have come to it, to its harm, with horses and arms.
* (52) To any man whom we have deprived or dispossessed of lands, castles, liberties, or rights, without the lawful judgment of his equals, we will at once restore these. In cases of dispute the matter shall be resolved by the judgment of the twenty-five barons referred to below in the clause for securing the peace (§61). In cases, however, where a man was deprived or dispossessed of something without the lawful judgment of his equals by our father King Henry or our brother King Richard, and it remains in our hands or is held by others under our warranty, we shall have respite for the period commonly allowed to Crusaders, unless a lawsuit had been begun, or an enquiry had been made at our order, before we took the Cross as a Crusader. On our return from the Crusade, or if we abandon it, we will at once render justice in full.
* (53) We shall have similar respite in rendering justice in connexion with forests that are to be disafforested, or to remain forests, when these were first afforested by our father Henry or our brother Richard; with the guardianship of lands in another person’s ‘fee’, when we have hitherto had this by virtue of a ‘fee’ held of us for knight’s service by a third party; and with abbeys founded in another person’s ‘fee’, in which the lord of the ‘fee’ claims to own a right. On our return from the Crusade, or if we abandon it, we will at once do full justice to complaints about these matters.
(54) No one shall be arrested or imprisoned on the appeal of a woman for the death of any person except her husband.
* (55) All fines that have been given to us unjustly and against the law of the land, and all fines that we have exacted unjustly, shall be entirely remitted or the matter decided by a majority judgment of the twenty-five barons referred to below in the clause for securing the peace (§61) together with Stephen, archbishop of Canterbury, if he can be present, and such others as he wishes to bring with him. If the archbishop cannot be present, proceedings shall continue without him, provided that if any of the twenty-five barons has been involved in a similar suit himself, his judgment shall be set aside, and someone else chosen and sworn in his place, as a substitute for the single occasion, by the rest of the twenty-five.
(56) If we have deprived or dispossessed any Welshmen of land, liberties, or anything else in England or in Wales, without the lawful judgment of their equals, these are at once to be returned to them. A dispute on this point shall be determined in the Marches by the judgment of equals. English law shall apply to holdings of land in England, Welsh law to those in Wales, and the law of the Marches to those in the Marches. The Welsh shall treat us and ours in the same way.
* (57) In cases where a Welshman was deprived or dispossessed of anything, without the lawful judgment of his equals, by our father King Henry or our brother King Richard, and it remains in our hands or is held by others under our warranty, we shall have respite for the period commonly allowed to Crusaders, unless a lawsuit had been begun, or an enquiry had been made at our order, before we took the Cross as a Crusader. But on our return from the Crusade, or if we abandon it, we will at once do full justice according to the laws of Wales and the said regions.
* (58) We will at once return the son of Llywelyn, all Welsh hostages, and the charters delivered to us as security for the peace.
* (59) With regard to the return of the sisters and hostages of Alexander, king of Scotland, his liberties and his rights, we will treat him in the same way as our other barons of England, unless it appears from the charters that we hold from his father William, formerly king of Scotland, that he should be treated otherwise. This matter shall be resolved by the judgment of his equals in our court.
(60) All these customs and liberties that we have granted shall be observed in our kingdom in so far as concerns our own relations with our subjects. Let all men of our kingdom, whether clergy or laymen, observe them similarly in their relations with their own men.
* (61) SINCE WE HAVE GRANTED ALL THESE THINGS for God, for the better ordering of our kingdom, and to allay the discord that has arisen between us and our barons, and since we desire that they shall be enjoyed in their entirety, with lasting strength, for ever, we give and grant to the barons the following security:
The barons shall elect twenty-five of their number to keep, and cause to be observed with all their might, the peace and liberties granted and confirmed to them by this charter.
If we, our chief justice, our officials, or any of our servants offend in any respect against any man, or transgress any of the articles of the peace or of this security, and the offence is made known to four of the said twenty-five barons, they shall come to us – or in our absence from the kingdom to the chief justice – to declare it and claim immediate redress. If we, or in our absence abroad the chief justice, make no redress within forty days, reckoning from the day on which the offence was declared to us or to him, the four barons shall refer the matter to the rest of the twenty-five barons, who may distrain upon and assail us in every way possible, with the support of the whole community of the land, by seizing our castles, lands, possessions, or anything else saving only our own person and those of the queen and our children, until they have secured such redress as they have determined upon. Having secured the redress, they may then resume their normal obedience to us.
Any man who so desires may take an oath to obey the commands of the twenty-five barons for the achievement of these ends, and to join with them in assailing us to the utmost of his power. We give public and free permission to take this oath to any man who so desires, and at no time will we prohibit any man from taking it. Indeed, we will compel any of our subjects who are unwilling to take it to swear it at our command.
