”Amsterdam biedt zaterdag slechts plaats voor 10.000 bezoekers op de Dam in plaats van de gebruikelijke 20.000. Mensen moeten zich eerst online aanmelden; het maximale aantal is inmiddels bereikt. Bij de herdenking zal gefouilleerd worden. Vlaggen en borden zijn niet toegestaan, demonstraties evenmin.”
NOS
AMSTERDAM GAAT TE VER MET PROTESTVERBOD
TIJDENS DODENHERDENKING
De gemeente Amsterdam wil met vergaande maatregelen voorkomen dat de Nationale Dodenherdenking op de Dam komende zaterdag wordt verstoord. Eén van die maatregelen, het demonstratieverbod, gaat volgens experts in tegen de grondwet.
“De grondwet garandeert vrijheid van meningsuiting en verbiedt censuur”, zegt hoogleraar Rechtswetenschap Jan Brouwer (Rijkuniversiteit Groningen). Vier andere rechtsgeleerden die Nieuwsuur sprak, bevestigen dat de gemeente te ver gaat met het demonstratieverbod.
Burgemeester Femke Halsema is het oneens met de experts, zegt ze in Nieuwsuur. “Wij mogen ingrijpen. We hebben extra middelen om te voorkomen dat er onrust ontstaat, dat er wanordelijkheden kunnen ontstaan, dat mensen in paniek raken.”
Noodverordening
Met alle spanningen en emoties die bestaan rondom de oorlog tussen Israël en Hamas wordt gevreesd voor ongeregeldheden tijdens de Dodenherdenking. Halsema: “Het gaat om een breekbaar moment, met name om die twee minuten om acht uur waarop heel Nederland de stilte waardeert. Dan rouwen we gezamenlijk en dan kan iemand makkelijk gaan schreeuwen. We hebben grote zorg dat mensen zich zo gaan roeren dat anderen zeer geëmotioneerd raken en er onlusten ontstaan. We hebben zoveel mogelijk maatregelen genomen om dat te voorkomen.”
Amsterdam biedt zaterdag slechts plaats voor 10.000 bezoekers op de Dam in plaats van de gebruikelijke 20.000. Mensen moeten zich eerst online aanmelden; het maximale aantal is inmiddels bereikt. Bij de herdenking zal gefouilleerd worden. Vlaggen en borden zijn niet toegestaan, demonstraties evenmin.
Halsema is samen met politie en justitie verantwoordelijk voor een rustig verloop van de herdenking. Om de maatregelen juridisch te regelen, geldt tijdens de herdenking in Amsterdam een noodverordening. “Dat doe je maar heel uitzonderlijk, dat is een zware bevoegdheid”, zegt Halsema.
Volgens de burgemeester kan ze met die noodverordening protest verbieden. Maar daarmee interpreteert ze de wet te ruim, zegt Brouwer. “Er staat expliciet in de Gemeentewet dat je niet mag afwijken van de grondwet.” De vrijheid van meningsuiting “is een van de meest bijkans heilige grondrechten die we hebben”. Spandoeken en vlaggen verbieden “kan absoluut niet”.
‘Boodschap doet er niet toe’
Een burgemeester mag wél een demonstratie verbieden als gevreesd wordt voor wanordelijkheden, “maar dan moet ze eerst nog aantonen dat je echt onmogelijk die wanordelijkheden kunt voorkomen”, zegt Brouwer. Daarvan is nu geen sprake, zegt hij. De andere juridische experts die Nieuwsuur sprak, beamen dat.
Concrete aanwijzingen dat er plannen zijn om de herdenking in Amsterdam te verstoren, zijn niet bekend. De politie laat weten dat er wel signalen en oproepen op sociale media zijn die erop wijzen dat de Nationale Herdenking verstoord zou kunnen worden. Maar de politie noemt vooral de “toegenomen maatschappelijke spanning en een grote actiebereidheid tot protest” als redenen om voorbereid te zijn op verstoringen van de plechtigheid.
Halsema benadrukt dat de politie, in overleg met het Openbaar Ministerie en de (loco)burgemeester, tijdens de herdenking zelf beoordeelt of ingrijpen eventueel nodig en proportioneel is. De boodschap die actievoerders verkondigen, doet er niet toe, zegt ze. “We maken geen onderscheid naar de aard van het protest. Het enige wat voor ons van belang is, is dat het halfuur of die driekwartier op de Dam waardig is en niet verstoord wordt. Het is een nationale herdenking, die is van groot belang voor ons hele land.”
Brouwer: “Het is een duivels dilemma. Maar ik denk dat het verstandig zou zijn om protest juist wel te laten plaatsvinden op de Dam. De reactie op dit soort uitingen is vaak slechter dan het gewoon in alle rust toelaten.”
EINDE
[9]
”De gemeente Amsterdam wil met vergaande maatregelen voorkomen dat de Nationale Dodenherdenking op de Dam komende zaterdag wordt verstoord. Eén van die maatregelen, het demonstratieverbod, gaat volgens experts in tegen de grondwet.
“De grondwet garandeert vrijheid van meningsuiting en verbiedt censuur”, zegt hoogleraar Rechtswetenschap Jan Brouwer (Rijkuniversiteit Groningen). Vier andere rechtsgeleerden die Nieuwsuur sprak, bevestigen dat de gemeente te ver gaat met het demonstratieverbod.”
NOS
AMSTERDAM GAAT TE VER MET PROTESTVERBOD
TIJDENS DODENHERDENKING
ZIE GEHELE TEKST, NOOT 8
[10]
‘Amsterdam biedt zaterdag slechts plaats voor 10.000 bezoekers op de Dam in plaats van de gebruikelijke 20.000. Mensen moeten zich eerst online aanmelden; het maximale aantal is inmiddels bereikt. Bij de herdenking zal gefouilleerd worden. Vlaggen en borden zijn niet toegestaan, demonstraties evenmin.”
NOS
AMSTERDAM GAAT TE VER MET PROTESTVERBOD
TIJDENS DODENHERDENKING
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 8
Reacties uitgeschakeld voor Noten 8 t/m 10/Het KAN nog erger
VIER AANHOUDINGEN OP EN ROND DE DAM BIJ DODENHERDENKING
4 MEI 2024
Tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam zaterdagavond heeft de politie vier mensen aangehouden. Drie van hen zouden zijn opgepakt omdat ze tijdens de herdenking aandacht wilden vragen voor de politieke situatie in Oeganda. De stilte raakte niet verstoord.
Een 53-jarige man uit Amstelveen werd gearresteerd toen hij een spandoek wilde ontvouwen, meldt de politie. Vlak daarna werden een man en een vrouw met beiden de Oegandese nationaliteit opgepakt. Volgens de politie hoorden zij “vermoedelijk bij de man met het spandoek”. De arrestaties werden nog voor het stiltemoment verricht.
Willem Jebbink, de advocaat van de drie verdachten, zegt in een verklaring dat zijn cliënten nog vastzitten. Het drietal zou erop willen wijzen dat Nederland financiële steun geeft aan de Oegandese president Yoweri Museveni. De betogers vinden het hypocriet dat “de Nederlandse koning en premier tijdens de herdenking pretenderen dat een genocide zoals in de Tweede Wereldoorlog nooit meer zou kunnen voorkomen”.
Kort na het stiltemoment werd nog een aanhouding verricht. Een 24-jarige man uit Nijmegen zou via een livestream op TikTok uitingen hebben gedaan waardoor “het vermoeden bestond dat hij mogelijk voor een verstoring zou kunnen zorgen”, schrijft de politie. De man zit nog vast, laat een woordvoerder weten aan NU.nl.
Eerder op zaterdag werd al één verdachte aangehouden in verband met opruiing. Een 41-jarige man zou via sociale media opruiende uitingen hebben gedaan over Dodenherdenking. Na verhoor is hij op zaterdagavond weer vrijgelaten.
EINDE NU BERICHT
DIT OVER DE OEGANDESE PRESIDENT MUSEVENI
THE GUARDIAN
UGANDAN PRESIDENT SIGNS ANTI-LGBTQ+LAW WITH DEATH PENALTY
FOR SAME-SEX ACTS
29 MAY 2023
Global outcry over Museveni’s assent to draconian new anti-gay law, condemned as a ‘permission slip for hate and dehumanisation’
Uganda’s president, Yoweri Museveni, has signed into law the world’s harshest anti-LGBTQ+ bill, which allows the death penalty for homosexual acts.
The move immediately drew condemnation from many Ugandans as well as widespread international outrage. The UK government said it was appalled by the “deeply discriminatory” bill, which it said will “damage Uganda’s international reputation”.
US President Joe Biden decried the act as “shameful” and “tragic violation of universal human rights”. He said Washington was considering “sanctions and restriction of entry into the United States against anyone involved in serious human rights abuses” – a suggestion that Ugandan officials may face repercussions.
Early on Monday, the speaker of the Ugandan parliament, Anita Annet Among, released a statement on social media confirming Museveni had assented to the law first passed by MPs in March. It imposes the death penalty or life imprisonment for certain same-sex acts, up to 20 years in prison for “recruitment, promotion and funding” of same-sex “activities”, and anyone convicted of “attempted aggravated homosexuality” faces a 14-year sentence.
Described by the UN high commissioner for human rights, Volker Türk, as “shocking and discriminatory”, the bill was passed by all but two of 389 MPs on 21 March. Museveni had 30 days to either sign the legislation into law, return it to parliament for revisions or veto it. He sent it back to MPs in April, with a request for reconsideration. The bill would have still become law without the president’s assent if he returned it a second time.
Among tweeted on Monday morning: “The president … has assented to the Anti-Homosexuality Act. As the parliament of Uganda, we have answered the cries of our people. We have legislated to protect the sanctity of [the] family.
“We have stood strong to defend our culture and [the] aspirations of our people,” she said, thanking Museveni for his “steadfast action in the interest of Uganda”.
The speaker said MPs had withstood pressure from “bullies and doomsday conspiracy theorists” and called for courts to begin enforcing the new laws.
Martin Ssempa, one of the main backers of the bill, presented it as a victory against the US and Europe and suggested Uganda needed to push back against groups working to tackle HIV. He said: “The president has shown great courage to defy bullying of the Americans and Europeans. That bullying we shall not give you money. They intimidate and threaten you.”
In a joint statement, the heads of the Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria, UNAids and the US President’s Emergency Plan for Aids Relief (Pepfar) reacted with “deep concern” and said progress on tackling Aids and HIV was “now in grave jeopardy”.
“The stigma and discrimination associated with the passage of the act has already led to reduced access to prevention as well as treatment services. Trust, confidentiality and stigma-free engagement are essential for anyone seeking health care,” said the statement.
“LGBTQI+ people in Uganda increasingly fear for their safety and security, and people are being discouraged from seeking vital health services for fear of attack, punishment and further marginalisation,” added the statement, signed by Peter Sands, Winnie Byanyima and John Nkengasong.
There has been strong condemnation of Museveni. A statement from the UN read: “We are appalled that the draconian and discriminatory anti-gay bill is now law. It is a recipe for systematic violations of the rights of LGBT people and the wider population. It conflicts with the constitution and international treaties and requires urgent judicial review.”
Ashwanee Budoo-Scholtz, Africa deputy director for Human Rights Watch, said: “Museveni’s signing of the anti-homosexuality bill is a serious blow to the right to freedom of expression and association in Uganda, where instead of being restricted they ought to be strengthened.
“The law is discriminatory and is a step in the wrong direction for the protection of human rights for all people in the region.”
“President Museveni’s decision to sign the anti-homosexuality act 2023 into law is deeply concerning,” said Steven Kabuye, a human rights activist in Kampala. “This act violates basic human rights and sets a dangerous precedent for discrimination and persecution against the LGBTQ+ community in Uganda.
“As we have seen in the past, such laws can lead to increased violence, harassment and marginalisation of already vulnerable groups. It is important that we stand together in solidarity with the LGBTQ+ community in Uganda and around the world and fight against bigotry and hate.”
In February alone, 110 LGBTQ+ people in Uganda reported incidents including arrests, sexual violence, evictions and being forcibly stripped in public to the advocacy group Sexual Minorities Uganda (Smug). Transgender people were disproportionately affected, said the group.
“It is wishful thinking to assume a piece of bogus legislation will erase the existence of LGBTQI+ persons in Uganda!” tweeted Sarah Kasande, a Kampala-based lawyer and human rights activist.
“Queers are Ugandans, they belong to Uganda. No stupid law will ever change that!”
Edna Ninsiima, an editor and social critic, said: “We should all be concerned that our collective homophobia as a country has, once again, culminated in the state signing a permission slip for hate and dehumanisation.”
On 17 April, a court in the eastern town of Jinja denied bail to six people working for healthcare organisations who had been charged with “forming part of a criminal sexual network”. Ugandan police confirmed that it conducted forced anal examinations on the six and tested them for HIV.
Museveni claimed in March that his government was attempting to resist western efforts to “normalise” what he called “deviations”.
“The western countries should stop wasting the time of humanity by trying to impose their practices on other people,” he said.
Activists plan to petition the court to nullify the discriminatory legislation, “Of course, we are going to march to court and contest this draconian law in every way possible,” said Kabuye.
END
RAPPORT HUMAN RIGHTS WATCH
”I ONLY NEED JUSTICE”
UNLAWFUL DETENTION AND ABUSE IN UNAUTHORIZED PLACES OF DETENTION
IN UGANDA
22 MARCH 2022
Summary
Many things were done to our lives, but we never got anything. They removed our nails. They beat us. Even our bones. We need to see those people who were doing those things to us taken to court. [We need them] to tell us why they are doing those bad things to our lives. — A victim of abduction, detention and torture, March 2021
Since at least 2018, Ugandan security forces have unlawfully detained and tortured many people, including government critics and opposition supporters, often in unsanctioned or unauthorized places of detention. Some of these locations, somewhat ironically termed “safehouses,” are residential buildings converted by the authorities to be used for witness protection. In fact, they operate as makeshift detention centers under the authority of the Internal Security Organization (ISO), Uganda’s domestic intelligence body.
In August 2019, the Parliament’s House Committee on Human Rights opened an investigation into allegations that ISO officials had abducted and illegally detained more than 400 people in these safehouses and on an island in Lake Victoria, south of Kampala. On February 5, 2020, the committee released its report, concluding that the authorities, including ISO and other government agencies, were torturing, and abusing detainees in unsanctioned places of detention, notably safehouses, as well as in some legal detention centers. The committee called on the government and relevant agencies to conduct further investigations, but as of the time of this report no such investigations have taken place.
Unlawful detention, torture, and abuses continued with impunity, despite Uganda’s Constitution and other domestic laws prohibiting and criminalizing such acts, despite those acts being a violation of Uganda’s binding obligations under international human rights law, and despite the committee’s report and recommendations. During the two months leading up to and after Uganda’s January 14, 2021, general elections, less than a year after the parliamentary report was released, government security forces unlawfully detained, and forcibly disappeared government critics, opposition members, and peaceful protestors. While the authorities have released some detainees, the fate and whereabouts of many others is still unknown, leaving their families to continue to search for answers.
Based on in person and telephone interviews with 51 people, including 34 former detainees and witnesses, this report documents enforced disappearances, abductions, arbitrary arrests, unlawful detentions, torture, and ill-treatment by the Ugandan police, army, military intelligence, and ISO officials, mostly in unsanctioned places of detention. It covers detentions by ISO in 2018, 2019, as well as arbitrary arrests and detentions by security forces around the January 2021 general elections. It explains the enduring challenges victims and their families face, before and upon release, concerning their physical, mental, and economic well-being, and the obstacles they face in obtaining justice.
Human Rights Watch interviewed men and women who had been detained in a variety of locations, such as vehicles, an underground room in the parliament building, military barracks, residential houses converted into ISO-labelled safehouses, located on the outskirts of Kampala, and Lwamayuba island in Lake Victoria. Security forces forced the detainees held on Lwamayuba island to perform labor on a farm.
Victims told Human Rights Watch security officials flouted criminal procedure requirements and sometimes used deceptive means to arrest them, such as luring victims by pretending to be business partners or friends over the phone. Some civilians were held in military detention facilities and tried before military courts. In many of the cases documented in this report, armed men including police, soldiers, and men in plainclothes, accosted victims at their workplaces, homes, or on the streets and forced them, sometimes at gunpoint, into unmarked vehicles, usually Toyota Hiace vans, locally known as “Drones.”
Detainees were not allowed access to lawyers nor granted family visits and described undergoing torture or cruel, inhuman, or degrading treatment including beatings, shackling, injections with unknown substances, and the application of live electric currents to their bodies. Some former detainees, both men and women, survived rape and sexual violence, a form of torture, during their detention.
The police, military intelligence and internal security officials willfully ignored and disobeyed court orders to release detainees, including on some occasions by immediately rearresting persons released by court order, outside the courthouse or detention facilities.
Security officials accused detainees of politically motivated crimes, including high-profile killings, spying, and colluding with rivals of President Yoweri Museveni to oust him from office. In nearly all cases of unlawful detention documented by Human Rights Watch, officials stole and extorted money from the victims or their families during arrests or as a condition of their release. Several former safehouse detainees said that the then director of ISO, Frank “Kaka” Bagyenda, who was fired by President Yoweri Museveni in October 2020, played a central role in their abduction and detention, often personally interacted with detainees.
Ugandan law, as well as regional and international human rights and criminal law instruments, prohibit arbitrary arrest, unlawful detention, and torture. Uganda’s 1995 Constitution guarantees personal liberty and provides that an arrested or detained person should be held in a place authorized by law. Locations designated by law as places of detention are required to be published in the Uganda Gazette, where the government publishes official notices, so they are also known as a gazetted place of detention. The constitution further requires that detainees be brought to court within 48 hours of their arrest, are allowed to have their next-of-kin informed of their detention, and are allowed reasonable access to their next-of-kin, lawyers, and medical treatment. Detainees facing criminal charges have the right to bail.
In Uganda, torture is criminalized under the Prevention and Prohibition of Torture Act of 2012, and the Human Rights (Enforcement) Act of 2019 which provide that public officers who commit human rights violations will be held personally liable. To date, no individual has been convicted under either legislation.
Finally, other domestic laws dictate which entities are empowered to make arrests. Under criminal procedure, only police officers are authorized to conduct arrests without an order from a magistrate or a warrant. In addition, under the Security Organisations Act, it is a criminal offense for an ISO employee to arrest or detain anyone. Private persons may also transfer a person to a police officer for them to be arrested.
In March 2018, John Martin Okoth Ochola was appointed Inspector General of Police. Three months later, the military arrested his predecessor, Kale Kayihura, brought him before a military court, and charged him with failing to secure weapons issued to security forces, failing to supervise police officers, and abetting the kidnapping and forced repatriation of Rwandan refugees. In April, Okoth Ochola ordered that the Nalufenya detention facility be changed from a Special Forces Operations base to a regular police station as part of his reform of the police force following Kayihura’s sacking. This is significant because Nalufenya had a reputation as a place of torture and prolonged detention without trial. In May, Okoth Ochola temporarily disbanded the Flying Squad Unit, an elite unit of the police established in 2013 to counter armed robberies, but subsequently, implicated in multiple serious allegations of extortion and torture.
On January 17, 2022, Human Rights Watch sent a summary of the findings of this report to the office of the president, the director of public prosecutions, the Uganda Human Rights Commission (UHRC), the inspector general of police, the house committee on human rights, the ministries for defence and security, and Frank Bagyenda, requesting a response. Copies of the letters are accessible as annexes to this report.
Human Rights Watch calls on the government of Uganda to immediately close all so-called safehouses and other unauthorized detention centers. The authorities should immediately release all detainees held in such places of detention or bring them promptly before a court to be charged with a cognizable offense. The court should release detainees on bail or if there are legal grounds and it is justified in the circumstances could remand a prisoner to the custody of the Uganda Prisons Service. The ISO, UPDF and other security agencies should immediately disclose the whereabouts of all those subjected to enforced disappearances.
The Office of the Director of Public Prosecutions and the UHRC should investigate all credible allegations including enforced disappearances, unlawful detention, and torture, as well as rape and other sexual violence. Those identified as responsible should be prosecuted in fair trials. The government should also ensure victims have access to remedies including compensation as well as medical and psychological care.
Regional and international partners of Uganda should urge the government to adhere to its human rights obligations, and close safehouses and other unauthorized places of detention, end unlawful detentions, and provide justice and remedies to victims and their families.
Glossary of Terms
CMI: Chieftaincy of Military Intelligence is a military intelligence agency
FDC: Forum for Democratic Change (FDC) is the main opposition party in Uganda
ISO: Internal Security Organization is Uganda’s domestic intelligence body responsible for internal security
JATT: Joint-Anti Terrorism Task Force is an ad hoc agency created after the enactment of the Anti-Terrorism Act in 2002. It draws its personnel from the armed forces, the police, and internal and external intelligence organizations.
NRM: National Resistance Movement is Uganda’s ruling political party
NUP: National Unity Platform formerly the National Unity, Reconciliation and Development Party (NURP), is a political party in Uganda led by Robert Kyagulanyi
UHRC: Uganda Human Rights Commission was established under the Constitution of the Republic of Uganda to monitor the human rights situation in the country
UPDF: Uganda People’s Defense Force is the armed forces of Uganda
Recommendations
To the President of the Republic of Uganda
Issue public orders that all unauthorized places of detention be closed immediately.
Prohibit the Internal Security Organisation (ISO) from maintaining and operating unauthorized detention centers and the Uganda People’s Defense Force (UPDF) from arresting anyone or detaining people in such facilities.
Ensure the ISO and UPDF immediately release all detainees in their custody or immediately bring those held without charge before an independent court to be charged with a cognizable crime.
Instruct the directors of the ISO and UPDF to publish the names of all those in their respective custody, including their date or dates, location or locations, and grounds for detention.
Issue public orders to the ISO and UPDF to immediately stop carrying out detentions for which they have no legal basis.
Ensure all allegations of torture, ill-treatment, and other abuses by ISO and UPDF officials are promptly, transparently, and impartially investigated, and ensure all personnel involved in abuses are appropriately disciplined or prosecuted.
Ensure the findings of investigations into ISO and UPDF abuses are made public.
Ensure victims have access to remedies and reparations, including compensation, health and medical care, psychosocial support, and legal services.
Ensure free and confidential health and psychosocial services to survivors of sexual violence, including comprehensive post-rape medical care.
Pending the closure of all unauthorized detention centers, ensure independent human rights monitors have full access to detention centers, including those mentioned in this report, and allow them to visit without prior notification and to communicate privately with detainees.
Ensure the steps are taken to finalize Uganda’s ratification of the International Convention for the Protection of All Persons from Enforced Disappearance and the Optional Protocol to the Convention against Torture and other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment.
To the Director of the Internal Security Organisation and the Minister for Security
Immediately cease carrying out arrests or detentions as prohibited under the Security Organisations Act.
Close all ISO-run places of detention, and immediately and unconditionally release any detainees.
Ensure ISO personnel and members of ISO oversight mechanisms receive appropriate training in accordance with international human rights standards.
Grant independent human rights monitors and humanitarian agencies full access to all ISO places of detention and detainees, including without prior notification.
To the Uganda People’s Defense Force
Release civilian detainees who are held in unauthorized military detention centers.
Immediately cease the unlawful arrests, detention, rape, and torture of people in military detention centers.
Ensure no one is held in unauthorized detention centers.
Ensure all detainees enjoy full due process rights, including access to legal counsel, and are promptly brought before a prosecutor and a judge within the legally defined period of 48 hours.
Ensure all detainees have regular access to family, legal counsel, and medical care.
Suspend, pending investigations, members of the UPDF credibly implicated in serious human rights violations.
Discipline and ensure the prosecution of all UPDF personnel and commanders responsible for serious violations.
Grant access to independent human rights monitors and humanitarian agencies to all UPDF places of detention, gazetted or ungazetted, ensuring they have access to all detainees, including without prior notification.
To the Uganda Human Rights Commission
Publicly and privately advocate with the relevant authorities for the closure of ISO detention facilities and the release of all detainees.
Publicly and privately advocate for UPDF detainees to be afforded full due process rights, including access to legal counsel, and to be brought before a prosecutor and a judge within the legally defined period of 48 hours.
Undertake regular visits to ISO, UPDF, and any reported unauthorized detention facilities to monitor detention conditions; order the release of detainees held in unauthorized detention facilities; or ensure they are handed over to the police to be promptly brought before a judge to face charges.
Investigate allegations of enforced disappearances, unlawful detention, rape, and torture in ISO and UPDF facilities, including by undertaking visits to those places and confidentially interviewing detainees and former detainees.
Make publicly available, in a timely manner, the findings and targeted recommendations regarding allegations of enforced disappearances, unlawful detention, and torture.
Urgently hold tribunal sessions to consider complaints of arbitrary arrest, unlawful detention, and torture.
To the Office of the Director of Public Prosecutions
Direct the police to investigate all allegations of enforced disappearances, unlawful arrests and detentions, rape, sexual exploitation, and torture, even without an official complaint by victims or their families and prosecute those identified as responsible.
To the African Commission on Human and Peoples’ Rights
Call on the Ugandan authorities through an urgent letter of appeal to immediately implement the recommendations in this report, namely to urgently close ISO and UPDF places of detention; direct security forces to stop unlawful arrests, unlawful detentions, and torture and ill-treatment of detainees; and investigate and prosecute all allegations of abuse of detainees.
Request an invitation from the Ugandan government for the ACHPR Special Rapporteur on Uganda and the ACHPR Chairperson of the Working Group of the Committee for the Prevention Torture in Africa to carry out a fact-finding visit to investigate torture, rape, and arbitrary detentions in ISO and UPDF custody.
Prepare and make available the mission’s report with findings and recommendations regarding torture and arbitrary detentions in ISO and UPDF custody.
Call on the Ugandan authorities to conduct credible, effective, and impartial investigations into ISO abuses, including those documented in this report, make findings publicly available, and ensure all security forces responsible for abuses are held accountable.
To Uganda’s other International Partners, including the EU and its Members States, the United States, and the United Kingdom
Issue further, strong, coordinated messages, including at local and headquarter levels and at the UN Human Rights Council, urging the Ugandan government to ensure accountability for the human rights abuses documented in this report, implement the recommendations listed herein, and spell out consequences for bilateral relations in case of persistent failure to comply.
Consider the coordinated adoption of targeted sanctions against Frank “Kaka” Bagyenda.
Methodology
This report focuses on the detention of individuals by government security officials in unauthorized locations, including private buildings converted into places of detention called “safehouses,” and without being charged or brought before a court of law within the prescribed time, which is in violation of both Ugandan and international law.
The report is based on research undertaken between April 2019 and November 2021, during which Human Rights Watch interviewed 34 former detainees and witnesses of abductions in Uganda and Kenya. Researchers also interviewed 17 others, including government officials, members of parliament, opposition party members, diplomats, human rights activists, journalists, and representatives of non-governmental organizations (NGOs).
Interviews were conducted over the phone, and using secure messaging applications, as well as in person in Kampala, Uganda, in locations deemed private and secure by researchers and interviewees. Interviews were conducted in English and Luganda with the aid of interpreters as needed. Researchers explained to each interviewee the purpose of the interview, its voluntary nature, the way in which the information would be used, and the fact that no compensation would be provided.
Interviewees sometimes seemed distressed and emotional as they recounted their experiences. Researchers took care to avoid retraumatizing them, including by explaining the extent and line of questioning involved before the interview commenced and their right to stop at any point. Researchers also avoided interviewing, were possible, detainees immediately after their release, and those who may have been interviewed multiple times by other organizations, researchers, or journalists. Human Rights Watch referred interviewees to organizations providing psychosocial and healthcare support to victims of torture.
Many of the victims and witnesses who spoke to Human Rights Watch expressed fear of reprisals and retaliation by the state. Their names and other identifying information are therefore not included in the report. Details in some testimonies have been withheld to protect the identity of interviewees.
On January 17, 2022, Human Rights Watch sent a summary of the findings of this report to the office of the president; Jane Abodo, the director of public prosecutions; Mariam Wangadya, the chairperson of the Uganda Human Rights Commission (UHRC); Martin Okoth Ochola, the inspector general of police; Fox Odoi, the chairperson of the house committee on human rights; the spokesperson for the ministry of defense; Jim Muhwezi, the minister for security; as well as former ISO director Frank Bagyenda, requesting a response. Copies of the letters are available as annexes to this report.
I. Background
Political Context
Shortly after President Yoweri Museveni came to power through a military coup in 1986, he suspended all political party activities and established an interim government that lasted nine years. General elections were then held in 1996 and 2001 under a one-party system, and Museveni won both elections.[1]
In June 2005, parliamentarians voted to remove the two-term presidential term limits set in Uganda’s 1995 Constitution, allowing Museveni to run for president again.[2] The next month, following a referendum in which Ugandans voted to restore a multiparty political system, political parties, including Museveni’s National Resistance Movement (NRM) as well as opposition parties, were able to participate in the 2006 elections.[3] Museveni won that and subsequent presidential elections, defeating his closest rival, Kizza Besigye of the Forum for Democratic Change (FDC), in 2006, 2011, and 2015.[4]
In 2017, the Ugandan Parliament also voted to remove the constitutional 75-year age limit for presidential candidates. This allowed Museveni, 73 at the time, to run for office yet again in 2021 and in all future elections. The constitutional amendment process was marred by allegations of widespread repression and intimidation of the opposition, including then independent parliamentarian Robert Kyagulanyi, who opposed the constitutional amendment during the debates.[5]
The two months leading up to and after Uganda’s January 14, 2021, general elections were similarly characterized by widespread violence and human rights abuses, including the enforced disappearances and unlawful detentions of government critics, opposition members, and protestors.[6] After election campaigns began in November 2020, security forces arrested opposition supporters and leaders, including two presidential candidates, Patrick Amuriat of the FDC and Kyagulanyi, now of the National Unity Platform (NUP), and at least 177 people, according to the government.[7] On November 18 and 19, security forces used deadly force to clamp down on protesters demanding Kyagulanyi’s release, resulting in at least 54 deaths.[8] Human Rights Watch found that some of the people currently reported missing by their family members had been arrested in relation to these protests.
On December 30, police and military personnel again arrested Kyagulanyi and at least 126 others ahead of a rally in Kalangala district, Central Uganda. Although Kyagulanyi was released later that day, the 126 remained in police and military detention until between January and June 2021, when they were released by a court order. [9]
On January 16, 2021, the Ugandan Electoral Commission declared Museveni, 76, the winner for his sixth term as president. His political party, the NRM, won 336 of the 529 seats in Parliament.[10]
Parliamentary Investigation into Safehouses and Related Abuses
On July 31, 2019, armed men abducted lawyer Patrick Mugisha outside his office in Kampala, the Ugandan capital. Mugisha’s abduction and subsequent detention sparked increased interest by parliamentarians in the issue of unlawful detentions and safehouses.
On August 15, approximately two weeks after Mugisha’s abduction, parliamentarian Abdulatif Sebaggala, representing Kampala’s Kawempe North division, told Parliament that a former detainee had informed him that the ISO was illegally detaining more than 400 peopleon Lwamayuba island in Lake Victoria in Kalangala district, Central region, also known as the Ssesse islands.[11] Kalangala is an archipelago of 84 islands in the northwestern part of Lake Victoria. Another parliamentarian, Kassiano Wadri, also said one of his constituents in Arua town, Jamilla Asha Atim, and four others had been illegally detained and tortured at an ISO-run safehouse in Kyengera on the outskirts of Kampala. The speaker of parliament, Rebecca Kadaga, then directed the House Committee on Human Rights Committee to investigate these allegations.[12]
The committee interviewed 11 former detainees who had been detained by security officials in ISO-operated places of detention in residential areas in Kabowa, Kawempe, Kireka, Kololo, Makindye, Nakasero, and Nalukolongo neighborhoods of Kampala, and in other towns across the country including Kyengera, Goma Mukono, Mityana, Nalufenya police detention facility in Jinja town; and on Lwamayuba island in Kalangala district.[13]
Ten other witnesses also told the committee that in 2018, armed men in plainclothes had arrested their relatives, who remain unaccounted for. Parliament also received reports from the Uganda Human Rights Commission (UHRC) about the existence of safehouses.[14]
However, the committee faced challenges in gathering information about safehouses and security forces’ practices. When then-Minister of Security, Elly Tumwine, testified before the committee, he acknowledged that the government was operating safehouses, but he said they were being used to coordinate intelligence gathering, protect witnesses, and to surveil “hardcore criminals.” He also blocked the committee from accessing any safehouse or interviewing detainees, and withheld information about the locations of other suspected safehouses. Frank Bagyenda, then the head of the ISO, failed to appear despite being summoned by the committee.[15]
The pressure mounted nonetheless, and apparently in response to the committee hearing, on September 9, 2019, security forces dropped off at different locations across Kampala, 90 of the people who had been detained on Lwamayuba Island in Kalangala district. Former Kalangala detainees told Human Rights Watch they believed they were released due to the increased public attention to the issue of safehouses and arbitrary detentions.[16]
On February 5, 2020, the parliamentary committee released its findings, concluding that the authorities were operating safehouses and torturing and abusing detainees with impunity and called on the UHRC to conduct further investigations and submit a report to Parliament.[17]
On December 14, 2021, the UHRC published its 2019 and 2020 annual reports, reporting its findings and recommendations on safehouses and enforced disappearances during the 2021 elections, detailed in section V below.[18]
Timeline of Key Events
March 17, 2017: Unknown assailants on motorcycles shoot and kill police spokesman, Andrew Felix Kaweesi, as well as two policemen, Erau Kenneth and Mambewa Godfrey, in Kampala.[19]
April 27, 2018: As part of police reform efforts, Inspector General of Police, Martin Okoth Ochola, redesignates the Special Forces Operations base detention facility in Nalufenya, Jinja, as a standard police station.[20]
September 8, 2018: Unknown gunmen shoot and kill a policeman, Muhammad Kirumira, and his friend, Resty Mbabazi Nnalinya, in Bulenga village, Wakiso district.[21]
July 31, 2019: Gunmen abduct lawyer, Patrick Mugisha, outside his law chambers in Kabalagala neighborhood, Kampala.[22]
August 2, 2019: A High Court judge orders the government and security forces to produce Mugisha following a habeas corpus application filed by his colleagues.[23]
August 5, 2019: Mugisha resurfaces in Kampala and tells the media that the ISO arrested and detained him in a safehouse.[24]
August 15, 2019: Speaker of Parliament Rebecca Kadaga directs the House Committee on Human Rights to investigate allegations that the government is operating safehouses in Kalangala district and Kyengera town, based on submissions by parliamentarians Abdulatif Sebaggala and Kassiano Wadri containing allegations of abductions, torture and detention by ISO officials in safehouses across the country.[25]
August 28, 2019: Minister of Security Elly Tumwine appears before the House Committee but declines to reveal to the committee the locations of safehouses used by the government.[26]
September 9, 2019: ISO releases, on Entebbe Road in Kampala, 90 detainees, who had been held on an island in Kalangala district.[27]
February 5, 2020: Parliament’s House Committee on Human Rights releases its findings from the August 2019 investigation, concluding that the authorities were still operating safehouses as well as torturing and abusing detainees.[28]
July 9, 2020: Local media reports that military intelligence operatives raided two ISO safehouses in Kyengera town and Kisaasi neighborhood, Kampala, and arrested the soldiers guarding them.[29]
October 8, 2020: President Museveni fires Frank “Kaka” Bagyenda head of ISO, but days later, asks Parliament to approve Bagyenda as Uganda’s ambassador to Angola.[30] In November, Parliament does not approve Bagyenda’s appointment after he fails to appear before its appointments’ committee.[31]
November 18, 2020: Security forces arrest opposition presidential candidate Robert Kyagulanyi, popularly known as Bobi Wine, in Luuka district, Eastern region, before a planned campaign rally.[32]
November 18 to 19, 2020: The authorities use teargas and live bullets to respond to protests against Kyagulanyi’s arrest in Kampala and elsewhere, killing at least 54 people.[33]
December 30, 2020: Police arrest Kyagulanyi and at least 126 people, including his supporters, ahead of a campaign rally on an island in Kalangala district.[34]
January 14, 2021: Uganda holds general elections following weeks of widespread violence and human rights abuses, largely by state agents, and the government’s total shutdown of the internet.[35]
January 16, 2021: Uganda’s Electoral Commission declares the incumbent Museveni the winner for his sixth term as president.[36]
February 24, 2021: Speaker of Parliament Kadaga tasks Minister of Internal Affairs Jeje Odongo to present a list of Ugandans kidnapped by security forces to Parliament.[37]
March 4, 2021: Minister Odongo presents Parliament with the names of 177 Ugandans who were arrested during or after the January elections and have been in detention since then.[38]
March 7, 2021: Amid public outcry about the election-related disappearances, President Museveni sends a letter to the Daily Monitor stating that the Special Forces Command, a unit of the Ugandan army, are holding 51 people for “treasonable acts of elements of the opposition.”[39]
March 24, 2021: Security forces release across the country, 61 victims of enforced disappearances, who had been disappeared for over two months.[40]
II. Unlawful Arrests, Detention and Abuses in ISO Safehouses
We heard of 16, 17, 18 and 24-year-olds [being detained]. So the safe house is not a good place. They don’t spare a woman or a man. All people were tortured. Life has not been easy from day one I was in the safe house till I was getting out. My health is still not okay. Sometimes I pray to God. I need to get back my job. — A woman detained in a safehouse by ISO in 2019[41]
Abductions by ISO
Victims told Human Rights Watch that security officials flouted criminal procedure requirements and sometimes used deceptive means to arrest them. In most cases, men dressed in plain clothes confronted victims at their workplaces or homes and forced them at gunpoint into waiting unmarked vehicles.