If one of the twenty-five barons dies or leaves the country, or is prevented in any other way from discharging his duties, the rest of them shall choose another baron in his place, at their discretion, who shall be duly sworn in as they were.
In the event of disagreement among the twenty-five barons on any matter referred to them for decision, the verdict of the majority present shall have the same validity as a unanimous verdict of the whole twenty-five, whether these were all present or some of those summoned were unwilling or unable to appear.
The twenty-five barons shall swear to obey all the above articles faithfully, and shall cause them to be obeyed by others to the best of their power.
We will not seek to procure from anyone, either by our own efforts or those of a third party, anything by which any part of these concessions or liberties might be revoked or diminished. Should such a thing be procured, it shall be null and void and we will at no time make use of it, either ourselves or through a third party.
* (62) We have remitted and pardoned fully to all men any ill-will, hurt, or grudges that have arisen between us and our subjects, whether clergy or laymen, since the beginning of the dispute. We have in addition remitted fully, and for our own part have also pardoned, to all clergy and laymen any offences committed as a result of the said dispute between Easter in the sixteenth year of our reign (i.e. 1215) and the restoration of peace.
In addition we have caused letters patent to be made for the barons, bearing witness to this security and to the concessions set out above, over the seals of Stephen archbishop of Canterbury, Henry archbishop of Dublin, the other bishops named above, and Master Pandulf.
* (63) IT IS ACCORDINGLY OUR WISH AND COMMAND that the English Church shall be free, and that men in our kingdom shall have and keep all these liberties, rights, and concessions, well and peaceably in their fullness and entirety for them and their heirs, of us and our heirs, in all things and all places for ever.
Both we and the barons have sworn that all this shall be observed in good faith and without deceit. Witness the abovementioned people and many others.
Given by our hand in the meadow that is called Runnymede, between Windsor and Staines, on the fifteenth day of June in the seventeenth year of our reign (i.e. 1215: the new regnal year began on 28 May).
Goedemiddag dames en heren van de media,
Ik heet u van harte welkom. Ik zal u informeren over de stand van zaken m.b.t. het project De Getuigenis van President Bouterse.
We zullen de volgende onderwerpen behandelen in ongeveer 40 minuten.
- De stand van zaken m.b.t. het onderzoek.
- Het voorstel voor de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een nieuwe algemene amnestiewet.
- Ik wil u voorstellen aan het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld.
- Voorzitter Humphry Jeroe zal u dan informeren over de voorgenomen activiteiten van het Comité.
- De stand van zaken m.b.t. het onderzoek
Op mijn persconferentie van 8 december 2015 had ik u geïnformeerd over het gesprek op Brokobaka met de president. De video’s waren toen nog niet vertoond. Iedereen heeft intussen het gesprek kunnen bekijken. Het is integraal uitgezonden.
Sommige mensen zijn vooral geïnteresseerd in 8 december. Mijn onderzoek richt zich op alle processen van politiek geweld, en niet alleen op 8 december.
Waar staan we nu in het onderzoek?
De research van boeken en videomateriaal is redelijk goed gedaan. Maar dat is mede gebaseerd op het feit dat we al langer de ontwikkelingen in Suriname volgen en de literatuur en audiovisueel materiaal hebben bijgehouden.
De gegevens uit de kranten zijn ingevoerd van 1978 tot en met 1984. Dat was heel arbeidsintensief.
De gegevens van het kabinet van de president en de vice-president. Dit is een gigantisch archief van ruim 900 strekkende meter. Daar zijn we nog niet eens aan toegekomen.
De gegevens van het archief van de politie. We hebben een team dat daar de komende weken aan gaat beginnen.
Een groot deel van het onderzoek heeft betrekking op de Binnenlandse Oorlog. Dit onderzoek loopt erg goed. Het bestaat uit vier delen. Tezamen geven ze een redelijk goed beeld van het ontstaan en de ontwikkeling van de oorlog.
Het eerste deel heeft betrekking op de analyse van de strategie en tactiek van oorlogsvoering en is gebaseerd op gesprekken met mensen in het leger die betrokken waren bij deze vraagstukken. Het is jammer dat Brunswijk niet wil meewerken aan het onderzoek, maar misschien komt dit nog wel.
Het tweede deel heeft betrekking op de ellende die de oorlog heeft gebracht in het leven van de binnenlandbewoners. We hebben tot nu toe 500 ingevulde vragenformulieren waarin mensen een korte beschrijving geven van wat ze hebben meegemaakt en welke materiële schade ze hebben geleden.
Deze formulieren kunnen gebruikt worden in de bepaling van mogelijke compensatie. We verwachten nog enkele honderden vragenformulieren te ontvangen in de komende weken. Maar het aantal te ondervragen mensen is veel groter, mogelijk enkele duizenden.
Het derde deel heeft betrekking op diepte-interviews met enkele nabestaanden die mensen hebben verloren en slachtoffers die op de vlucht zijn geslagen tijdens de oorlog. Deze diepte-interviews zijn op video vastgelegd en zullen gemonteerd worden tot een documentaire die op 8 december beschikbaar zal worden gesteld. De diepte interviews leggen op een indringende wijze de emoties van enkele slachtoffers en nabestaanden van de Binnenlandse Oorlog vast.
Eén de conclusies is dat er nog steeds families zijn die niet weten waar hun vader, broer of zoon begraven ligt. Het gaat om twee militairen en mogelijk enkele tientallen mensen uit het binnenland, zowel burgers als leden van het Jungle Commando.
Het vierde deel betrof locatiebezoeken op de plekken waar gevochten is en waar binnenlandbewoners schade hebben ondervonden. We hebben een groot aantal plekken bezocht, zodat we weten waar we over praten.
Een trieste conclusie is dat de ellende van de Binnenlandse oorlog gigantisch groot is, maar in vergelijking met de 8 december moorden de aandacht hiervoor in de media en bij de bevolking gigantisch klein is. Dat roept een gevoel van onrechtvaardigheid op tegenover de slachtoffers en nabestaanden van de Binnenlandse Oorlog. Dat moeten we in de komende jaren corrigeren.
Acht december heeft desondanks een prominente plek in ons onderzoek. Iedereen heeft de afleveringen gezien met mijn interview met de president. Ik ben blij met zijn medewerking aan het interview. Sommige critici dachten en hoopten dat het interview niet zou doorgaan of dat de president controle zou eisen op wat uitgezonden zou worden. Niets daarvan bleek waar te zijn. Het interview heeft de beperkingen laten zien van een televisie-uitzending om de waarheid te achterhalen. De president was zich er zeer bewust van dat hij niet alleen met mij sprak maar met een groot publiek.
Zijn argumentatie was als volgt. Er was de zoveelste coup op komst. Op mijn persconferentie van 8 december heb ik een opsomming gegeven van alle couppogingen. Acht december zou de zoveelste in de rij zijn, met de kans dat er een definitief einde zou komen aan wat hij noemt “de revolutie”. Vanuit die analyse is een aantal mensen opgepakt die volgens de inlichtingendiensten bezig waren met de voorbereidingen van die coup. In de groep van zestien was een discussie ontstaan over wat te doen met de arrestanten: executeren, berechten of verbannen. Bouterse gaf aan dat hij voorstander was van dat laatste: verbannen. Toen hij uit Fort Zeelandia vertrok was de bedoeling dat iedereen er een nachtje over zou slapen alvorens een definitief besluit te nemen. Maar in zijn afwezigheid is het besluit genomen om te executeren. Hij stelt dat hij niet weet hoe de besluitvorming heeft plaatsgevonden en wat zich precies heeft afgespeeld in het fort.
In het interview heb ik indringende vragen gesteld over hoe het kan dat hij als bevelhebber niet weet wat zich in het fort heeft afgespeeld. Hij ontkende dat hij er kennis van droeg en ik eindigde met aan te geven dat ik dat niet geloof.
Hij gaf aan bereid te zijn om een nieuw gesprek met me hierover aan te gaan als ik voldoende gegevens had verzameld en beloofde toegang te geven tot het apparaat van het leger en de inlichtingendiensten. Die toegang heb ik ook gekregen. Ik heb met tal van mensen in het leger en de inlichtingendiensten gesproken.
En dit is nu het grote probleem. Als je gangbare methoden van onderzoek hanteert, dan kom je niet ver. In de Eurocentrische onderzoeksmethode is een vereiste: de verifieerbaarheid van informatie. Dus iemand anders moet kunnen controleren dat de informatie die ik heb verzameld juist is. Dat kan bijvoorbeeld door interviews op de band op te nemen zodat een ander die interviews kan beluisteren. Als je denkt dat dat de enige correcte onderzoeksmethode is, dan zul je merken dat je daarmee verhindert dat je de waarheid kunt achterhalen. Waarom? Omdat mensen in deze gevoelige materie niet graag interviews op de band willen laten opnemen. Dus klappen ze dicht.
In de eurocentrische wetenschap noemen ze dat non-response. De respondent wil niet antwoorden. Daar zit volgens hen het probleem.