James Mulira, a lawyer based in Mukono town, 10 kilometers outside Kampala, told Human Rights Watch that hereceived a call in July 2019, from a man who identified himself as a former client and so he agreed to meet the caller at his office. That July morning, Mulira met the man, who arrived with three others, to his office’s boardroom. Then the men pulled out guns and dragged him to a waiting white pickup truck. He saw more guns and army uniforms on the car seats. They drove off in a convoy of at least two other cars to an ISO safehouse in Kyengera where he was detained for six days.[42]
Like Mulira, lawyer Patrick Mugisha said he received a call from someone he thought was a prospective client, whom he agreed to meet at his Kampala office on July 31, 2019. Three people came, and as soon as the meeting began, one of them accused Mugisha of representing “fraudsters” and demanded he goes with them to the State House in Kampala’s Nakasero neighborhood to resolve the issue. Mugisha said, “I told them I would not participate. I should be given the agenda of the meeting and given a choice of when and what time.” When he escorted the menoutside, they seized and bundled him into a waiting car with two other men armed with guns inside. The men then made Mugisha speak on the phone to a man they said was the ISO director general before driving him through Kampala to a safehouse in Kyengera.[43]
In other instances, men in military uniforms carried out the arrests. On December 5, 2018, 30 uniformed men, including the village chairman, arrived at the home of Matthew K. in Lusanja village, on the outskirts of Kampala. They demanded his national ID card before beating him with batons. The men accused Mathew K. of receiving money from the Rwandan government to deploy spies in Uganda. They blindfolded and put him in a vehicle before driving him to a safehouse in Kyengera.[44]
Description of Safehouses
Human Rights Watch interviewed 10 people who had been detained between 2018 and 2019 in makeshift detention centers operated by the ISO, notoriously known as safehouses, and later, on an island in Lake Victoria guarded by ISO officials. The former detainees recounted frequent physical abuses, including beatings, shackling, rapes, injections with unknown substances, and electrocutions, as well as a lack of access to lawyers or family.
According to several witnesses, Bagyenda, a former military officer, who was the ISO director general between January 2017 and October 2020, played a central role in the abduction and detention of several victims, often personally interacting with detainees, meeting with them in his office and where they were being held, and speaking to them on the phone.[45]
Eight of the former detainees told Human Rights Watch that they were detained in one of two safehouses operated by the ISO on Masaka Road in Kyengera town known as “Base One.”
Victims detained in “Base One” described being driven to a “very nice house” in a large compound, surrounded by a tall wall that prevented people inside from seeing outside and with barbed wire at the top.[46] At the gate, guards sometimes asked the arresting officials to present documentation about the arrestee.[47]
Inside the compound, victims observed parked vehicles, green military tents, and patrolling soldiers, resembling military barracks.[48]
I saw this military tent and a pickup, which had the same number plate as those for State House [the president’s office]. It was just three tents and two State House pickups and three other vehicles, [full of] of victims just like me, but I didn’t know that when I was entering there. I thought it was someone’s home.[49]
On entering the compound, the officials led the detainees to a reception area, in what appeared to be the living room, where an officer sat at a table.[50] Multiple victims reported that they were given a form which had the words “Safehouse,” and “Base One” on it as well as “Special Guest,” with sections for personal details which the officer or the detainee filled out.[51] “I filled my name and next of kin, my kids’ names, and where they can bury me when I die,” said one former detainee.[52] The officers then made the victims hand over their personal effects and undress to their underwear before assigning them areas to sleep. [53]
Many Kyengera detainees interviewed by Human Rights Watch said that on separate occasions during their detention, they were chained, blindfolded, and transferred without being told where they were going. At first, they were taken from the safehouse by bus, and then later, by a boat to an island on Kalangala district, which they later learned was called Lwamayuba.[54]
Accusations Against Victims
Most of the detainees told Human Rights Watch that security officials accused them of politically motivated crimes, including allegedly spying for Rwanda and involvement in the high-profile assassinations of policemen, Andrew Felix Kaweesi in March 2017 and Muhammad Kirumira in September 2018.[55] A former safehouse detainee accused of the latter said, “When they took me, they started beating me to [make me] accept that I am working with [Rwandan President Paul] Kagame and [former Inspector General of Police Kale] Kayihura to remove Museveni.”[56]
Other former detainees informed Human Rights Watch that they were accused of ordinary crimes. One detainee said that his abductors accused him of burning down a school.[57] Another detainee said some people told him that they had been arrested for stealing boda bodas (motorcycle taxis) or refusing to sell land that a “big man” wants. The same detainee said he met foreigners in detention who had been accused of crimes too. These included Somali students accused of wanting to bomb Kampala; an Italian of Belgian origin; and a Tanzanian. He said:
The Somalis were arrested on 3rd June, but when I spoke to them, they said they were students in Kampala University… they were just walking around [Kampala]. They had nothing on them. [The ISO officials accused them of] wanting to bomb [Kampala]. [Another] One was an Italian of Belgian origin. He was a supervisor on a certain project and his boss disappeared with money. And he was arrested and detained there. There were some Tanzanians who came to shop, he was arrested [and accused] that he stole a laptop. [58]
Torture and Ill-Treatment
Most of the victims interviewed by Human Rights Watch said they had experienced torture, cruel, inhuman, or degrading treatment, including incidents of sexual violence during their detention. ISO officers and guards used several methods to torture victims, including shackling, beating, electrocuting, and injecting unknown substances, often as a means of making detainees confess to the accusations leveled against them.
Detainees said they were frequently shackled. All the former safehouse detainees who spoke to Human Rights Watch described a torture technique called “Rambo,” which one of them noted was a welcome ritual of sorts to safehouses for most detainees.[59] The technique consists of detainees being handcuffed and hung from the ceiling for 12-hour intervals, with chains around their necks, waists, and knees. At 6 a.m. and 6 p.m. daily, the guards would remove hung victims and replace them with new detainees.[60]
Detainees were also shackled in other ways. According to one former detainee:
I saw people kept chained [together] day and night.… They have slightly long chains, and they lock it on a leg and lock it on another person, so they can only move with each other. I saw once, when a foreigner became violent, they handcuffed him to the door, both arms on the door, for some hours.[61]
Another victim said guards applied electric currents to him. “There is a chamber, a place of torture,” he said. “Something of electricity, they started putting it on my nipples.” He said he still has headaches as a result of the shocks.[62]
Prince Africa Evans Bright Gabula told Human Rights Watch he was injected with an unknown substance in 2019 during his detention at ISO’s Base One, which he believes has since affected his ability to walk. “Right now, I cannot even walk,” he said. “They were giving me a slow killing poison. I am now limp. I feel a lot of pain in my limbs on my right side.”[63]
In addition to the physical violence, victims were detained in poor conditions. One victim said there were only buckets to urinate and defecate in.[64] Former detainees told Human Rights Watch about two victims who had to sleep on the floor and another in a plastic chair.[65] While in the living room, detainees could hear the voices of people in other parts of the house and sometimes the sound of crying.[66]
Sexual Violence
Some formerly detained men and women told Human Rights Watch they had been sexually assaulted or tortured by guards while detained in a safehouse.
Rachel N. told Human Rights Watch that three men and one woman abducted her in 2019, while she was in the early stages of pregnancy. Her captors drove her to Base One in Kyengera where they detained her for six months. At Base One, she told Human Rights Watch that an officer called Charles Opoka raped her twice and beat her with shoes, causing her to miscarry and bleed severely. While she was detained, Rachel N. kept the pregnancy tissue (fetus, placenta, and pregnancy membranes) in a black plastic bag and was given painkillers only when the officers noticed she was still bleeding and had begun to smell. They took her to a hospital in Kitante, Kampala, three weeks later. She said that due to the severity of her condition, the doctors at the hospital had to remove her uterus (hysterectomy), and now she is no longer able to get pregnant.[67] After the officers returned her to the safehouse they subjected her to further torture:
They gave me a lot of drugs to take, but things were not improved. My mind was tortured. I was tied up—they called it “Rambo”—I was crucified. I was in pain. They poured water on me, and they tied me on my belly. I started crying. I stayed there for 12 hours. I was removed at 1am in the night. [My body] was swelling before I was taken inside.[68]
Prince Gabula told Human Rights Watch that he observed the sexual exploitation of detained women by the guards while he was detained in Base One:
Those women who want to bathe are forced into sex without condoms. You see it when a man takes a woman and takes her into a toilet. If a guard takes her into a private place, what do you expect to take place?[69]
ISO officials at Base One also tied bricks to the genitals of male detainees. A male former detainee said ISO officials chained him and hung a brick from his testicles in December 2018.[70] Another detainee witnessed another man being subjected to similar torture:
They brought in one man and tied bricks to his penis because he had refused to give them the PIN to his ATM [bank card]. I pleaded with them because the man was in a lot of pain, and I told him to do as they had ordered him. When he complied, they removed the bricks from his penis.[71]
Theft and Extortion
In almost all the cases of ISO safehouse detentions documented by Human Rights Watch, officials stole and extorted money from the victims or their families, either during the arrests or as a condition of their release.
An officer asked the wife of one detainee to send 6.5 million Ugandan shillings ($1,480) to help secure his release. Her husband, now released, said:
The person who defrauded my wife was an officer in the system who seemed to have information…. All the pictures they sent to her were of me arriving at the ISO. [This means] they were inside ISO. Afterward, when they released me, I tried to follow up on the telephone number they used to call her, but the number was not registered. We tried to call it, but it was off [disconnected].[72]
Michael H. told Human Rights Watch thatofficers began extorting money from him while he was detained in Base One. They demanded his ATM card and PIN number, which they used to withdraw 1 million Ugandan shillings ($284) from his bank account. On a second occasion, when his ATM card failed to work, the officers took him from the safehouse to a bank branch in Kyengera where, according to Michael H, a bank official spoke to the uniformed officers—not to Michael H —and illegally gave them access to his money without his consent, which is prohibited by Uganda’s central bank.[73]
Former ISO detainee Matthew K. said when armed men abducted him from his home in 2018, they searched his house, took $20,000 and 3 million Ugandan shillings (about $853) of business funds he had at home, and destroyed his furniture. [74]
Forced Labor
Former detainees on Lwamayuba Island, Lake Victoria, told Human Rights Watch that the ISO guards routinely beat detainees, accused them of various crimes, demanded they confess, and forced them to sleep outdoors with limited shelter.[75] The detainees were forced to wear yellow prison uniforms and work on farms. If they refused to do the work, they were beaten.
Around July 2019, the detainees began protesting their detention, refusing to eat or enter the sleeping area.[76]
The situation was bad all over, [so we started] striking. We said no, if you want to kill us, kill us. There is some small boat we used to drive [paddle] with our hands. We said we are going to start jumping into the lake. Anyone who will survive will reach the nearest place and will raise the complaint. People will come and get our bodies.[77]
After their strike failed, the detainees, using a phone smuggled through fishermen working on the island contacted journalist Tamale Mirundi, parliamentarian Sebaggala, and others to alert them about their detention. Subsequently, Sebaggala addressed Parliament about their plight.[78] When the guards learned about this media coverage, they severely beat the detainees in a bid to identify who leaked the information.[79]
After this incident, two high-ranking ISO officials went to the island to appease the detainees. Bagyenda personally visited the island, spoke to the detainees, and promised they would receive medical treatment and be released in groups.[80]
On September 9, 2019, as the House Committee on Human Rights conducted its investigation into ISO safehouses, the guards ferried 90 people to the mainland and then bussed and dumped them on Entebbe Road in Kampala. Two former detainees told Human Rights Watch that the guards gave each released detainees a small sum—between 10,000 to 20,000 Ugandan shillings (US$2.84 to US$5.68)—to return home from Entebbe Road.[81]
III. Unlawful Detentions during the 2021 Election Campaigns
We cannot get justice in Uganda. Exposing what people are passing through is a red card to prison. A red card of being tortured. For example, when you are covering opposition side, then you are bad. But those covering the government side, the government gives them protection. — Journalist and former detainee, October 25, 2021[82]
Just before noon on November 18, 2020, two months ahead of Uganda’s general elections, security forces arrested NUP’s presidential candidate Robert Kyagulanyi and several of his supporters and journalists in Luuka district, Eastern Uganda, and detained them at the Nalufenya police station in Jinja. Later that day, the police said Kyagulanyi had been arrested for breaching Covid-19 regulations by mobilizing large crowds for a planned campaign rally.[83]
As news spread about Kyagulanyi’s arrest, widespread and violent protests occurred on November 18 and 19 in Kampala and across the country. The authorities responded with teargas and live bullets, killing at least 54 people, according to the government, as well as numerous injuries.[84]
Human Rights Watch found that for several weeks following these protests, security forces carried out a spate of abductions and arrests of opposition supporters, government critics, and others for allegedly participating in the protests. Armed men, including police, soldiers, and men in plainclothes, took people from the streets, their homes, or their workplaces and transported them in unmarked Toyota Hiace vans, locally known as “Drones.”[85] Family members of missing abductees told Human Rights Watch that they have received little to no information about the whereabouts of their loved ones. During this period, the Ugandan military also arbitrarily arrested and detained opposition supporters in military facilities.
Following media reports of ongoing abductions of opposition members and government critics by suspected state agents, on February 24, 2021, Speaker of Parliament, Kadaga, directed Minister of Internal Affairs, Odongo, to present to Parliament a list of people in detention.[86]On March 4, 2021, Odongo presented a list to Parliament of 177 people in military detention who had been arrested between November 18, 2020 and February 8, 2021, for allegedly participating in the November 18 and 19 “riots,” “possession of military stores,” and “planning post-election violence.”[87]
The number of detainees may be much higher, however. According to the NUP, 423 of its members and supporters were still missing, although 41 had been released as of March 5. Amid the public outcry, on March 7, in a public letter to the media, President Museveni said 51 people were being held by the Ugandan army’s Special Forces Command for “treasonable acts of elements of the opposition.”[88]
Abductions and Torture by Unidentified Men in ‘Drones’ Vehicles
Human Rights Watch documented two cases of people who were abducted for participating in the protests or for supporting the opposition, but they were later released. Former detainees told Human Rights Watch that their captors tortured them using sadistic methods, described below.
Abduction and Torture of Ronald SegawaAbout a week after the January 14, 2021, elections, three armed men in plainclothes grabbed and forced Ronald Segawa into a white “Drone” in Kawempe, a neighborhood on the outskirts of Kampala. Inside the vehicle, the men chained Segawa to a metal bar and showed him a video that he had made weeks before encouraging people to vote for Kyagulanyi. The men then drove Segawa to an unknown location while beating him with the gun butts inside the vehicle. Eventually, they took him to a large hall-like building where approximately seven other people were detained. He witnessed visible signs of abuse on the bodies of the other detainees:“It looked to me that they had spent some time there. Their appearance was so devastating,” said Segawa, “Their nails had been plucked out. They had been burned with flat irons. They looked very terrible. My only prayer by then was for me to survive and go back uninjured.”In the room, the men removed two of Segawa’s fingernails, broke one of his fingers, burned him with an iron, and pulled on his tongue. He lost consciousness at some point and woke up days later in Mulago hospital in Kampala.Segawa’s relatives reported him missing on January 29. According to the media, Segawa was found unconscious but alive on February 8 at Mulago hospital. The next day, Kyagulanyi tweeted pictures of Segawa’s scars, taken when he visited Segawa at Mulago hospital, saying that Segawa had been burned, electrocuted, and had his fingernails pulled out, allegedly for campaigning for Kyagulanyi.
i. Mukono District Arrests
Between December 21 and 23, 2020, men from a “commando unit” rounded up at least 17 people in Mukono district, which neighbors Kampala, allegedly for supporting Abdallah Kiwanuka, an opposition parliamentary candidate, and detained them for at least three weeks in a building at an unknown location. The commando unit released the detainees in a sporadic manner, dropping them off across the country, over the course of a few weeks.
On January 11, 2021, Kiwanuka filed a habeas corpus application on behalf of four of the 17 abducted men: Musa Kagimu, Muhamad Kanata, Julius Kiberu, and Musa Male, Kiwanuka’s brother. On February 4, the High Court directed the Inspector General of Police to produce the four men.[89] On the same day, Odongo acknowledged to Parliament that the four had been kidnapped.[90] However, the men were not produced in court.[91]
On January 27, then Minister of Internal Affairs, Odongo, told the media that police were investigating allegations that Ronald Kibuule, the incumbent Member of Parliament for Mukono North county and Minister for Water Resources at that time, was involved in the enforced disappearances. Odongo also said the police had arrested suspects.[92]
During a televised speech on February 13, President Museveni listed the names of 17 people, including two of the four men, whom he said had been arrested by a “commando” unit of the UPDF in Mukono but then released. He dismissed allegations that the men had been forcibly disappeared, saying that “it can’t happen” under the ruling party (the NRM).[93] While Kagimu, Kiberu, and Male resurfaced, Muhammad and Yuda Ssempijja, who was also abducted during the Mukono arrests, remain unaccounted for at time of writing.[94]
Keith S. and Musa Male described to Human Rights Watch similar experiences of being abducted by these soldiers, who accused them of being NUP supporters, took them to an unmarked house, interrogated, tortured, transferred, and then released them.
Keith S. described how on December 21, 2020, as he sat down to eat his evening meal at a trading center in Mukono, two men in plainclothes approached him and forced him at gunpoint toward a waiting “Drone” in which there were already several other detainees. When Keith S. resisted, one of the men hit him in the ribs with a gun. Once inside the vehicle, the men blindfolded him with his own shirt. “After the blindfolding, they started beating us seriously without telling us why,” he said. The men then accused those they had detained of removing parliamentarian Kibuule’s campaign posters and replacing them with posters of Kiwanuka. [95]
The day after Keith S. abduction, about 20 masked soldiers in black uniforms, who arrived in two white “Drones” without license plates, approached Musa Male’s home in Mukono, at about 7 p.m. First, the soldiers used a gun to break the window of a car outside the house in which his brother, Abdallah Kiwanuka was sitting. The soldiers dragged Kiwanuka from the vehicle and started beating him.[96] When they located Male inside his home, they beat and dragged him outside to the two waiting vehicles. Once inside the vehicle, they beat him with a hammer, kicked and punched him, and blindfolded him with his shirt. The officers refused to let Male sit on the seat; instead, they restrained him on the floor while driving around for about six hours. Throughout the drive, the soldiers beat and stepped on Male, and also picked up other people in the area. Male believes he was abducted because of his WhatsApp and Facebook posts supporting opposition candidates.[97]
Both Keith S. and Male were finally taken to a building where still blindfolded, they were further tortured. When they arrived, the armed officers made Keith S. and Male sit shirtless in the rain and beat them with wires and batons. Then, they took them inside a building where the beatings continued.[98]
Keith S. was handcuffed overnight. The next day, his handcuffs were removed, and he was tied with a rope, and continued to be beaten as he was being accused of removing Kibuule’s posters.[99]
The soldiers interrogated the detainees about candidates they were supporting in the upcoming parliamentary and presidential elections. The soldiers tortured the detainees by beating them with batons and hammers and using pliers to pinch their skin.[100]
Keith S. lied about his and Kyagulanyi’s ethnicity to avoid further abuse having heard the soldiers beat ethnic Ganda people.[101]
While Male was detained, the men interrogating him about Kyagulanyi, accused him of being paid to protest and “burn roads” during the election period to undermine the government. Male and the other detainees were held in complete darkness, leaving them unable to see. During his detention, Male said his abductors beat him severely, and at one point they removed two of his toenails. “They kick you; they beat you,” he said. “They tell you to lie down, put [your legs] straight in front, then someone just comes and starts stepping on your leg.”[102]
Male described the response of the men guarding them when he asked why he and the others had not been taken to court:
They said, “You have no human rights.” If there are orders like “you have to be killed,” then we have to kill you.” They told us that they are the ones who are the lawyers and the policemen and the judges. “You don’t have any rights here—that’s why you weren’t taken to the court.”[103]
Some days later, the detainees were separated into different rooms. Some of the detainees were taken to a large room in the same building, where up to 200 people, including women, were detained together.[104] In the larger room, where Keith S. was taken, the torture intensified around January 9, and the detainees were forced to spend the night awake and standing.[105]
They told us we shouldn’t sleep because the Americans are coming to attack Uganda, so we should stand to protect the country. When they saw that someone was about to collapse, they brought bedbugs and poured them on the floor in the room so we would not sleep.[106]
On January 12, Keith S. and Male said they were transferred to different locations, possibly in a different house.[107] At Keith S.’s new destination, the detaining authorities provided medical care and doctors tended to detainees’ wounds.[108]
Over several weeks, the men would call out names of detainees from a book, then take them to a separate room.[109]
On the night of February 7, an officer called out five names, including Keith S.’s, took those people, and drove them blindfolded to a sugarcane plantation on the outskirts of Kampala. They were dumped in different locations on the plantation.[110]
On February 12, some men drove Male and six others around for several hours before dropping them on another sugarcane plantation in Nama subcounty, Mukono district, about 18 kilometers from Kampala.[111]
Enforced Disappearances
Under international law, an enforced disappearance occurs when a person is deprived of their liberty by state actors or by persons acting with the authorization, support, or acquiescence of the state, followed by a refusal to acknowledge the act or the whereabouts or fate of the detained person.[112] Human Rights Watch interviewed family members of and witnesses to the abductions and enforced disappearances of eight people during the election period. Their whereabouts remain unknown at time of writing.
At about noon on November 21, 2020, six armed men in plainclothes in a white “Drone” approached John Ddamulira’s spare parts shop at Kisekka Market, Kampala, to take Ddamulira, whose shop was located in the area where the protests happened, into custody. When they noticed his son, Alvin, who worked at the shop, and three customers watching, they handcuffed the four witnesses and began beating them with sticks and guns. The men blindfolded and then drove all five around in a “Drone” for several hours while beating them. Eventually, that night, the men stopped at an unmarked building where they beat John Ddamulira some more.[113]
Later, while they were still blindfolded, one of their captors told them: “You people from Kisekka Market—stop rioting. The president is not happy about what you are doing.” At about 1 a.m. the following day, the abductors dumped Alvin and the three customers in Bweyogerere, 12 kilometers from Kisekka market. However, Ddamulira has neither been released, charged in court, nor heard from since.[114]
On November 22, 2020, Kampala metropolitan police spokesman, Patrick Onyango, confirmed that police had arrested Ddamulira, but he did not disclose his location. He told the Daily Monitor: “It is true, [John Ddamulira] is one of the people we arrested, but I cannot tell you where he and others are detained now. We did not torture any person. As an institution, torture is prohibited as a form of interrogation.”[115]
On November 20, 2020, at about 4 a.m., men in black police uniforms broke into the home of Shadia Nakaweesi and her husband, Hassan Mubiru, in Kawaala neighborhood, Kampala. According to her, they were looking for her husband:
Instead of knocking, they just broke in and entered. They found him, started beating him, and took him outside. After that, they entered and asked me, “Where is his gun? Where did he take it?” We just replied, “He has no gun.” But they didn’t listen.[116]
The police demanded that she close the door and that they hand over their phones, so Nakaweesi gave the police Mubiro’s phone. Then, they took Mubiro and drove him away in a black “Drone.” Nakaweesi explained that when she tried to report her husband missing at a nearby police station, the officers refused to accept the complaint. Mubiro’s whereabouts remain unknown at time of writing.[117]
On November 24, 2020, Rose Nakayiza heard from a friend that men in black uniforms had taken her husband, Rashid Kalunda, 32, and two others—Fred Jingo and Sunday Mwange—in a “Drone” from Owino market in Kampala, where all three worked. Nakayiza did not know why he was taken and has since then been unable to locate her husband in several police stations or the military intelligence office.[118]
Unlawful Arrests and Detention of Opposition Supporters, Journalists
During the elections period, police and soldiers from the Ugandan army arrested and detained opposition members with little regard for due process. Human Rights Watch interviewed seven persons previously detained by the military, who recounted having little access to family members or lawyers. Instead, authorities ignored the constitutional right to bail and held people in detention even after court decisions granting bail.
On December 30, 2020, police and soldiers arrested presidential candidate, Kyagulanyi, and at least 126 people, including journalists, passersby and supporters who had accompanied him to a rally on Bugala island, Kalangala.
Around 1 p.m. the same day, the security forces set up a roadblock in anticipation of a convoy of NUP vehicles. When the convoy stopped at the roadblock, the officials blocked the convoy by approaching from behind and began to arrest passengers, beat them with wire sticks and gun butts, and confiscate their possessions, including phones, money, and cameras.[119] According to one NUP supporter:
Many of us were left bleeding. [The police] would just order us to get out of the cars without an explanation. We were put in handcuffs and told to squat aside as they continued making arrests. They would use copper wire to beat. I sustained an injury on the head. Then, [there were] the punches I received. One was lucky not to be beaten.[120]
The security forces targeted people holding cameras and forced them to hand over the cameras’ memory cards. A journalist who was covering Kyagulanyi’s campaign said:
I had an identity card from the Uganda journalist’s association, and when I tried to show them my card and that I am working, the [security forces] guy grabbed the card from me. I had a camera. When they grab the camera from you and they check and don’t see the card in it, they would beat you because not having the card was a big crime.[121]
Another journalist who was arrested on the same day described how a man in a black uniform, presumably a soldier, searched him:
After handcuffing me, he opened my trousers, he started checking everywhere, pulling my manhood [penis]. Then, he told me to open my jaws. He pointed a gun in my jaws, as if he is checking for something there. After, he told me “You sit down.” I [obeyed] and started watching what was going on.[122]
The police later tweeted that CCTV (Closed Circuit Television) cameras captured some of Kyagulanyi’s campaign team deflating police motor vehicle tires, inciting violence, obstructing police officers on duty, violating Covid-19 health and safety protocols, and committing various traffic offences. The police also stated that those people had been arrested.[123] Later that day, they transferred Kyagulanyi to his home in Magere, on the outskirts of Kampala, where he was placed under house arrest.[124]
The other people were detained for several hours in the Kalangala police station until nighttime, when the police separated 10 members from the rest of the group. The police drove the whole group in a military truck to a ferry, ferried them to the mainland while handcuffed and without life vests, and then drove them to Masaka town, about 36 kilometers inland from Lake Victoria.[125] One former detainee recounted the journey:
They [kept everyone] handcuffed till night came. Then they gathered us again and started bundling us in vehicles. I was lucky in that they were not so brutal to me, but they were brutal to the other fellows. They would kick them, forcing them to get into the truck. Already many of them were wounded.[126]
In Masaka, the larger group was taken to a police station while the previously separated 10 people were transferred to the Kissajjagirwa military barracks.
At the police station, police and soldiers beat them with sticks and batons as they led them into the station, where at least up to 100 of them, including men and women, were detained in a single police cell for the night.
ii. Military Detention, Inhumane Treatment and Trial of Civilians
The 10 men separated from the larger group of detainees were placed in a wet and dark cell at the Kissajjagirwa military barracks, where they remained handcuffed through the night. At around noon the next day, the soldiers searched the detainees. One of them described the dehumanizing experience:
They would order you to a certain room, force you to undress at gunpoint, order you to spread your arms and legs wide, and face the other side of the wall. And then the next thing you’d feel was somebody running their hands all over your body, like doing a body search. Telling you to bend over, and then touching your private parts, which I found so dehumanizing. You’d feel so small. And all the while they are saying, “We had to check you, so we know your status of how you are, whether you have any wounds.” But already it was an order at gunpoint, they did not need to tell us that. [127]
The next day, around 15 armed men in plainclothes who claimed to be officials from the Uganda Human Rights Commission and soldiers wearing Special Forces Command uniforms, met with the 10, and began to interview them. The soldiers took blood samples from the detainees.[128]
On January 4, 2021, all the detainees, including the 10 men were brought before a magistrate court in Masaka and charged with committing a “negligent act likely to spread infection” by failing to comply with Covid-19 regulations during the Kalangala rally. Although the court granted them bail, soldiers surrounded the premises shortly after the court session ended, rearrested 49 of the detainees, and drove them to Masaka Ssaza Prison, where they were further detained.
On January 7, although they had been informed that they were being taken to court,the 49 detainees were driven to the Makindye military barracks in Kampala. Another 46 from the larger group of 100 were brought before a magistrate court, granted bail once again and were released.[129]
One former detainee who was among the 49 taken to Makindye described his realization of what was happening:
The way they handled us; we could tell something was not right. We thought we were going to court. After the first bus had left, we then realized our bus was heading to Kampala. We saw four military vans that surrounded our bus.[130]
On January 8, the 49 were charged before a Makindye military court with “unlawful possession of ammunition ordinarily a monopoly of the defence forces,” in violation of the Firearms Act, for allegedly possessing four bullets while they were in the Makerere suburb of Kampala on January 3, 2021, four days after their arrest. At this hearing, they were neither allowed legal representation nor given an opportunity to speak.[131]
The 49 were then remanded to Kitalya and Kigo prisons, both in Kampala, until their next court appearance on February 1, when they were remanded for another week. On February 8, the court released 13 of the 49 defendants on bail.[132]The remaining 36 were denied bail on February 15, and a date for the next hearing was set for May 10. However, on May 10, the hearing was rescheduled for May 18.[133]
On May 18, the 36 were remanded again until May 25. On that day, 17 were released by the court, leaving 19 people to be remanded for two more weeks.[134] On June 8, the remaining 19 were released and ordered to report back every two weeks and not to leave Kampala or the surrounding Wakiso district.[135]
All four of the former detainees who spoke to Human Rights Watch said that they had little to no access to family members during their detention and only had access to legal counsel during court sessions.[136]
iii. Unlawful Detention, Abuses at the Chieftaincy of Military Intelligence (CMI) headquarters, Kampala
On January 20, 2021, two men handcuffed Kenneth A., and searched his office in a printing center in downtown Kampala. The men confiscated three computers and more than 1,000 forms declaring the election results, which some NUP officials had asked him to photocopy. Then, the men led Kenneth A. outside, where about 11 uniformed and armed men as well as two “Drones” were waiting; blindfolded him, and put him in a vehicle. Then, the men started beating his head and back.[137]
The men drove Kenneth A. to the Chieftaincy of Military Intelligence (CMI) headquarters in Mbuya, Kampala, where they tortured him:
They made me raise my handcuffed hands for some good minutes. And they want you to stand straight. Each one kicks you, beats you. They pour water on you. They tell you to roll in the water. When you are rolling, you roll into other detainees also rolling. They told us to stand, jump, and shout: “I will never go to the streets again. I will never support NUP.” They did that to us for hours until nighttime.[138]
When Kenneth A.’s captors stopped torturing him the next day, they drove him in a “Drone” to his home where they searched and took his computer in full view of his wife and child. “[That was] the worst experience: my wife and kid seeing me handcuffed,” Kenneth A. said. “Just like I had killed someone. They never even let me communicate with my wife.”[139]
Then, the men returned Kenneth A. to the CMI headquarters and put him in a large, dark detention area used by the Joint-Anti Terrorism Task Force (JATT).[140] There were more than 40 other detainees, ranging from an alleged Congolese rebel to people accused of capital offenses and political prisoners.[141] He said of the conditions there:
At times, the power could go off. That’s when you could not even see your neighbor. There were bedbugs. Sometimes they would pour water on the tiles. You’d have to sleep there.[142]
During his detention in the JATT cell, Kenneth A. said he was taken to an office on an upper floor where an officer interrogated him about his relationship with the NUP and demanded that he make a statement. Kenneth A. said the officer caned him on his feet, waist, and back and gave him electric shocks on his feet for several days.[143]
The officers made Kenneth A. and the other detainees, wear red berets and raise their fists to depict the NUP insignia, and took pictures of them. He later realized this would be used as evidence against them.[144] In 2019, the government had designated red berets as official military clothing and made it a criminal offense for non-soldiers to possess them under section 160 of the 2005 Uganda People’s Defense Force (UPDF) Act.[145]
About a week later, Kenneth A. and six others were brought in chains to a military court, where soldiers surrounded and accused them of wearing military attire, which Kenneth A. denied. They were not allowed legal representation. Then, they were remanded to Makindye military prison. Kenneth A. was not allowed to meet anyone, including lawyers or relatives, but he managed to send messages to his family through released detainees. On several occasions, Kenneth A. was brought before the court and accused of the same charges, which he always denied.[146]
After six weeks of searching for him in different detention facilities, Kenneth A.’s family discovered his location through a high-ranking government official. He was released after his family paid 800,000 Ugandan shillings (US$225) to unnamed officials. [147]
Arbitrary Arrests and Trials of Government Critics
In addition to targeting people for supporting opposition parties around the elections, security forces harassed and arrested government critics. Although these people were held in authorized places of detention, they were denied access to lawyers and family members.
On December 22, 2020, armed policemen abducted notable human rights lawyer, Nicholas Opiyo; three other lawyers, Herbert Dakasi, Anthony Odur, and Simon Peter Esomu Obure; and an NUP official, Hamid Tenywa, from a restaurant in Kampala. The four lawyers had met to share information about the killings during the November 18 and 19 protests. Shortly after they began their meeting, at least ten armed men wearing plainclothes, helmets, and bulletproof jackets arrived at the restaurant. Obure described the moment the armed men approached the group:
We were wondering, why have they come, these highly armed persons, holding very sophisticated weapons? They told whoever was around to stop what they were doing and pointed to our table and ordered us to surrender everything in our possession. If you’d come with a car, you had to surrender the car keys. You had to surrender all electronic equipment, laptops, and phones.[148]
The armed men confiscated their documents, money, laptops, and phones and then handcuffed and bundled all five into two waiting “Drones.” Dakasi, Obure, and Odur were in one vehicle, and Opiyo and Tenywa were in another. Once they were in the “Drones,” the armed men blindfolded and began to beat them. “They would punch around the ribs and the back,” said Obure. “They slapped you on the cheeks. They would just beat us and call us criminals.”[149]
The men then drove them to the police Special Investigations Division (SID) headquarters in Kireka, Kampala, where they were denied access to lawyers and family members for one day.[150] During their detention, an official asked Obure and Odur to reveal their phone passwords, which they refused to do.[151] The police released Obure, Odur, Dakasi, and Tenywa on police bond on December 24, without charge.[152] According to Obure and Odur, as of mid-November 2021, the officials had not returned their confiscated belongings.[153]
On December 24, the authorities charged Opiyo with money laundering, alleging that he had received $340,000 on behalf of Chapter Four Uganda, the nongovernmental organization he leads, knowing that the funds were “proceeds of crime.” Chapter Four Uganda denied the allegation, noting that the said funds were part of a routine grant to support its human rights work.[154] Opiyo was granted bail by the court on December 30, 2020, and on September 13, 2021, the Director of Public Prosecutions withdrew the money laundering charges against him.[155]
The authorities have similarly abducted and filed bogus charges against others for conduct or expression they considered critical or offensive. On February 5, 2021, two armed men in plainclothes, claiming to be contractors with the national water company, arrested law student, Michael Muhima, at his home in Kampala, over a November 3, 2020, tweet of a picture of police spokesperson Fred Enanga, which Muhima had captioned: “We arrested Mr. Kyagulanyi as part of our investigation into Mr. Amuriat’s missing shoes.” The tweet referred to the police’s arrest that day of Kyagulanyi, which happened after another detained opposition presidential candidate, Patrick Amuriat of the Forum for Democratic Change, was released without his shoes.[156]
The two men confiscated Muhima’s phone, dragged him at gunpoint into a waiting car.
He grabbed me by the waist and also on the shirt. I was like, “What’s going on?” [Another] guy comes from around the back. He is dressed in white and a mask. Normal clothes. He is carrying a rifle. He runs towards me and also grabbed me the same way but at the front. Before I could comprehend that whole situation, a third guy comes through. Putting on an African print shirt, bald headed, but taller. Also putting on a mask and armed. I was grabbed the same way by all three. I was just frozen … for them, they took it as me trying to resist arrest. One of the guys asks me, “Are you trying to resist?” I said, “No, wherever you are taking me. Let’s go.” I am dragged away towards a car.[157]
The men drove him to the Crime Intelligence Directorate office in Bukoto, Kampala, where he was questioned about his tweet. Later that day, he was transferred to the SID in Kireka, where he was detained for five days. During his detention, he was denied access to family members and lawyers, and his family did not know his location. He was released on police bond six days after his arrest.[158]
Muhima reported regularly to the police as required by his bond until May 15, when, the police charged him before a court with the crime of “offensive communication.” The court remanded him to Kitalya prison outside Kampala. On May 19, he was granted a 500,000 Ugandan shillings ($120) bail.[159]
On September 3, 2021, police arrested opposition parliamentarians, Mohammad Ssegirinya and Allan Ssewanyana of the NUP, allegedly in connection with “murders that took place in Greater Masaka in July and August 2021.”[160] The authorities charged the duo on September 7 with murder, attempted murder, and terrorism charges and sent them to pretrial detention in Kigo prison, Kampala.[161]
On September 24, a court released Ssewanyana on bail, but as he was leaving the prison, armed men outside bundled him into an unmarked “Drone” and drove him to an unknown destination. That evening, Ugandan army spokesperson, Flavia Byekwaso, confirmed joint security forces had rearrested Ssewanyana and said the Police Special Investigations Division (SID) in Kireka was holding him on “other charges,” without more details.[162] On September 27, a SID official informed Ssewanyana ‘s lawyers that he had been transferred to SID that day from another location, where he had been held since his rearrest.[163] Although SID officers still initially denied holding Ssewanyana, when his lawyer initially sought access to him on September 27, the lawyer was finally was able to meet Ssewanyana briefly. The lawyer also learned that the authorities were bringing another murder charge against Ssewanyana.[164]
Meanwhile, Ssegirinya was also released by a court on bail on September 27. However, shortly after his release a “Drone” with masked, armed men, dressed in black, chased the vehicle Ssegrinya was in, hit it and forced it to pull over. The men then grabbed and forced Ssegirinya into the “Drone,” and drove off with him.[165] The police spokesperson said that Ssegirinya had been “rearrested on fresh charges of treason and incitement to violence by the joint security task team of investigators”[166] and transferred to Kireka to record a statement.[167] Ssegirinya and Ssewanyana were taken to a court in Masaka on September 28, charged with murder, and remanded to prison.[168] At the hearing rearrest, their lawyers and family members were allowed access to them. Both Ssewanyana and Ssegirinya remain in pre-trial prison custody at time of writing.