In de methodologie van Decolonizing The Mind noemen we dat de denkfout van de onderzoeker. De onderzoeker weet niet dat je vertrouwensrelaties moeten opbouwen met mensen die je relevante informatie kunnen geven en breekt die relatie als hij met zijn tape-recorder bij de respondent komt. Het probleem zit niet bij de respondent, maar bij de onderzoeker. Die begrijpt niet dat de informatie wel beschikbaar is, maar een vertrouwensrelatie de basis is om toegang te krijgen tot die informatie.
Wat blijkt nu als je mensen benadert die kunnen weten wat er in het fort is gebeurd? Je moet eerst beoordelen of die persoon in de positie was om de informatie te kunnen hebben hetzij als ooggetuige, hetzij van ooggetuigen. Vervolgens blijkt dat mensen je wel informatie willen geven, maar eisen dat je niet mag zeggen van wie de informatie afkomstig is en je de informatie zodanig presenteert dat het niet herleidbaar is tot die persoon. Van sommige mensen waarvan je denkt dat ze meer kunnen weten, voel je dat ze moeite hebben om te praten. De president verwees naar inspecteur Herman Doorson die een rapport zou hebben opgesteld gebaseerd op getuigenverklaringen van mensen die kennis dragen van wat er in het fort is gebeurd. Ik heb met de heer Doorson gesproken, een zeer aimable, vriendelijke en deskundige man. Maar hij heeft een verklaring afgelegd tegenover de rechter-commissaris in het acht december proces en blijft bij die verklaring, die summier is en weinig houvast biedt voor een beschrijving wat zich heeft afgespeeld.
Wat doe je dan in deze situatie? Je maakt een puzzel. Op basis van alle stukjes informatie en met behulp van theorieën maak je een analyse en iedere stukje informatie die je erbij krijgt moet die analyse of bevestigen of tegenspreken. In het laatste geval moet je je theorie bijstellen. In het eerste geval breid je de puzzel uit.
Ik ga in het eindrapport het plaatje schetsen van wat ik gevonden heb t.a.v. 8 december. Dat ga ik hier niet doen. Maar ik wil wel enkele voorbeelden geven van hoe deze methode in de praktijk werkt. Ik kan geen namen geven van de mensen die me informatie hebben gegeven. U kunt het niet controleren en moet mij maar geloven.
Voorbeeld 1: het onderzoeksrapport van inspecteur Doorson. Van diverse kanten in het militaire, opsporings- en inlichtingenapparaat weten we dat er drie kopieën van het rapport waren. Mensen die het rapport hebben gelezen vertellen me dat het ongeveer 20 cm hoog was en gedetailleerde verklaringen bevat. Ik zal nu niet precies vertellen wat in het rapport stond. Wat ik weet zal ik in het eindrapport vermelden.
Maar de grote lijn is dat wie dat rapport leest, weet wie de moorden heeft gepleegd, wanneer ze zijn gepleegd, en hoe ze zijn gepleegd. We hebben die drie kopieën proberen te achterhalen. Het meest waarschijnlijke scenario dat we kunnen reconstrueren is dat één kopie is vernietigd, één kopie in handen is gekomen van wijlen mevrouw Labadie en één kopie naar Nederland is gebracht en nu zit in het deel van het archief dat voor 60 jaar gesloten is.
De vraag die je kunt stellen is: als in dat rapport staat dat Bouterse de moorden heeft gepleegd, waarom heeft Nederland of mevrouw Labadie dat materiaal niet gepubliceerd? Dat zou toch direct de schuldvraag van Bouterse hebben beantwoord?
Als je verkeert in de wereld van leger, inlichtingendiensten en opsporingsapparaten lijkt het net alsof je in een surrealistische film zit. Je hoort de meest fantastische verhalen en moet je afvragen of ze waar kunnen zijn. De ellende wordt groter als je denkt dat het waar kan zijn op grond van bepaalde informatie, maar zo surrealistisch lijkt dat je gewoon niet wilt geloven.
Neem deze informatie: Voorbeeld 2. Iemand vertelt ons dat van de executie filmbeelden zijn gemaakt. Ik kon mijn oren niet geloven toen ik dat hoorde. Zo geschokt was ik. Is het mogelijk dat van de executies filmbeelden bestaan? De persoon legt uit de omstandigheden waaronder de beelden zijn gemaakt, wie de opdracht heeft gegeven, waarom en wie de cameraman was. Iemand heeft de beelden gezien. Maar ik kon geen beschrijving krijgen van wat er op de beelden te zien was. De beelden zouden net als het rapport van Doorson mogelijk in Nederland zijn terechtgekomen en in het gesloten archief zitten.
Deze informatie leek mij heel plausibel op grond van zaken die ik nu niet kan vertellen. Het roept de vraag op: waarom worden deze beelden niet gepubliceerd als onomstotelijk zou kunnen worden bewezen dat Bouterse aanwezig was bij de executies?