The authorities had arbitrarily arrested Ssegirinya on previous occasions, including on March 22, 2021, for participating in a protest in Kampala against detention of NUP party supporters.[169]
IV. Victims’ Post-Release Challenges
They tortured me for nothing. I am requesting my rights and compensation. I am now jobless, doing nothing, struggling for nothing. But the man who did this is now free, swimming, and eating.[170] — Former ISO detainee, May 2021
Months, and in some cases years, after the experience of unlawful detention and torture, victims have continued to experience surveillance and threats from their abusers, who have enjoyed impunity. The former detainees also said they had lost income while they were unlawfully detained, had property confiscated at the time of their arrest which was never returned, and all had physical and mental health problems that stemmed from their time in arbitrary detention.
Surveillance and Threats
Five former safehouse detainees told Human Rights Watch that after their release, agents of the state continued to monitor and threaten them not to speak publicly about their experiences.[171] An ISO official harassed one victim after he tried to contact human rights organizations to report his experience:
After my release, I started making appointments [to visit] human rights bodies. I received a call. I was told we should desist from it, we should stop it, that what we are doing is going to cause more problems for us. The person who called me was one of the ISO guys, one of the ones who arrested me. He told me he is one of them and he knows me. I don’t know his name [but] I could remember his voice.[172]
When victims began mobilizing and sharing their stories with Parliament, another victim received death threats. “[ISO director] Kaka [Bagyenda] promised me two things,” she recounted. “When you go out and make noise, I am going to arrest you and kill you.”[173]
Loss of Income and Property
Many of the detainees interviewed reported that they had lost income because they were detained for several months and even when they were released the stigma attached to former detainees made it difficult to work. “Everybody rejected me because they said, ‘If you follow this lady, people will start to kill you’,” explained Rachel N., who was abducted by ISO and detained in a safehouse in 2019.[174]
In all the cases documented by Human Rights Watch, security agents confiscated property and money from detainees during their arrests. Kenneth A. approached the CMI to seek the return of his computers, which he used for his work. CMI demanded money to return the goods, but despite Kenneth A. paying the sum demanded by CMI officials, they still did not return his computers. [175]
Injuries from being tortured prevented some people from working and earning an income. Ronald Segawa said he could not continue his carpentry work because his doctors had to amputate two of his fingers, which had become infected following the removal of his fingernails.[176]
In at least two instances, ISO officials tried to exploit unemployed former detainees by attempting to recruit and pay them as ISO informants and spies in exchange for their silence regarding their detention and custodial abuse.[177] Rachel N. said Bagyenda, the ISO head met with her:
He told me, “My daughter, you have lost your job. I am going to give you work.” He gave me two million shillings (US$560). “Go and get treatment.” He told me, “Don’t go to media. Don’t go to any human rights office. I am going to give you 150 million Ugandan shillings (US$42,000). I am going to talk to the organization [you worked for]. I am going to reconcile you with your husband. I want you to get better treatment. And I want to give you a job to be spying on people.”[178]
All of the former detainees who spoke to Human Rights Watch have chronic injuries and health problems as a result of custodial abuse and torture. Musa Male described the impact of the poor detention conditions on his well-being:
Even up to now, all my body hurts. Our eyes are not in good condition because we spent those days where you are not seeing anything outside, you are just in darkness…. Now we are trying to get some treatment so we can be ok.[180]
Keith S. said his leg still hurts and he is unable to walk properly since his leg was dislocated during his detention.[181]
Some victims have sought and received support from NGOs, such as the African Centre for Treatment and Rehabilitation of Torture Victims (ACTV).[182] However, ACTV and other NGOs are also limited in the number of people they can help. In addition, many victims said they were unaware of the services NGOs provide.[183]
Mental Health Concerns
All of the former detainees told Human Rights Watch they were struggling to cope with ongoing trauma due to their harrowing experiences. “The day [after my release], I was admitted at Kibuli [hospital],” Kenneth A. said, “they told me it is trauma. It is affecting me till now.”[184]
Those who found work after their release said they had trouble focusing and as a result were less efficient and productive at work. James Mulira, a lawyer, expressed a desire for psychosocial support so he can resume working properly and reintegrate into his community:
I would like to go through formal counseling. This thing has really tortured me…. I feel [as if] it was one week, but I was there for over a year…. I am not settled. Even my productivity at work. There are many things I am failing to do. I had loans I am failing to finance. I think about many things.[185]
Family members of current detainees are traumatized by not knowing the fate or whereabouts of their loved ones. A woman whose husband was abducted in November 2020 expressed her distress in the absence of answers:
I really want to know where he is. Right now, I am at home. I have four children. He was the one who worked. Now my children are suffering. I don’t know where he is. I just want to know where he is.[186]
Desire for Justice
All the victims who spoke to Human Rights Watch expressed strong desire for their abusers to be held accountable. Musa Male, who was abducted during the Mukono operation in December 2020, prioritized this above all else:
What I would like now is justice. I only need justice…. Many things were done to our lives, but we never got anything. They removed our nails. They beat us. Even our bones. We need to see those people who were doing those things to us when they have been taken to court. [We need them] to tell us why they are doing those bad things to our lives. That’s the only justice we need.[187]
V. Inadequate Government Response
The government’s inadequate response has frustrated victims of the abuses documented in this report. According to media reports and government statements, authorities did arrest some of those responsible for unlawful detentions. However, accountability has for the main part been absent and no action has been taken against the perpetrators of the abuses documented in this report. This is, notwithstanding, calls by Parliament, victims, and their families for justice.
In its report on safehouses, Parliament’s Human Rights Committee on February 5, 2021, called on the UHRC to conduct further investigations and furnish a report to Parliament.[188] On August 6, 2020, some of the victims and other former safehouse detainees who had testified before the committee also submitted claims to the UHRC.[189]
The UHRC’s role in the parliamentary investigation is crucial because the commission is constitutionally mandated to investigate human rights violations and to visit and assess places of detention and their conditions. In addition, it may order the release of a detainee, payment of compensation, or other legal remedies or redress.[190]
Between July 2018 and January 2021, the UHRC did not hod any sessions to hear complaints since July 2018, because it was not able to achieve a quorum of commission members necessary to conduct sessions.[191] The situation was exacerbated when, on November 20, 2019, the then-Chairperson Med Kaggwa died, leaving the position vacant. President Museveni only appointed a new chairperson in July 2021.[192] The delay in filling this position apparently caused further delays in the UHRC’s timeline for finishing its investigations, reporting to Parliament, and providing redress to victims.
For example, on August 6, 2020, members of the Kaka Victims Association—an advocacy group set up by victims of ISO detentions—gave statements to the UHRC but were told their cases could not be heard due to the death of the former chairperson.[193] Four former safehouse detainees told Human Rights Watch they had approached the UHRC but had not received any response at the time we spoke to them in July 2021. [194]
On December 14, 2021, the UHRC published its 2019 annual report to Parliament, reporting that officials visited a reported safehouse in Kyengera and in Zana, a town on the outskirts of Kampala, and Lwamayuba island in Kalangala district. The UHRC reported that since November 2019, the Base One safe house in Kyengera “had been closed and was not functioning.” At Zana and Lwamayuba, the UHRC said it was unable to locate any other reported safehouses. [195]
Media reports indicate that on July 9, military intelligence operatives raided two ISO safehouses in Kyengera town and Kisaasi neighborhood, Kampala, and arrested the soldiers there.[196] The government has not made public more details about any investigations or trial processes at time of writing. About three months after the reported raids, and following Parliament’s investigations into the ISO safehouses, President Museveni fired the then-head of ISO, Bagyenda. Instead of being appropriately disciplined, the president nominated Bagyenda to be appointed as ambassador to Angola. [197] Bagyenda was not appointed as ambassador after he failed to appear before Parliament’s appointments committee on November 5, 2020.[198]
The authorities have failed to provide information about the progress of the police investigation into allegations that Ronald Kibuule was involved in election-related abductions and enforced disappearances.[199] During a televised speech on February 13, 2021, President Museveni undermined potential investigations into the enforced disappearances by denying that people had been forcibly disappeared. He said these abuses “can’t happen” under the ruling party NRM and claimed some of those feared forcibly disappeared were indeed under arrest. “Even if the mistake is made, it would be addressed and answered. We never cover up. There is nothing which we do and hide,” [200] he said. Human Rights Watch’s research findings refute those claims.
VI. Applicable Legal Standards
Uganda is a party to the International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR), the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (ICESCR), the Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (Convention against Torture), and the Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW). Uganda has also ratified the African Charter on Human and Peoples’ Rights (African Charter) and the Protocol to the African Charter on Human and Peoples’ Rights on the Rights of Women in Africa (Maputo Protocol).
Uganda’s 1995 Constitution and other domestic laws—the Penal Code Act, the Criminal Procedure Code, the Police Act, the Uganda People’s Defence Forces Act, the Prevention and Prohibition of Torture Act, and the Human Rights (Enforcement) Act—include further rules for the arrest and treatment of detainees.
Uganda has binding obligations under these regional and international human rights laws, as well as its own domestic laws, which all prohibit arbitrary arrests, arbitrary detentions, enforced disappearances, and the torture and ill-treatment of detainees, including through sexual and gender-based violence. Those laws also require that violations are effectively investigated, when appropriate prosecuted, and that victims have access to a remedy.
Prohibitions against Arbitrary Arrest and Detention
Article 23 of Uganda’s Constitution provides that “no person shall be deprived of personal liberty” except in a given set of circumstances, such as the execution of a sentence or court order, to prevent the spread of an infectious or contagious disease, or to prevent unlawful entry into the country. Article 9 of the ICCPR, and Article 6 of the African Charter prohibit the deprivation of liberty except in accordance with existing law.
Importantly, an arrest or detention may be authorized by domestic law and still be considered arbitrary under international human rights law. An arrest or detention is arbitrary if it includes elements of inappropriateness, injustice, and a lack of lack of predictability, due process of law, reasonableness, necessity, and proportionality.[201] According to the UN Working Group on Arbitrary Detention, examples of arbitrary detention, include arresting persons without a warrant when domestic law requires it, not informing them of the reasons for their arrest, and not filing charges against them within a reasonable period of time.
Lawful Arrests under Ugandan Law
The Uganda Police Force (UPDF), and private persons are all authorized to make arrests in Uganda. However, UPDF soldiers may only make arrests in relation to offences specifically provided for under the UPDF Act.[202] The UPDF Act also allows soldiers to assist the police “to prevent loss of life or serious loss of or damage to property, or for other purposes when the public interest so require.”[203]
A police officer or a private person may deprive a person of their liberty without a warrant if they have “reasonable cause to suspect that the person has committed or is about to commit an arrestable offence.”[204] If a private person makes an arrest, they must hand the arrested person over to a police officer or take them to the nearest police station.[205] Police officers are obligated to bring a person arrested without a warrant before a magistrate’s court within 24 hours, as opposed to the standard 48 hours.[206]
The Criminal Procedure Code Act prohibits the use of “greater force than was reasonable in the particular circumstances” in conducting arrests.[207]
Prohibition against Enforced Disappearances
Enforced disappearances occur when the state or state agents deprive a person of liberty, but the authorities then deny they are holding the person or refuse to give information about their fate or whereabouts. Enforced disappearances violate the rights to life, liberty and security of the person, and freedom from torture and cruel, inhuman, or degrading treatment or punishment. The person who was taken as well as their relatives are considered victims of enforced disappearances. Enforced disappearances are prohibited in absolute terms under international law and there is also an International Convention for the Protection of All Persons from Enforced Disappearance. Uganda signed the Convention in 2007 but has yet to ratify it.
Rights During Detention
The Ugandan Constitution aligns with international law and human rights norms in its provisions on the rights of persons in detention. Under the constitution, an arrested or detained person must be kept in a place authorized by law (a location published in the Uganda Gazette). A detainee must be informed of the reason for their arrest or detention and brought before a court within 48 hours of their arrest. Detainees must be allowed reasonable access to their lawyer, next-of-kin, and personal doctor. Detainees have the right to habeas corpus, meaning that they can request a court to order a review of the lawfulness of their detention and, if the detention is not lawful, to order their release.[208]
Under international law, every detainee has the right to health, including healthcare, and to adequate conditions of detention.[209]
Prohibition against Torture and the Ill-Treatment of Detainees
The mistreatment of detained persons is always illegal under international human rights law. The Convention against Torture, which Uganda ratified in 1986, prohibits torture and cruel, inhuman, or degrading treatment or punishment in all circumstances and calls on states parties to criminalize such acts.
Ugandan domestic law does just that. The constitution explicitly provides for freedom from torture and cruel, inhuman, or degrading treatment or punishment.[210]
The Prevention and Prohibition of Torture Act of 2012 specifically criminalizes torture.[211] Under the Act, public officials may be held liable for direct and superior responsibility over a subordinate’s actions. Superior responsibility attaches if a subordinate committed torture and the superior the superior knew, or should have known but consciously disregarded information, that the subordinate was committing or about to commit torture; the subordinate’s acts fell under the superior’s responsibility and control; and the superior failed to properly investigate, pursue administrative and disciplinary measures, and cooperate with judicial authorities to prosecute the act.[212] The Act also states that a person shall not be punished for disobeying an order to torture or mistreat someone.[213]
This law also prohibits the transfer of persons to places where the likelihood of torture exists or to non-gazetted places of detention. However, there is no criminal sanction for making such unlawful transfers.[214]
The Human Rights (Enforcement) Act of 2019 provides that public officers who commit human rights violations, including both torture and cruel, inhuman, or degrading treatment or punishment, may be held personally liable.[215]
In 1986, Uganda ratified the Convention against Torture and other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, but has not yet ratified its 2006 Optional Protocol which requires state parties to set up one or several bodies that may conduct visits to places where persons are deprived of their liberty. [216]
Accountability and Remedies
International human rights law and Ugandan law enshrine the right to a remedy for violations of one’s rights. Articles 2(1) and 2(3) of the ICCPR require states parties to respect the rights in the Covenant and provide effective remedies for violations. Under Article 50 of the constitution, anyone who claims that their constitutional rights or freedoms have been violated is entitled to apply to a court for redress, as described below.[217]
The Prevention and Prohibition of Torture Act and the Human Rights (Enforcement) Act require accountability and remedies for torture, ill-treatment, and other abuses by public officials.
i. The Prevention and Prohibition of Torture Act
The Prevention and Prohibition of Torture Act codifies the duty of a person who suspects or has reasonable grounds to suspect torture is being committed to report their suspicion of torture to the police or the UHRC.[218] The police and the UHRC must investigate offences where they suspect or have reasonable grounds to believe torture has been or is about to be committed.[219]
The Act empowers Ugandan courts to order compensation for economically assessable damage, rehabilitation (including medical psychological care), or restitution to victims of torture (including the return of confiscated property or payment for harm).[220]
ii. Human Rights (Enforcement) Act
A person whose constitutional rights or freedoms have been infringed or threatened may apply to a competent court for redress without prejudice to any other lawful actions regarding the same matter.[221]
A public officer who violates or participates in the violation of a person’s rights or freedoms shall be held personally liable for their actions. If a competent court finds the public officer responsible for the violation, the public officer must provide a portion of any court-ordered compensation or restitution.[222]
Furthermore, an “unreasonably detained” person may petition the High Court for release. An “unreasonably detained” person may be someone whose detention exceeded 48 hours after their arrest without being brought before a competent court; whose procedure leading to their detention was irregular or unlawful; whose continued detention has no justifiable reasons; or whose non-derogable rights have been infringed.[223]
Reacties uitgeschakeld voor Noot 11/Het KAN nog erger
PVV VERKIEZINGSOVERWINNING 2023/VOER DE STRIJD!/JUIST NU!
ASTRID ESSED
28 NOVEMBER 2023
NATIONAAL COMITE 4 EN 4 MEI, TORPEDEER KRANSLEGGING
OP DODENHERDENKING DOOR TWEEDE KAMERVOORZITTER
EN FASCIST MARTIN BOSMA!
ASTRID ESSED
30 APRIL 2024
[13]
NOS
DE ASIELSITUATIE TOT CRISIS UITROEPEN?
DESKUNDIGEN HEBBEN HUN TWIJFELS
23 APRIL 2024
De partijen aan de formatietafel overwegen om de asielproblematiek tot nationale crisis uit te roepen zodra ze een kabinet hebben gevormd. Dat zou de mogelijkheid moeten bieden om met vergaande maatregelen, zoals een tijdelijke aanvraagstop, het asielprobleem beheersbaar te krijgen.
Deskundigen zetten grote vraagtekens bij het plan. De cijfers wijzen niet per se op een noodzaak om asielzoekers te weigeren. Bovendien is onduidelijk wat een crisis juridisch betekent.
Vooral de PVV zet in op een forse inperking: het liefst wil de partij de grenzen helemaal dicht voor asielzoekers. Ook VVD en BBB willen de instroom beperken. NSC hamert erop dat Nederland daarbij wel de mensenrechten blijft respecteren en de internationale verdragen blijft onderschrijven.
Dat laatste is lastig, want volgens Europees recht hebben alle mensen die op Europees grondgebied aankomen, recht op toegang tot de asielprocedure. “Een land kan niet zomaar weigeren”, zegt Hanne Beirens, directeur van denktank Migration Policy Institute.
Biedt het uitroepen van een crisis dan een uitweg? Niet als we het woord letterlijk nemen. “Iets een crisis noemen, daar zit in Nederland geen juridisch gevolg aan”, zegt Ingrid Leijten, hoogleraar Nederlands en Europees staatsrecht.
Noodsituatie?
Wat wél juridische betekenis heeft, is het afroepen van een noodtoestand of een uitzonderingstoestand, zegt Leijten. Het kabinet kan dan wetten en mensenrechten tijdelijk opzijschuiven om de noodsituatie snel aan te pakken. “Maar dat is bedoeld voor grote, uitzonderlijke toestanden, zoals een oorlog of de bedreiging van het voortbestaan van de staat. Denk ook aan een vergaande pandemie waarbij je maatregelen wil nemen die je in het normale wettelijke stelsel niet kunt nemen.”
Een uitzonderingstoestand “lijkt me absoluut niet voor de huidige asielsituatie gemaakt”, zegt Leijten. Toch naar dat middel grijpen “heeft met rechtsstatelijk handelen niet zo heel veel meer te maken”.
Binnen de Europese wetgeving kan Nederland wel tijdelijk soepeler omgaan met de regels rond asiel, zegt Beirens. “Als een land zich in een zelfverklaarde crisissituatie bevindt, mogen ze er wat langer over doen om te bepalen of iemand recht heeft om hier te blijven. Of ze mogen de opvangstandaarden naar beneden brengen. Maar de Europese wetgeving zegt ook: die situatie moet zo kort mogelijk duren.”
De Europese regels bieden geen manier om asielzoekers te weigeren, zeker niet voor een langere periode. Om migratie toch beter te reguleren, stemde het Europees Parlement eerder deze maand in met het nieuwe Europese migratiepact. Lidstaten kunnen een crisisstatus aanvragen, maar alleen als de situatie buiten de controle van de lidstaat is ontstaan. Andere lidstaten nemen dan asielzoekers over. Beirens: “Er moet dan een uitzonderlijk hoog aantal mensen binnenkomen waardoor het land niet meer zelf in staat is om genoeg opvang te vinden of om snel de mensen te registreren die internationale bescherming zoeken.”
Nederland is middenmoter
Dat pact gaat echter pas over twee jaar in. Bovendien: de Europese Commissie moet eerst beoordelen of de crisissituatie inderdaad niet de schuld is van het land zelf. “Het land moet voldoende geïnvesteerd hebben om ervoor te zorgen dat er voldoende personeel is om snel asielprocedures te doorlopen.”
En de kans lijkt groot dat het oordeel zal zijn dat het kabinet de nijpende situatie in sommige opvangcentra grotendeels aan zichzelf te wijten heeft. Zo concludeerde de Adviesraad Migratie eerder al eens dat er flink wat schort aan het Nederlandse beleid. Een duidelijke crisis, zegt Beirens, is als bijvoorbeeld duizenden mensen ineens aankomen op een Italiaans eiland “waar het heel duidelijk is dat de overheid niet snel genoeg opvangcapaciteit kan creëren”.
Het doel van het migratiepact is een eerlijke spreiding van asielzoekers over de EU. En binnen de EU is Nederland een middenmoter wat betreft asielaanvragen per hoofd van de bevolking.
Het uitroepen van een crisis kan wel een afschrikkende werking hebben, zegt Beirens. “We zien bijvoorbeeld dat Duitsland meer aanvragen gekregen heeft in het afgelopen jaar. Duitsland is omringd door landen die afschrikkingsmaatregelen nemen. Er is dus wel degelijk een verschuiving naar landen waar dergelijke maatregelen nog niet van kracht zijn.”
Politiek verslaggever Arjan Noorlander:
“Een opvallende figuur: ze praten in de formatie over het uitroepen van een crisis voor wanneer het nieuwe kabinet er is over een paar maanden.
Een jaar geleden heeft het ministerie van Justitie de mogelijkheden binnen de Europese afspraken op een rij gezet. Toen was de conclusie: als er al een crisis is, is het een opvangcrisis. Maar de vier formerende partijen willen asielzoekers niet elders huisvesten, maar willen dat er minder asielzoekers over de grens komen. Daarvan zei het ministerie: dat is een druk op Nederland die we moeten oplossen. Vanuit internationaal perspectief is er geen crisis. Als de formerende partijen een noodwet willen doorzetten, is het risico dat een rechter zegt: het mag niet. Dan ligt het plan weer in duigen.”
EINDE
[14]
‘Amsterdam biedt zaterdag slechts plaats voor 10.000 bezoekers op de Dam in plaats van de gebruikelijke 20.000. Mensen moeten zich eerst online aanmelden; het maximale aantal is inmiddels bereikt. Bij de herdenking zal gefouilleerd worden. Vlaggen en borden zijn niet toegestaan, demonstraties evenmin.”
NOS
AMSTERDAM GAAT TE VER MET PROTESTVERBOD
TIJDENS DODENHERDENKING
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 8
[15]
NOS
KABINET ZOEKT NA VERBOD NAAR ANDERE WEGEN VOOR LEVEREN
F-35 ONDERDELEN AAN ISRAEL
15 MAART 2024
Het ministerie van Buitenlandse Zaken zoekt naar alternatieve manieren om F-35-onderdelen aan Israël te leveren na het verbod dat het gerechtshof heeft ingesteld. Dat blijkt uit interne documenten van het ministerie die door de NOS zijn ingezien.
Een maand geleden bepaalde het gerechtshof in Den Haag in hoger beroep dat de Staat “iedere (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen met eindbestemming Israël” moet staken, omdat er een duidelijk risico bestaat dat er ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht worden gepleegd in de Gazastrook.
Het ministerie is in cassatie gegaan tegen de uitspraak, maar mag tot die tijd geen onderdelen leveren. Daarom vroeg het ministerie van Defensie aan Buitenlandse Zaken om diplomaten over alternatieven te laten nadenken. Met deze alternatieven hoopt het demissionaire kabinet om de leveringen op de korte en lange termijn vanuit andere landen tóch te laten doorgaan met een omweg. Zo zouden de onderdelen vanuit verschillende andere locaties, waaronder de VS, direct naar Israël kunnen worden gestuurd, zo valt te lezen.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken laat in een reactie weten dat Nederland de VS over het vonnis heeft geïnformeerd en dat binnen het F-35-programma wordt onderzocht “hoe Israël toegang kan behouden tot de noodzakelijke F-35-onderdelen. Het gaat hier om Amerikaanse goederen en dit gaat verder buiten Nederland om”.
Mogelijkheden voor levering
Dat idee sluit aan bij argumenten die de Staat ook al opbracht in de rechtszaal. Daar werd gesteld dat “de onderdelen toch wel in Israël terecht zouden komen omdat de Amerikaanse fabrikanten de onderdelen direct aan Israël zouden kunnen leveren”. Het Europese distributiecentrum in Woensdrecht, een van de drie centrale verdeelhubs naast locaties in Australië en de VS, zou er gemakkelijk als schakel tussenuit kunnen worden gehaald.
Verder suggereert Buitenlandse Zaken dat nieuwe vergunningen uitkomst kunnen bieden, al dan niet in combinatie met garanties die Israël zou kunnen geven dat de onderdelen niet in Gaza worden ingezet.
F-35 in Nederland
Het F-35-programma is in het leven geroepen door de Verenigde Staten, waar de producenten van de straaljagers zijn gevestigd. Het European Regional Warehouse in Woensdrecht is verantwoordelijk voor de distributie van bepaalde F-35-reserveonderdelen naar afnemers in en rond Europa, waaronder Israël.
Daarnaast maken Nederlandse bedrijven als Fokker ook F-35-onderdelen. Zij moeten zich sinds de rechtelijke uitspraak aan strengere regels houden zodat de onderdelen niet rechtstreeks aan Israël worden geleverd. Dat de rechter zich met het tegenhouden van de export van wapens bemoeit, is volgens experts uitzonderlijk.
Hoogleraar Galina Cornelisse, expert in internationaal wapenrecht en verbonden aan de Vrije Universiteit, zegt dat het tegen internationaal recht indruist om te onderzoeken hoe de onderdelen toch aan Israël kunnen worden geleverd. “Als de rechter in jouw land zegt dat het leveren van onderdelen strijdig is met internationaal recht, dan moet je je daaraan houden.”
De opdracht om over alternatieven na te denken doet haar denken aan belastingontwijking. “Het gaat voorbij aan de onderliggende gedachte van het internationale recht. Wat je eigenlijk zou moeten verwachten is dat een lidstaat actief in gesprek gaat met landenpartners om ze te overtuigen om dit niet meer moeten doen.”
Die inspanningsverplichting staat ook in meerdere internationale verdragen, beaamt Marten Zwanenburg, hoogleraar militair recht aan de Universiteit van Amsterdam en de Nederlandse Defensie Academie.
“Het vonnis zelf is vrij specifiek, dat gaat over het staken van iedere feitelijke doorvoer en uitvoer van F-35-onderdelen”, zegt Zwanenburg. “Als de eindbestemming Israël is, met als tussenstap de VS, dan zou je kunnen zeggen dat het volgen van die route en mogelijk ook het verkennen ervan in strijd is met het vonnis.”
Reactie Oxfam Novib, PAX en The Rights Forum
De drie partijen die de rechtszaak waren begonnen, noemen het “onbestaanbaar en rechtsstatelijk zorgwekkend” dat de staat naar andere wegen zoekt om de vliegtuigonderdelen aan Israël te leveren.
“Dat gaat lijnrecht in tegen de uitspraak van de rechter dat Nederland moet voorkomen betrokken te raken bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht in Gaza”, zegt Michiel Servaes, directeur van Oxfam Novib. Hij zegt dat de regering snel om opheldering zal worden gevraagd.
Dat het zoeken naar leveringsopties mogelijk in strijd is met internationale verdragen die de basis vormen van het vonnis, daar zijn alle geraadpleegde deskundigen het over eens. “De kern van deze verdragen is om schendingen van oorlogsrecht, waar nu een duidelijk risico op bestaat, te voorkomen,” zegt Jessica Dorsey, universitair docent internationaal humanitair oorlogsrecht aan de Universiteit Utrecht.
“De minister van Buitenlandse Zaken werd eerst al door de eigen Directie Juridische Zaken op dat risico gewezen, dat is daarna door het Internationaal Gerechtshof en het gerechtshof in Den Haag bevestigd.” Dat Nederland met die kennis toch naar alternatieve wegen zoekt, noemt Dorsey “een klap voor het internationaal rechtssysteem”.
Eindgebruiker onbekend
In interne documenten van eind februari wordt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorbereid op Kamervragen. Kan hij voorkomen dat de F-35-onderdelen via een omweg, hetzij via de Verenigde Staten, hetzij via Italië, alsnog in Israëlische F-35’s terechtkomen? Nee, is het antwoord. “Als er wordt geleverd aan Amerikaanse vliegtuigbouwers in Amerika weet het ministerie niet wie de uiteindelijke eindgebruiker zal zijn.”
Volgens Cornelisse is dat geen valide argument. “‘We weten het niet’ is geen excuus, dan moet je zorgen dat je het wel weet.” Dorsey voegt toe dat op Nederland de verplichting rust om te weten wie de eindgebruiker is op grond van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt (EUGS), een Europese richtlijn voor buitenland- en veiligheidsbeleid.
Dorsey: “Als we F-35-onderdelen door laten voeren naar de VS, dan moeten we garanties krijgen van de Amerikanen dat zij het niet verder doorvoeren naar Israël. Anders zou het betekenen dat het Wapenhandelsverdrag en het EUGS een wassen neus zijn. Als je die probeert te omzeilen, dan ondermijn je het hele internationale recht.”
Fabrikant Fokker zegt desgevraagd dat er nu nog steeds F-35-onderdelen worden geleverd aan Amerikaanse klanten. Op de vraag of het bedrijf weet wie de eindgebruiker is, wil een woordvoerder geen antwoord geven.
EINDE
GERECHTSHOF: LEVERING F-35 ONDERDELEN ISRAEL IN
STRIJD MET HUMANITAIR OORLOGSRECHT, STAAT IN
CASSATIE
12 FEBRUARI 2024
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 12 februari 2024 in een zaak van een aantal maatschappelijke organisaties tegen de Staat bepaalt dat Nederland de export van reserve-onderdelen voor F-35-gevechtsvliegtuigen aan Israël moet staken. Bij de beoordeling van de uitvoervergunning had de Minister moeten toetsen aan de dwingend voorgeschreven criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Raad en het Wapenhandelsverdrag.
In de zaak gaat het om de export van onderdelen voor het F-35 gevechtsvliegtuig vanuit Nederland naar Israël. De organisaties Oxfam Novib, Vredesbeweging PAX Nederland en The Rights Forum zijn het niet eens met deze export. Zij zijn van mening zijn dat Israël het humanitaire oorlogsrecht schendt in haar aanvallen op de Gazastrook. De rechtbank Den Haag bepaalde op 15 december 2023 dat de Minister in de beoordeling van de uitvoervergunning de relevante belangen had afgewogen en de Staat niet verplicht is de levering van F-35 onderdelen aan Israël te staken (ECLI:NL:RBDHA:2023:19744).
Arrest Hof
Het Hof is het met Oxfam Novib c.s. eens dat er een duidelijk risico bestaat dat de naar Israël uitgevoerde F-35 onderdelen worden gebruikt bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Op basis van verschillende internationale regelingen waarbij Nederland partij is, moet Nederland in zo’n geval beperkingen opleggen ten aanzien van de uitvoer van militaire goederen. Dat betekent dat Nederland geen F-35 onderdelen naar Israël mag uitvoeren. Het Hof oordeelt dat de Minister de uitvoervergunning voor F-35 onderdelen naar Israël opnieuw had moeten beoordelen in het licht van de gebeurtenissen na 7 oktober 2023. De Minister had daarbij moeten toetsen aan de dwingend voorgeschreven criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Raad en het Wapenhandelsverdrag. Het Hof is ook niet overtuigd van het argument van de Staat dat een verbod op de export van de onderdelen grote gevolgen zou hebben voor de relatie van Nederland met de Verenigde Staten en Israël en dat zelfs het voortbestaan van de locatie in Woensdrecht op het spel zou staan. De Minister kan een nieuwe vergunning geven voor de export van de onderdelen, maar dan wel met de voorwaarde dat Israël de F-35 niet inzet in Gaza.
Staat in cassatie tegen verbod export
De Staat laat op 12 februari 2024 weten in cassatie gaan tegen het arrest van het Hof. Het kabinet is van mening dat de doorlevering van Amerikaanse F-35-onderdelen niet onrechtmatig is. Volgens het kabinet is het aan de Staat om zijn buitenlandbeleid vorm te geven en is van mening dat het Gerechtshof dit onvoldoende heeft meegewogen. De internationale en Europese defensiesamenwerking is van belang voor de nationale veiligheid van Nederland. Maar ook essentieel voor Israël, omdat de F-35’s een cruciale rol spelen in de veiligheid van Israël. Het gaat dan vooral om dreiging vanuit de regio, bijvoorbeeld uit Iran, Jemen, Syrië en Libanon. Het besluit van de Staat om in cassatie te gaan staat volgens het kabinet los van de situatie in Gaza. Nederland dringt aan op een onmiddellijk tijdelijk humanitair staakt-het-vuren en zoveel mogelijk humanitaire hulp aan de noodlijdende bevolking van Gaza. Daarnaast staat vast dat het humanitair oorlogsrecht onverkort van toepassing is. Ook Israël moet zich hieraan houden.
advocaten: mr. L. Zegveld en mr. T.J.R. van der Sommen in Amsterdam,
tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken),
zetelend in Den Haag,
verweerder in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
advocaten: mr. R.W. Veldhuis en mr. E.V. Koppe in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna noemen Oxfam Novib, Pax en The Rights Forum (tezamen: Oxfam Novib c.s.) enerzijds en de Staat anderzijds.
1De zaak in het kort
1.1
Vanuit Woensdrecht worden onderdelen voor het F-35 gevechtsvliegtuig naar een aantal landen gedistribueerd, onder andere naar Israël. Deze onderdelen worden beschouwd als militaire goederen, wat betekent dat voor de export vanuit Nederland een vergunning nodig is. Die vergunning is in 2016 verleend.
1.2
Op 7 oktober 2023 heeft Hamas een aanval op Israël uitgevoerd, waarbij opzettelijk vele burgers zijn gedood, verwond en ontvoerd. Israël heeft op deze aanval gereageerd door aanvallen in de Gazastrook uit te voeren, de basis van waaruit Hamas opereert.
1.3
Naar aanleiding van de aanvallen van Israël in de Gazastrook heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna: de Minister) beoordeeld of de uitvoervergunning voor F-35 onderdelen naar Israël kon worden gehandhaafd. Het resultaat van deze beoordeling was dat de Minister heeft besloten niet in de vergunning in te grijpen.
1.4
Oxfam Novib c.s. zijn het niet eens met de beslissing van de Minister. Oxfam Novib c.s. zijn van mening dat Israël door haar aanvallen in de Gazastrook het humanitaire oorlogsrecht schendt. Volgens Oxfam Novib c.s. vallen er disproportioneel veel burgerslachtoffers in Gaza, omdat Israël ook burgerdoelen aanvalt en verder bij haar aanvallen onvoldoende rekening houdt met de gevolgen voor de burgerbevolking. Oxfam Novib c.s. vorderen dat de rechter de Staat beveelt ervoor te zorgen dat de uitvoer van F-35 onderdelen vanuit Nederland naar Israël stopt.
1.5
Het hof is het met Oxfam Novib c.s. eens dat er een duidelijk risico bestaat dat met de F-35 ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht worden gepleegd. Op grond van verschillende internationale regelingen waarbij Nederland partij is moet Nederland in zo’n geval beperkingen opleggen ten aanzien van de uitvoer van militaire goederen. Dat betekent dat Nederland geen F-35 onderdelen naar Israël mag uitvoeren. De Minister is bij haar besluit om niet in de uitvoervergunning in te grijpen ten onrechte deze internationale verplichtingen niet nagekomen. Het hof beveelt de Staat dan ook de verdere uitvoer van F-35 onderdelen naar Israël te beletten.
2Het procesverloop
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
-het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 15 december 2023, hierna: het (bestreden) vonnis, met de stukken van de eerste aanleg;
-de dagvaarding in turbo-spoedappel van 29 december 2023 waarmee Oxfam Novib c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het bestreden vonnis en waarin zij tegen dat vonnis vijf grieven hebben aangevoerd en hun eis hebben gewijzigd (met producties 47 tot en met 81);
-de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van de Staat (met producties 23 tot en met 39);
-producties 82 tot en met 100 van Oxfam Novib c.s.;
-de memorie van antwoord in het incidenteel appel van Oxfam Novib c.s. (met productie 101).
2.2
Op 22 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.
3De feiten en achtergronden van deze zaak
Het F-35 programma
3.1
Nederland is één van de landen die als partner deelnemen aan het F-35 Lightning II-programma inzake de productie en het onderhoud van het in de Verenigde Staten (VS) geproduceerde F-35 gevechtsvliegtuig (‘de F-35’). Nederland is een van de afnemers van de F-35. Israël is ook een afnemer van de F-35, maar geen partner in het F-35 programma.
3.2
Ten behoeve van het onderhoud van de F-35 zijn wereldwijd drie ‘hubs’ opgezet, waarin (door de VS aangeleverde) onderdelen liggen opgeslagen om te worden doorgeleverd aan landen die over de F-35 beschikken. De in de hubs aanwezige F-35 onderdelen zijn eigendom van de VS en blijven dit totdat deze zijn gemonteerd in de F-35. In Nederland (Woensdrecht) is een dergelijke hub gevestigd, het Logistiek Centrum Woensdrecht. Vanuit de Nederlandse hub worden F-35 onderdelen geleverd aan onder meer Israël.
Regelgeving met betrekking tot de uitvoer van (onderdelen van) militaire goederen
– nationale regelgeving
3.3
De (onder 3.2 bedoelde) onderdelen voor de F-35 worden beschouwd als militaire goederen. De doorvoer of uitvoer van militaire goederen vanuit Nederland is op grond van art. 5 lid 1 respectievelijk art. 11 lid 1 van het (op de Algemene Douanewet gebaseerde) Besluit strategische goederen1 (Bsg) verboden, tenzij daarvoor een vergunning is verleend. Een dergelijke vergunning wordt in ieder geval niet verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen.2 Tot die internationale verplichtingen behoren het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Raad (zie hierna 3.6 e.v.) en het Wapenhandelsverdrag3 (het ‘Arms Trade Treaty’).4 De Minister kan een beschikkingsbevoegde5 uitsluiten van het gebruik van een algemene doorvoervergunning of algemene uitvoervergunning ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, openbare orde of openbare veiligheid (art. 6a lid 3 respectievelijk art. 13 lid 3 Bsg).
3.4
De Minister heeft in 2016 op grond van het Bsg bij ministeriële regeling de Regeling Algemene Vergunning NL009 (hierna: AV009) vastgesteld.6 Deze algemene vergunning is alleen van toepassing op de levering van militaire goederen aan partijen aangesloten bij het F-35-programma. AV009 is zowel een algemene doorvoervergunning, een algemene uitvoervergunning, als een algemene overdrachtsvergunning.7 Voor zover in deze zaak van belang kunnen op grond van AV009 F-35 onderdelen vanuit het depot Woensdrecht worden geleverd aan Israël, zonder dat voor elke afzonderlijke levering een aparte vergunning nodig is.
3.5
In AV009 is wat betreft de geldigheidsduur ervan geen einddatum bepaald en deze is dus in beginsel van kracht zolang het F-35 project loopt.8 Art. 8 van AV009 luidt als volgt:
“De Algemene Vergunning NL009 mag niet langer worden gebruikt indien de geregistreerde gebruiker of beschikkingsbevoegde door de Minister in kennis zijn gesteld dat geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen zich verzetten tegen voortgezet gebruik van de Algemene Vergunning NL009. Een kennisgeving om die reden kan te allen tijde plaatsvinden.”
De beschikkingsbevoegde is degene die bevoegd is over de militaire goederen te beschikken (art. 1 Bsg). De gebruiker is de beschikkingsbevoegde die zich heeft geregistreerd om gebruik te maken van AV009. Israël als land van bestemming is dus niet de beschikkingsbevoegde of gebruiker in de zin van AV009.
– EU regelgeving: het EUGS
3.6
Op 8 december 2008 heeft de Raad van de Europese Unie op grond van art. 15 (thans: art. 29) van het Verdrag betreffende de Europese Unie een Gemeenschappelijk Standpunt vastgesteld (hierna: het EUGS).9 De lidstaten zijn daarin overeengekomen dat zij de uitvoer van militaire goederen en technologie zullen toetsen aan de in het EUGS opgenomen normen. In het EUGS is in de overwegingen onder meer opgenomen dat staten die militaire goederen uitvoeren een bijzondere verantwoordelijkheid dragen, dat de lidstaten vastbesloten zijn hoge gemeenschappelijke normen vast te stellen die worden gezien als minimum voor het betrachten van terughoudendheid bij overdracht van militaire goederen door alle lidstaten en vastbesloten zijn de uitvoer te voorkomen van militaire goederen die voor binnenlandse onderdrukking of internationale agressie kunnen worden gebruikt, dan wel tot regionale instabiliteit kunnen bijdragen. Het EUGS is in 2019 gewijzigd, onder meer in verband met de inwerkingtreding van het Wapenhandelsverdrag, waarbij alle lidstaten partij zijn.10 Het secretariaat-generaal heeft een Gids voor de gebruiker bij het EUGS gepubliceerd, als hulpmiddel voor de lidstaten bij de uitvoering van het EUGS (hierna: de Gebruikersgids).11
3.7
Het EUGS bepaalt in art. 2 lid 2 onder meer:
“Criterium 2: Eerbiediging van de mensenrechten in het land van eindbestemming en naleving van het internationaal humanitair recht in dat land
(….)
– De lidstaten evalueren de houding van het ontvangende land ten opzichte van belangrijke, in instrumenten van internationaal humanitair recht vastgelegde beginselen, en
c) weigeren een uitvoervergunning indien er een duidelijk risico bestaat dat de uit te voeren militaire goederen of technologie gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.”
– het Wapenhandelsverdrag
3.8
Op 24 december 2014 is het Wapenhandelsverdrag in werking getreden. In de considerans van het Wapenhandelsverdrag is (in de authentieke Engelse taal) het volgende opgenomen:
“Acknowledging that peace and security, development and human rights are pillars of the United Nations system and foundations for collective security and recognizing that development, peace and security and human rights are interlinked and mutually reinforcing,
(…)
Bearing in mind that civilians, particularly women and children, account for the vast majority of those adversely affected by armed conflict and armed violence,
(…)
Recognizing the voluntary and active role that civil society, including non-governmental organizations, and industry, can play in raising awareness of the object and purpose of this Treaty, and in supporting its implementation,
(…)
Determined to act in accordance with the following principles;
Principles
(…)
– Respecting and ensuring respect for international humanitarian law in accordance with, inter alia, the Geneva Conventions of 1949, and respecting and ensuring respect for human rights in accordance with, inter alia, the Charter of the United Nations and the Universal Declaration of Human Rights;”
3.9
Art. 7 Wapenhandelsverdrag luidt (voor zover hier van belang):
“Article 7. Export and Export Assessment
1. If the export is not prohibited under Article 6, each exporting State Party, prior to authorization of the export of conventional arms (…) under its jurisdiction and pursuant to its national control system, shall, in an objective and non-discriminatory manner, taking into account relevant factors (…), assess the potential that the conventional arms or items:
(…)
(b) could be used to:
(i) commit or facilitate a serious violation of international humanitarian law;
(…)
3. If, after conducting this assessment and considering available mitigating measures, the exporting State Party determines that there is an overriding risk of any of the negative consequences in paragraph 1, the exporting State Party shall not authorize the export.”
– verhouding EUGS en Wapenhandelsverdrag
3.10
Het EUGS is in 2019 aangepast in verband met (onder meer) de tenuitvoerlegging van het Wapenhandelsverdrag.12 Het hof leidt daaruit af dat naar de opvatting van de Raad er na die aanpassing geen inhoudelijke verschillen bestaan tussen het Wapenhandelsverdrag en het EUGS. Partijen gaan daar kennelijk ook vanuit. Zij hebben geen onderscheid gemaakt tussen de inhoudelijke bepalingen van het EUGS en die van het Wapenhandelsverdrag. Het hof gaat er in het navolgende dan ook vanuit dat de hiervoor geciteerde onderdelen van art. 2 lid 2 EUGS en art. 7 Wapenhandelsverdrag met elkaar in overeenstemming zijn en dat het ‘duidelijk risico dat uit te voeren militaire goederen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht’ (EUGS) naar inhoud en strekking niet verschilt van het ‘overriding risk’ dat de uit te voeren militaire goederen ‘could be used to commit or facilitate a serious violation of international humanitarian law’ (Wapenhandelsverdrag).13 Als het hof hierna verwijst naar het EUGS moet daaronder tevens worden verstaan het Wapenhandelsverdrag, tenzij uit de context anders blijkt.
– art. 1 Geneefse Conventies en art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol bij die Conventies
3.11
Oxfam Novib c.s. hebben onder meer een beroep gedaan op het gemeenschappelijke art. 1 van de Geneefse Conventies van 1949 (en het gelijkluidende art. 1 lid 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij die Conventies van 1977). Deze bepaling luidt:
“The High Contracting Parties undertake to respect and to ensure respect for the present Convention [this Protocol] in all circumstances.”
3.12
Het gemeenschappelijke artikel 1 van de Geneefse Conventies en art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol bevat internationaal gewoonterecht.14 Het is een bepaling die meer dan een aansporing aan de verdragspartijen bevat: het is een bindende verplichting voor de partijen bij het verdrag.15 De overheersende opvatting in de literatuur is dat de verplichting ‘to ensure respect’ niet alleen een interne maar ook een externe dimensie heeft, in die zin dat de verdragspartijen een verplichting hebben om te verzekeren dat een andere staat in overeenstemming handelt met (onder meer) internationaal humanitair recht.16Dit is bevestigd door het Internationaal Gerechtshof.17 Dit betekent dat staten positieve stappen moeten nemen om andere staten ertoe te bewegen in overeenstemming te handelen met de Geneefse Conventies en het Aanvullend Protocol, in ieder geval waar het om ernstige overtredingen gaat.18 Hoe ernstiger de inbreuk op het internationale humanitaire recht, hoe meer van een andere staat wordt verwacht om de inbreuk te doen stoppen. Het gaat hier om een inspanningsverbintenis: een staat is verplicht te doen wat redelijkerwijs binnen zijn vermogen ligt in de gegeven omstandigheden.19 Meer in het bijzonder moet worden aangenomen dat de verplichting van art. 1 meebrengt dat indien een staat ervan op de hoogte is dat een andere staat ernstige schendingen van internationaal humanitair recht begaat met behulp van de door de eerste staat geleverde wapens, het in strijd is met art. 1 om deze wapenleveranties voort te zetten.20
Ontwikkelingen sinds 7 oktober 2023
3.13
Op 7 oktober 2023 heeft Hamas vanuit de Gazastrook aanvallen op Israël uitgevoerd, waarbij ongeveer 1200 personen, voornamelijk burgers onder wie ook jonge kinderen, opzettelijk zijn gedood. Ook heeft Hamas ongeveer 240 personen als gijzelaars meegenomen, van wie velen tot op de dag van vandaag niet zijn vrijgelaten. Tussen partijen is (terecht) niet in geschil dat Hamas zich hiermee aan oorlogsmisdaden heeft schuldig gemaakt.
3.14
Israël heeft op deze aanval gereageerd door aanvallen uit te voeren op doelen in de Gazastrook. Daarbij zijn bombardementen uitgevoerd en zijn Israëlische troepen Gaza binnengetrokken. Als gevolg van deze aanvallen zijn inmiddels (minstens) 19.000 personen om het leven gekomen, onder wie 7.700 kinderen. Meer dan 52.000 personen zijn gewond geraakt.
3.15
In verband met deze ontwikkelingen heeft de Minister onderzocht of, zoals voorzien in art. 8 AV009, geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen zich verzetten tegen voortgezet gebruik van deze vergunning. De Minister heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Dit standpunt is nadien niet veranderd. Daarbij heeft de Minister de volgende overwegingen in haar afweging betrokken: (i) Israël moet voor zijn voortbestaan kunnen reageren op (terreur)dreigingen uit de (fundamenteel onveilige) regio en heeft er groot belang bij dat uitbreiding van het conflict naar de regio wordt voorkomen door onder meer de afschrikwekkende werking die van de F-35 uitgaat, (ii) het eventuele risico dat de F-35 onderdelen gebruikt zouden kunnen worden bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht, maar het staat niet vast dat Israël het humanitair oorlogsrecht schendt, (iii) stopzetting van de levering van F-35 onderdelen aan Israël zou zeer grote schade aanrichten aan de goede betrekkingen van Nederland met Israël en de Verenigde Staten en zou ook het vertrouwen beschadigen van andere bondgenoten die deelnemen aan het F-35 project, en (iv) op basis van AV009 is het niet mogelijk een bepaald land als bestemming uit te sluiten van leveringen; alle leveranciers aan Israël zouden dan uitgesloten moeten worden, maar dat zou betekenen dat die leveranciers dan ook niet meer aan andere landen mogen leveren zodat telkens individuele vergunningen zouden moeten worden aangevraagd, hetgeen belemmerend werkt.21
De eisende partijen: Oxfam Novib c.s.
3.16
Oxfam Novib is een stichting die onder meer als statutaire doelstelling heeft “het bevorderen van een wereldsamenleving waarin de sociaaleconomische tegenstellingen tussen arm en rijk worden doorbroken, waarin de welvaart van de wereld rechtvaardig is verdeeld, en waarin mensen en bevolkingsgroepen elkaars culturen kunnen leren kennen en respecteren en ten behoeve van hun ontwikkeling samenwerken op basis van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en onderlinge solidariteit” (art. 2.1). De statuten vermelden verder dat Oxfam Novib haar doel onder meer tracht te bereiken door het in het algemeen bevorderen van al hetgeen dat zou kunnen leiden tot het tot stand komen van een wereldrechtsorde, waarvan een universele ontwikkelingsstrategie een integraal deel vormt (art. 2.3 onder g). Oxfam Novib heeft medewerkers die in Gaza verblijven en zich daar in samenwerking met Palestijnse organisaties bezig houden met humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking.
3.17
Pax is een stichting die onder meer als statutaire doelstelling heeft “het beschermen van burgers tegen oorlogsgeweld, het beëindigen van gewapende conflicten en het bijdragen aan vreedzame en rechtvaardige samenlevingen, het bevorderen van mensenrechten alsmede het bijdragen aan de internationale rechtsorde en een cultuur van vrede in Nederland en wereldwijd en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.”
3.18
The Rights Forum is een stichting die zich blijkens haar statuten ervoor inzet “dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen wordt beëindigd door het sluiten van vrede op basis van het internationale recht: verdragen, resoluties van de Verenigde Naties, uitspraken van het Internationaal Gerechtshof, dat de partijen bij dit conflict zich, ook zolang een vredesregeling uitblijft, gedragen overeenkomstig het humanitair oorlogsrecht en met eerbiediging van de rechten van de mens, dat de regering van Nederland ernst maakt met de opdracht, haar door de Grondwet gegeven, de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen, ook in Israël en de bezette Palestijnse gebieden en dat de Europese Unie, daartoe ook door Nederland aangemoedigd, haar verantwoordelijkheid als economische en daardoor ook politieke grootmacht ten volle neemt door de partijen bij dit conflict te noodzaken zich te onthouden van schendingen van het internationale recht.”
De standpunten van partijen in het kort
3.19
Oxfam Novib c.s. hebben dit kort geding tegen de Staat aangespannen omdat zij het er niet mee eens zijn dat de Staat toestaat dat vanuit Nederland F-35 onderdelen worden uitgevoerd naar Israël. Oxfam Novib c.s. zijn van mening dat de Staat de (verdere) export van F-35 onderdelen vanuit het depot Woensdrecht moet beletten. Oxfam Novib c.s. voeren hiertoe kort gezegd het volgende aan. Israël maakt zich bij de aanvallen op doelen in Gaza schuldig aan schendingen van internationaal humanitair recht, althans het duidelijke risico bestaat dat Israël zich daaraan schuldig maakt. Israël valt in strijd met het humanitair oorlogsrecht burgerdoelen aan en brengt bij de aanval op militaire doelen disproportionele schade toe aan burgers. Ook is er volgens Oxfam Novib c.s. een betrouwbare aanwijzing van een ernstig risico op dreigende genocide. Gelet hierop is de Staat volgens Oxfam Novib c.s. op grond van het EUGS, het Wapenhandelsverdrag en andere verdragen en internationaalrechtelijke verplichtingen gehouden de verdere export van F-35 onderdelen te beletten.
3.20
De Staat verwerpt het standpunt van Oxfam Novib c.s. De Staat voert in de eerste plaats aan dat Oxfam Novib niet ontvankelijk is in haar vorderingen omdat Oxfam Novib volgens de Staat de belangen waarvoor zij in deze procedure stelt op te komen niet volgens haar statuten behartigt. Daarnaast geldt dat noch het EUGS noch het Wapenhandelsverdrag een staat verplichten om een eenmaal afgegeven vergunning opnieuw te toetsen op grond van later opgekomen omstandigheden. Bovendien mocht de Minister op grond van art. 8 AV009 een bredere afweging maken, waarin zij ook andere belangen zoals de relatie met Israël en de VS laat meewegen. De door de Minister gemaakte afweging kan door de rechter slechts beperkt worden getoetst, omdat op het gebied van (nationale) veiligheid en buitenlands beleid aan de Staat een grote beleids- en beoordelingsvrijheid toekomt. Verder bestrijdt de Staat dat tot uitgangspunt zou kunnen worden genomen dat de F-35 gevechtsvliegtuigen betrokken zijn bij schendingen van internationaal humanitair recht. Daarvoor is onvoldoende informatie beschikbaar over de precieze rol van de F-35’s en over de omstandigheden en afwegingen betreffende concrete gevechtshandelingen, zoals bombardementen. Volgens de Staat is evenmin aangetoond dat er een risico is op genocide.
4De procedure
4.1
Oxfam Novib c.s. vorderen in dit kort geding, samengevat en voor zover nog van belang in hoger beroep, dat de Staat wordt bevolen de (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen naar Israël te staken en geen nieuwe uitvoer of doorvoer daarvan meer toe te staan, totdat dit niet meer in strijd is met de verplichtingen van de Staat. Ook vorderen Oxfam Novib c.s. de Staat te gebieden de uitvoer en doorvoer op grond van de AV009 met eindbestemming Israël in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen van de Staat, zoals het EUGS en het Wapenhandelsverdrag. De Staat heeft deze vorderingen bestreden.
4.2
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Oxfam Novib c.s. afgewezen. Het oordeel van de voorzieningenrechter komt op het volgende neer.
( i) Oxfam Novib is ontvankelijk in haar vordering. Gelet op haar statutaire doelstelling behartigt Oxfam Novib ook de belangen van (Palestijnse) burgers in Gaza die slachtoffer zijn, dan wel dreigen te worden van oorlogsgeweld en kan zij opkomen voor het algemeen belang dat is gediend bij het naleven van internationaal humanitair oorlogsrecht, mensenrechten en het voorkomen van genocide. Bovendien heeft Oxfam Novib een eigen belang in verband met de werknemers die in Gaza verblijven en die daar te vrezen hebben voor hun leven.
(ii) AV009 is voorafgaand aan de vaststelling daarvan getoetst aan de criteria vermeld in het EUGS. Er zijn thans weliswaar nieuwe omstandigheden door het oplaaien van het Israëlisch-Palestijns conflict, maar noch het EUGS noch het Wapenhandelsverdrag bevat de verplichting een eenmaal afgegeven vergunning opnieuw te toetsen als de omstandigheden wijzigen.
(iii) De Staat heeft wel de verplichting om te beoordelen of het voortgezet gebruik van AV009 voor wat betreft Israël in stand kan blijven, maar hij heeft de vrijheid daarbij een bredere afweging te maken dan uitsluitend aan de criteria van het EUGS te toetsen. Bij die (bredere) toetsing komt aan de Staat een grote beleids- en beoordelingsruimte toe, omdat het gaat om vragen die nauw verband houden met vragen van (nationale) veiligheid en buitenlands beleid.
(iv) Wat betreft de vraag hoe de uitgevoerde F-35 onderdelen worden aangewend, is relevant of de uit te voeren onderdelen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. Als de F-35 een bijdrage levert aan het kunnen uitvoeren van bombardementen door andere vliegtuigen is aan dit vereiste voldaan. Gezien de geavanceerde eigenschappen waarover de F-35 beschikt is zeer aannemelijk dat de F-35 deze bijdrage levert daar waar sprake zou zijn van schendingen.
( v) Het standpunt van de Staat dat specifieke informatie over de concrete gevechtshandelingen ontbreekt is niet onbegrijpelijk. De beoordeling van de Minister ziet uitsluitend op het gebruik van de F-35. De gevolgen van andere oorlogshandelingen van Israël, hoe verwerpelijk die ook (kunnen) zijn, kunnen in deze beoordeling niet worden betrokken.
(vi) De redenering van de Minister dat de F-35, mede door de afschrikwekkende werking ervan, voor Israël ook van groot belang is om uitbreiding van het conflict naar de regio te voorkomen is niet onbegrijpelijk. Ook kon de Minister in redelijkheid meewegen dat een aantasting van AV009 een negatieve invloed zal hebben op de betrekkingen met de landen die binnen het programma samenwerken, waaronder de VS en Israël.
(vii) Art. 8 AV009 lijkt, anders dan de Staat aanvoert, de mogelijkheid te bieden om alleen een (geregistreerde) gebruiker (Israël) in kennis te stellen dat voortgezet gebruik van de vergunning niet langer is toegestaan. Wel is aannemelijk dat een wijziging in de logistieke keten van het programma een verslechterde operationele gereedheid tot gevolg zal hebben en daarmee een negatieve invloed kan hebben op de nationale veiligheid van de bij het F-35-project betrokken landen.
(viii) De conclusie is dat de Minister in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
4.3
In hoger beroep hebben Oxfam Novib c.s. hun eis gewijzigd. Zij vorderen thans, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest:
I. De Staat te gebieden per direct iedere (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen met eindbestemming Israël te (doen) staken, in ieder geval totdat de bodemrechter uitspraak heeft gedaan of tot het moment dat de uitvoer en doorvoer niet meer in strijd is met verplichtingen die op de Staat rusten; althans de Staat te gebieden thans (opnieuw) te beoordelen of de voortgezette (feitelijke) uit- en doorvoer van F-35 onderdelen naar Israël doorgang mag hebben;
II. De Staat te verbieden per direct nieuwe uit- en doorvoer van F-35 onderdelen met eindbestemming Israël toe te staan, in ieder geval totdat de bodemrechter uitspraak heeft gedaan of tot het moment dat de uit- en doorvoer niet meer in strijd is met verplichtingen die op de Staat rusten; althans de Staat te gebieden om thans (opnieuw) te beoordelen of nieuwe uit- en doorvoer van F-35 onderdelen met eindbestemming Israël toegestaan kan worden;
III. De Staat te gebieden onverwijld de uit- en doorvoer op grond van de Regeling Algemene Vergunning NL009 met eindbestemming Israël in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen van de Staat die volgen uit onder meer het Gemeenschappelijk Standpunt en het Wapenhandelsverdrag, althans binnen een termijn die het hof geraden acht;
IV. Althans zodanige voorzieningen te treffen die het hof geraden acht;
V. De Staat te veroordelen in de kosten van dit geding, althans de kosten van partijen te compenseren, met de bepaling dat indien deze kosten niet zijn betaald binnen veertien dagen na de datum waarop het arrest is gewezen, wettelijke rente daarover verschuldigd zal zijn.
4.4
Oxfam Novib c.s. hebben vijf grieven aangevoerd tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. In grief 1 betogen Oxfam Novib c.s. dat de voorzieningenrechter een onjuist toetsingskader hanteert door slechts na te gaan of de Staat in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn handelwijze. Europese en internationale verplichtingen van de Staat moeten leiden tot staking van de export van F-35-onderdelen. Met grief 2 betogen Oxfam Novib c.s. dat de feiten kwalificeren als schendingen van het humanitair oorlogsrecht, als genocide en als mensenrechtenschendingen, althans als een reëel risico op dergelijke schendingen, die worden gepleegd met behulp van F-35’s. Grief 3 houdt in dat de Staat op grond van zijn verplichtingen onder het algemene volkenrecht, de Geneefse Conventies, het Genocideverdrag en diverse mensenrechtenverdragen gehouden is de export van F-35 onderdelen te staken. Oxfam Novib c.s. voeren in grief 4 aan dat de Staat verplicht is de export van F-35 onderdelen naar Israël te staken op grond van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag. Oxfam Novib c.s. betwisten dat AV009 bij vaststelling in 2016 aan het EUGS is getoetst en bovendien, aldus Oxfam Novib c.s., had de Staat na 7 oktober 2023 AV009 opnieuw aan het EUGS moeten toetsen, wat tot een negatieve beoordeling had moeten leiden. Daarnaast is AV009 in strijd met hogere regelgeving en daarom onmiskenbaar onverbindend. Met grief 5 komen Oxfam Novib c.s. op tegen de toetsing door de voorzieningenrechter van de door de Minister gemaakte belangenafweging. Indien al van een dergelijke belangenafweging zou mogen worden uitgegaan, dan heeft de voorzieningenrechter onvoldoende meegewogen dat er een duidelijk risico bestaat op ernstige schendingen van het oorlogsrecht door de inzet van F-35’s. Aan de wel door de voorzieningenrechter in aanmerking genomen omstandigheden heeft hij ten onrechte of teveel gewicht toegekend.
4.5
De Staat heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en incidenteel hoger beroep ingesteld. Daarbij voert de Staat in de eerste plaats aan dat de voorzieningenrechter Oxfam Novib ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in haar vorderingen. Verder is de Staat van mening dat de voorzieningenrechter van een onjuist toetsingskader is uitgegaan. Deze (incidentele) grief komt er kort gezegd op neer dat de burgerlijke rechter (in kort geding) het handelen van de Staat inzake wapenexport niet of slechts zeer beperkt kan toetsen aan het EUGS en het Wapenhandelsverdrag.
5Beoordeling van het hoger beroep
A. Ontvankelijkheid van Oxfam Novib
5.1
Het hof zal eerst ingaan op de incidentele grief van de Staat, waarin hij aanvoert dat de voorzieningenrechter Oxfam Novib ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in haar vorderingen. De grief houdt in dat Oxfam Novib stelt op te komen voor de belangen van (Palestijnse) burgers in Gaza die slachtoffer zijn, dan wel dreigen te worden, van oorlogsgeweld en voor het algemeen belang dat is gediend bij het naleven van humanitair oorlogsrecht, mensenrechten en het voorkomen van genocide en bij het Nederlands wettelijk kader over exportbeleid. Volgens de Staat vallen deze belangen niet onder de statutaire doelstelling van Oxfam Novib. Volgens de Staat valt niet in te zien hoe het verbod op de uitvoer van F-35 onderdelen een wereldsamenleving bevordert. Daarnaast meent de Staat dat Oxfam Novib niet kan worden ontvangen in haar vorderingen die zij als werkgever heeft ingesteld, omdat de belangen van Oxfam Novib in deze procedure al door Pax en The Rights Forum worden behartigd. De wet zou volgens de Staat niet toelaten dat individuele gedupeerden als partij optreden in een procedure waarin hun belangen reeds door een collectieve belangenbehartiger worden behartigd.
5.2
De grief faalt. In de eerste plaats ligt voor de hand dat een ‘wereldsamenleving’ impliceert dat landen en volken met elkaar in vrede leven. Het is duidelijk dat daarvan thans in Gaza geen sprake is. Het door Oxfam Novib met deze zaak nagestreefde belang is dat Israël ophoudt met de (door Oxfam Novib gestelde) schendingen van het internationale humanitair recht. Dat belang valt onder het doel van het bevorderen van een (vreedzame) wereldsamenleving. In de tweede plaats bepalen de statuten van Oxfam Novib dat zij dit doel, het bevorderen van een wereldsamenleving, onder meer tracht te bereiken door het bevorderen van het tot stand komen van een wereldrechtsorde (art. 2.3 onder g). Oxfam Novib wil met dit geding bereiken dat Nederland niet langer bijdraagt aan schending van het internationaal humanitair recht doordat Nederland zijn internationaalrechtelijke verplichtingen op het gebied van de wapenexport veronachtzaamt. Dat doel kan onmiskenbaar bijdragen aan het tot stand brengen van een wereldrechtsorde.
5.3
De conclusie is dat Oxfam Novib reeds op deze gronden ontvankelijk is in haar vorderingen. Het hof hoeft dus niet in te gaan op de vraag of Oxfam Novib ook in haar hoedanigheid van werkgever ontvankelijk is.
B. Duidelijk risico op ernstige schendingen van internationaal humanitair recht?
5.4
Een belangrijke grondslag voor de vorderingen van Oxfam Novib c.s. is het standpunt dat er een duidelijk risico bestaat dat de naar Israël uit te voeren F-35 onderdelen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht in de zin van art. 2 lid 2 onder c) EUGS (hierna ook: het ‘duidelijke risico’). Volgens Oxfam Novib c.s. leidt het bestaan van dit duidelijke risico tot de verplichting van de Staat een eind te maken aan de uitvoer dan wel doorvoer van F-35 onderdelen vanuit Woensdrecht naar Israël.
5.5
Voor de toetsing van de vraag of sprake is van een ‘duidelijk risico’ zal het hof eerst kort beschrijven welke verplichtingen het humanitair oorlogsrecht aan strijdende partijen oplegt (b.1). Vervolgens zal het hof uiteenzetten van welke feiten en rapportages het uitgaat (b.2). Tot slot van dit hoofdstuk B zal het hof nagaan wat de rol van de F-35 in de oorlogsvoering in Gaza is (geweest) (b.3).
b.1. verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht
5.6
Internationaal humanitair recht is het recht dat van toepassing is in, kort gezegd, oorlogssituaties en strekt ter bescherming van personen die niet of niet meer aan de vijandelijkheden deelnemen. Onder ‘internationaal humanitair recht’ en ‘humanitair oorlogsrecht’ wordt in beginsel hetzelfde verstaan. De twee termen worden hierna door elkaar heen gebruikt. De regels van humanitair oorlogsrecht zijn met name neergelegd in de Geneefse Conventies van 1949 en in het Eerste Aanvullend Protocol bij deze Conventies van 1977. Nederland is partij bij de Geneefse Conventies en het Eerste Aanvullend Protocol.22 Overigens is een aanzienlijk deel van de regels van het Eerste Aanvullend Protocol internationaal gewoonterecht.23
5.7
Tussen partijen lijkt geen verschil van inzicht te bestaan over de normen van humanitair oorlogsrecht, waaraan het militaire optreden van Israël in de Gazastrook moet worden getoetst. Die normen gelden uiteraard ook voor Hamas en hiervoor is reeds opgemerkt dat niet ter discussie staat dat Hamas met haar aanvallen op 7 oktober 2023 oorlogsmisdaden heeft gepleegd. Dat Israël met haar aanvallen op Gaza op deze misdaden reageert en uit zelfverdediging zegt te handelen, betekent echter niet dat de Staat niet meer hoeft na te gaan of Israël zich houdt aan de normen van humanitair oorlogsrecht. Ook de omstandigheid dat aannemelijk is dat Hamas burgers als menselijk schild gebruikt, hoe verwerpelijk – en ongeoorloofd – dat ook is, betekent niet dat de regels omtrent de bescherming van burgers niet meer van toepassing zijn.24
5.8
Op grond van het humanitair oorlogsrecht moet onderscheid worden gemaakt tussen militaire doelen (combatants en military objectives) enerzijds en burgerdoelen (civilians en civilian objects) anderzijds. Onder military objectives worden verstaan ‘objects which by their nature, location and purpose or use make an effective contribution to military action and whose total or partial destruction, capture or neutralization, in the circumstances ruling at the time, offers a definite military advantage’.25Alleen militaire doelen zijn een legitiem doelwit van gewapende aanvallen.
5.9
Zogenaamde ‘indiscriminate attacks’, aanvallen die geen onderscheid maken tussen militaire doelen en burgerdoelen, zijn verboden.26 Burgerdoelen mogen niet worden aangevallen. Bij twijfel over de vraag of iets een militair doel of een burgerdoel is moet worden aangenomen dat het gaat om een burgerdoel.27 Indien een militair doel wordt aangevallen moet een inschatting worden gemaakt of een dergelijke aanval bijkomende schade (‘collateral damage’) aan burgerdoelen toebrengt. Indien dergelijke ‘collateral damage’ ‘excessive [is] in relation to the concrete and direct military advantage anticipated’ mag de aanval niet plaatsvinden.28 Bij het uitvoeren van militaire operaties moet constante zorg worden betracht om burgers en burgerdoelen te sparen, waaronder het geven van een effectieve waarschuwing vooraf, tenzij de omstandigheden dit niet toelaten.29 Het aanvallen van onder meer ‘agricultural areas’ en ‘drinking water installations’ is verboden.30
b.2. feiten en rapporten waarvan het hof in dit kort geding uitgaat
5.10
Het hof gaat uit van de volgende feiten, die door Oxfam Novib c.s. zijn gesteld en die door de Staat niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken:
a. bijna de helft van de door Israël op Gaza gegooide bommen zijn ‘domme bommen’, dat wil zeggen ongeleide bommen die doorgaans niet of minder precies zijn;31
b. 60% van alle wooneenheden in Gaza is verwoest of beschadigd; 1,9 miljoen mensen, bijna 85% van de bevolking van Gaza, zijn ontheemd;32
c. IDF (Israeli Defence Force, hof) woordvoerder Rear Admiral Daniel Hagari heeft blijkens de website van het IDF verklaard:33
“These neighborhoods are densely populated urban areas that Hamas thought they could use for their purposes, using the Gazan population as human shields. These strikes are only the beginning when it comes to the city of Gaza. The IAF [Israeli Air Force, hof] continues to strike every neighborhood we have even a chip of intelligence regarding terrorist activity in.”
d. OCHA (United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) rapporteerde dat op 19 december 2023 het dodental in Gaza 19.667 (Palestijnse) personen bedroeg, onder wie 5.153 vrouwen en 7.729 kinderen, en het aantal gewonden 52.586;34
e. uit hetzelfde rapport van OCHA blijkt: 44% van de huishoudens in Gaza rapporteert ‘very severe hunger’, 11% ‘severe hunger’ en 31% ‘moderate hunger’; elf bakkerijen worden als vernietigd gerapporteerd; sinds 7 november 2023 is geen bakkerij meer operationeel en op 15 november 2023 is de laatste operationele graanmolen gebombardeerd;35
f. uit hetzelfde OCHA rapport blijkt: ‘hospitals are under heavy strikes’ en ‘the number of functional hospitals has dropped from 36 to 8’; ook de Nederlandse regering wijst erop dat veel van de 36 ziekenhuizen in Gaza niet meer functioneren door onder andere een gebrek aan brandstof en schade door beschietingen, terwijl volgens het humanitair oorlogsrecht ziekenhuizen te allen tijde worden ontzien en beschermd;36
h. in een artikel van +972 Magazine wordt geschreven dat Israël voorheen ‘power targets’ slechts aanviel nadat daarin verblijvende burgers waren geëvacueerd, maar dat in het huidige conflict in Gaza niet op evacuatie wordt gewacht; de Chief of Staff van de Israëlische luchtmacht bevestigt dat de voorheen geldende “roof knocking policy”, waarmee burgers gewaarschuwd werden om het aan te vallen pand te verlaten, niet meer wordt toegepast.38
5.11
Het hof neemt ook de volgende rapportages en signaleringen van (agentschappen van) de Verenigde Naties en internationale mensenrechtenorganisaties in aanmerking:
a. twee rapportages van Amnesty International van 20 oktober 2023 en 5 december 202339, waarin Amnesty International aan de hand van onderzoek ter plaatse concludeert dat burgerdoelen zijn aangevallen, althans dat sprake is van ‘indiscriminate attacks’, dat niet alle mogelijke voorzorg was betracht om burgers te ontzien en dat deze aanvallen als oorlogsmisdaden moeten worden onderzocht omdat er ‘damning evidence’ is dat Israël oorlogsmisdaden begaat;
b. [Rapporteur 1] , Special Rapporteur on the right of everyone to the enjoyment of the highest attainable standard of physical and mental health van de UN Human Rights Council, heeft blijkens een persbericht van de Verenigde Naties van 7 december 202340 gezegd dat in Gaza ten minste 364 aanvallen op gezondheidsdiensten zijn geconstateerd, dat het Al-Indonesi ziekenhuis 35 keer is gebombardeerd, dat “the healthcare infrastructure in the Gaza strip has been completely obliterated” en dat sprake is van een onmetelijk aantal schendingen van de speciale bescherming die burgers, kinderen en medisch personeel genieten onder internationaal humanitair recht;
c. de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 15 november 2023 een resolutie aangenomen waarin diepe zorg wordt uitgesproken over het disproportionele effect van de situatie in Gaza op kinderen en waarin alle partijen worden opgeroepen hun verplichtingen onder internationaal humanitair recht na te leven;41
d. [Rapporteur 2] , UN Special Rapporteur on the right to adequate housing, heeft blijkens een persbericht van 8 november 2023 de aanvallen op burgerdoelen in Gaza (‘domicide’ volgens hem) veroordeeld en erop gewezen dat ook als ‘combatants’ (Hamas strijders, hof) hun toevlucht nemen in burgerwoningen het verboden is een heel appartementengebouw aan te vallen indien dat tot disproportionele schade leidt;42
e. blijkens een persbericht van 19 oktober 2023 hebben negen VN experts (waaronder [Rapporteur 3] , Special Rapporteur on the situation of human rights in the Palestinian Territory occupied since 1967), gewezen op de ‘wilful and systematic destruction of civilian homes and infrastructure, known as ‘domicide’, en verklaard dat Israël ‘crimes against humanity’ pleegt waarvoor geen rechtvaardiging of uitzondering bestaat;43
f. blijkens een persbericht van 8 december 2023 heeft een groot aantal VN Experts gesignaleerd dat het door het Israëlische leger uitgevoerde ‘massive bombardment’ onverenigbaar is met internationaal humanitair recht en dat het leger ziekenhuizen, scholen, vluchtelingenkampen, woningen, markten en religieuze gebouwen niet heeft ontzien.44
5.12
De Staat heeft de bevindingen van Amnesty International in twijfel getrokken. De Staat vraagt zich af of Amnesty International zelf de Gazastrook heeft kunnen bezoeken. Ook stelt de Staat dat voor een oordeel over de legitimiteit van geweldgebruik specifieke operationele informatie nodig is waarover een ngo als Amnesty International niet beschikt. Het hof stelt voorop dat bevindingen van ngo’s als Amnesty International uiterst serieus moeten worden genomen, met name waar het gaat om de vraag of het internationaal humanitair recht is geschonden. Dat is kennelijk ook de opvatting van de minister van Buitenlandse Zaken in haar brief aan de Tweede Kamer van 18 november 2023.45 Ook blijkens de considerans van het Wapenhandelsverdrag (3.8 hiervoor) kunnen ngo’s een rol spelen bij de uitvoering van dat verdrag. Daarnaast kunnen volgens de Gebruikersgids bij de toepassing van criterium 2 van het EUGS rapporten van internationale ngo’s aanvullend worden gebruikt.46 Dit brengt mee dat het hof er in dit kort geding van uitgaat dat Amnesty International is afgegaan op informatie die zij betrouwbaar acht. Dit betreft met name de bevinding van Amnesty International dat talloze burgers zijn omgekomen, terwijl ter plaatse geen aanwezigheid van militaire activiteiten kon worden vastgesteld.