U kunt zich voorstellen hoe ik worstel met de vele puzzelstukken die ik in mijn handen krijg. Ik geef een laatste voorbeeld van zo’n puzzelstuk en de problemen daarmee.
Ik probeer de vraag te beantwoorden: heeft Horb zelfmoord gepleegd of is Horb vermoord? Zo ja, door wie is Horb vermoord.
Ik spreek met mensen die jarenlang forensisch onderzoek hebben gedaan naar zelfmoordgevallen. Ze hebben fotomateriaal gezien van de attributen (het koord waarmee hij zich zou hebben opgehangen), de lokatie (foto’s van de cel in Devil) en de verwondingen aan zijn nek. Op grond daarvan concluderen ze dat Horb zelfmoord heeft gepleegd omdat de verwondingen aan zijn nek specifieke kenmerken vertoont die je bij zelfmoord ziet.
Andere deskundigen kijken naar de cel en de plek van de ophanging en concluderen dat hij vermoord is.
Bij de eerste theorie kun je niet veel verder gaan dan de vraag: waarom heeft hij zelfmoord gepleegd en kom je in analyses over depressie in gevangenschap, het karakter van de persoon van Horb e.d.
Bij de tweede theorie komen allerlei zaken in beeld waar je eerst niet aan dacht. Hoe is hij vermoord? Kennelijk niet door ophanging, want dan zou de doodstrijd de ophanging hebben kapotgemaakt. De ophanging vond plaats aan een grote spijker in de wand. Mogelijk zou hij door een injectie om het leven kunnen zijn gebracht. Wie heeft dan de injectie toegediend? Een getuige die toevallig in de buurt was rond de tijd van de moord, heeft verklaard dat hij twee blank uitziende mannen uit Devil zag komen. Als dat zo is, wie zouden die mensen geweest kunnen zijn en waarom zouden ze hem willen vermoorden? Een suggestie die in de discussie is gedaan, is dat het Cubanen zouden zijn geweest. De vraag is dan wat de Cubanen hiermee zouden winnen. Een andere suggestie is dat het Amerikanen waren die wilden verhinderen dat Horb namen zou doorgeven van mensen die in een CIA-cel in Suriname actief waren.
Je ziet dat één klein stuk van de puzzel het onderzoek in allerlei richtingen kan duwen en dat het best een heel complexe aangelegenheid is om alle stukken op een goede manier in verband te kunnen brengen met elkaar.
Dat is de uitdaging die voor ons ligt. Ik zal de president houden aan zijn belofte dat ik opnieuw een gesprek met hem kan hebben als ik de puzzel af heb. Dat gesprek wil ik dan zonder camera hebben. Gewoon één-op-één. Ik hoop dat ik dan via zijn input kan vast stellen of de puzzel klopt met zijn kennis. De verantwoordelijkheid van de puzzel ligt bij mij. Het is onbevredigend voor mensen die denken dat je de waarheid kunt achterhalen met verhoormethoden van een rechter-commissaris of met video-opnamen. Maar wie de waarheid wil weten, moet zich realiseren dat sommige onderzoeksmethoden ontoereikend zijn om de waarheid te ontdekken en andere juist heel effectief.
Tenslotte wil ik aandacht schenken aan de laatste bron van informatie. Dankzij het vasthoudende optreden van onze advocaat Marjon Peeters heeft het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken toegestemd om stukken uit het archief van dit ministerie ter beschikking te stellen voor ons onderzoek. Sitla Bonoo en Marjon Peeters zijn deze week naar het Ministerie geweest om te bespreken hoe we het onderzoek gaan doen. Het ministerie heeft 1.200 dossiers geïdentificeerd rond de Binnenlandse oorlog. Vandaag zal Sitla Bonoo beginnen met het doornemen van de eerste 60 geselecteerde dossiers die over de Binnenlandse Oorlog gaan. Er worden nog dossiers geïdentificeerd over de coup en 8 december. We hebben een geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen. Ook kunnen we geen materiaal digitaal krijgen of kopiëren.
Nou kun je op twee manieren hiernaar kijken. Je kunt boos worden zeggen dat het een manier is om het onderzoek te frustreren. Het gaat veel tijd en dus geld kosten en je moet overleggen met het ministerie of en hoe je de informatie kunt gebruiken. Dat kun je beschouwen als een inperking van de onderzoeksvrijheid.
Zo kijk ik er niet naar. Aan de andere kant in Suriname doet zich namelijk een soortgelijk probleem voor. We merken hier ook een terughoudendheid om ons informatie te verschaffen. Sommige mensen willen geen namen noemen als ze informatie geven. Sommigen willen informatie geven maar eisen dat het niet gebruikt mag worden op een manier dat het tot hen te herleiden is, enzovoorts.