5.13
De Staat heeft ook de bevindingen van de VN experts bestreden. Volgens de Staat heeft de UN Special Rapporteur on the right to adequate housing geen bijzondere expertise ten aanzien van het humanitair oorlogsrecht en beschikt hij niet over adequate informatie om een dergelijke complexe beoordeling te kunnen maken. Van andere standpunten van de Special Rapporteurs stelt de Staat dat deze geen valide juridische oordelen over de inzet van de F-35 of het Israëlische gewapende optreden inhouden. Het hof gaat er echter vanuit dat de Special Rapporteurs zeer wel in staat moeten worden geacht een inschatting te maken van de feitelijke situatie in Gaza en van de vraag of burgerdoelen zijn getroffen en of toegebrachte schade proportioneel is. Het is op zichzelf juist dat uit deze bronnen niet een definitief juridisch oordeel kan worden afgeleid over de vraag of Israël het humanitair oorlogsrecht heeft geschonden, maar dat is ook niet nodig. Het gaat in dit kort geding immers om de vraag of er een ‘duidelijk risico’ op dergelijke schendingen bestaat.
b.3. inzet F-35
5.14
Met betrekking tot de inzet van de F-35 boven Gaza gaat het hof uit van de volgende feiten, die door de Staat niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken zijn:
a. de Staat bevestigt dat de F-35 wordt ingezet ter ondersteuning van de in Gaza aanwezige Israëlische grondtroepen;47
b. in een interview heeft een F-35 piloot onder meer verklaard dat de luchtmacht nu ongeveer een maand bezig is met het uitvoeren van aanvallen en verdedigingen, met name in Gaza, en dat ‘we’ zeer belangrijke aanvallen hebben uitgevoerd die het Hamas-regime in de Gazastrook ernstig beschadigen en de afgelopen dagen zij aan zij hebben gewerkt met de grondtroepen en hen voorzien hebben van een luchtparaplu met enorme vuurkracht;48
c. uit een interview met een F-35 pilote van 13 januari 2023 blijkt dat zij doelen in Gaza bombardeert, dat de definitie van incidentele schade na 7 oktober 2023 sterk is gewijzigd (in die zin dat de mogelijkheid van incidentele schade minder snel leidt tot het ontzien van het doelwit) en dat, sinds de grondtroepen Gaza zijn binnengetrokken, er geen ruimte meer is om een wijk ‘klein te maken’ omdat de grondtroepen van huis naar huis gaan;49
d. Air Force Lt Gen. [Lt Gen] (USAF) heeft verklaard dat de F-35 in operaties tegen Hamas wordt ingezet en dat het F-35 Programma sinds begin oktober ‘surge support’ aan Israël heeft verleend, onder meer door het leveren van onderdelen.50
5.15
Anders dan de Staat heeft betoogd is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat in het onder b genoemde interview slechts over de luchtmacht in algemene zin wordt gesproken niet los kan worden gezien van de geïnterviewde persoon, een F-35 piloot. Uit die samenhang kan niet anders worden afgeleid dan dat daarin wordt bevestigd dat de F-35 in Gaza wordt gebruikt. Op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden gaat het hof er dan ook van uit dat de F-35 door Israël actief wordt ingezet bij het conflict in Gaza, niet alleen bij het verlenen van steun aan grondtroepen maar ook bij het uitvoeren van bombardementen.
b.4. conclusie ten aanzien van het ‘duidelijke risico’
5.16
Het hof concludeert dat er vele aanwijzingen zijn dat Israël in een niet onaanzienlijk aantal gevallen het humanitaire oorlogsrecht heeft geschonden. Op zichzelf is juist dat over de vraag of in al deze gevallen het humanitair oorlogsrecht ook inderdaad is geschonden pas een definitief rechterlijk oordeel kan worden gegeven indien een nauwgezet feitenonderzoek heeft plaatsgevonden, waarin ook is nagegaan over welke informatie de commandant die bevel tot de desbetreffende aanval gaf beschikte en kon beschikken. Voor een oordeel over het ‘duidelijke risico’ is een dergelijk definitief oordeel echter niet noodzakelijk. De beoordeling of een duidelijk risico bestaat ziet op mogelijk toekomstig gebruik van de te leveren militaire goederen en daaraan is een zekere mate van onzekerheid inherent. Bij de inschatting van de waarschijnlijkheid van dat toekomstig gebruik zal onder meer betekenis toekomen aan het gedrag van het land van bestemming in het recente verleden. Niet kan de eis worden gesteld dat gedragingen in het recente verleden pas een rol zouden kunnen spelen bij het inschatten van het duidelijke risico indien definitief is vastgesteld dat deze gedragingen het humanitair oorlogsrecht schonden. Dat zou de voorwaarde dat het moet gaan om een ‘duidelijk risico’ immers grotendeels betekenisloos maken.
5.17
Uit de feiten komt naar voren dat grote aantallen burgerslachtoffers zijn gemaakt, waaronder duizenden kinderen, dat duizenden woonhuizen zijn verwoest, dat ‘domme bommen’ worden gebruikt, dat elke woonwijk wordt aangevallen als er maar de geringste aanwijzing is dat er terroristische activiteit plaatsvindt, dat voorheen gehanteerde grenzen ten aanzien van ‘collateral damage’ in het huidige conflict zijn verruimd, dat het beleid om burgers vóór een aanval te waarschuwen is losgelaten, dat drinkwatervoorzieningen, bakkerijen en een graanmolen zijn vernietigd, dat een ziekenhuis (het Al-Indonesi ziekenhuis) is gebombardeerd en dat veel van de ziekenhuizen in Gaza niet meer functioneren. Dat deze verwoestingen uitsluitend aan militaire doelen zijn toegebracht of legitieme ‘collateral damage’ betreffen is, niet alleen gelet op de ongekende omvang ervan, maar ook gezien de uitlatingen van Israëlische militairen zelf, niet aannemelijk. Het hof concludeert op grond van het voorgaande ook dat de schendingen van het internationaal humanitair recht waarop een duidelijk risico bestaat ‘ernstig’ zijn.
5.18
Het hof voelt zich in deze conclusie gesteund door de conclusies van Amnesty International en van verschillende aan de Verenigde Naties verbonden experts. Op grond van wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de inzet van F-35’s boven Gaza concludeert het hof tevens dat in dit kort geding voldoende aannemelijk is geworden dat de F-35 is gebruikt bij deze schendingen van internationaal humanitair recht. Uit de hiervoor vermelde feiten blijkt voorshands afdoende dat de F-35’s hebben deelgenomen aan aanvallen en bombardementen op Gaza. Ook echter indien ervan wordt uitgegaan dat de F-35’s alleen ondersteuning hebben verleend aan de grondtroepen maakt dat de conclusie niet anders. Er is geen aanleiding het duidelijke risico alleen aanwezig te achten indien aantoonbaar is dat de F-35’s zelf rechtstreeks ernstige schendingen van het humanitaire recht hebben gepleegd. Nu de oorlogshandelingen van Israël in de Gazastrook met een duidelijk risico op ernstige schendingen van humanitair oorlogsrecht gepaard zijn gegaan en de F-35’s ter ondersteuning van die oorlogshandelingen zijn ingezet, bestaat het duidelijke risico dat de uit te voeren F-35 onderdelen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. In dit verband wijst het hof op art. 7 Wapenhandelsverdrag, waarin het verbod niet alleen geldt wanneer de uit te voeren militaire goederen ‘could be used to commit a serious violation of international humanitarian law’, maar ook als deze ‘could be used to facilitate a serious violation of international humanitarian law’.
5.19
De conclusie is dat er een duidelijk risico bestaat dat naar Israël uit te voeren F-35 onderdelen gebruikt zullen worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht in de zin van art. 2 lid 2 onder c) EUGS.
C. Leidt het ‘duidelijke risico’ ertoe dat de Staat de uitvoer van F-35 onderdelen naar Israël moet staken?
5.20
In dit hoofdstuk C behandelt het hof de vraag in hoeverre de Staat, gegeven het duidelijke risico dat in de na 7 oktober 2023 ontstane situatie de uit te voeren F-35 onderdelen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, ertoe kan worden gehouden de uitvoer van F-35 onderdelen naar Israël te beletten. Oxfam Novib c.s. voeren aan dat de Minister, naar aanleiding van de gebeurtenissen na 7 oktober 2023, verplicht was AV009 opnieuw51 te toetsen aan het EUGS. Daarnaast voeren Oxfam Novib c.s. aan dat de beslissing van de Minister om niet in AV009 in te grijpen op gebrekkige wijze tot stand is gekomen omdat de Minister daarbij niet de juiste toets heeft aangelegd en de in aanmerking genomen belangen verkeerd heeft gewogen.
5.21
Het hof zal eerst (c.1) nagaan of op grond van het internationale recht, in het bijzonder het EUGS en het Wapenhandelsverdrag, de Staat verplicht is om naar aanleiding van de gebeurtenissen na 7 oktober 2023 AV009 (opnieuw) aan de (dwingende) criteria van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag te toetsen. Het hof zal die vraag positief beantwoorden. Vervolgens (c.2) zal het hof ingaan op de stelling van de Staat dat burgers geen rechten aan dergelijke verplichtingen kunnen ontlenen omdat het EUGS en het Wapenhandelsverdrag geen rechtstreekse werking hebben en geen rechten beogen te verlenen aan burgers, zodat de beslissing van de Minister om niet in te grijpen in AV009 niet door de Nederlandse (burgerlijke) rechter kan worden getoetst. Het hof zal concluderen dat dat verweer niet opgaat. Ten slotte (c.3) zal het hof nagaan of de Staat zijn verplichtingen onder het EUGS, Bsg en AV009 correct heeft nageleefd. Het hof beantwoordt die vraag negatief.
c.1. moest de Minister op grond van het internationale recht AV009 opnieuw toetsen aan de criteria van het EUGS (en het Wapenhandelsverdrag)?
5.22
Het hof zal eerst ingaan op (i) de vraag of uit het EUGS (of het Wapenhandelsverdrag) de verplichting voortvloeit om in het licht van nieuwe relevante omstandigheden AV009 opnieuw te toetsen. Het hof zal verder nagaan (ii) wat het gevolg is indien bij een dergelijke herbeoordeling moet worden geconstateerd dat zich één van de dwingende weigeringsgronden van art. 2 EUGS voordoet.
5.23
De Staat voert aan dat art. 1 lid 1 bis EUGS slechts bepaalt dat indien nieuwe informatie beschikbaar komt, elke lidstaat wordt aangemoedigd reeds verleende uitvoervergunningen opnieuw te beoordelen, en dat art. 7 lid 7 Wapenhandelsverdrag een vergelijkbare bepaling is. De Staat leidt daaruit af dat noch op grond van het EUGS noch op grond van het Wapenhandelsverdrag een verplichting bestaat om AV009 opnieuw te toetsen aan het EUGS indien nieuwe relevante omstandigheden optreden.
5.24
Het hof is dat niet met de Staat eens. Hoewel het EUGS en het Wapenhandelsverdrag wellicht niet de verplichting bevatten om elke verleende vergunning opnieuw te toetsen indien zich nieuwe omstandigheden voordoen, bestaat die verplichting wel in het onderhavige geval. Het onderhavige geval kenmerkt zich immers door de volgende omstandigheden: (i) AV009 is een vergunning die voor onbepaalde tijd is verleend, (ii) AV009 is in 2016 vastgesteld, de meest recente toetsing aan het EUGS heeft dus ruim zeven jaar geleden plaatsgevonden, en (iii) het gaat om gewijzigde omstandigheden die bestaan uit een duidelijk risico op ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht, een dwingende weigeringsgrond onder het EUGS. Een redelijke uitleg van het EUGS in het licht van de doelstellingen ervan brengt mee dat in dit geval een nieuwe toetsing aan de criteria van het EUGS moet plaatsvinden. Het standpunt van de Staat dat tot het verrichten van een nieuwe toetsing geen verplichting bestaat zou tot het onaanvaardbare resultaat leiden, dat het doel van het EUGS volledig zou kunnen worden ondergraven door vergunningen voor onbepaalde tijd te verlenen die nooit meer zouden hoeven te worden getoetst, zelfs niet indien op een later tijdstip met de uitgevoerde militaire goederen ernstige schendingen van humanitair oorlogsrecht zouden worden gepleegd door het land van bestemming. Dat kan duidelijk niet de bedoeling zijn van het EUGS of het Wapenhandelsverdrag. Het zou niet in overeenstemming zijn met de wens van de lidstaten om in het EUGS ‘hoge gemeenschappelijke normen (…) als minimum’ voor de wapenexport vast te stellen52 of met de verplichting van de staten onder art. 5 lid 5 Wapenhandelsverdrag om een effectief en transparant controlesysteem te hebben.
5.25
Het standpunt van de Staat druist ook in tegen de strekking van art. 1 Geneefse Conventies (daaronder begrepen art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol), dat immers de verplichting aan staten oplegt om ‘in all circumstances’ te verzekeren dat een andere staat in overeenstemming handelt met internationaal humanitair recht. Met art. 1 Geneefse Conventies is niet te verenigen dat een staat die een vergunning voor wapenexport heeft verleend de ogen zou kunnen sluiten voor ernstige schendingen van humanitair oorlogsrecht in het land van bestemming en zou weigeren daaraan gevolgen voor de vergunning te verbinden. In de Gebruikersgids bij het EUGS wordt naar de Geneefse Conventies en het Eerste Aanvullend Protocol verwezen ter verduidelijking van wat als ‘ernstige schending van internationaal humanitair recht’ moet worden beschouwd.53 Ook in de considerans van het Wapenhandelsverdrag (onder ‘principles’) wordt verwezen naar de Geneefse Conventies. Het ligt dan ook voor de hand om de normen van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag zo uit te leggen dat geen strijd ontstaat met de verplichtingen onder art. 1 Geneefse Conventies of art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol.
5.26
Uit het enkele feit dat het EUGS en het Wapenhandelsverdrag in algemene zin een aansporing aan de aangesloten staten bevatten om een nieuwe beoordeling uit te voeren indien de omstandigheden zijn gewijzigd, kan niet a contrario worden afgeleid dat daartoe nimmer enige verplichting zou bestaan. In een commentaar op art. 7 lid 7 Wapenhandelsverdrag wordt overigens opgemerkt dat vergunningen voor een bepaalde periode worden verleend, gewoonlijk voor 1 tot 5 jaar.54 Dat is dus een heel andere situatie dan in het onderhavige geval.
5.27
Indien deze verplichte herbeoordeling leidt tot de constatering dat zich een dwingende weigeringsgrond uit art. 2 EUGS voordoet, zoals die van art. 2 lid 2 onder c) EUGS, moet de consequentie daarvan zijn dat de desbetreffende lidstaat een eind moet maken aan de verdere uitvoer van militaire goederen onder die vergunning, bijvoorbeeld door die vergunning in te trekken of te wijzigen. Anders zou de verplichting om onder de zich hier voordoende omstandigheden opnieuw een toets uit te voeren geen reële betekenis hebben. De verplichte weigeringsgrond van art. 2 lid 2 onder c) EUGS wordt in een dergelijke situatie een verplichte grond om de verdere uitvoer onder die vergunning te beëindigen.
5.28
Ook echter indien, anders dan hiervoor is overwogen, de Minister niet op grond van het EUGS tot hertoetsing verplicht was, had de Minister toch aan de dwingende weigeringsgrond van art. 2 lid 2 onder c) EUGS moeten toetsen. Het staat immers vast dat de Minister naar aanleiding van de gebeurtenissen na 7 oktober 2023 AV009 opnieuw hééft beoordeeld en dat de Minister bij die beoordeling óók heeft getoetst aan de criteria van het EUGS55. De Minister heeft dus kennelijk gehoor gegeven aan de aansporing van art. 1 lid 1 bis EUGS (en art 7 lid 7 Wapenhandelsverdrag) om AV009 in het licht van de nieuwe omstandigheden opnieuw te beoordelen. Het hof is van oordeel dat een redelijke uitleg van het EUGS meebrengt dat als een lidstaat op grond van nieuwe relevante informatie overgaat tot herbeoordeling van een verleende vergunning, deze lidstaat in ieder geval (ook) moet toetsen aan de in het EUGS neergelegde criteria. Als een lidstaat eenmaal overgaat tot herbeoordeling, of dat nu is een beoordeling aan het EUGS of (mede) een beoordeling aan andere normen (zoals die van art. 8 AV009), moet die lidstaat in ieder geval (ook) aan de dwingende criteria van het EUGS, zoals art. 2 lid 2 onder c) toetsen. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat als een lidstaat de aansporing van art. 1 lid 1 bis EUGS opvolgt, andere criteria zouden gelden dan die zijn opgenomen in het EUGS. Dit betekent dat ook in dit geval (‘vrijwillige hertoetsing’) de verdere uitvoer onder een bestaande vergunning moet worden beëindigd als zich een dwingende weigeringsgrond als die van art. 2 lid 2 onder c) EUGS blijkt voor te doen.
5.29
De slotsom is dat de Minister naar aanleiding van de na 7 oktober 2023 ontstane situatie, op grond van de op de Staat rustende verplichtingen van internationaal recht, AV009 (opnieuw) diende te toetsen aan de dwingend voorgeschreven criteria van het EUGS. Dit betekent dat indien zich bij de herbeoordeling een van de dwingende weigeringsgronden van het EUGS voordoet, de uitvoer naar het desbetreffende land van bestemming niet meer mag worden toegestaan. Art. 2 lid 2 onder c) EUGS is een dergelijke dwingende weigeringsgrond: uitvoer moet worden geweigerd als sprake is van een duidelijk risico op ernstige schendingen van het internationaal recht. Hiervoor is geconstateerd dat dit duidelijke risico zich in dit geval voordoet.
c.2. kan de rechter het handelen of nalaten van de Staat toetsen aan deze verplichtingen uit het EUGS en het Wapenhandelsverdrag?
5.30
De Staat heeft aangevoerd dat de bepalingen van het EUGS (en het Wapenhandelsverdrag) geen rechtstreekse werking hebben en dat Oxfam Novib c.s. in deze zaak geen beroep kunnen doen op de bepalingen van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag. Dit betoog gaat om twee redenen niet op.
5.31
In de eerste plaats bepalen art. 5 lid 4 Bsg (voor doorvoer) en art. 11 lid 3 Bsg (voor uitvoer) dat een vergunning in ieder geval niet wordt verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen. Niet in geschil is dat het EUGS en het Wapenhandelsverdrag internationale verplichtingen in de zin van deze bepalingen zijn. Nu het nationale (Nederlandse) recht verwijst naar het EUGS en het Wapenhandelsverdrag, zijn de normen uit deze internationale instrumenten geïmporteerd in de Nederlandse rechtsorde, kan de rechter hieraan toetsen en is de vraag of die normen rechtstreekse werking hebben niet meer relevant.56 In de toelichting op de hiervoor genoemde bepalingen van het Bsg is uitdrukkelijk vermeld dat in de praktijk steeds aan het EUSG wordt getoetst en dat ‘ter verhoging van de transparantie en om buiten twijfel te stellen dat genoemde verdragsbepalingen [van het Wapenhandelsverdrag, hof] te allen tijde kunnen worden uitgevoerd’, uitdrukkelijk in het Bsg wordt opgenomen dat de diverse vergunningen niet worden verleend indien anders in strijd wordt gekomen met internationale verplichtingen.57 De toelichting vervolgt dan: “Hiermee zijn de criteria van het Verdrag alsmede (mogelijk toekomstige) andere internationale verplichtingen op dit gebied toetsingscriteria in het kader van het besluit geworden” (onderstreping hof).
5.32
In de tweede plaats moeten art. 8 AV009 en het Bsg, waarop AV009 berust, zo worden uitgelegd dat de Staat niet in strijd handelt met zijn internationaalrechtelijke verplichtingen jegens andere staten. De verplichting van de rechter tot ‘verdragsconforme uitleg’ bestaat ongeacht de vraag of de desbetreffende verplichting rechtstreekse werking heeft in de zin van art. 93 Grondwet en vloeit voort uit het beginsel dat een norm van nationaal recht nooit mag worden uitgelegd of toegepast op een wijze waardoor de Staat zijn volkenrechtelijke verplichtingen schendt.58 Hoewel de Staat vragen heeft opgeworpen over de precieze status van het EUGS, erkent ook hij dat het EUGS verplichtingen tussen staten schept en dat de Staat jegens de overige lidstaten verplicht is het EUGS na te leven.59 Dit volstaat voor de conclusie dat de rechter verplicht is de nationale bepalingen voor zover mogelijk in overeenstemming met het EUGS uit te leggen. Dit geldt ook voor het Wapenhandelsverdrag.
5.33
Het is zeer goed mogelijk het Bsg, meer in het bijzonder art. 6a lid 3 en art. 13 lid 3 Bsg, en art. 8 AV009 conform het EUGS, het Wapenhandelsverdrag en art. 1 Geneefse Conventies (daaronder begrepen art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol) uit te leggen. Art. 6a lid 3 en art. 13 lid 3 Bsg bepalen dat de Minister een beschikkingsbevoegde kan uitsluiten van het gebruik van een algemene doorvoervergunning of algemene uitvoervergunning ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen, openbare orde of openbare veiligheid. In art. 8 AV009 is de bevoegdheid van de Minister opgenomen om de geregistreerde gebruiker of beschikkingsbevoegde ervan in kennis te stellen dat geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen zich verzetten tegen voortgezet gebruik. Het is heel goed mogelijk om ‘wezenlijke veiligheidsbelangen’ en ‘geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen’ zo te begrijpen dat daaronder in voorkomend geval ook de normen vallen waaronder uitvoer van militaire goederen mag plaatsvinden, zoals de normen die voortvloeien uit het EUGS, het Wapenhandelsverdrag en art. 1 Geneefse Conventies. De in deze internationaalrechtelijke bepalingen genoemde veiligheidsafwegingen hangen immers nauw samen met de regulering van de wapenexport, zoals het Wapenhandelsverdrag onderkent met zijn verwijzing in de considerans naar art. 26 van het Handvest van de Verenigde Naties “which seeks to promote the establishment and maintenance of international peace and security with the least diversion for armaments of the world’s human and economic resources”. Dat art. 8 AV009 niet aan een dergelijke uitleg in de weg staat wordt bovendien bevestigd door het feit dat de Minister zelf in haar herbeoordeling van AV009 op grond van art. 8 daarvan de criteria van het EUGS heeft meegewogen. Verdragsconforme uitleg betekent ook dat indien op grond van het EUGS of het Wapenhandelsverdrag een nieuwe toetsing plaatsvindt en zich een van de dwingende weigeringsgronden voordoet, de Minister verplicht is gebruik te maken van haar ruime bevoegdheden op grond van art. 6a lid 3, art. 13 lid 3 Bsg en art. 8 AV009. Dat deze bepalingen als bevoegdheid zijn geformuleerd maakt niet dat het onmogelijk is het Bsg en AV009 zo (verdragsconform) uit te leggen dat de Minister onder de in het EUGS genoemde omstandigheden verplicht is van deze bevoegdheden gebruik te maken, en wel door verdere uitvoer niet langer toe te staan.
5.34
Het verweer van de Staat over het ontbreken van rechtstreekse werking wat betreft de bepalingen van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag stuit hierop af. De rechter kan de beslissing van de Minister om niet in te grijpen in AV009 toetsen aan art. 6a lid 3, art. 13 lid 3 Bsg en art. 8 AV009, uitgelegd in overeenstemming met de criteria van het EUGS en het Wapenhandelsverdrag.
c.3. heeft de Staat aan zijn verplichtingen ten aanzien van herbeoordeling van AV009 voldaan?
5.35
De vraag is vervolgens of de Minister de hernieuwde beoordeling op juiste wijze heeft uitgevoerd en of zij daarbij, zoals zij verplicht was, correct getoetst heeft aan de criteria van het EUGS. Het hof is tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is en licht dat als volgt toe.
5.36
Hoe de Minister is gekomen tot haar beslissing om niet in te grijpen in AV009 zal het hof afleiden uit hetgeen de Staat hierover heeft gesteld, omdat van die beslissing zelf geen schriftelijke vastlegging voorhanden is. De motivering van de beslissing van de Minister is hiervoor weergegeven (3.15). De Minister heeft zich beroepen op meer algemene buitenlandpolitieke belangen, zoals het recht van Israël om zichzelf te verdedigen en haar belang om uitbreiding van het conflict naar de regio te voorkomen, alsook de wens van Nederland om de goede betrekkingen met de Verenigde Staten en Israël niet te beschadigen. Daarbij heeft de Minister tevens te kennen gegeven dat de huidige situatie complex is en dat het daardoor niet mogelijk is vast te stellen of Israël het internationale humanitair recht heeft geschonden met gebruikmaking van de F-35. Aldus heeft de Minister miskend (i) dat het er niet om gaat of thans kan worden ‘vastgesteld’ dat Israël het humanitaire oorlogsrecht (opzettelijk)60 schendt met gebruikmaking van de F-35, maar of een ‘duidelijk risico’ bestaat dat de F-35 gebruikt wordt bij dergelijke ernstige schendingen. Dat de Minister aan dat criterium heeft getoetst blijkt niet. Daarbij komt dat de eventuele complexiteit van de situatie geen reden mag zijn om de toets van art. 2 lid 2 onder c) EUGS op het duidelijke risico niet uit te voeren. Het EUGS verplicht nu eenmaal om die toets wel te verrichten. Voorts heeft de Minister miskend (ii) dat indien een dergelijk ernstig risico bestaat, zij reeds op grond van het EUGS verplicht is de uitvoer van F-35 onderdelen naar Israël te beletten ongeacht eventuele andere overwegingen van buitenlands beleid zoals de goede betrekkingen met Israël en de VS.
5.37
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Minister AV009 na 7 oktober 2023 diende te toetsen aan de criteria van het EUGS, waaronder het dwingendrechtelijke art. 2 lid 2 onder c). Indien de Minister die verplichte toets niet heeft uitgevoerd is dat in strijd met het EUGS. Voor zover moet worden aangenomen dat de Minister de vereiste toets wel heeft uitgevoerd is dat gebeurd aan de hand van een onjuist beoordelingskader, aangezien voldoende is gebleken dat zij niet op correcte wijze aan het criterium van art. 2 lid 2 onder c) EUGS heeft getoetst doordat zij aan dit dwingendrechtelijke voorschrift geen voorrang heeft toegekend boven eventuele andere overwegingen van buitenlandpolitieke aard.
5.38
Het voorgaande betekent dat de Minister verplicht was de uitvoer en doorvoer van onderdelen van de F-35 naar Israël te toetsen en dat zij tot de conclusie had moeten komen dat deze uitvoer en doorvoer op grond van art. 2 lid 2 onder c) EUGS niet langer was toegestaan.
D. Overige verweren van de Staat
5.39
Voor zover de verweren van de Staat hiervoor nog niet behandeld zijn gaat het hof daarop thans in.
5.40
De Staat voert aan dat de burgerlijke rechter (in kort geding) bij een vordering als die van Oxfam Novib c.s. niet kan toekomen aan toetsing van het handelen van de Staat in het kader van AV009 aan het EUGS en het Wapenhandelsverdrag. Dat zou volgen uit de totstandkoming en het voorwerp van deze regelgeving. Zoals uit het voorgaande blijkt toetst het hof niet aan het EUGS of het Wapenhandelsverdrag, maar aan het Bsg en AV009, zoals uitgelegd in overeenstemming met deze internationaalrechtelijke instrumenten. De stelling van de Staat dat het EUGS en het Wapenhandelsverdrag geen rechtstreekse werking hebben en geen aanspraken beogen toe te kennen aan burgers is met het oog daarop niet relevant.
5.41
De Staat stelt zich verder op het standpunt dat de bepalingen van het Bsg en AV009 niet beogen de belangen te beschermen waarvoor Oxfam Novib c.s. in deze procedure stellen op te komen, te weten de bescherming van de (burger)bevolking in Gaza, of het belang dat de Staat de regelgeving op het gebied van de wapenexport naleeft. Dit verweer gaat niet op. Door de verwijzing in art. 5 lid 4 en art. 11 lid 3 Bsg naar ‘internationale verplichtingen’ (waaronder ook volgens de Staat het EUGS en het Wapenhandelsverdrag vallen) heeft het Bsg (mede) tot doel de export van militaire goederen te verbieden voor zover (er een duidelijk risico bestaat dat) deze worden gebruikt bij het plegen van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Hetzelfde geldt voor de op het Bsg gebaseerde AV009, die – verdragsconform geïnterpreteerd – mede deze doelstelling beoogt te verwezenlijken. Oxfam Novib c.s. zijn algemeen belang-organisaties die onder meer het doel nastreven dat met door Nederland geleverde wapenonderdelen geen ernstige schendingen van internationaal humanitair recht worden begaan en die als zodanig in dit geding ontvankelijk zijn. De normen van het Bsg en AV009 strekken dus wel degelijk tot bescherming van de belangen waarvoor Oxfam Novib c.s. in dit geding opkomen.
5.42
Een volgend verweer van de Staat houdt in dat de Staat doorslaggevend gewicht mocht toekennen aan (i) het belang van de F-35 voor de veiligheid van Israël, (ii) de te verwachten schade aan de goede betrekkingen van Nederland met Israël, de Verenigde Staten en de overige landen in het F-35 programma als de uitvoer van F-35 onderdelen wordt gestaakt en (iii) het risico voor het voortbestaan van het European Regional Warehouse in Woensdrecht. Dit verweer gaat niet op. De door de Staat opgevoerde belangen zijn geen belangen die gewicht in de schaal leggen als op grond art. 8 AV009 en het Bsg (verdragsconform uitgelegd) getoetst wordt aan de dwingendrechtelijke criteria van art. 2 lid 2 onder c) EUGS.
5.43
Over het belang van Israël om zichzelf met behulp van de geavanceerde F-35 te kunnen verdedigen in een mogelijke oorlog tegen landen of andere strijdersgroepen in de regio, merkt het hof desalniettemin nog het volgende op. Een dergelijke oorlog doet zich thans niet voor, maar als deze wel werkelijkheid zou worden heeft de Staat in beginsel de bevoegdheid een (nieuwe) vergunning te verlenen voor de export van F-35 onderdelen naar Israël, mits daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat Israël de F-35 niet inzet bij haar operaties in Gaza. De Staat heeft uiteraard ook de bevoegdheid AV009 in die zin aan te passen.
5.44
De Staat voert verder aan dat art. 8 AV009 niet de mogelijkheid biedt om de uitvoer naar één land van eindbestemming (zoals Israël) uit te sluiten. Art. 8 AV009 zou slechts toelaten dat een geregistreerde gebruiker (dat zijn (rechts)personen die bevoegd zijn om in Nederland over militaire goederen te beschikken) uit te sluiten. De enige wijze waarop Israël met gebruikmaking van art. 8 zou kunnen worden uitgesloten zou volgens de Staat zijn alle gebruikers die aan Israël F-35 onderdelen leveren het gebruik van AV009 te ontzeggen. Dit verweer slaagt niet. Indien de Staat het meerdere kan (het volledig uitsluiten van een gebruiker) valt niet in te zien dat hij het mindere (een gebruiker uitsluiten voor zover deze aan Israël levert) niet zou mogen of kunnen doen. Overigens kan de Staat uiteraard ook AV009, een ministeriële regeling, te allen tijde zodanig wijzigen dat Israël wel als land van bestemming wordt uitgesloten, maar dat is aan de Staat.
5.45
De Staat brengt nog naar voren dat het feitelijke belang van Oxfam Novib c.s. bij deze procedure gering zo niet nihil is, omdat Israël de F-35 onderdelen toch wel op een andere manier (wellicht met vertraging) zal krijgen, bijvoorbeeld via rechtstreekse levering door de VS. Het hof kan niet speculeren over of vooruitlopen op de vraag of andere landen de F-35 onderdelen wel aan Israël zullen leveren als Nederland dat niet meer zou doen, en het hof kan ook niet beoordelen of dat wel rechtmatig zou zijn. Die andere landen hebben immers ook te maken met de (gewoonterechtelijke) verplichtingen die voortvloeien uit art. 1 Geneefse Conventies en met mogelijke andere nationale of internationale verplichtingen. Het belang van Oxfam Novib c.s. bij het beletten van de onrechtmatige uitvoer van militaire goederen vanuit Nederland naar Israël komt niet te ontbreken doordat andere landen eventueel ook onrechtmatig handelen door de leveranties over te nemen.61
5.46
De Staat heeft nog in algemene zin een beroep gedaan op de grote vrijheid die de Staat toekomt bij de beoordeling van kwesties die verband houden met (nationale) veiligheid en buitenlands beleid. Deze vrijheid bestaat waar de Staat beleidsvrijheid heeft, maar niet in een geval als dit waarin art. 2 lid 2 onder c) EUGS, respectievelijk de artikelen 5 lid 4 en 11 lid 3 Bsg dwingend voorschrijven in welke gevallen een vergunning moet worden geweigerd. In dit geval heeft de Staat slechts een zekere mate van vrijheid bij het beoordelen van de feiten. In dit geval had, zoals hiervoor overwogen, de Minister niet tot een andere beoordeling kunnen komen dan dat een duidelijk risico bestaat op ernstige schendingen van internationaal humanitair recht met de F-35. Art. 5 lid 4 en art. 11 lid 3 Bsg creëren ook niet, zoals de Staat aanvoert, ‘uitsluitend een bevoegdheid’ voor de Minister. Deze bepalingen schrijven dwingend voor dat een vergunning in ieder geval niet wordt verleend voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen. Zoals hiervoor is overwogen geldt deze dwingendrechtelijke weigeringsgrond bij vergunningverlening ook indien een vergunning als de onderhavige opnieuw wordt beoordeeld naar aanleiding van nieuwe omstandigheden, in die zin dat in dit laatste geval verdere uitvoer onder die vergunning moet worden belet.
5.47
De Staat heeft aangevoerd dat Nederland zich tegenover de VS ertoe heeft verbonden dat de F-35 onderdelen vanuit Nederland onbeperkt kunnen worden doorgeleverd. Een verbod op de uitvoer of doorvoer van F-35 onderdelen vanuit Nederland naar Israël zou dan ook tot gevolg hebben dat Nederland zijn internationale verplichtingen jegens de VS schendt. Ook dit verweer faalt. Zoals de Staat terecht opmerkt moet de rechter bij een conflict tussen verdragsbepalingen alle betrokken belangen afwegen om te bepalen welk verdrag in het desbetreffende geval voorrang heeft.62 Het hof onderkent het belang dat de Staat erbij heeft dat Nederland zijn internationale verplichtingen jegens de VS, een belangrijke bondgenoot, nakomt. Het belang bij naleving van de internationale verplichtingen van de Staat onder internationale instrumenten met betrekking tot de regulering van de wapenhandel en naleving van de norm van art. 1 Geneefse Conventies (daaronder begrepen art. 1 lid 1 Eerste Aanvullend Protocol) weegt evenwel zwaarder.
E. Conclusie
5.48
De conclusie is dat de Staat onrechtmatig handelt door niet in te grijpen in AV009 en door de uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen naar Israël niet te beletten. De grieven slagen in zoverre. Bij de behandeling van de overige grondslagen van hun vorderingen hebben Oxfam Novib c.s. geen belang. Het vonnis van de voorzieningenrechter kan niet in stand blijven.
5.49
De vordering van Oxfam Novib c.s. om de Staat te gebieden per direct iedere (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen met eindbestemming Israël te (doen) staken is toewijsbaar, zij het dat het hof de Staat een termijn van 7 dagen zal geven om daartoe de nodige maatregelen te nemen. Daarnaast hebben Oxfam Novib c.s. geen belang bij hun overige vorderingen.
5.50
De Staat heeft verzocht een eventueel bevel of gebod niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarbij wijst de Staat erop dat als het doel van Oxfam Novib c.s. is dat Israël de F-35 onderdelen niet meer ontvangt, dat doel met dit kort geding niet kan worden bereikt omdat de VS de onderdelen dan vanuit een andere plek aan Israël zullen leveren. Daarentegen zou toewijzing van de vordering onmiddellijke, onomkeerbare en immens grote gevolgen hebben voor de Staat en voor Nederlands positie in de wereld, in het bijzonder de betrekkingen met de VS en Israël. De Staat stelt verder dat ingrijpen in het leveringsproces de voorliggende vorm van defensiesamenwerking, en meer algemeen samenwerking op het terrein van defensie, onder grote druk zet en leidt tot twijfel aan de betrouwbaarheid van Nederland op dit gebied, met een navenant effect op de veiligheid van Nederland, Europa en deelnemende landen aan het F-35 project. Ook het voortbestaan van de locatie in Woensdrecht zou volgens de Staat op het spel staan.
5.51
Het hof is niet overtuigd door de argumenten van de Staat. Op het belang van Oxfam Novib c.s. is hiervoor reeds ingegaan, evenals op het aangevoerde belang van goede relaties met de VS en Israël. Die goede relaties zijn belangrijk, maar wegen niet op tegen het belang dat Nederland zijn verplichtingen onder het EUGS, het Wapenhandelsverdrag en art. 1 Geneefse Conventies nakomt. Het moet ook aan deze staten uit te leggen zijn dat de onafhankelijke rechter over de reikwijdte en het gewicht van deze verplichtingen anders denkt dan de regering. Hiervoor is ook al ingegaan op de gestelde disruptie van het leveringsproces van F-35 onderdelen vanuit Woensdrecht. De Staat heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is de levering van F-35 onderdelen aan alleen Israël te beletten terwijl de leveringen aan andere landen gewoon kunnen doorgaan. Ten slotte ziet het hof niet in dat door de enkele omstandigheid dat de rechter de Staat houdt aan door de Staat zelf gemaakte internationale afspraken, de betrouwbaarheid en veiligheid van Nederland en andere landen onder druk zou komen te staan. Dit heeft de Staat ook niet voldoende onderbouwd.
5.52
Het hof zal zijn uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals in een kort geding algemeen gebruikelijk is.63 Indien het hof zijn uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad zou verklaren zou dit impliceren dat aan de vorderingen van Oxfam Novib c.s. het spoedeisend belang ontbreekt. Dat spoedeisend belang hebben Oxfam Novib c.s. wel en dat heeft de Staat als zodanig ook niet betwist.
5.53
Het hof zal aan het bevel niet de beperking verbinden dat het geldt ‘tot het moment dat de uitvoer en doorvoer niet meer in strijd is met de verplichtingen die op de Staat rusten’, zoals Oxfam Novib c.s. vorderen. Het is immers niet zonder meer duidelijk welke verplichtingen Oxfam Novib c.s. hiermee bedoelen. Een dergelijke beperking is overigens ook niet nodig. Een rechterlijk verbod of bevel wordt immers steeds gegeven onder de veronderstelling dat de essentiële gronden die daaraan ten grondslag liggen blijven bestaan. Indien de omstandigheden zich zodanig wijzigen dat in het licht van de uitspraak moet worden aangenomen dat van onrechtmatig handelen geen sprake meer is, moet worden aangenomen dat een uitgesproken verbod of bevel niet langer geldt.64
5.54
De Staat zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, die van het incidentele appel inbegrepen.
6Beslissing
Het hof:
– vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 15 december 2023, en opnieuw rechtdoende:
– gelast de Staat uiterlijk binnen 7 dagen na betekening van dit arrest iedere (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen met eindbestemming Israël te (doen) staken;
– wijst af het meer of anders gevorderde;
– veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van Oxfam Novib c.s. begroot in eerste aanleg op € 676,– aan griffierecht en € 129,14 aan kosten dagvaarding, en op € 1.079,– aan salaris van de advocaat, en in (principaal en incidenteel) hoger beroep op € 798,- aan griffierecht en € 129,14 aan kosten dagvaarding, en op € 4.249,-aan salaris van de advocaat, en op € 178,– aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 92,– indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 92,–, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;
– verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, A.E.A.M. van Waesberghe en H.J.M. Burg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2024, in aanwezigheid van de griffier.