Ik heb daardoor meer begrip gekregen voor het Nederlandse standpunt. Bovendien vind ik het zeer belangrijk dat we überhaupt toegang krijgen tot de dossiers.
Ik wil dat in een groter verband zien. Het besluit om ons toegang tot de dossiers te geven beschouw ik als een eerste stap in een proces van realisatie in Nederland dat ook zij clean moeten komen met 8 december en de Binnenlandse Oorlog. Zoals we in Suriname pleiten voor waarheidsvinding en verzoening zo wil ik nu ook pleiten om in de relatie met Nederland de weg te openen naar waarheidsvinding en verzoening. Als op basis van onderzoeksfeiten blijkt dat Nederland een rol heeft gespeeld in de processen van geweld, dan zal Nederland dat openlijk moeten erkennen. Dat eisen we niet alleen van Nederland, maar van iedere partij die betrokken was bij de processen van geweld. Zij moeten dan bepalen of ze hiervoor aan de nabestaanden en slachtoffers excuses en compensatie willen aanbieden.
Ik hoop dat de weg van waarheidsvinding en verzoening zich in de komende maanden inderdaad gaat uitstrekken van Suriname naar Nederland.
- Het voorstel voor de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een nieuwe algemene amnestiewet
Ik wil nu ingaan op het voorstel om de twee amnestiewetten in te trekken en te vervangen door een nieuwe algemene wet voor erkenning van leed en het geven van amnestie. Zoals u weet is in de eerste amnestiewet van 1992 amnestie verleend aan het Jungle Commando en financiële compensatie gegeven aan de slachtoffers en nabestaanden van Moiwana. De amnestiewet van 2012 is een uitbreiding van de wet van 1992 en heeft amnestie verleend voor de verdachten en daders van de Decembermoorden. Het is een vorm van ongelijke behandeling en onrechtvaardig om de tweede wet ter discussie te stellen en de eerste niet.
Het grote probleem met beide wetten is dat ze vooral bezig zijn met de daders en minder met de erkenning van het leed van de slachtoffers en nabestaanden. Verder was de wet van 1992 eenzijdig gericht om het Jungle Commando vrij te pleiten en alleen Moiwana te compenseren en de rest van daders, slachtoffers en nabestaanden niet mee te nemen. Dat druist in tegen iedere vorm van gelijke behandeling, gerechtigheid en rechtvaardigheid.
Nu veel meer bekend is geworden over de gruwelijke moorden tijdens de Binnenlandse Oorlog zijn we op het punt gekomen dat de onvolkomenheden in beide wetten moeten worden weggewerkt. Ik heb met de minister van Justitie, mevrouw Jennifer Van Dijk-Silos, een gesprek gevoerd over de intrekking van de twee wetten en het opstellen van een nieuwe wet die de slachtoffers en nabestaanden centraal stelt naast het verlenen van amnestie aan verdachten en daders.
De minister heeft haar volledige medewerking toegezegd en een wetgevingsjurist als counterpart aangesteld om deze wet voor te bereiden. Daarin zal een compensatieregeling worden opgenomen om slachtoffers en nabestaanden te compenseren voor de materiële en immateriële schade die ondervonden is. Ook zal erkend worden dat er sprake is van trauma’s met de noodzaak van traumabegeleiding. Er moet een vorm van excuses komen van de regering voor het feit dat opeenvolgende regeringen niet in staat zijn geweest om de bevolking te behoeden voor de diverse processen van geweld. De erkenning van leed moet plaatsvinden door het institutionaliseren van een dag van nationale rouw. Er moet in het onderwijs een plek worden gemaakt om dit proces vast te leggen in onze nationale geschiedenis en het geheugen van het Surinaamse volk. Er moet een commissie worden ingesteld voor waarheidsvinding en verzoening die verder gaat dan waar wij op 8 december gaan stoppen. Er moet aandacht komen voor de gevallen van vermiste slachtoffers zodat hun familieleden een vorm van closure kunnen vinden. Tenslotte zal aan iedereen amnestie worden gegeven voor alle processen van geweld sinds de onafhankelijkheid.
Het wetsvoorstel zal door de minister worden ingediend bij het parlement. In de komende maanden zal het Comité Slachtoffers en Nabestaanden gaan functioneren als de counterpart voor het Ministerie.
- Het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van politiek Geweld
Het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld, kortweg het Comité, bestaat uitsluitend uit slachtoffers en nabestaanden van politiek geweld sinds de onafhankelijkheid van Suriname. Wie geen nabestaande of slachtoffer is kan niet in het Comité zitting nemen of praten namens het Comité.
We hebben gekozen voor de onafhankelijkheid omdat sinds 1975 het volk van Suriname formeel zelf verantwoordelijk werd voor haar toekomst.
Slachtoffers zijn mensen die onderworpen zijn geweest aan daden van geweld. Een militair of lid van het Jungle Commando is dader geweest, maar in zekere zin ook slachtoffer. Als ze gedood zijn, gewond zijn geraakt of getraumatiseerd dan zijn ze slachtoffer ook al hebben ze deelgenomen aan gevechtshandelingen.
Nabestaanden zijn familieleden van omgekomen personen in de eerste graad: vader, moeder, broer, zus, partner (al dan niet in een wettig verband), kinderen en kleinkinderen van een omgekomen persoon.
Onder politiek geweld verstaan we geweld dat is uitgeoefend als gevolg van politieke conflicten en tijdens de uitoefening van een functie voor de staat. Onder het laatste vallen de slachtoffers bij politie en leger in de “line of duty”.
Het Comité is een vereniging in oprichting.
Ik wil u nu voorstellen aan de voorzitter van het bestuur van het Comité, de heer Humphry Jeroe.
Ik geef nu graag het woord aan voorzitter Jeroe.
- Toespraak Humphrey Jeroe
Dames en heren van de media. Ik heet u namens het bestuur van het Comité Slachtoffers en Nabestaanden van Politiek Geweld van harte welkom.
Ik wil u iets vertellen over mezelf en daarna zal ik de overige bestuursleden aan u voorstellen met het verzoek om iets over zichzelf te vertellen.
De vice-voorzitter is Kapitein Gunter van het dorp Erowarte. De eerste penningmeester is de heer Weewee van Brownsweg. De tweede penningmeester is de heer Martopawiro werkzaam bij het Nationaal Leger. De secretaris is de heer Waldo Jameson die tijdens de Binnenlandse Oorlog gewond is geraakt. De heer Sylvester, die een zoon heeft verloren in de Binnenlandse Oorlog, is lid. De heer Hira is een nabestaande van een slachtoffer van de Decembermoorden en zal het Comité in Nederland vertegenwoordigen.
[persoonlijk verhaal van Jeroe en de bestuursleden: uit de vrije hand].
Ik wil u nu informeren over onze doelstellingen en de activiteiten die we willen gaan ontplooien.
Doelen
Het Comité heeft twee doelen:
Ten eerste, we willen een gezicht en een stem geven aan alle slachtoffers en nabestaanden van politiek geweld. We willen dat hun leed erkend wordt door hun verhalen te verzamelen en te publiceren. We willen het leed van alle betrokkenen met elkaar verbinden.
Ten tweede, we willen een aanspreekpunt zijn voor overheden en internationale organisaties voor beleid.
Activiteiten
We gaan in de toekomst de volgende activiteiten ontplooien.
- De instelling van een dag van nationale rouw, waarbij alle doden en slachtoffers van politiek geweld worden herdacht
De doelen van de dag van nationale rouw zijn:
Ten eerste, het is een uiting van erkenning van het leed van alle slachtoffers en nabestaanden ongeacht waar ze zich bevonden ten tijde van een gewelddadige conflict.
Ten tweede, het verbindt het leed van slachtoffers en nabestaanden met elkaar en zorgt daardoor voor meer geestelijke kracht bij het verwerken van trauma’s.
Ten derde, het is een manier van rouwverwerking van een natie. Als we samen kunnen feesten, dan moeten we ook samen kunnen rouwen.
Ten vierde, het is een manier om de rouwverwerking te wortelen in het collectieve geheugen van ons volk.
Tenslotte, het is aan manier om partijen die tegenover elkaar staan met elkaar te verzoenen. We kunnen niet altijd in conflict leven met elkaar. We moeten samen dit land opbouwen.
We hebben gekozen voor 30 juni omdat deze dag precies in het midden van het jaar valt en bovendien voorafgaat aan een dag waarop we de vrijheid vieren van de totslaafgemaakte Surinamers. Zoals ik eerder vertelde, heb ik in 1995 op 30 juni een dag georganiseerd om de bewoners in het binnenland die tegenover elkaar stonden weer met elkaar te verzoenen.
De dag van nationale rouw is geen vervanging voor andere dagen van rouw, zoals de jaarlijkse 8 december herdenking. We zullen de slachtoffers van 8 december ook herdenken op de dag van nationale rouw. Als we uitgenodigd worden door de organisaties van 8 december, zullen we met respect aanwezig zijn op die herdenking. We zullen niet onuitgenodigd verschijnen.
We gaan de dag van nationale rouw organiseren in de dorpen in het binnenland en in de stad bij het onafhankelijkheidsplein.