1Stb. 2008, 252, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 31 augustus 2021, Stb. 2021, 420.
4In de toelichting op het Besluit van 3 februari 2015 (Stb. 2015, 71) tot wijziging van het Bsg is vermeld dat bij het verlenen van vergunningen aan deze internationale instrumenten wordt getoetst.
5Een beschikkingsbevoegde is een natuurlijke of rechtspersoon die bevoegd is over militaire goederen te beschikken (art. 1 Bsg).
6Regeling van 14 juli 2016, Stcrt. 2016, 44509, gewijzigd bij Regeling van 16 juli 2021, Stcrt. 2021, 36915.
7Telkens zoals gedefinieerd in art. 1 Bsg. In deze zaak is de algemene overdrachtsvergunning niet van belang omdat deze betrekking heeft op export naar de Europese lidstaten en enkele landen die daaraan gelijk zijn gesteld (waaronder niet Israël).
8Oxfam Novib c.s. hebben ter zitting onweersproken gesteld dat het F-35 project loopt tot 2065.
9Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, Pbl. EU L 335/99.
10Besluit (GBVB) 2019/1560 van de Raad van 16 september 2019, Pbl EU L 239/16.
11Gids voor de gebruiker 12189/19 van 16 september 2019.
12Besluit (GBVB) 2019/1560 van de Raad van 16 september 2019, Pbl. L. 239/16, considerans onder (4).
13In gelijke zin de Staat in memorie van antwoord nr. 5.6 en Gebruikersgids p. 53-54.
14Geiß, The Obligation to Respect and to Ensure Respect for the Conventions, in: The 1949 Geneva Conventions, a Commentary, A. Clapham e.a., Oxford, 2015, p. 113.
20Geiß p. 131; M. Sassòli, State responsibility for violations of international humanitarian law, 84 IRRC 846 (2002) p. 413; ICRC Commentary of 2016 op art. 1 van de Eerste Geneefse Conventie par.162.
21Conclusie van antwoord nrs. 11.6-11.9. Zie ook pleitnota mr. Veldhuis in hoger beroep nrs. 8.1-8.4.
22In het systeem van het Wapenhandelsverdrag is relevant of het exporterende land partij is bij een internationale overeenkomst waarin bepalingen van internationale humanitair recht zijn opgenomen. Overigens is in art. 7 Wapenhandelsverdrag ‘a serious violation of international humanitarian law’ breder dan alleen de in een verdrag neergelegde beginselen. Vgl. The Arms Trade Treaty, A Commentary, S. Casey-Maslen e.a., Oxford 2016, nrs. 6.167 en 7.42.
23M. Sassòli, International Humanitarian Law, 2019, par. 4.16.
24Art. 51 lid 7 en 8 Eerste Aanvullend Protocol; V. Rusinova, Human Shields (par. 14), in: The Law of Armed Conflict and the Use of Force, F. Lachenmann en R. Wolfrum eds., Oxford 2017, p. 457.
50Productie 69 Oxfam Novib c.s. en appeldagvaarding 46 met voetnoten 90 en 91.
51Oxfam Novib c.s. hebben bestreden dat AV009 in 2016 aan het EUGS is getoetst; het hof zal er veronderstellenderwijs vanuit gaan dat dat wel gebeurd is.
60Vgl. memorie van antwoord nr. 4.17. ‘Opzet’ is niet een voorwaarde voor een (duidelijk risico) op ernstige schending van internationaal humanitair recht. Zie deze zin met betrekking tot het Wapenhandelsverdrag: The Arms Trade Treaty, A Commentary, S. Casey-Maslen e.a., Oxford 2016, nrs. 7.39 en 7.44.
Het Hof is het met Oxfam Novib c.s. eens dat er een duidelijk risico bestaat dat de naar Israël uitgevoerde F-35 onderdelen worden gebruikt bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Op basis van verschillende internationale regelingen waarbij Nederland partij is, moet Nederland in zo’n geval beperkingen opleggen ten aanzien van de uitvoer van militaire goederen. Dat betekent dat Nederland geen F-35 onderdelen naar Israël mag uitvoeren”
GERECHTSHOF: LEVERING F-35 ONDERDELEN ISRAEL IN
STRIJD MET HUMANITAIR OORLOGSRECHT, STAAT IN
CASSATIE
12 FEBRUARI 2024
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 15
[17]
HUMAN RIGHTS WATCH
DISAPPEARANCES IN YEMEN
HUMAN RIGHTS WATCH
RUSSIA: FORCIBLE DISAPPEARANCES OF UKRAINIAN
CIVILIANS
Detainees Unlawfully Transferred to Russia, Possibly Held as Hostages
14 JULY 2022
ZIE OOK
Reacties uitgeschakeld voor Noten 16 en 17/Het KAN nog erger
Reacties uitgeschakeld voor Nationaal Comite 4 en 5 mei, torpedeer kranslegging op Dodenherdenking door Tweede Kamervoorzitter en fascist Martin Bosma!
Reacties uitgeschakeld voor Mail Astrid Essed dd 30 april 2024 aan Nationaal Comite 4 en 5 mei over kranslegging door Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma op Dodenherdenking
Er worden vier kransen gelegd door Nederlandse autoriteiten:
De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer leggen een krans namens de Staten-Generaal.
De minister-president, de minister van Defensie, de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten leggen een krans namens de Rijksministerraad.
De Commandant der Strijdkrachten en zijn Operationele Ondercommandanten leggen een krans namens de gehele krijgsmacht.
De burgemeester en locoburgemeester van Amsterdam leggen een krans namens de gemeente Amsterdam.”
COMITE 4 EN 5 MEI/VOOR WIEWORDEN ER KRANSEN GELEGDKRANSLEGGING DOOR AUTORITEITEN
De vijf kransen die tijdens de Nationale Herdenking worden gelegd namens de eerste generatie oorlogsgetroffenen zijn voor verschillende groepen oorlogsslachtoffers:
een krans voor mensen die gevangen werden genomen en vermoord omdat zij in verzet kwamen en opstonden voor de rechten van anderen;
een krans voor de meer dan 100.000 Joden, Roma en Sinti die werden vervolgd en vermoord in concentratie- en vernietigingskampen enkel en alleen om wie zij waren;
een krans voor burgers die het leven verloren door onder andere oorlogsgeweld, bombardementen, willekeur, verwaarlozing, uitputting, honger, gebrek en schaarste;
een krans voor alle burgers die zijn omgebracht of omgekomen in Azië, als gevolg van verzet, internering, oorlogsgeweld, uitputting, honger en dwangarbeid tijdens en direct na de Japanse bezetting en de daaropvolgende koloniale oorlog;
een krans voor alle militairen en al het koopvaardijpersoneel, omgekomen in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de Tweede Wereldoorlog en nadien in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.
Kranslegging door autoriteiten
Er worden vier kransen gelegd door Nederlandse autoriteiten:
De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer leggen een krans namens de Staten-Generaal.
De minister-president, de minister van Defensie, de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten leggen een krans namens de Rijksministerraad.
De Commandant der Strijdkrachten en zijn Operationele Ondercommandanten leggen een krans namens de gehele krijgsmacht.
De burgemeester en locoburgemeester van Amsterdam leggen een krans namens de gemeente Amsterdam.
Op 20 mei 2014 maakte NRC Handelsblad melding van een ongepubliceerd, in het najaar van 2013 door uitgeverij Prometheus/Bert Bakker afgewezen manuscript van Bosma over het ANC en de apartheid dat binnen de PVV-fractie circuleert, met als titel “Handlangers van de ANC-apartheid. Hoe Paul Witteman, Maartje van Weegen, Freek de Jonge, Wim Kok en Adriaan van Dis racisten, communisten, plunderaars en kampbeulen helpen”. Hierin spreekt hij onder meer de vrees uit dat Nederland uitgroeit tot een nieuw Zuid-Afrika, een land waarin de blanke Afrikaners zouden “fungeren als proefkonijn in het multicultureel laboratorium”. Hij bekritiseert hoe onder anderen Nederlandse politici – zoals Joop den Uyl, Ed van Thijn, Wim Kok en Pia Dijkstra – volgens hem eraan zouden hebben bijgedragen dat het land onder het ANC zou zijn uitgegroeid tot een totale ramp. Uit intern e-mailverkeer van de PVV zou blijken dat fractieleider Geert Wilders bang zou zijn geweest voor de negatieve publiciteit die het boek teweeg had kunnen brengen, en het feit dat het boek tóch niet op de markt zou komen “geweldig nieuws” had genoemd.[24][25]
In mei 2015 werd het boek door René van Praag alsnog onder de titel Minderheid in eigen land – Hoe progressieve strijd ontaardt in genocide en ANC-apartheid gepubliceerd.[26] NRC-journalist Tom-Jan Meeus stelde op 30 mei 2015 vast, dat ten opzichte van het eerdere manuscript passages met “persoonlijke aanvallen op Mandela” waren afgezwakt tot kritiek op het ANC en “betwistbare beschuldigingen” aan Mandela’s adres waren geschrapt. Ook zouden de “cryptoracistische flirts met de Zuid-Afrikaanse enclave Orania, waar alleen blanken wonen” nu niet langer de epiloog vormen, maar “ergens middenin het boek [zijn] verstopt”.[27] Hoogleraar Stephen Ellis van het African Studies Centre in Leiden, uit wiens werk uitvoerig door Bosma wordt geput, beklaagde zich op 1 juni 2015 over de vele incorrecte citaten en het feit dat hem meermaals – ten onrechte – in de mond wordt gelegd dat het ANC volgens hem “een criminele organisatie” zou zijn.”
[De heer Wilders, PVV][25.24]Voorzitter, Nederland is niet alleen vol, onze bevolking wordt ook vervangen [25.27]Ingeruild:Door immigranten, vaak met een hoofddoek op. [25.31]En onze drie grote steden, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, is meer dande helft van de kinderen, die daar nu geboren worden, meer dan de helft vande kinderen, die nu in onze drie grote steden geboren worden, is niet-westersallochtoon.[25.49]En je hoeft geen demografisch genie te zijn om te zien, dat als we hettij nu niet keren, we straks een vreemde in eigen stad en eigen land worden.Dan wacht ons een onheilspellend lot.[25.59]Dan wordt Nederland net als die achterlijke islamitische zandbaklanden,de hel op aarde.Dan wordt ons land nog voller, met nog meer Islam en nogmeer tuig, dat niet elkaar, maar onze eigen mensen terroriseert enals hyena’s onze wijken afstruint om ze het ziekenhuis in te jagen.26.17 EINDE YOUTUBE FRAGMENT
”De term ‘omvolking’ verwijst tegenwoordig vooral naar de groei van het aantal allochtonen in West-Europa. Binnen sommige extreemrechtse groepen wordt dit gezien als een doelbewuste strategie om de oorspronkelijke bevolking te verzwakken. De term wordt inmiddels breder gehanteerd door onder andere rechts-populisten en conservatieven.[9] Aanleiding voor dit bredere gebruik van ‘omvolking’ lijken de plannen rondom ‘replacement migration’ van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de gedwongen herverdeling van migranten in Europa te zijn.[10] Ter illustratie:
Prof. Dr. László Marácz (Universiteit van Amsterdam) schreef in 2016 in het tijdschrift Elsevier een artikel over de gedwongen herverdeling van migranten waarbij de term ‘omvolking’ werd gebruikt.[11]
De publicist Joost Niemöller schreef in 2017 een artikel over de plannen van de IOM waarbij hij de term ‘omvolking’ gebruikte.[12]”
WIKISAGEOMVOLKING/GEBRUIK VAN DE TERM IN NEDERLAND
ORIGINELE BRON
WIKISAGE
OMVOLKING
”Volgens de theorie van “de Grote Vervanging” van de Franse schrijver Renaud Camus, wordt de Franse bevolking vervangen door immigranten, met name uit de voormalige Franse kolonies in Afrika. In andere Europese landen zou volgens deze theorie ook een dergelijk proces plaatsvinden.[12]
Een variant van “de Grote Vervanging” is de ‘white genocide’-theorie van de extreemrechtse blanke suprematie-beweging, die als antwoord op de Black Lives Matter-beweging (BLM) stelt dat blanke bevolkingen worden vervangen door niet-blanken. In de VS is het ook onderdeel van anti-migranten-activisme.[13]
Volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) zijn er sinds 2017 in Nederland groeperingen die streven naar het ‘zuiver houden’ van het blanke ras. Deze door de AIVD als rechts-extremistisch beschouwde groepen geven de ‘politieke elite’ de schuld van ‘omvolking’, waarmee ze bedoelen dat het politieke beleid op de lange termijn kan leiden tot het uitsterven van het ‘blanke ras’.[14]
De omvolkingstheorie maakt veelal deel uit van een complottheorie, waarin wordt gedacht dat de omvolking door de westerse ‘elite’ door middel van een bewuste strategie wordt uitgevoerd, om de inheemse (blanke) bevolkingen te vervangen door niet-Europese bevolkingen. De complotten kunnen qua thema’s van elkaar verschillen, maar elkaar ook overlappen.”
WIKIPEDIA
OMVOLKING/OMVOLKINGSTHEORIEEN
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
OMVOLKING
[4]
GEDEELTELIJKE TRANSCRIPTIE [De heer Wilders, PVV][25.24]Voorzitter, Nederland is niet alleen vol, onze bevolking wordt ook vervangen [25.27]Ingeruild:Door immigranten, vaak met een hoofddoek op. [25.31]En onze drie grote steden, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, is meer dande helft van de kinderen, die daar nu geboren worden, meer dan de helft vande kinderen, die nu in onze drie grote steden geboren worden, is niet-westersallochtoon.[25.49]En je hoeft geen demografisch genie te zijn om te zien, dat als we hettij nu niet keren, we straks een vreemde in eigen stad en eigen land worden.Dan wacht ons een onheilspellend lot.[25.59]Dan wordt Nederland net als die achterlijke islamitische zandbaklanden,de hel op aarde.Dan wordt ons land nog voller, met nog meer Islam en nogmeer tuig, dat niet elkaar, maar onze eigen mensen terroriseert enals hyena’s onze wijken afstruint om ze het ziekenhuis in te jagen.26.17 EINDE YOUTUBE FRAGMENT
””This time we recognize that there’s a plague here.A plague that threatens the health of the aryan peoples.Richard Wagner once said:”The Jew is the demon behind the corruption of Mankind”EN OOK”Jews are a people without farmers or workers, a race of parasites”
PROF. JORDAN PETERSON ANALYZES NAZI PROPAGANDA FILM ”THE ETERNAL JEW” ( DER EWIGE JUDE, 1940)
[DE INGELASTE PAUZES ZIJN OF MUZIEK, ZOALS AANGEGEVEN, OF BIJ ………, DE LEZING VAN PROF JORDAN] ZIE VOOR LANGERE TEKST [MAAR NIET COMPLEET] DER EWIGE JUDE[1.00][Onheilspellende muziek][2.08]”The campaign in Poland gave us the opportunity to really get toknow the Jewish people.[Geluidspauze, met beelden][2.20]”Nearly four million Jews live here in Poland.But they won’t be found among the rural population.Nor have they suffered from the chaos of war as have the native Poles.They settled out (?) indifferently in the gloomish hoods (?0 of the Polishghetto.within an hour after the German occupation they were back in business.”[2.45][Onheilspellende muziek][3.06]”We Gernans have looked at the Polish ghetto 25 years ago.This time our eyes are sharpened by our experience in the lastfew decades.[3.20]”Unlike in 1914, we no longer see just the most grotesque and comical ofthese questionable ghetto figures.[3.29]This time we recognize that there’s a plague here.A plague that threatens the health of the aryan peoples.Richard Wagner once said:”The Jew is the demon behind the corruption of Mankind.And these pictures prove it. [3.45] [Onheilspellende muziek met beelden][4.12]”Jewish homelife reveals remarkable lack of creative….civilise.In plain language:Jewish dwellings are filthy and neglected.[4.33]These Jews are”nt at all poor.After decades of business they’ve wardered enough to acquire decent,confortable homes.But they live for generations in the same dirty and ….ridden dwellings.Untroubled by their surroundings, they go right on with theirprayers.The….is part of the ritual of reading Jewish Scriptures.The main part of Jewish so called community life takes placein the street. [5.22]…………. [9.33.9.55][Onheispellende muziek met beelden][9.55]”….this ….children as a sign of great poverty, but watch them awhile.And it becomes clear that their…..are grown ups too.These young people have no ideals……but then the egoism ofthe individual is not a service of higher common goals.Instead, Jewish morality in….contradiction of the aryan concept of ethics, proclaims the unrestrained egoism of every Jew to be divine law.His religion makes cheating and usering a duty.In the fifth Book of Moses for example, it is stated, that a non Jew may….upon usery, but not thy brother.That the Lord may blessed thee in all lighy lengths.For the Jews then, doing business is something holy.This is totally incomprehensible to non Jews.Aryan man attaches a sense of worth to every activity, he wants tocreate something worthwile, food or clothing, houses or machines[11.18]………..[11.25]”Works of art or anything else of value,to everyone.He’s ruled by the feeling of being responsible for his achievements.[11.35][Mars en heroische muziek]……..[11.59]For the Jew is but one thing of value:Money.How he gets it, makes no difference.The first trade goods, a generally…trash ofall sorts.That’s how the little Jew start up.So they raised the point where they can sell from a trey…[?] and before long they assembled the complete lineof goods[12.23-12.30, muziek, raar gezoem]”Not long after they own a regular stand. The most ambitious soon own a small shop and then a bigger shop.[12.38-12.46, onheilspellende muziek][12.47]The most cunning, that is the most unscrupulous, eventually have warehouses and banks and move into the most splendid mansions in the cities, provided that they don’t get into each other’s way as in the narrow ghetto’s in the East.[13.00-13.09, pauze, muziek][13.09]”That’s why they try to escape to rich lands with rich people.”[13.12-13.21]……….[13.36]”……Peoples because they need the wares with which to do business….”[13.40.13.44, Pauze, muziek][13.44]”…Aryan peoples find a value, has been reduced by the Jew to meremerchandise.He buys and sells, but produces nothing.[13.53-13.59][13.59]”The production he leaves to the workers and farmers of the host nation”…………[14.49-14.55, muziek]'[‘14.56]Jews are a people without farmers or workers, a race of parasites [15.00]………[Onheilspellende Geluiden][15.13] Wherever the body of a Nation shows a wound, they achor themselvesand feed under under the …..organism.They make business out the sickness of the nations and therefore [15.20]….deeper and prolong all conditions of sickness.That’s how it is Poland and was in Germany.The Jews have been this way throughout their entire history.Their faces bear the….features of the perpetual spon….the Eternal Jew,who, in the course of time and worldwide wanderings is always been the sameThere is no difference between these Jews in Poland and those in Palestine,though the two are geographically separated. [16.00][Onheilspellende muziek]”[16.26] Palestine is the spiritual centre of International Jewry, though theJews are numerically insignificant there.Here, at the Wailing Wall, they gather and mourn the Fall of Jerusalem[16.40][Onheilspellende muziek][16.51]”Their homelessness though is a a matter of choice and in….keeping….their entire history.[16.58]Four thousand years ago their Hebrew ancestors were alreadywandering.[17.03]Out of the land of Two Rivers they wandered along the sea to Egyptwhere they ran a lucrative ….business for a while, when the country farmersand other Egyptians rose against the foreign users [?] .and speculators.They wandered once more, and plundered their way to the Promised Land.They settled there, mercilessly looting the culturally superior rightfulinhabitants.Here, in the course of centuries, from the oriental far eastern racial mixture,with……mixture, the ultimate mongolized Jews developed.Foreign for most Europeans, born out totally different racial elements, theydiffer from us inm body and above all in soul.17.48-19.00 [Vertaald uit het Duits naar het Engels]”We probably would never been bothered by them, had they stayed in their Oriental Home.But the cosmopolitan Empire of Alexander the Great, ranging from the Far East to across after the Mediterranian,[18.03] and especially the boundless World Empire of the Romans brought about the evolution of the trade and migratory trades of the Jews, who soon spread acrossthe open Mediterranian area, where some of them settled in the large urban trafficand trade centres of the Mediterranian area.[18.25]Others wandered relentlessly all across Spain, France, Southern Germany and England.[18.32]Everywhere they made themselves unwelcome.[18.36]In Spain and France the people rose openly against them in the thirteenth and fourteenthcentury.[18.42]And they wandered on, mainly to Germany.There they followed the path of the aryan culture….Germans, colonizing the Easttill they finally found the gigantic new untapped reservoir in the Polish and Russian sections of Eastern Europe.” [19.00]
EINDE
[6]
Dan wacht ons een onheilspellend lot.[25.59]Dan wordt Nederland net als die achterlijke islamitische zandbaklanden,de hel op aarde.Dan wordt ons land nog voller, met nog meer Islam en nogmeer tuig, dat niet elkaar, maar onze eigen mensen terroriseert enals hyena’s onze wijken afstruint om ze het ziekenhuis in te jagen.26.17 EINDE YOUTUBE FRAGMENT
0.00-0.16 ”Duizenden Arabische mannen hebben de afgelopen tijd honderden vrouwen sexueel aangevallen, vernederd, verkracht.Alle vrouwen zijn loslopend wild.Testosteronbommen heb ik de daders genoemd.”……..” Overal waar de onverantwoorde Open Deur politie zoals premier Rutte en kanselier Merkel de rode loper wordt uitgerold voor deze testosteronbommen”0.37-0.47
”Wat de PVV betreft is het duidelijk:Onze grenzen moeten dicht.Dicht voor alle asielzoekers en alle immigranten uit islamitische landen.Maar zolang dat niet gebeurt, zolang de islamitische testosteronbommen als een Zwaard van Damocles boven de Nederlandse vrouwen hangen, stel ik voor, dat we mannelijke asielzoekers opsluiten in de AZC’s.2.29-2.50
GEERT WILDERS: MANNELIJKE ASIELZOEKERS OPSLUITEN IN AZC’S
0.00-3.05
Geert Wilders [PVV]:”Duizenden Arabische mannen hebben de afgelopen tijd honderden vrouwen sexueel aangevallen, vernederd, verkracht.Alle vrouwen zijn loslopend wild.Testosteronbommen heb ik de daders genoemd.We hebben gezien, waar ze toe in staat zijn.Het is sexueel terrorisme, een sexuele Jihad.En het gebeurt overal in Europa.In Nederland, Duitsland, Zweden, Oostenrijk.Overal.Waar honderdduizenden vooral alleenstaande mannen uit een cultuur van vrouwenonderdrukking werden binnengelaten.Overal waar de onverantwoorde Open Deur politie zoals premier Rutte en kanselier Merkel de rode loper wordt uitgerold voor deze testosteronbommen.Overal krijgen we nu te maken met een verkrachtingsepidemie.Het is een ramp, die vermeden had kunnen worden en vermeden had moeten worden, maar niet vermeden werd.Op vele plaatsen probeerden de autoriteiten en de media het verschrikkelijke nieuws onder de pet te houden, onder het tapijt te schuiven, maar dat lukt ze niet meer.De geest is uit de Fles.En er heerst, terecht, woede, angst, in Nederland en in de rest van Europa.Mensen zijn, terecht, heel erg boos, duizenden Nederlandse vrouwen stellen zich grote vragen bij hun eigen veiligheid.”Wie zal mij beschermen”Duizenden Nederlandse mannen maken zich grote zorgen over de veiligheid van hun vrouwen.”Wie zal hen helpen”En duizenden Nederlandse ouders zijn bang voor wat hun dochters kan overkomen.”Wie waakt er over hen”Vreselijke massa aanrandingen zoals in Keulen kunnen ook hier in Nederland gebeuren.En het is tijd, die waarheid onder ogen te zien.Deze daders komen uit een cultuur waarin vrouwen minderwaardige wezens zijn, een cultuur van eerwraak en vernedering.Een cultuur, gesticht door een Profeet, die seksslavinnen had en een negenjarig meisje verkrachtte.Het is tijd, ook die waarheid onder ogen te zien.Want wie wegkijkt, wie wegkijkt, is medeschuldig.En het wordt steeds duidelijker:Premier Rutte, mevrouw Merkel en al die andere politici in Europa, die hun grenzen weigerden te sluiten, ze laten onze vrouwen en dochters keihard in de steek en zijn dus medeverantwoordelijk.Wat de PVV betreft is het duidelijk:Onze grenzen moeten dicht.Dicht voor alle asielzoekers en alle immigranten uit islamitische landen.Maar zolang dat niet gebeurt, zolang de islamitische testosteronbommen als een Zwaard van Damocles boven de Nederlandse vrouwen hangen, stel ik voor, dat we mannelijke asielzoekers opsluiten in de AZC’s.Voor hen moeten de AZC’s gesloten instellingen worden.Zodat geen enkele mannelijke asielzoeker nog de straat op kan en zodat onze vrouwen eindelijk worden beschermd.” EINDE YOUTUBE FILMPJE
ZIE OOK
[8]
COLUMN WILDERS [IN GEEN STIJL] CRIMINELE ALLOCHTONEN
Vorige week werd in Almere taxichauffeur Henk Schuurman door drie beesten van Surinaamse afkomst doodgestoken. Dat het geen toeval is dat het om niet-Westers allochtone daders gaat, blijkt uit het recent verschenen onderzoeksrapport ‘Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken’ van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Het rapport beantwoordt onder andere de vraag in welke mate autochtonen en niet-Westers allochtonen zich schuldig maken aan misdaad, en vergelijkt daarbij beide groepen. De uitkomsten zijn huiveringwekkend.
Uit het onderzoek blijkt dat van circa een derde van alle gepleegde delicten de vermeende dader een niet-Westers allochtoon is, terwijl deze groep ‘slechts’ ongeveer elf procent van onze bevolking omvat. Marokkanen, Turken, Antillianen en Surinamers zijn fors oververtegenwoordigd binnen alle onderzochte misdaadgebieden. Zowel diefstal met geweld, vernieling en verstoring van de openbare orde als gewelds-, vermogens-, verkeers-, drugs- en wapendelicten worden relatief veel vaker door leden van deze vier grote allochtone groepen gepleegd dan door autochtone Nederlanders. Deze gegevens zijn op zichzelf al schrikbarend, maar enkele specifieke cijfers betreffende Antillianen en Marokkanen zijn nog veel schokkender.
Vergeleken met autochtone Nederlanders is de kans dat volwassen Marokkanen van de tweede generatie van wie beide ouders in het buitenland geboren zijn, verdacht worden van vernieling en verstoring van de openbare orde acht keer zo groot. Voor bedreiging is dat elf keer, voor een vermogensdelict vijftien keer en voor diefstal met geweld maar liefst vierendertig keer. De kans dat volwassen Antillianen van de eerste generatie verdacht worden van een zedendelict is zeven keer zo groot dan dat een autochtoon hiervan wordt verdacht, voor een wapendelict is dat veertien keer en voor diefstal met geweld is dat zelfs tweeëntwintig keer.
Met Marokkaanse en Antilliaanse jongeren is het minstens zo erg gesteld De kans dat 12 tot 17 jarige Marokkanen en Antillianen van de tweede generatie van wie beide ouders niet in Nederland geboren zijn, verdacht worden van diefstal met geweld is vergeleken met autochtone leeftijdsgenoten zesentwintig respectievelijk drieëntwintig keer zo groot, en de kans dat eerste generatie Marokkaanse en Antilliaanse jongeren verdacht worden van dat misdrijf is zelfs eenendertig dan wel tweeëndertig keer zo groot.
Met deze horrorcijfers in de hand zou je denken dat het kabinet de misdaad onder met name Antillianen en Marokkanen nu eens eindelijk echt gaat aanpakken. Maar niets is minder waar. Zowat het eerste besluit van dit kabinet was het intrekken van het wetsontwerp ‘Terugzending criminele Antillianen’, waarmee Antilliaanse misdadigers naar hun boeveneilanden teruggestuurd zouden kunnen gaan worden. Wel strooit dit socialistenkabinet met extra miljoenen voor met name softe preventieprojectjes én er zal aangaande de misdaad onder allochtonen zelfs een heuse werkconferentie met een paar wetenschappers belegd worden… Grotere lamlendigheid is nauwelijks voorstelbaar.
Anders dan dit kabinet weet men in de Verenigde Staten wél hoe misdaad aangepakt moet worden. Tussen 1990 en 2000 daalde in New York het aantal autodiefstallen, inbraken, berovingen en moorden stuk voor stuk met maar liefst minstens zeventig procent. Tussen 2000 en 2005 daalde de criminaliteit nog eens met bijna een derde. Deze spectaculaire daling van de misdaad werd niet met welzijnswerkers, maar met meer politie en met langere celstraffen tot stand gebracht.
De Partij voor de Vrijheid heeft de ambitie om in Nederland minstens dezelfde duizelingwekkende criminaliteitsvermindering te realiseren. De misdaad in ons land kan zeer fors teruggedrongen worden met meer politieagenten op straat, met minimumstraffen en met strafkampen. Verder moeten niet-Westers allochtone criminelen met een dubbel paspoort gedenaturaliseerd en uitgezet worden, en gezien de enorme oververtegenwoordiging van deze groep in de misdaadstatistieken zal Nederland dan in een mum van tijd voorgoed verlost zijn van enkele tienduizenden misdadigers. Daarnaast moet het ingetrokken ‘Antillianenwetsvoorstel’ nieuw leven ingeblazen worden. Tot slot stel ik een nieuwe maatregel voor: laat niet-Westers allochtonen, ongeacht of zij wel of geen dubbele nationaliteit bezitten, hun straf uitzitten in het land van afkomst. De cellen in Rabat en Ankara zijn vast niet zo comfortabel als de hotelkamers van de Bijlmerbajes. Nederland zou hiertoe verdragen moeten afsluiten, om te beginnen met Marokko, Turkije en Suriname.
De Nederlandse burgers snakken naar veel minder misdaad en aan de andere kant van de oceaan is aangetoond dat het kan. Maar voordat de zon in ons land weer kan gaan schijnen moet dit kabinet verdwijnen, nog liever vandaag dan morgen.
Aangemaakt op 27 juli 2007.
[9]
”[Wilders, PVV]”Nederland is vol.Bomvol.Maar dat intereseert politiek Den Haag helemaal niks.De leugenaars en wegkijkers uit kabinet en Tweede Kamer vinden het prima,dat er iedere week meer dan duizend asielzoekers ons land binnenkomen.[0.15]Hoe meer toekomstig stemvee en profiteurs het land binnenkomen,hoe beter ze het vinden. [0.18]Maar ik vind het niet OK.Ik vind het schandalig.Ik vind, dat Nederlanders worden verraden.[0.25]Asielzoekers pikken onze woningen in.Ze profiteren van onze uitkeringen.Ze krijgen gratis zorg.En Nederlanders mogen dat allemaal betalen.En onze wijken en straten worden nog onveiliger met al die gelukszoekerscentra. [0.35][0.36]Duizenden asielprofiteurs, waaronder ook veel jongemannenmet losgeslagen hormonen en achterlijke islamitische normen, kunnenonze vrouwen en dochters lastigvallen en aanranden. [0.44][0.44]En velen hebben de de boel ook bedonderd.Honderden mensen, die Nederland binnenkwamen als asielzoeker,omdat Afghanistan zogenaamd onveilig was, zijn gewoon voor vakantie enfamiliebezoek teruggegaan naar Afghanistan.We worden dus belazerd waar we bijstaan.En de politieke elite laat het allemaal gebeuren.Roept in koor”Meer, meer, nog meer asielzoekers”Ze hebben lak aan de Nederlanders.Het PVV plan is heel eenvoudig:Dicht, die grenzen.Nul asielzoekers meer toelaten in Nederland.Helemaal niemand.Nul is nul en vol is vol.Vang ze maar op in de regio, maar niet hier.[1.19]En de verantwoordelijken, de verantwoordelijken voor dit wanbeleid van opengrenzen en nog meer asiel en nog meer Islam verdienen het om ooit vooreen tribunaal te verschijnen.Om zich te verantwoorden voor het kapotmaken van Nederlanden het weggeven van alles wat we hebben.Rutte, Kaag, Klaver en die hele bende verdient geen steun, maar politiekverzet.En vergeet nooit:Nederland is van ons.En de PVV is er voor u.”
[52.49-53.18] ””Nee voorzitter, we zouden strenger moeten straffen.
We zouden er moeten voor zorgen, dat als Ahmed of Henk, er zijn natuurlijk ook Nederlanders, maar vaker Ahmeds dan Henks, als die iemand inelkaar slaan, dat ze gewoon een paar jaar de bak ingaan, zonder vervroegde vrijlating of vervroegde invrijheidsstelling en dat die bak niet lijk top een Vijfsterren eh gevangenis, maar gewoon eh bij wijze van spreken op water en brood, gewoon mager, weinig bezoek, het moet gewoon pijn doen, in een gevangenis zitten voor een geweldsmisdrijf moet gewoon pijn doen.” [52.49-53.18]
PROTOTYPICAL FASCISM IN CONTEMPORARY DUTCH POLITICSTHESISHENK BOVEKERK Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics Henk Bovekerk (s475630) Tilburg University the Netherlands BA Liberal Arts & Sciences (Humanities major) Under the supervision of dr. A.C.J. de Ruiter Read by prof. dr. J.M.E. Blommaert Fall Semester 2011
UNIVERSSTUDENT KRIJGT 10 VOOR THESIS OVER ”FASCISTISCHE” PVV
2 JANUARY 2012
Henk Bovekerk, UvT-student (Liberal Arts & Sciences) werd voor zijn thesis ‘Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics: An Analysis‘, beloond met het hoogst haalbare: een tien.
Naar aanleiding van het boekje De Eeuwige Terugkeer van het Fascisme van Rob Riemen (2010) maakte Bovekerk een analyse van de PVV van Geert Wilders. Rob Riemen stelt dat Geert Wilders en zijn beweging het prototype zijn van hedendaags fascisme. Wat is eigenlijk fascisme? Is er inderdaad een terugkeer van het fascisme? En zijn Geert Wilders en zijn beweging het prototype van hedendaags fascisme? Op basis van het werk van historicus Robert O. Paxton over hoe het fascisme werkt, en na bestudering van de werken van onder andere Geert Wilders en Martin Bosma, concludeert Bovekerk dat we in Nederland inderdaad te maken hebben met een fascistische partij in een gevorderd stadium: de PVV.
Overigens is de scriptie van Bovekerk nog niet gepubliceerd in de Theses-database van de UvT. Volgens de universiteit zal dat nog een week duren. Update: Bovekerk publiceerde de scriptie inmiddels wel op zijn eigen site. Lees de scriptie hier.
Bovekerk werd bij het schrijven van de scriptie begeleid door arabist Jan Jaap de Ruiter. Tweede lezer is Jan Blommaert. Beiden staan bekend als tegenstander van de PVV. Op internet ontstond daarom direct na bekendmaking van het nieuws een discussie over de onafhankelijkheid van de begeleiders en het linkse imago van de universiteit.
Is het niet opvallend dat een student, die de PVV fascistisch noemt, zo’n hoog cijfer krijgt van een academicus die bekend staat als PVV-criticus? Op Twitter laat de arabist weten de thesis academisch briljant te vinden: “De thesis van Bovekerk is door mij, als begeleider en prof Jan Blommaert als tweede lezer met een 10 beoordeeld op grond van de kwaliteit. De PVV aanhangers moeten niet zo bang zijn voor een beetje kritiek en een scherpe academische analyse.”
Tegen Univers zegt de arabist: “Het cijfer voor deze thesis heeft enkel te maken met de academische kwaliteit ervan; daar waren zowel ik als de tweede lezer het over eens.”
Via Twitter laat Geert Wilders weten: “Op de KU in T zijn ze allemaal Stapel.” De wetenschappers van de UvT reageren daar vervolgens weer op via Twitter. “Tilburg University nodigt de heer Wilders van harte uit voor een inhoudelijk debat op onze schone campus .”
BN DE STEM
ONDERZOEKERS: PVV IS EXTREEM-RECHTS
10 DECEMBER 2008
AMSTERDAM (ANP) – De PVV van Geert Wilders kan als extreemrechts worden bestempeld. Onderzoekers van de Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden stellen dat in de woensdag verschenen achtste Monitor Racisme en Extremisme.
Wilders reageerde direct woedend. ,,Ze zijn helemaal van de pot gerukt. Het is een belediging van de PVV en onze kiezers”, stelde de PVV-leider.
Volgens de onderzoekers is het probleem van ‘islamofobie’ in Nederland het afgelopen jaar aanzienlijk groter geworden. Ze spreken van een ‘negatief opinieklimaat’ over moslims en signaleren meer geweld tegen deze gemeenschap.