Het programma van de herdenking ziet er als volgt uit:
We houden op 30 juni precies om vijf uur ‘s middags één minuut stilte. We zullen de media vragen om te helpen om het hele volk op dat tijdstip te herinneren dat het tijd is voor één minuut stilte voor de herdenking van alle slachtoffers, inclusief de slachtoffers van 8 december.
Er zullen geen politieke toespraken worden gehouden. De namen zullen worden voorgelezen van alle slachtoffers, liefst door kinderen. Er zullen rouwliederen worden gezongen en bloemen en kransen worden gelegd.
Er is een nationale plechtigheid in Paramaribo en lokale plechtigheden in het binnenland en hopelijk in alle districten. We willen een Comité van aanbeveling opzetten waarvoor we religieuze leiders, politici, artiesten en andere bekende Surinamers zullen uitnodigen om zitting te nemen en de dag van nationale rouw aan te bevelen.
We willen klein beginnen. Gegeven de korte voorbereidingstijd hopen dat we op 30 juni in Paramaribo ongeveer 200 mensen kunnen mobiliseren op deze dag. De komende jaren moet het gaan groeien.
We hebben een werkgroep ingesteld die ik zal coördineren. Er is veel werk te doen: publiciteit, media, logistiek, organisatie etc. Iedereen die een bijdrage wil leveren, kan contact met mij opnemen. Mijn telefoonnummer is: 87.44.486.
- De instelling van een Commissie Onderzoek Vermisten
We gaan een oproep doen aan het Nationaal Leger, de politie, het Jungle Commando en de Tucajanas om een commissie in te stellen die onderzoek gaat doen naar vermisten tijdens de Binnenlandse Oorlog. Sandew Hira heeft eerder verklaard dat er 2 militairen en mogelijk tientallen mensen in het binnenland vermist zijn. Vanuit het Comité zullen we de families vertegenwoordigen en hun informatie verzamelen en met de Commissie Onderzoek Vermisten delen zodat we kunnen lokaliseren waar slachtoffers begraven liggen zodat de familie closure kan krijgen.
- Het project stemmen en gezichten
Sandew Hira heeft het onderzoek gestart naar het leed van slachtoffers en nabestaanden. Hij zal op 8 december zijn eindrapport indienen. Maar het onderzoek zal niet afgelopen zijn. We willen een gesprek aangaan met de Anton de Kom Universiteit om studenten te interesseren om in het kader van hun studie families te interviewen over de impact van geweld in hun dagelijks leven. Zo wordt het verhaal van slachtoffers en nabestaanden ook geïntegreerd in het onderwijs. Studenten kunnen ons helpen om een stem en een gezicht te geven aan ons leed.
We willen in gesprek treden met het ministerie van onderwijs om te bekijken of er lesbrieven kunnen worden gemaakt over dit hele proces zodat het een plek krijgt in ons geschiedenisonderwijs.
4. Traumaverwerking
Het Comité wil bevorderen dat slachtoffers en nabestaanden kunnen beschikken over goede begeleiding bij trauma verwerking. We zullen in gesprek treden met de overheid om de mogelijkheden te bekijken om dit op een systematische manier te doen via de bestaande instituten en deskundigen.
- Wetgeving
Sandew Hira is het gesprek gestart met de regering over de intrekking van de twee amnestiewetten en de indiening van een algemene amnestiewet. We zullen de stok overnemen en als counterpart fungeren voor het ministerie van justitie om dit gerealiseerd te krijgen.
- Ontwikkeling nationale draagvlak
We zullen in de komende maanden gesprekken voeren met religieuze, maatschappelijke, culturele en politieke organisaties om steun te vragen voor de werkzaamheden van het Comité. We zullen regelmatig rapporteren over de voortgang van deze gesprekken.
- Internationale draagvlak
We willen ook internationaal steun vragen voor ons werk, zowel bij buitenlandse regeringen die een betrokkenheid hadden bij processen van geweld, met name Nederland, Amerika en Frankrijk als bij internationale organisaties zoals de OAS en de Verenigde Naties.
Tot slot ik wel nog iets zeggen over de Organisatie van gerechtigheid en Vrede en de Stichting 8 December. We willen graag in gesprek treden met deze organisaties. Al kunnen we van mening verschillen over aard, oorzaken en beleid van hoe om te gaan met ons leed, we hebben één ding gemeen: we dragen dezelfde emoties als nabestaanden en slachtoffers van politiek geweld. Ik doe een handreiking om in gesprek te gaan met elkaar met respect voor elkaars opvattingen en in de hoop dat we elkaar ergens kunnen vinden om samen verder te gaan om dit land op te bouwen.
Ik dank u voor uw aandacht.