ANNE FRANKSTICHTING
MONITOR RACISME & EXTREMISMEACHTSTE REPORTAGE2008
ONDER REDACTIE VAN JAAP VAN DONSELAAR EN PETER R.RODRIGUES ”HET EXTREEM-RECHTSE EN DISCRIMINATOIRE GEHALTE VAN DE PVV”
BLADZIJDEN 167-199
ORIGINELE BRON ANNE FRANK STICHTING
TEKST RAPPORT OVER WILDERS/PVV
HET EXTREEM-RECHTSE EN DISCRIMINATOIRE GEHALTE VAN DE PVV BLADZIJDE 170 In hoeverre is de pvv in verband te brengen met rechtsextremisme? En in hoeverre hebben uitingen van de pvv een discriminatoir karakter? Deze vragen worden niet zelden opgeworpen2 en zijn onlosmakelijk verbonden met de positie van de pvv in de Nederlandse samenleving. Ondanks het feit dat de pvv niet direct uit een extreemrechtse traditie is ontstaan, vormen deze vragen voor ons een goede reden om de pvv onder de loep te nemen.3 Onze aanpak is gebaseerd op die van twee al langer bestaande, longitudinale deelprojecten van de monitor, namelijk (a) onderzoek naar extreemrechtse formaties, dat overwegend sociaal-wetenschappelijk is en (b) onderzoek naar opsporing en vervolging van discriminatie, dat primair juridisch is. Ons onderzoek naar de pvv is dus multidisciplinair en bestaat uit twee delen. In het eerste staat de vraag centraal in hoeverre de pvv te beschouwen is als een extreemrechtse formatie. Het tweede deel gaat over de relatie tussen pvv en discriminatieverboden. 8.2 De pvv als extreemrechtse formatie De vijfde monitorrapportage (2002) bevat een deelonderzoek, getiteld Het extreem-rechtse en racistische gehalte van de lpf/Leefbaar-stroming. 4 Getracht werd genoemd ‘gehalte’ te bepalen aan de hand van drie indicatoren, ideologie, sociale genealogie en magneetfunctie. Ons onderzoek naar het extreemrechtse gehalte van de pvv heeft grotendeels langs dezelfde lijnen plaatsgevonden. Allereerst aan de hand van de vraag in hoeverre gesproken kan worden van een extreemrechtse ideologie. De tweede indicator, sociale genealogie, berust op de bevinding dat extreemrechtse
BLADZIJDE 171 groepen niet zomaar ontstaan, maar meestal uit andere extreemrechtse formaties voortkomen.5 Onder de oprichters van extreemrechtse organisaties bevinden zich heel vaak personen die voordien bij andere verwante, extreemrechtse organisaties aangesloten zijn geweest. Deze personele continuïteit geldt niet alleen voor de oprichters, maar evenzeer voor een aantal personen die zich gaandeweg bij een organisatie aansluiten. De derde indicator is de magneetfunctie: de aantrekkingskracht die de partij uitoefent op ‘radicalen’, personen die blijk hebben gegeven van uitgesproken extreemrechtse sympathieën. De indicatoren ideologie en magneetfunctie komen in de volgende paragrafen aan de orde. Over sociale genealogie kan hier worden volstaan met enkele opmerkingen. Noch onder de oprichters van de pvv noch onder de huidige Tweede Kamerfractie bevinden zich personen met een extreemrechtse ‘carrière’, althans voor zover wij hebben kunnen nagaan. De tweede vraag – het gaandeweg bij de organisatie aansluiten van ‘bekende’ rechtsextremisten – kan niet beantwoord worden, omdat de pvv tot dusverre geen leden heeft toegelaten. Omdat de pvv als formele organisatie vrijwel geen bemensing heeft, is van bovengenoemde sociale genealogie dus ook geen sprake. 8.2.1 Extreemrechtse ideologie in vogelvlucht De ideologie van extreemrechts in Nederland is oppervlakkig beschouwd in enkele zinnen te vangen. Men is in positieve zin georiënteerd op ‘het eigene’, heeft een afkeer van ‘het vreemde’, van politieke tegenstanders, van de gevestigde politiek in het algemeen, en men heeft een hang naar het autoritaire. Echter, binnen extreemrechtse groeperingen bestaan aanzienlijke verschillen van mening en scherpe tegenstellingen. Zo kan afkeer van het ‘vreemde’ gericht zijn tegen niet-westerse allochtonen in het algemeen, terwijl het in andere gevallen een primair antisemitische lading heeft. Dit geldt mutatis mutandis voor de oriëntatie op ‘het eigene’: dit kan betrekking hebben op het staatkundige Nederland, op een ‘Heelnederland’ (met Vlaanderen) of ook op de idee van verenigde ‘Germaanse’ volken in Europa, zoals Hitler voor ogen stond. Daarnaast kan het ideologische gehalte van diverse organisaties en van individuele rechtsextremisten nogal verschillen, variërend van een sterk ontwikkelde ideologische oriëntatie tot een die veeleer gebaseerd lijkt op enkele BLADZIJDE 172
racistische oneliners. Voorts kunnen zowel individuen als ook groepen verschillen qua radicalisme. De ideologische bewegingsruimte is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door wettelijke bepalingen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is het verbieden van organisaties voor extreemrechts een reële dreiging geweest, terwijl sedert de jaren zeventig daarnaast strafrechtelijke discriminatieverboden van betekenis werden. Trends van radicalisering dan wel matiging bij extreemrechts komen zowel opeenvolgend als gelijktijdig voor, waarbij matiging niet zelden het gevolg is van (dreigend) repressief overheidsoptreden. In extreemrechtse kringen bestaat van oudsher veel onderling verschil van mening. Vaak monden deze uit in onderlinge geschillen en conflicten, soms zozeer dat men in de eerste plaats elkaar lijkt te bestrijden. Deze conflicten kunnen uiteenlopende achtergronden hebben, waaronder niet in de laatste plaats ideologische. Voor een beter begrip van de extreemrechtse ideologische kaart in Nederland kan gebruik gemaakt worden van onderscheid dat in de wetenschappelijke literatuur wordt gemaakt tussen enkele basisstromingen in de (West-Europese) extreemrechtse ideeënwereld; met name bruikbaar is Bjørgo’s onderscheid tussen en analyse van de zogeheten ‘nationaaldemocraten’ en de ‘raciale revolutionairen’.6 Bjørgo’s onderscheid tussen ‘nationaaldemocraten’ en de ‘raciale revolutionairen’ valt grotendeels samen met dat tussen ‘anti-immigratie activisten’ en ‘neonazi’s’. De overeenkomsten tussen beide extreemrechtse denkrichtingen zijn hierboven al genoemd: positieve oriëntatie op het ‘eigene’, afkeer van het ‘vreemde’, afkeer van politieke tegenstanders en van de gevestigde politieke orde, een autoritaire houding. Ook de politieke stijl vertoont overeenkomsten: rigoureus, autoritair, afwijzen van bestaande politieke codes en gedragsregels. Maar er zijn ook dimensies waarop geen – zelfs geen oppervlakkige – overeenkomst valt waar te nemen, zoals de houding ten aanzien van de Tweede Wereldoorlog en het Duitse nationaal-socialisme ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De ‘raciale revolutionairen’, ofwel neonazi’s omarmen het nationaal-socialisme en identificeren zich met nazi-Duitsland. De ‘nationaaldemocraten’ daarentegen distantiëren zich van nazi-Duitsland en zijn geneigd zich juist te identificeren met het verzet tegen de nazibezetting; zij zien BLADZIJDE 173 zich als erfgenamen van verzet tegen vreemde overheersing. Een andere dimensie waarop een belangrijk verschil valt waar te nemen, is de houding ten opzichte van de parlementaire democratie. Terwijl de ‘nationaaldemocraten’ binnen de parlementaire democratie opereren en deze willen corrigeren in de door hen gewenste richting, nemen de ‘raciale revolutionairen’ het standpunt in dat de parlementaire democratie moet worden afgeschaft. In neonazi-jargon: ‘het systeem heeft geen fouten, maar het systeem is de fout’. Een derde dimensie waarop een in het oog springend verschil valt te benoemen betreft opvattingen over het gebruik van geweld om het uiteindelijke politieke doel te bereiken. Terwijl ‘raciale revolutionairen’ het gebruik van geweld gerechtvaardigd achten, wijzen ‘nationaaldemocraten’ dit middel af. Dit laatste althans in beginsel, want soms worden ook door ‘nationaaldemocraten’ bepaalde vormen van geweld als zelfverdediging beschouwd en derhalve gezien als een noodzakelijk kwaad. Hoewel de positieve oriëntatie op het ‘eigene’ en de afkeer van het ‘vreemde’ karakteristiek zijn voor beide extreemrechtse stromingen, worden verschillende definities, afgrenzingen en accenten gelegd. Zo zijn er verschillen wie tot het ‘vreemde’ en wie tot het ‘eigene’ worden gerekend. Bij de ‘raciaal revolutionairen’ is ‘ras’ van doorslaggevend belang, maar zijn er wel twee verschillende benaderingen te onderscheiden. In de eerste draait het bij ‘ras’ primair om joden en vervolgens volkeren die niet tot het ‘arische ras’ behoren (niet-westerse allochtonen). Joden zijn de ultieme vijand, trachten de wereld te overheersen en het arische ras te vernietigen, zo redeneert men. Maar even ‘volksvreemd’ zijn niet-westerse allochtonen en daarbij vormt huidskleur in de praktijk een belangrijk criterium. Bij deze benadering behoort de bevolking van omringende landen (Duitsers, Engelsen, Fransen) niet tot het vreemde. Het ‘eigene’, dat zijn ‘de Germaanse volkeren van Europa’. Bij de tweede, meer op Nederland gerichte benadering ligt het iets anders, omdat ‘ras’ primair betrekking heeft op Nederlanders en Vlamingen (die in feite als Nederlanders worden beschouwd). In deze Heelnederlandse benadering wordt vaak ook uitgegaan van een ‘stamverwantschap’ met blanke Zuid-Afrikanen. Gezien de geschiedenis van Zuid-Afrika worden vanuit deze zienswijze Engelsen als vreemden en zelfs als vreemde overheersers gezien. Ook Fransen worden als vreemd beschouwd en BLADZIJDE 174 gezien ‘hun’ onderdrukking van de Zuidelijke Nederlanden als vreemde overheersers. Maar niet-westerse allochtonen worden nóg meer als ‘vreemd’ beschouwd dan de blanke buurlanden en niet zelden gaat deze Heelnederlandse benadering gepaard met antisemitisme. Bij de ‘nationaaldemocraten’ zijn niet-westerse allochtonen het ‘vreemde’ en is het ‘eigene’ in veel mindere mate of zelfs in het geheel niet op ‘ras’ gebaseerd. Het gaat veeleer om de eigen natie, het eigen volk, het vaderland of eenvoudigweg ‘Nederland’. Men is gekant tegen de aanwezigheid van ‘niet-blanken’, vandaag de dag primair tegen moslims, die, zo redeneert men, het land overspoelen en zich steeds meer gaan gedragen als vreemde overheersers. Bij de ‘nationaaldemocraten’ staat antisemitisme niet op de voorgrond en soms is het zelfs vrijwel of geheel afwezig. Het onderscheid tussen ‘nationaaldemocraten’ en ‘raciale revolutionairen’ is een schematisch onderscheid. De sociale werkelijkheid is gecompliceerder. Er zijn allerlei gradaties, grijstinten en accenten.7 Een belangrijke interveniërende variabele is wat door Van Donselaar het aanpassingsdilemma is genoemd.8 In het kort: krachtige taboeïsering van ‘fout’ in de Tweede Wereldoorlog, nationaal-socialisme, betrokkenheid bij (politiek) geweld en vervolgens de (wettelijke) sancties die aan deze taboeïsering zijn verbonden, leiden op de voorgrond tot een verhulling of maskering. Achter de schermen daarentegen laat men zich in mindere mate leiden door de taboes. Anders gezegd: door het aanpassingsdilemma ontstaan verschillen tussen frontstage en backstage performances. 9 De afstand tussen voorgrond- en achtergrondkenmerken wordt vooral beïnvloed door de mate van overheidsrepressie waaraan een groepering blootstaat. Hoe groter de repressie – kans op vervolging, risico van verbod – des te groter de afstand tussen voor- en achtergrondkenmerken. Om zich een goed beeld te kunnen vormen van de ideologie van een bepaalde groepering dient men rekening te houden met de mogelijkheid dat bepaalde elementen op het eerste gezicht minder goed waarneembaar zijn. 8.2.2 Het ‘eigene’ en het ‘vreemde’ in de ideologie van de pvv Hameren op het ‘gevaar van islamisering’ is een hoeksteen van de ideologie van Wilders en van de pvv, nadat die begin 2006 was opgericht.10 In BLADZIJDE 175 de begintijd, voorjaar 2006, bracht de pvv ook andere punten naar voren: belastingverlaging, halvering aantal ambtenaren, hardere aanpak van immigratie en integratie, strengere straffen, invoering van bindende referenda, een nauwere band tussen kiezers en Kamerleden, directe verkiezing van burgemeesters, de minister-president én politiechefs en rechters. Verder stelde de pvv voor om in artikel 1 van de Grondwet vast te leggen dat de joods-christelijke en humanistische cultuur in Nederland dominant moeten zijn. Op weg naar de Kamerverkiezingen van november 2006 werd het thema ‘gevaar van islamisering’ verder uitgebreid: de komende vijf jaar zouden geen immigranten uit Marokko en Turkije mogen worden toegelaten, en zouden er geen nieuwe moskeeën en islamitische scholen bij mogen komen. Maar de meeste aandacht werd getrokken door Wilders’ inmiddels welbekende tsunami-metafoor.11 ‘Nederland staat aan de vooravond van een “tsunami van islamisering”. Moslims zullen de Nederlandse samenleving overspoelen en zorgen voor criminaliteit en overlast, ook op het platteland. Hun intolerante en gewelddadige cultuur zal de Nederlandse samenleving raken “in het hart, in onze identiteit”.’ Nadat in 2007 een nieuw kabinet (Balkenende iv) was aangetreden, bekritiseerde Wilders het feit dat twee staatssecretarissen (Albayrak en Aboutaleb) een dubbele nationaliteit hadden. De pvv diende een motie van wantrouwen in die weliswaar amper politieke steun kreeg, maar die wel leidde tot wekenlange discussies over dubbele nationaliteit. En tot een compliment van Vlaams Belang-voorman Dewinter, die opperde dat Wilders’ verzet tegen de dubbele nationaliteit navolging in België verdiende. In augustus 2007 werd het politieke programma van de pvv uitgebreid met een pleidooi voor verbod van de Koran. In een opiniestuk van Wilders in de Volkskrant viel onder andere het volgende te lezen.12 BLADZIJDE 176
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 175 ‘Verbied dat ellendige boek zoals ook Mein Kampf verboden is! Geef zo een signaal (…) dat de Koran in ons land nooit en te nimmer als inspiratie of excuus voor geweld mag worden gebruikt.(…) Ik heb genoeg van de islam in Nederland: geen moslimimmigrant er meer bij. Ik heb genoeg van de aanbidding van Allah en Mohammed in Nederland: geen moskee er meer bij. Ik heb genoeg van de Koran in Nederland: verbied dat fascistische boek.’ Aan de bestrijding van de islam werd eind 2007 een krachtig vervolg gegeven door het bekend worden van het voornemen van Wilders om een film te maken over de Koran, of beter: tegen de Koran. Het gerucht ging dat er beelden zouden worden vertoond van een brandende Koran. Toen Fitna eind maart 2008 werd uitgezonden bleek de inhoud in ideologisch opzicht niet veel nieuws te bevatten. Geen brandende Koran, wel opnieuw een krachtige waarschuwing tegen islamisering, dit keer voor een veel omvangrijker gehoor dan in voorgaande jaren. Een door Wilders frequent gebruikte slagzin luidt: ‘Stop de islamisering van Nederland’. Het ‘vreemde’ waar de pvv zich tegen afzet is primair, maar niet uitsluitend ‘islamisering’. In partij-jargon wordt tevens veelvuldig gerept van ‘niet-westerse allochtonen’. In oktober 2007 verscheen het pvv-immigratieplan: achttien maatregelen om de stroom echt in te dammen.13 Wilders lichtte bij de presentatie het plan als volgt toe.14 ‘De vreemdelingen blijven toestromen. De grootste groep wordt gevormd door gezinsvorming en gezinshereniging. Tot en met september van dit jaar zijn dat er al 17.297. Over heel 2006 worden dat er dan 23.000. Stel je eens voor wat dat betekent over tien jaar gezien. Daar komen asielzoekers en andere toestroom nog bij. Plus de illegalen, die letterlijk ontelbaar zijn. Ons opendeurbeleid zorgt ervoor dat we steeds een nieuwe “eerste generatie allochtonen” binnen krijgen – met alle problemen van dien.’ Enkele weken later in een interview met De Pers borduurde Wilders hierop verder.15 BLADZIJDE 177 1 7 6 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r ‘Autochtonen planten zich minder snel voort dan allochtonen. Nu zitten allochtonen, overwegend moslims, voornamelijk in de grote steden. Over twintig jaar zitten ze overal, van Apeldoorn tot Emmen en van Weert tot Middelburg.’ Wilders stelde voorts in april 2008 dat hij strijd voert ‘tegen de islamisering van Nederland en de massa-immigratie’.16 ‘Ik sta hierin niet alleen. Inmiddels blijkt dat zes op de tien Nederlanders de islam als bedreiging ziet en vindt dat de massa-immigratie de grootste fout uit onze geschiedenis is. Dat geeft hoop voor de toekomst.’ Dat de pvv gaandeweg radicaler is geworden kwam ook duidelijk naar voren tijdens de algemene beschouwingen in september 2008. Wilders kwalificeerde ‘Marokkanen, die hier de boel verzieken’ als ‘moslimkolonisten. Want ze zijn niet gekomen om te integreren, maar om de boel hier over te nemen, om ons te onderwerpen.’ De metafoor van moslims als kolonisten, vreemde overheersers is al jarenlang in zwang in extreemrechtse kringen, zoals het webforum Stormfront.org. ‘Islamisering’, ‘massa-immigratie’ en ‘niet-westerse allochtonen’ vormen de voornaamste bestanddelen van de door de pvv gepercipieerde dreigende beïnvloeding door en overheersing van het ‘vreemde’. Bij vrijwel alle extreemrechtse politieke partijen en bewegingen die Überfremdung hoog op hun politieke agenda hebben staan, valt ook enigerlei vorm van antisemitisme waar te nemen. Immers, in bepaalde extreemrechtse denkrichtingen worden joden gerekend tot ‘het vreemde’ waartegen men zich dient te verzetten (of radicaler: waarvan men zich dient te ontdoen). Soms is antisemitisme bij extreemrechts prominent en duidelijk aanwezig, maar veel vaker is antisemitisme gehuld in vage contouren en slechts op de achtergrond of binnenskamers waarneembaar. Dit laatste – antisemitisme op de achtergrond – hangt veelal samen met het controversiële karakter van antisemitisme sinds de Tweede Wereldoorlog, waardoor een partij met een openlijk antisemitisch profiel sterke weerstanden kan oproepen en repressieve reacties van overheidszijde kan uitlokken. BLADZIJDE 178
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 17 7 Bij de pvv valt van antisemitisme geen spoor te bekennen. Integendeel, er is sprake van een sterke affiniteit met Israël en het jodendom. ‘Joods’ wordt geenszins gekwalificeerd als het ‘vreemde’, maar juist als een bestanddeel van het ‘eigene’. Dit wordt onder andere tot uitdrukking gebracht in het pvv-pleidooi om in artikel 1 van de Grondwet de dominantie te verankeren van de ‘joods-christelijke en humanistische cultuur in Nederland’. De affiniteit van de pvv met Israël en jodendom valt samen met die van Wilders zelf, of is er wellicht een voortvloeisel van. In zijn jeugd heeft Wilders een paar jaar in Israël gewoond, komt er nog geregeld en beschikt er over een aanzienlijk netwerk van vrienden en bekenden. Van het ‘speciale gevoel van verbondenheid’ wordt door Wilders geen geheim gemaakt en dit is bij herhaling via de nieuwsmedia bevestigd. Met zowel de expliciete affiniteit met Israël als ook met de daarin besloten distantie van antisemitisme wijkt de pvv af van de meeste politieke partijen die zich keren tegen massale immigratie, niet-westerse allochtonen en ‘islamisering’, zoals het Front National in Frankrijk, Vlaams Belang in België en de Oostenrijkse fpö. Wat beslist wel tot het ‘vreemde’ wordt gerekend zijn Aruba en de Nederlandse Antillen. In maart 2005 – dus voordat de pvv werd opgericht – presenteerde Wilders zijn zogeheten Onafhankelijkheidsverklaring. 18 Daarin valt het volgende te lezen. ‘Gelet op het gevaar en de instroom van (drugs)criminaliteit, en gezien de grote corruptie en het bestuurlijk onvermogen van de Antillen, zal de regering met kracht moeten bevorderen dat de Antillen geen onderdeel meer zullen uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden.’ Afstoting van de Antillen wordt later door de pvv bij herhaling bepleit, waarbij krachttermen niet werden geschuwd. Wilders in de Tweede Kamer, mei 2008.19 ‘Voorzitter, de pvv is het zat, net als de burgers van Nederland. Het grotendeels corrupte boevennest dat al decennialang teert op de zakken van hardwerkende Nederlanders omdat zij inmiddels geheel failliet zijn, krijgt over een totaal van vier jaar 2,2 miljard keiharde euro’s uitgekeerd. In 2007 werd er al 410 miljoen euro voor de schuldsanering van de Antil BLADZIJDE 179
1 7 8 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r len gereserveerd. Sinterklaas weet de schurkeneilanden dus nog steeds te vinden. De pvv is helder: investeer dat geld in Nederland, bijvoorbeeld in de zorg om te voorkomen dat we hier in Nederland derde-wereldpraktijken krijgen.’ Zoals gezegd is ‘het eigene’ in het perspectief van de pvv de ‘joods-christelijke en humanistische cultuur in Nederland’. Ook ‘de Nederlandse identiteit’ en ‘onze westerse waarden’ zijn vaak genoemde elementen. Recent heeft de pvv zich uitgesproken voor eenwording van Nederland en Vlaanderen.20 Dit standpunt is gebaseerd op enerzijds de politieke crisis in België en de mogelijkheid dat België daardoor uiteindelijk zou kunnen scheuren; anderzijds op vermeende verbondenheid van Nederland en Vlaanderen. Er is, zo wordt betoogd, een gezamenlijke geschiedenis en een sterke lotsverbondenheid; de ‘afscheiding van het gedrocht België was een historische blunder’ en de grens tussen Nederland en België is ‘een kunstmatige’. Bovendien zou eenwording aantrekkelijk zijn, omdat de ‘herenigde Zeventien Provinciën’ een ‘economische en politieke grootmacht’ zou zijn, ‘een serieuze speler op het wereldtoneel’. Het pvv-betoog is in meer dan één opzicht opmerkelijk. Allereerst wordt duidelijk dat het nationalisme van de pvv niet samenvalt met de huidige staatkundige eenheid van Nederland. Laatstgenoemde wordt ter discussie gesteld ten faveure van een ‘Heelnederlands’ streven: een nieuwe ordening op basis van gezamenlijke taal, cultuur en geschiedenis. Voorts is er ook sprake van een ‘Grootnederlands’ streven (‘grootmacht’, ‘serieuze speler op wereldtoneel’). De Heelnederlandse en Grootnederlandse gedachte waren sterk verankerd in extreemrechtse bewegingen tijdens het interbellum, zoals de nsb en Zwart Front. Met het einde van de Tweede Wereldoorlog en de ondergang van deze bewegingen werd de eenwording van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden als politiek streven in Nederland sterk gemarginaliseerd. Sedert 1945 is het blijven voortleven in Nederlandse extreemrechtse kringen.21 In Nederland behoort de hereniging van Nederland en Vlaanderen al zo’n zeventig jaar grotendeels tot het extreemrechtse politieke domein, daarover zal niet veel discussie mogelijk zijn.22 Wel over de vraag of dit streven daardoor of exclusief als rechtsextremistisch kan worden bestempeld. In België is het streven naar onafhankelijkheid van Vlaanderen overigens in BLADZIJDE 180
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 179 mindere mate het domein van extreemrechts, al behoren groeperingen als Vlaams Belang wel tot de meest gedreven politieke voorvechters. In reactie op het opiniestuk van Wilders en Bosma liet Vlaams Belang een persbericht uitgaan met als kop ‘Vlaams Belang verwelkomt uitgestoken hand Wilders’.23 Met haar standpunten over het ‘eigene’ en het ‘vreemde’ schaart de pvv zich in wat door Mudde is aangeduid als de extreemrechtse partijfamilie. 24 Het gaat om een reeks partijen die, ondanks individuele verschillen, een overeenkomstige ideologie hebben waarin een nationalistische oriëntatie, xenofobie (afkeer van het vreemde) en law and order-denken een belangrijke plaats innemen. Maar ook al zouden er familiebanden zijn, van familiecontacten wil de pvv niets weten. Ondanks de ‘uitgestoken hand’ wordt krachtig afstand gehouden van het Vlaams Belang en eenzelfde distantie wordt betracht jegens het Franse Front National van Le Pen en jegens andere als extreemrechts bekend staande groeperingen. De vraag rijst of er verschillen bestaan tussen de ideologie van pvv frontstage en backstage, een onderscheid dat eerder in dit hoofdstuk is aangestipt. Over het interne reilen en zeilen van de pvv is echter zeer weinig bekend. De pvv is een kleine, gesloten formatie, die voor zover wij weten onderzoeksjournalisten en wetenschappelijk onderzoekers buiten de deur heeft weten te houden. Ook zijn er tot nu toe geen ‘dissidenten’ geweest die na een breuk met de partij een boekje hebben opengedaan. Op de vraag of er bij tijd en wijle binnenskamers extremere uitingen zijn gedaan dan in het openbaar moeten wij het antwoord schuldig blijven. 8.2.3 Magneetfunctie Bij de bepaling van het extreemrechtse gehalte van de pvv is naast ideologie de magneetfunctie van belang: de aantrekkingskracht die de partij uitoefent op ‘radicalen’, personen die blijk hebben gegeven van uitgesproken extreemrechtse sympathieën. Zo waren er uitgesproken sympathiebetuigingen vanuit kringen van oud-ss’ers en -nsb’ers voor de rechtsradicale Boerenpartij in de jaren zestig en de Nederlandse VolksUnie in de jaren zeventig.25 Op soortgelijke wijze mocht de Centrumpartij van Janmaat zich verheugen in sympathie van de zijde van de weduwe van nsb-leider Rost van Tonningen en haar nazistische ‘Consortium de BLADZIJDE 181 18 0 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r Levensboom’.26 Een recenter voorbeeld: de gelukwensen van het Vlaams Blok voor Fortuyn na het behaalde resultaat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002.27 De magneetfunctie heeft verschillende kanten: (a) het zich aangetrokken voelen tot een formatie, ofwel positieve identificatie; (b) als gevolg daarvan personele overlapping met extreemrechtse formaties. Met het laatste bedoelen wij dat bijvoorbeeld persoon X, die eerder een politieke loopbaan had bij de Centrumdemocraten, de Nederlandse Volks-Unie of een andere extreemrechtse formatie, opduikt bij de pvv. Positieve identificatie kan leiden tot een personele overlapping, maar dat hoeft niet per se het geval te zijn, zoals bovengenoemde voorbeeld van het Vlaams Blok laat zien. En om maar bij dit voorbeeld te blijven: uitingen van positieve identificatie van het Vlaams Belang (opvolger van het verboden Vlaams Blok) met de pvv zijn er bij herhaling geweest: bij de door Wilders aangezwengelde discussie over dubbele nationaliteiten en bij diens pleidooi voor hereniging van Nederland en Vlaanderen.28 Om in het gehele land aan parlementsverkiezingen te kunnen deelnemen dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. Een daarvan is het verzamelen van minimaal dertig ondersteuningsverklaringen bij kandidatenlijsten in elk van de negentien kieskringen.29 Een ondertekenaar moet in de desbetreffende kieskring wonen en kiesgerechtigd zijn. Bij de door de pvv verzamelde steunverklaringen voor verkiezingsdeelname in 2006 bleken er enkele tientallen te zijn die afkomstig waren van personen met een (bekende) extreemrechtse achtergrond30; ook werd bekend dat er door een medewerker van de pvv getracht was ondertekenaars te werven via een extreemrechts en uitgesproken antisemitisch webforum.31 Volgens een pvv-medewerker is getracht om bekende rechtsextremisten te weren.32 Het aantal ondertekenaars met een bekend extreemrechts profiel had dus hoger kunnen uitvallen. Op extreemrechtse webfora zijn uitingen van positieve identificatie geen zeldzaamheid, maar dat geldt ook voor het tegenovergestelde, namelijk BLADZIJDE 182
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 181 afkeer van de pvv. Zo is op Stormfront.org een ‘discussiedraadje’ Ben jij voor of tegen Wilders? met de mogelijkheid tot stemmen. Terwijl het aantal voor- en tegenstemmers ongeveer gelijk is, zijn in de ‘draad’ de tegengeluiden dominant.33 Een uitgesproken afkeer valt vaak te bespeuren bij neonazi’s die de sympathieën van Wilders voor Israël en jodendom onverteerbaar vinden. Maar anderen loven de pvv, of zijn vooral gecharmeerd van de maatschappelijke onrust die de pvv zou kweken en die een voedingsbodem zou kunnen vormen voor een nationaal-socialistische beweging. Op het webforum van Holland Hardcore zijn de geluiden eveneens gemengd, maar daarbij springt positieve identificatie meer in het oog, onder andere door de pro-Wilders-opstelling van enkele moderatoren.34 Ook het forum van de Vereniging van Nederlandse Nationalisten (vnn) zijn uiteenlopende opvattingen waar te nemen, zowel pro als contra. Al dan niet positieve identificatie valt voor een belangrijk deel samen met het ideologische profiel van de pvv, namelijk een ‘nationaaldemocratische’ oriëntatie en zeker geen ‘raciaal revolutionaire’. Bij formaties die tot de laatstgenoemde categorie behoren, zoals de Nederlandse Volks-Unie en Nationaal-Socialistische Aktie (nsa), valt geen enkel spoor van positieve identificatie te bespeuren, integendeel, zij keren zich uitgesproken fel tegen de pvv en met name tegen Wilders persoonlijk.35 Op de avond dat de film Fitna voor het eerst uitgezonden werd, hield een tiental aanhangers van nsa een spontane anti-Wilders-demonstratie in Den Haag (‘Wilders is een vieze zionist’). Dan het tweede element van de magneetfunctie personele overlapping. Hierboven is reeds gewezen op de aanwezigheid van (bekende) rechtsextremisten bij de ‘ondersteuners’ van verkiezingsdeelname. ‘Bedrijfsongevalletje’ of niet, het is een indicatie van belangstelling vanuit extreemrechtse kringen voor de pvv en deze wordt bevestigd door andere uitingen van positieve identificatie, zoals hierboven weergegeven. Maar de vraag in hoeverre zich onder de leden van de pvv personen met een extreemrechtse achtergrond bevinden kan niet worden beantwoord. De partij is weliswaar een vereniging, maar tot dusverre worden er geen leden toegelaten. Wilders heeft nagenoeg volledige controle over de pvv. BLADZIJDE 183 18 2 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r Over de precieze achtergrond hiervan heeft Wilders zich altijd op de vlakte gehouden,36 zodat we het moeten doen met enkele beredeneerde veronderstellingen: vrees voor ‘lpf-toestanden’, voor concurrenten die de partij willen overnemen en na de handtekeningenaffaire wellicht ook voor rechtsextremisten die de partij in opspraak brengen. Hierdoor blijft – net als bij ideologie – een mogelijk contrast tussen een frontstage-profiel van de pvv en een radicaler ‘personeel’ backstage-profiel buiten ons blikveld. Een niet onbelangrijk gevolg van de huidige organisatiestructuur van de pvv is dat de partij er geen interne democratie op nahoudt en de leiding dus neerkomt op een eigentijdse vorm van autoritair leidersbeginsel. De huidige partijorganisatie van de pvv is strikt genomen niet in strijd met de wet, maar scheert wel langs de grens. Met de verenigingsvorm als vereiste bij verkiezingsdeelname door een politieke partij heeft de wetgever wel een democratische grondslag voor ogen gehad. In nrc Handelsblad kwamen de hoogleraren Elzinga (staatsrecht) en Andeweg (politicologie) hierover aan het woord.37 Elzinga: ‘De kwalificaties autoritair en nietdemocratisch kun je van toepassing verklaren, maar juridisch gezien is er geen probleem. Een vereniging moet twee oprichters hebben en minimaal één lid. Daar voldoet hij aan.’ Andeweg ziet ‘een autocratisch geleide partij onder het mom van een vereniging’. Wilders moet zich volgens Andeweg in bochten wringen om aan de verenigingseis te voldoen. 8.3 De pvv en discriminatieverboden In dit deel wordt allereerst nagegaan in hoeverre de uitlatingen gedaan door Wilders namens de pvv in strijd zijn met het verbod van discriminerende belediging (art. 137c Sr) en het verbod van het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (art. 137d Sr). Het Openbaar Ministerie (om) heeft in juni 2008 besloten op een aantal aangiften tegen deze uitlatingen niet tot vervolging over te gaan (seponeren). Bezien wordt hoe de rechtspraak op grond van art. 137c en 137d Sr zich verhoudt tot het besluit van niet-vervolgen (sepot) dat door het om is genomen.38 BLADZIJDE 184
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 183 8.3.1 Vervolgbaar voor discriminatie? Het is van belang aan de hand van uitspraken van de Hoge Raad eerst het toetsingskader van art. 137c en 137d Sr te schetsen.39 Veroordelingen vonden vooral plaats bij vier typen uitingen die soms ook enige overlap kunnen vertonen: 1. discriminatoire scheldpartijen;40 2. het leggen van een causaal verband tussen een etnische minderheid en criminaliteit of profiteurschap;41 3. het stellen dat deze minderheden een gevaar zijn voor het ‘echte’ Nederland; met de term ‘intrinsiek conflictueuze tweedeling’ is deze tweespalt treffend door het Amsterdamse Hof verwoord;42 4. het aan minderheden onthouden van rechten of het bepleiten van hun verwijdering uit de maatschappij.43 De jurisprudentie van art. 137c Sr – verbod van discriminerende belediging – kent drie stappen in de beoordeling van een uiting. Als eerste wordt de vraag gesteld of er wel discriminatie is.44 Er moet sprake zijn van een belediging (krenking van de eer) die verband houdt met de beschermde gronden,45 op een manier die ‘de morele integriteit van de (leden van de) groep’ aantast. De beoordeling van de context waarin de discriminerende uiting is gedaan, is in de praktijk de tweede stap. De context, zoals het ‘maatschappelijk debat’, kan er namelijk voor zorgen dat deze uiting niet meer strafbaar is. Indien de context inderdaad een vrijwaring voor veroordeling biedt, kan er worden overgegaan tot de derde stap. Indien de bewoording onnodig grievend is, vervalt de mogelijke vrijwaring die de context had kunnen bieden. Bij art. 137d Sr – verbod van het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld – is alleen de eerste stap anders. Het gaat bij dit artikel om in het openbaar aanzetten tot haat of discriminatie.46 Haat wordt niet nader gedefinieerd, maar in de literatuur wordt aansluiting gevonden bij ‘vijandschap’ of ‘minachting’. Het lijkt vooral aan de orde wanneer een minderheidsgroep in verband wordt gebracht met een dreiging of criminaliteit. Aanzetten tot discriminatie omvat volgens de jurisprudentie onder andere het onthouden van rechten aan bepaalde bevolkingsgroepen.47 BLADZIJDE 185 18 4 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r Via uitspraken van Wilders wordt de rechtsopvatting bij de Nederlandse strafrechter over discriminatie besproken. Hierbij worden voor de betreffende uitingen van Wilders de bovenstaande stappen zoveel mogelijk aangehouden. 8.3.2 Reële parallellen voor een mogelijke veroordeling Op 30 juni 2008 besloot het om enkele aangiften over uitingen in De Pers en de Volkskrant te seponeren (waarover meer in de volgende paragraaf). Bij deze sepots heeft het om zich gebaseerd op de redenering dat Wilders kritiek uit op de godsdienst zonder daarbij de gelovigen te betrekken. Maar hoe stevig is deze redenering eigenlijk? Waar Wilders stelt: ‘Ik heb genoeg van de islam in Nederland: geen moslimimmigrant er meer bij.’48 blijkt dat zowel de islam als zijn volgelingen bedoeld worden. Alle moslims zijn bij voorbaat verdacht als ‘moslimextremist’ en er dienen maatregelen te worden getroffen,49 omdat er niet zoiets zou bestaan als de gematigde islam.50 Dit extremisme houdt kennelijk ook geweld in: ‘De islam is in mijn ogen een gewelddadige religie en de Koran is een gewelddadig boek.’51 Die gewelddadigheid haalt hij weer aan wanneer gevraagd wordt naar een verband tussen de islam en criminaliteit. ‘Eén op de vijf Marokkaanse jongeren staat als verdachte bij de politie geregistreerd. Hun gedrag vloeit voort uit hun religie en cultuur. Je kunt dat niet los van elkaar zien. De paus had laatst volkomen gelijk: de islam is een gewelddadige religie. […] Het zit in die gemeenschap zelf.’ (cursivering toegevoegd)52 In 2006 vond het Hof Den Bosch in navolging van de Hoge Raad uit 2002,53 dat met politieke uitingen die het geloof (in casu ook de islam) betroffen betrokkene zich daarmee uitlaat over alle mensen die tot die geloofsgemeenschap behoren.54 De vraag naar het beledigende element van het leggen van een verband tussen islam(ieten) en criminaliteit komt in meer recente jurisprudentie niet aan de orde. De Hoge Raad achtte in 2003 nog wel het ongenuanceerde verband tussen allochtonen en criminaliteit strafbaar op grond van art. 137c Sr.55 BLADZIJDE 186
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 185 Er wordt wel beweerd dat politici, gezien hun functie in de democratie, meer ruimte hebben in het maatschappelijke debat dan anderen. Een vergelijkbare uitspraak als de bovengenoemde komt van het Hof Den Haag, alwaar de voorzitter van de extreemrechtse Nieuwe Nationale Partij werd veroordeeld, maar dan voor het aanzetten tot haat (137d) op grond van zowel ras als religie.56 Het is blijkbaar goed mogelijk dat ook in geval van de uitingen van de parlementariër Wilders de context niet hun strafwaardigheid ontneemt. Hier komt, ook in geval van art. 137c, bij dat passages noodzakelijk dienen te zijn voor het (kunnen) voeren van het door verdachte bedoelde debat volgens het Hof Amsterdam.57 Als kern van het probleem wijst Wilders ‘de fascistische islam, de zieke ideologie van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de islamitische Mein Kampf: de Koran’ aan.58 De maatstaf die het Amsterdamse Hof aanlegt, houdt de mogelijkheid open deze uiting onnodig grievend te achten, waardoor ze alsnog strafbaar zou zijn. Behalve voor de band tussen moslims en criminaliteit waarschuwt Wilders ook voor ‘die tsunami van een ons wezensvreemde cultuur die hier steeds dominanter wordt. Daar moet een halt aan worden toegeroepen’.59 Uit het verband met het door Wilders aangehaald bedreigend tempo van voortplanting,60 voorbehouden aan mensen en niet aan religies, blijkt wederom dat de dreiging van de islam niet anders gezien kan worden dan dat die uitgaat van de gelovigen zelf. Door verdere vergelijkingen met (wereld)oorlogen,61 wordt ook een beeld van een acute, gewelddadige bedreiging door de islam en daarmee moslims gecreëerd,62 te meer nu de islam er op uit zou zijn anderen te elimineren.63 Een vergelijking met de natuurramp die in 2004 bijna 300.000 doden veroorzaakte kan in het kader van art. 137c Sr ook worden geacht niet noodzakelijk te zijn binnen een maatschappelijk debat dat problemen op bepaalde terreinen aan de kaak stelt waarin allochtonen een aandeel hebben. Het Hof Den Bosch stelde in 2006 dat een enkele poster met de tekst ‘Stop het gezwel dat islam heet’ suggereert dat er sprake is van een schadelijk ziekteproces dat vraagt om ingrijpen. Het hof vond dit een overschrijding van de maatschappelijk geaccepteerde grenzen van een inhoudelijke discussie.64 Opvallend is dat het hier om een poster van de extreemrechtse Nationale Alliantie ging: een politieke partij die toentertijd in de deelraad van Rotterdam-Rijnmond verte- BLADZIJDE 187
18 6 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r genwoordigd was. Bij de oproep van Wilders om de tsunami te stoppen komt het element van ingrijpen verder binnen het bereik van art. 137c Sr. Wat art. 137d Sr aangaat, brengt het onthouden van rechten aan bepaalde bevolkingsgroepen dit artikel in beeld. ‘Maar over vier jaar moet u toch kunnen laten zien dat u iets tegen de islam heeft gedaan? “We willen genoeg. De grenzen dicht, geen islamieten meer Nederland in, veel moslims Nederland uit, denaturalisatie van islamitische criminelen…”’65 Twee citaten illustreren ook in het licht van verwijdering het verband tussen enerzijds de gelovigen ‘Ik vind wel dat er minder moslims moeten zijn in Nederland’66 en anderzijds de godsdienst: ‘Gestreefd dient te worden naar minder islam in Nederland’.67 Het onthouden van rechten aan deze groep mensen aan de hand van hun godsdienst kan ook voldoen aan de delictsomschrijving van art. 137d Sr doordat het aanzet tot discriminatie.68 Artikel 90quater Sr geeft de definitie van discriminatie, waarbij een van de criteria is de uitsluiting of beperking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Zo tast het voorgestelde moratorium van vijf jaar op de bouw van nieuwe moskeeën en islamitische scholen69 de vrijheid van godsdienst en onderwijs aan. Niet-westerse allochtonen, ook die met een Nederlandse nationaliteit zouden hun straf ‘moeten uitzitten in het land van afkomst’, waarbij Marokko en Turkije als land van herkomst worden aangewezen.70 Verder moeten, naast criminelen en hun families,71 ook Nederlanders met een andere etniciteit die ‘de Nederlandse taal niet alsnog leren’, worden uitgezet.72 Dit laatste lijkt vergelijkbaar met ongenuanceerde voorstellen om rechten aan allochtonen te onthouden die al eerder zijn gesanctioneerd door de Hoge Raad in 2001.73 Meer recent kwam het achterstellen van minderheden aan de orde in 2007.74 De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van aanzetten tot discriminatie. De Hoge Raad beperkt zich tot een juridisch-technische beoordeling en laat inhoudelijk de bevindingen van het Hof onaangetast. Advocaat-generaal Vellinga onderstreept in zijn conclusie het standpunt van het Hof. ‘Medeburgers dienen gevrijwaard te blijven van uitlatingen van anderen die opwekken tot rassenhaat en rassendiscriminatie’, en naar het
BLADZIJDE 188
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 187 oordeel van het Hof ‘is het algemeen bekend dat de teksten “Blank” en “White Power” (met daarbij een op een voorrangsbord afgebeeld teken van White Power) het gedachtegoed “macht aan de blanken” vertegenwoordigen.’ Als deze teksten volgens het arrest ‘al onmiskenbaar de strekking [hebben] mensen die niet tot het blanke ras behoren achter te stellen’, dan zal het niet bevreemden dat het politieke streven dat dit expliciet beoogt nog steeds voor strafbaarheid in aanmerking komt. Het is voor de vraag van strafbaarheid wegens ‘aanzetten tot’ niet van belang of de pvv de sentimenten in de maatschappij heeft losgemaakt of slechts aanhaakt bij wat reeds leeft. Evenmin doet daaraan af dat het een politiek streven naar een electorale meerderheid betreft voor de gewraakte plannen (achterstelling van moslims). De Hoge Raad bepaalde al in 1996 dat een dergelijk streven niet in de weg staat aan strafbaarheid op grond van art. 137d Sr.75 Het is dus mogelijk dat ook hier de context niet de strafwaardigheid van de uitspraken ontneemt. Om in juridische zin van ‘ras’ te kunnen spreken is het geen noodzakelijke voorwaarde dat daarbij het taalkundige woord ‘ras’ wordt gebruikt. Het juridische begrip ras is namelijk breder dan het begrip in dagelijks spraakgebruik. Het kan ook slaan op godsdienstige minderheden. In dat kader betreffen de uitingen van Wilders vaak een combinatie van religie en ras. De termen migranten, islam, moslims en meer specifiek Turken en Marokkanen zijn in veel uitingen inwisselbaar. Sommigen verbinden problemen aan een ras en anderen aan een godsdienst. Zo schrijft Wilders maatschappelijke problemen zoals infrastructuur, files, huisvestingsproblemen en de verzorgingsstaat rechtstreeks toe aan migranten,76 waar hij eerder stelde dat ‘we […] een gigantisch probleem met moslims’ hebben: ‘het loopt aan alle kanten de spuigaten uit’.77 Het betreft kennelijk dezelfde problemen die worden geweten aan iemands etniciteit of religie, waarbij al eerder is aangetekend dat bij moslims ras en religie naadloos in elkaar kunnen overlopen.78 Wilders geeft zelf ook aan dat men een en ander ‘niet los van elkaar [kan] zien’.79 Artikel 4 van het Internationale Verdrag ter Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie bepaalt dat het bij ras ook gaat om organisaties die uitgaan van de superioriteit van een ras. Wilders vindt herhaaldelijk dat ‘[o]nze cultuur een betere is dan die van veel immigranten’,80 die zelfs ‘achterlijk’ wordt genoemd.81 Als er sprake is van ongelijkwaardige BLADZIJDE 189 18 8 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r cultuur,82 is er een connotatie met etniciteit, die zich onderscheidt van kritiek op een religie sec. Het resultaat is een opruiende sfeer van superioriteit van de Nederlandse cultuur, die als wezenskenmerk de ‘echte’ Nederlander’ heeft ‘die deze orde en spelregels hebben gevormd en dragen’.83 Als de uitspraken van Wilders naast elkaar worden gezet, ontstaat niet alleen een beeld waarbij de religie en de gelovigen voor dezelfde problemen verantwoordelijk worden gesteld. Een van de eerste dingen die de pvv doet als het de macht heeft, is de grenzen sluiten voor alle niet-westerse allochtonen,84 daarmee doelend op islamieten, vooral ‘uit landen als Marokko of Turkije’.85 Als daarbij wordt betrokken de uitlating over de gewelddadige Marokkaanse jongeren,86 is het duidelijk dat het beledigen alsmede het aanzetten tot haat in juridische zin op grond van zowel ras als religie bij de uitspraken van Wilders aan de orde kan zijn.87 8.3.3 Vervolgingsbeleid om Sinds 2006 zijn talrijke aangiften tegen Wilders gedaan. Schattingen liggen rond de vijfenveertig. Zo heeft al op 6 februari 2006 de El Tahweed-moskee in Den Haag aangifte tegen Wilders gedaan vanwege de (Deense) spotprenten die hij op zijn website had geplaatst.88 Aangiften volgden met name na interviews uit 2007 in De Pers, waarin Wilders stelde dat de grenzen dicht moesten voor islamieten en veel moslims het land uit moesten,89 en in de Volkskrant over onder meer het verbieden van de Koran. Na een jaar heeft het om de aangevers laten weten dat de aangiften zouden worden samengevoegd en dat extra tijd nodig zou zijn vanwege de te volgen voorschriften in een dergelijke zaak. Uiteindelijk werd op 30 juni 2008 de beslissing tot seponeren via een persconferentie bekendgemaakt.90 Van enkele aangevers is bekend dat zij hiertegen beklag aantekenen bij het Hof (Amsterdam).91 Eind september maakte een van de aangevers bekend dat het Hof zich voor het einde van 2008 over het beklag zal buigen.92 Over de sepots vallen procedureel drie punten op te merken.93 Wat als eerste opvalt is de relatief lange periode tussen aangifte(s) en het kenbaar maken van de beslissing of het om al dan niet tot vervolging overgaat. Deze doorlooptijden zijn ook volgens de minister in het algemeen te lang.94 Er valt in dit verband te pleiten voor kenbare termijnen voor de BLADZIJDE 190
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 189 vervolgingsbeslissing en voor het uitbrengen van de dagvaarding. In het geval van Wilders is echter sprake van een zogenoemde gevoelige zaak,95 namelijk de vervolging van een Kamerlid.96 Een Kamerlid geniet weliswaar immuniteit voor wat hij in de Kamer zegt, maar dat geldt niet buiten de Kamer.97 Gevoelige zaken worden altijd ter advisering aan het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (lecd) van het om voorgelegd. Conform de Aanwijzing Discriminatie dient de discriminatieofficier de voorgenomen vervolgingsbeslissing ter besluitvorming aan het College van procureurs-generaal aan te bieden, vergezeld van het advies van het lecd. Een dergelijke zaak vergt meer omzichtigheid en daardoor ook meer tijd. Naast de termijnen dient als tweede punt ook aandacht besteed te worden aan de communicatie van het om met de aangever(s). De ervaring leert dat een aangever veel geduld moet betrachten. De meeste aangevers tegen Wilders hadden na de ontvangstbevestiging veelal meer dan een jaar niets van het om vernomen, terwijl juist in gevoelige zaken deze communicatie belangrijk is. Het derde punt betreft de hoofdregel ten aanzien van vervolging uit de Aanwijzing Discriminatie. Bij overtreding van de discriminatiebepalingen dient altijd een strafrechtelijke reactie te volgen (dagvaarding of transactie) indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is. De ruimte om over te gaan tot een sepot is volgens de Aanwijzing beperkt, waarbij wordt opgemerkt dat in discriminatiezaken op voorhand wordt aangenomen dat opportuniteit aanwezig is. De beslissing tot een beleidssepot dient dan ook met grote terughoudendheid te worden genomen.’ Het om heeft desalniettemin gemeend de zaak zelf op deze wijze af te moeten doen. Uiteraard dient het om geen zaken voor de rechter te brengen waarvan zij weet dat deze kansloos zijn. In de zaak-Wilders was dat echter niet zo evident. Dat blijkt niet alleen uit de hiervoor geschetste analyse van de jurisprudentie, maar ook uit de lange duur van de besluitvorming over de aangiftes. Binnen juridisch Nederland zijn de visies op het vervolgingstraject ook verdeeld, zoals onder meer blijkt uit de stemming hierover in een van de vraagpunten op de jaarvergadering (2008) van de Nederlandse Juristen Vereniging.98 Andere argumenten om de zaak toch aan de rechter voor leggen, zijn de maatschappelijke commotie omtrent de uitspraken van Wilders en de grote hoeveelheid aangiften ertegen.
BLADZIJDE 191 19 0 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r In de sepots wordt onder meer gesteld dat er vanwege het belang van het maatschappelijke debat geen sprake van strafbaarheid zou zijn. Tevens zou strafbaarheid niet aan de orde zijn, omdat de uitlatingen gericht waren tegen het geloof en niet tegen de gelovigen. Bovendien werden volgens het om geen onnodig grievende bewoordingen gebruikt. Hier valt zoals gezien in de vorige paragraaf het nodige tegenin te brengen. Heeft een politicus niet ook een verantwoordelijkheid om tweespalt in de samenleving te voorkomen? Met dat doel zijn gedragscodes in het leven geroepen99 en internationale aanbevelingen gedaan.100 Het Europese Hof voor Rechten van de Mens (ehrm) heeft beslist dat beledigingen aan de Profeet strafbaar kunnen zijn vanwege de beledigingen die daar vanuit gaan voor moslims.101 Bovendien moet worden opgemerkt dat de moslims meer zijn dan louter een groep gelovigen. Het begrip heeft ook een etnische connotatie en raakt bijvoorbeeld ook de Nederlands-Marokkaanse gemeenschap. Wilders doet dat ook en betrekt bijvoorbeeld de cultuur bij crimineel gedrag van jonge Marokkanen.102 8.4 Slot In hoeverre is de pvv in verband te brengen met rechtsextremisme? En in hoeverre hebben uitingen van de pvv een discriminatoir karakter? Deze vragen zijn in dit hoofdstuk in twee delen aan de orde geweest en de voornaamste uitkomsten volgen hieronder. Wilders en de pvv beschouwen zichzelf niet als extreemrechts en wensen zich van extreemrechts te distantiëren. Men kan de ideologie van extreemrechts – in Nederland – op hoofdlijnen als volgt samenvatten: een positieve oriëntatie op ‘het eigene’, een afkeer van ‘het vreemde’, van politieke tegenstanders, van de gevestigde politiek in het algemeen, en een hang naar het autoritaire. Deze punten kan men – ondanks de verbale distantie van de pvv van rechtsextremisme – evenzeer aantreffen bij de pvv. De positieve oriëntatie van de pvv betreft Nederland, maar niet het huidige Koninkrijk der Nederlanden. Het ideale Nederland is ontdaan van de Antillen, terwijl Vlaanderen eraan is toegevoegd. Bij de pvv weegt etnische homogeniteit kennelijk zwaarder dan de huidige staatsgrenzen.
BLADZIJDE 192 het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 191 De afkeer van ‘het vreemde’ betreft vermeende ‘islamisering’, ‘niet-westerse allochtonen’ en komt tot uitdrukking in een reeks van krachtige aanduidingen, waarvan in het voorgaande veel voorbeelden zijn gegeven – ‘tsunami’, ‘schurkeneilanden’, ‘moslimkolonisten’ – die hier niet uitputtend zullen worden herhaald. Als men extreemrechtse denkrichtingen verdeelt in ‘nationaaldemocraten’ en ‘raciale revolutionair’ zou men de pvv kunnen rekenen tot de eerste categorie en niet tot de tweede. Karakteristieken van de ‘raciale revolutionairen’, of zo men wil: neonazisme, treft men bij de pvv niet aan. Wij vonden bij de pvv geen sporen van antisemitisme of van een positieve identificatie met nazi-Duitsland, integendeel. De pvv heeft ten dele een magneetfunctie: er zijn aanwijzingen dat rechtsextremisten door de pvv worden aangetrokken, maar dat geldt, voor zover wij kunnen overzien, niet voor rechtsextremisten met een neonazistische oriëntatie. Vanuit deze kring zet men zich tegen Wilders en de pvv af of neemt men zelfs een ronduit vijandige houding aan. Wilders heeft geen extreemrechtse achtergrond en dat geldt ook voor de andere leden van de pvv-fractie. De pvv is niet voortgekomen uit een extreemrechtse traditie, zoals in het verleden bij veel extreemrechtse groepen wel het geval was. Zo beschouwd is de pvv een vreemde eend in de bijt. De pvv is buitengewoon hiërarchisch georganiseerd. Tussen de kiezers en de minuscuul kleine partijtop bevinden zich – tot dusverre – geen leden. Vrijwel alle macht berust bij Wilders. De partijorganisatie van de pvv is niet democratisch en de kwalificatie ‘autoritair’ vinden wij niet vergezocht. Omdat de pvv geen leden toelaat, kunnen zich onder de pvv’ers ook geen personen met een eerdere extreemrechtse achtergrond bevinden. De vraag rijst wat er kan gebeuren als de pvv de deuren opent. Wij achten de kans bijzonder groot dat tientallen rechtsextremisten, die radicaler zijn dan de pvv, zullen proberen zich als lid aan te sluiten, niet alleen omdat de pvv aantrekkingskracht uitoefent, maar ook omdat er een aanzienlijk potentieel is van extreemrechtse activisten dat na de neergang van een aantal extreemrechtse partijen in de afgelopen jaren politiek dakloos is geworden. BLADZIJDE 193 19 2 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r In dit hoofdstuk is ook uitvoerig ingegaan op de vraag in hoeverre uitingen van de pvv in de context van de wettelijke discriminatieverboden een discriminatoir karakter hebben en op het vervolgingsbeleid van het om. Noch de juridische literatuur, noch de jurisprudentie is eenduidig. Veel hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en die vragen om een oordeel van een rechter. Wij hebben getracht de uitlatingen van Wilders in een bredere context te plaatsen en te vergelijken met recente arresten. Daaruit blijkt dat ook politici niet gevrijwaard zijn van veroordelingen als zij hun politieke idealen verwoorden. Deze lijn is ook terug te vinden bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.103 Daarnaast maakt Wilders gebruik van uitingen waarbij respectievelijk het criminaliseren, het aanbrengen van een maatschappelijke tweedeling of het uitsluiten van rechten belangrijke thema’s zijn. Wij hebben laten zien dat juist deze thema’s tot strafrechtelijke veroordelingen hebben geleid. In de afweging van het Openbaar Ministerie tot het al dan niet vervolgen is het aspect dat er ook sprake kan zijn van discriminatie op grond van ras geheel buiten beschouwing gelaten. Naar onze mening trekt Wilders de lijn van religie naar cultuur moeiteloos door. In recente uitspraken van de Hoge Raad is deze meervoudigheid bij achterstelling van moslims juist in de overwegingen betrokken. Reden te meer dat een rechter zich ten volle over de mogelijke strafwaardigheid van de uitlatingen uitspreekt. Anders gezegd: niet justitie dient te oordelen, maar de onafhankelijke rechter. De pvv is een relatief jonge partij met een navenant beperkte geschiedenis. Daardoor zijn de marges voor een afgewogen beoordeling smaller dan wij ons zouden wensen. Wetenschappers zouden de pvv liever op een wat langere termijn volgen. Hoe zou het de pvv bij een reeks van verkiezingen vergaan? Hoe zouden ledencongressen verlopen? En de verdere rechtsgang? Dergelijke vragen zijn nog niet te beantwoorden. Onze onderzoeksbevindingen zijn gebaseerd op een korte actualiteit en daardoor te beschouwen als een tussenbalans. Immers, het is waarschijnlijk dat in de nabije toekomst meer en specifieker wetenschappelijk onderzoek naar de pvv zal worden verricht. Wij hopen dat onze bevindingen daarbij van nut zullen zijn.
BLADZIJDE 194 het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 193 Noten 1 Frans van Deijl, ‘Ik lust ze rauw’, hp/De Tijd 6 februari 2004. 2 Zie bijvoorbeeld Y. Buruma, ‘Wilders, Mussolini en de burgerlijke samenleving’, Nederlands Juristenblad (njb) 2007, p. 1949. 3 Geert Wilders heeft aan ons onderzoek geen medewerking verleend, ondanks herhaalde verzoeken. 4 Zie J. van Donselaar & P. R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem-rechts; vijfde rapportage. Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden 2002, p. 59-88. 5 Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog: facistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990. Amsterdam: Bert Bakker 1991. 6 T. Bjørgo, Racist and right-wing violence in Scandinavia: patterns, perpetrators, and responses. Oslo: Tano Aschehoug 1997. Zie vooral dimensions of organisation and ideology (p. 53 e.v.), ideological dimension, p. 63-64. 7 Zoals de Britse facisme-onderzoeker Billig zich eens liet ontvallen: ‘One cannot expect that the fringes of the extreme right should conform to the logical and ordered categories of the social scientist.’ M. Billig, Fascists: a social psychological view of the National Front. London: Academic Press 1978. p. 103. 8 Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog, p 16 e.v.; Jaap van Donselaar, De staat paraat? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa. Amsterdam: Babylon-de Geus 1995, p. 9-14; 192. e.v. 9 De dramaturgische metafoor is ontleend aan Goffman’s klassiek geworden analyse van alledaagse interactieprocessen. E. Goffman, The presentation of self in everyday life. New York: Doubleday Anchor Book 1959. 10 Zie voor onstaan en ontwikkeling van de pvv ook A.P.M. Lucardie, Twee in, dertien uit: electoraal succes en falen van nieuwe partijen in 2006. Groningen: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2008. (29 augustus 2008); Huib Pellikaan & Sebastiaan van der Lubben, Ruimte op rechts? 2006. (29 augustus 2008). 11 Sanne ten Hoove en Raoul du Pré, ‘Wilders vreest “tsunami” moslims’, de Volkskrant 6 oktober 2006. (23 augustus 2008). 12 Geert Wilders, ‘Genoeg is genoeg: verbied de Koran’, de Volkskrant 8 augustus 2007. (23 augustus 2008). 13 Website pvv (22 augustus 2008). 14 Website pvv BLADZIJDE 195
19 4 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r 716&Itemid=120> (22 augustus 2008). 15 ‘Nederland wordt verkocht aan de duivel Mohammed’, De Pers 27 november 2007. 16 Weblog Geert Wilders 11 april 2008. (23 augustus 2008). 17 Zie Jaap van Donselaar, De staat paraat? 18 (30 augustus 2008). 19 (30 augustus 2008). 20 Geert Wilders en Martin Bosma, ‘Nederland en Vlaanderen horen bij elkaar’, nrc Handelsblad 7 juli 2008. 21 Vanaf medio jaren zeventig, toen extreemrechtse groepen als de Nederlandse VolksUnie, zich naar buiten toe primair als antivreemdelingenpartijen gingen manifesteren, kreeg de eenwording van Nederland en Vlaanderen minder prioriteit. Maar op de achtergrond en zeker intern heeft het thema bij extreemrechts altijd volop aandacht gehad en dat is tot op de dag van vandaag het geval. Zie C. Bouw, J. van Donselaar, C. Nelissen, De Nederlandse Volks-Unie: portret van een racistische splinterpartij. Bussum: Wereldvenster 1981, p. 88. 22 Een van de uitzonderlijke gevallen waarin politici zonder extreemrechtse signatuur voor hereniging van Nederland en Vlaanderen pleitten was in 2001. De senatoren Jurgens (pvda), Terlouw (d66) en Postma (cda) deden in het tv-programma Netwerk van 7 augustus een oproep tot eenwording van Vlamingen en Nederlanders. De Telegraaf en Trouw 8 augustus 2001. 23 Persbericht Vlaams Belang 8 juli 2008. (24 augustus 2008). 24 Cas Mudde, The ideology of the extreme right. Manchester: Manchester University Press 2000. 25 Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog, p. 121 e.v. 26 Ibidem, p. 202 e.v. 27 Zie J. van Donselaar & P. R. Rodrigues, Monitor racisme en extreem-rechts; vijfde rapportage, p. 72. 28 Overigens is de pvv door het vb ook wel eens als te radicaal bestempeld, bijvoorbeeld inzake het Koran-verbod. 29 De handtekeningeis geldt alleen voor partijen die niet in het parlement zijn vertegenwoordigd en is bedoeld om niet serieuze kandidaatstellingen te weren. 30 Deze achtergronden betroffen de Centrumpartij, Centrumdemocraten, Voorpost, BLADZIJDE 196
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 195 Centrumpartij ’86, Nederlands Blok en Nieuw Rechts. 31 Joep Dohmen, ‘pvv riep steun van extreem-rechts in’, nrc Handelsblad 13 januari 2007. Dit artikel is mede gebaseerd op Verkiezingsonderzoek van Kafka. Zie http://kafka.antifa.net/, artikelen, Verkiezingsonderzoek 11 november 2006. 32 De pvv-medewerker hierover in nrc Handelsblad van 13 januari 2007: ‘We hadden zes medewerkers. Dat was te weinig om iedereen als een soort detectivebureau te checken. Dus hebben we geprobeerd mensen, die een gevaar zouden kunnen zijn, eruit te filteren. (…) Er zijn gesprekken geweest en sommige namen hebben we gegoogled. Zo zijn er mensen uitgehaald. Hoeveel weet ik niet. Ik ken voorbeelden van mensen die achteraf van de Centrum Democraten bleken te zijn geweest.’ 33 (28 augustus 2008). 34 Zie (26 augustus 2008); (26 augustus 2008). 35 Zie op de website van de nvu bijvoorbeeld Wilders en zijn zionistische wortels. (25 augustus 2008). 36 Zo weigerde hij, ondanks herhaald verzoek, zijn medewerking aan een artikel van nrc Handelsblad over de partijorganisatie van de pv v. Zie Joep Dohmen, ‘Alleen Wilders lid pv v ’, nrc Handelsblad 21 april 2007. (28 augustus 2008). 37 Joep Dohmen, ‘Alleen Wilders lid pv v ’, nrc Handelsblad 21 april 2007. 38 Zie hoofdstuk 9, Opsporing en vervolging in 2007, voor het wettelijk kader en toelichting op het sepot(beleid). 39 Art. 147 Sr is gericht op het beschermen van een religie, en niet van personen zoals neergelegd in de discriminatieartikelen en valt buiten het bestek van dit onderzoek. 40 Hiervan is in dit onderzoek nauwelijks sprake, een uitzondering lijkt de verwijzing naar de verdachten van een steekpartij in Almere welke ‘drie beesten van Surinaamse komaf’ werden genoemd. Geert Wilders, Column op GeenStijl.nl 28 juli 2007. 41 hr 15 april 2003, nj 2003, 334, r.o .3.4 en 3.5. 42 Te kennen uit hr 2 april 2002, ljn AD8693. 43 hr 18 mei 1999, nj 1999, 634, bevestigd in herzieningsverzoek in hr 6 mei 2003, ljn AF7895. 44 A.L.J. Janssens, A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten. Kluwer: Deventer 2008, p. 155 e.v. en W. Wedzinga, in: C.P.M. Cleiren, J.F. Nijboer (red.), Strafrecht : tekst & commentaar, art. 137c e.v., Deventer: Kluwer 2008 (7e dr.), p. 765.
BLADZIJDE 197 19 6 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r 45 Art. 137c Sr kent de gronden ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid en lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. 46 Hierbij hoort ook aanzetten tot geweld, maar dit is bij ons onderzoek naar de pvv niet aan de orde. 47 hr 18 mei 1999, nj 1999, 634, bevestigd in herzieningsverzoek in hr 6 mei 2003, ljn AF7895. 48 Geert Wilders, ‘ Genoeg is genoeg: verbied de Koran’, de Volkskrant 8 augustus 2007. 49 Raoul du Pré, ‘Ik geef het land weer terug aan de burger’, de Volkskrant 14 maart 2005. 50 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006. 51 ‘Nederlandse cultuur duizend keer beter dan islam’, Spits 9 november 2006. 52 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006; zie ook het interview in Contrast, maart 2007. 53 hr 2 april 2002, nj 2002, 421. ljn AD8693 54 Hof Den Bosch 10 november 2006, parketnr. 20-010210-05. 55 hr 15 april 2003, nj 2003, 334, r.o .3.4 en 3.5. 56 Hof Den Haag, 25 februari 2003, parketnr. 1101005302. 57 Hof Amsterdam 17 november 2006, ljn AZ3011. 58 Geert Wilders, ‘Genoeg is genoeg: verbied de Koran’, de Volkskrant 8 augustus 2007. 59 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006. 60 Ibidem. 61 ‘Wat drijft Geert Wilders’, interview in De Pers 13 februari 2007. 62 Column op GeenStijl.nl 6 februari 2007; zie ook Geert Wilders, ‘Genoeg is genoeg: verbied de Koran’, de Volkskrant 8 augustus 2007. 63 Ibidem, zo ook de aangifte van G. Spong e.a.. 64 Hof Den Bosch 10 november 2006, parketnr. 20-010210-05. Tegen het arrest loopt cassatieberoep. 65 ‘Wat drijft Geert Wilders’, De Pers 13 februari 2007. 66 Interviews Geert Wilders met Het Nieuwsblad (Vlaams) 9 februari 2008. 67 Cursivering toegevoegd. Zendtijd voor politieke partijen pvv, 10 februari 2008. 68 A.L.J. Janssens, A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten. Kluwer: Deventer 2008, p. 158 e.v. en W. Wedzinga, in: C.P.M. Cleiren, J.F. Nijboer (red.), Strafrecht : tekst & commentaar, art. 137c e.v., Deventer: Kluwer 2008 (7e dr.), p. 768, 653. 69 Verkiezingspamflet van de Partij voor de Vrijheid (pvv) voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006; zie ook Joost Niemöller, ‘Wilders spreekt: Ik capituleer niet’, interview met hp/De Tijd 12 december 2007
BLADZIJDE 198
het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de pv v | 197 70 Column op GeenStijl.nl 24 juli 2007. 71 Joost Niemöller, ‘Wilders spreekt: Ik capituleer niet’, interview met hp/De Tijd 12 december 2007. 72 Eerste reactie Groep Wilders op Miljoenennota op www.geertwilders.nl 21 september 2004. 73 hr 29 mei 2001, nj 2001, 694 en zie met name Hof Den Haag 7 mei 1999, E.R. van Eck et al., (red.), Rechtspraak rassendiscriminatie 1995-2000. Rotterdam: Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie, nr. 514 m.n. Van der Meij. 74 hr 28 augustus 2007, ljn BA5618, zie ook conclusie mr. Vellinga. 75 hr 16 april 1996, nj 1996, 527. 76 Interview met Duits persbureau dpa, 3 januari 2008. 77 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006. 78 P.R. Rodrigues, ‘De meervoudigheid van moslimdiscriminatie’, in: Anita Böcker et al. (red.), Migratierecht en rechtssociologie, Liber Amicorum Kees Groenendijk. Wolf Legal Publishers: Nijmegen 2008, p. 479-486 en hoofdstuk 10, Jurisprudentie racisme en extremisme in 2007. 79 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘Wilders vreest “tsunami” moslims’, de Volkskrant 7 oktober 2006; zie ook Patrick Pouw, ‘Onze cultuur is gewoon beter’, Contrast, maart 2007. 80 Joost Niemöller, ‘Wilders spreekt: Ik capituleer niet’, interview met hp/De Tijd 12 december 2007. 81 Frans van Deijl, ‘Ik lust ze rauw’, hp/De Tijd 6 februari 2004; ‘retarded’ in: Dutch Politician Plans to Air Film Criticizing the Koran, Fox News Channel 25 januari 2008, op 00:48 min. (28 augustus 2008) en ap Television News 19 november 2004. 82 Dutch Politician Plans to Air Film Criticizing the Koran, Fox News channel 25 januari 2008. 83 Geert Wilders, Klare Wijn (manifest door Geert Wilders), 31 maart 2006. 84 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006. 85 Geert Wilders, ‘Den Haag laf tegen islamitisch extremisme’, nrc Handelsblad 22 juli 2005. 86 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006; zie ook het interview in Contrast, maart 2007. 87 Hof Den Haag 25 februari 2003, parketnr. 1101005302. 88 Algemeen Dagblad 7 februari 2006.
BLADZIJDE 199 19 8 | d av i d o v ic´, va n d o ns e l a a r , r odr ig u e s e n wa g e n a a r 89 ‘Wat drijft Geert Wilders’, De Pers 13 februari 2007. 90 Zie het persbericht: (29 augustus 2008). 91 Zie ‘Onbegrip bij klagers over besluit om’, de Volkskrant 1 juli 2008 (onder meer Nederland Bekent Kleur) en ‘Spong wil alsnog vervolging Wilders’, Algemeen Dagblad 30 juni 2008 (Spong e.a.). Het betreft het beklag bij het hof wegens niet of niet verder vervolgen ex art. 12 Sv. 92 anp-bericht 27 september 2008. 93 Opgemerkt moet worden dat op sommige aangiftes door het om nog niet beslist is. 94 Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VI, nr. 130, p. 6. 95 Aanwijzing Discriminatie, Staatscourant 2007, 233. 96 Y. Buruma, ‘Strafvervolging van een Kamerlid’, njb 2008, p. 749-750. 97 Art. 71 Grondwet. 98 njv jaarvergadering van 13 juni 2008 en zie ook Ybo Buruma, ‘Zonder grote woorden en zonder dubbele standaard, De Nederlandse Juristen-Vereniging over multiculturaliteit en recht’, njb 2008, p. 1647. De tekst van het vraagpunt 2 is opgenomen in njb 2008, p. 1417. 99 The Charter for political parties for a non-racist society. Zie voor de tekst: (8 augustus 2008). 100 cerd-Comité 2004, General Recommendation no. 30, Discrimination against NonCitizens, par. 12. 101 Dirk Voorhoof, ‘Europees Hof tolereert geen beledigingen aan adres profeet’, De Juristenkrant 2005/115, 1; ehrm 13 september 2005 (I.A. tegen Turkije), 42571/98, en recent ehrm 10 juli 2008 (Soulas tegen Frankrijk), European Human Rights Cases 2008, 112 m.n. Gerards. 102 Sanne ten Hoove, Raoul du Pré, ‘ De lijsttrekkers (3): Geert Wilders: “De paus heeft gelijk”’, de Volkskrant 7 oktober 2006. 103 R. Lawson, ‘Wild, Wilder, Wildst, Over de ruimte die het evrm laat voor de vervolging van kwetsende politici’, njcm-Bulletin 2008, p. 469-484. EINDE ANNE FRANK STICHTING RAPPORTAGE OVER WILDERS UIT:
ANNE FRANKSTICHTINGMONITOR RACISME & EXTREMISMEACHTSTE REPORTAGE2008ONDER REDACTIE VAN JAAP VAN DONSELAAR EN PETER R.RODRIGUES ”HET EXTREEM-RECHTSE EN DISCRIMINATOIRE GEHALTE VAN DE PVV”BLADZIJDEN 167-199
[Mocht u in tijdnood zijn, lees dan vanaf AANVAL I]
Geachte Redactie
Een bizarre tekst, dit ”openings” stukje uit de onvergetelijke Klassieker ”Alice in Wonderland” ? [1]
Even bizar als uw berichtgeving over de ChristenUnie aangifte van de bekladding van het Partijkantoor.
Zie noot 2 en onder P/S
Want u haalt fictie en realiteit door elkaar, feiten en verdichtsels en maakt
zich daarmee niet alleen schuldig aan onjuiste, onzorgvuldige en
tendentieuze berichtgeving, maar legt daarmee ook een gevaarlijk en
oneigenlijk verband tussen antisemitisme, dat op zich verfoeilijk is
en inderdaad [net als alle vormen van racisme en uitsluiting] moet
worden bestreden en de protesten van de Palestina Beweging.
BEKLADDING PARTIJKANTOOR CHRFISTENUNIE
U start uw berichtgeving met de vermelding, dat de CU [ChristenUnie, vanaf nu
aangeduid met CU] aangifte gaat doen, omdat het parftijkantoor is beklad.
U schrfijft:
” De partij wordt ervan beschuldigd dat ze genocide steunt.” [3]
Klopt, al vermeldt u niet de juiste leuzen
Volgens de NOS was er beklad: ” ‘steunt genocide’ en ‘financiert genocide’ [4]
Vervolgens bericht u wat Mirjam Bikker, fractievoorzitter
van de CU daarover zegt
Ik citeer het maar even, voor de duidelijkheid
”Partijleider Mirjam Bikker vertelde dat het pand was beklad en dat ze dacht dat de partij aangifte ging doen. Ze vindt het “niet oké” wat er op het pand is geschreven. “Ik ben blij dat de politie daar ook opvolging aan geeft.”
Bikker weet niet of de bekladdingen een gevolg zijn van haar oproepen om iets te doen tegen antisemitisme. “Het mag geen reden zijn dat ik mijn stem niet mag laten horen. Dat zal ik ook blijven doen. Zolang de Joodse gemeenschap dat op deze manier, wat ik nu een keertje meemaak op het partijbureau, dag in dag uit meemaakt, vind ik dat we met elkaar hebben op te staan.”
De partijleider van de CU spreekt zich vaker uit tegen antisemitisme. De partij wil onder meer dat demissionair premier Mark Rutte tijdens een Catshuissessie met verschillende sectoren gaat praten over de toenemende Jodenhaat in Nederland. Voor die sessies moeten vertegenwoordigers van onder meer universiteiten, onderwijskoepels, het bedrijfsleven, de cultuursector en de politie worden uitgenodigd, zegt Bikker.” [5]
CU EN ISRAEL
Nog voordat ik de aanval op U open, even over Bikker en haar partij.
Nog los van het feit, dat zij bewust antisemitisme [haat tegen Joden als groep, tegen hun cultuur, religie, het ventileren van allerlei stereotypen tegen
Joden etc] en kritiek op Israel op een hoop gooit, staan zij en haar partij
inderdaad vierkant achter de Staat Israel en haar praktijken.
U gelooft mij niet?
Zie hier dan de Christen Unie stemming bij moties over Israel-Palestina en haar
algemeen Israel-standpunt [6]
Dat moeten zij zelf weten, maar wees dan ook niet verbaasd, als je leuzen op
je gebouw ziet staan, die verwijzen naar de Israelische oorlogsmisdaden
in Gaza [7] met daaraan verbonden de terminologie ”Genocide” [niet
heel vreemd na meer dan 34.000 doden [van wie 70 procent vrouwen en kinderen [8]
Dat is niet alleen een wijd verbreid standpunt, zoals u weet, denkt ook
het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in die richting [9]
De ChristenUnie gaat aangifte doen omdat het partijkantoor is beklad. De partij wordt ervan beschuldigd dat ze genocide steunt.
Een woordvoerder van de ChristenUnie (CU) bevestigt dat na berichtgeving van het radioprogramma Sven op 1. Partijleider Mirjam Bikker vertelde dat het pand was beklad en dat ze dacht dat de partij aangifte ging doen. Ze vindt het “niet oké” wat er op het pand is geschreven. “Ik ben blij dat de politie daar ook opvolging aan geeft.”
Bikker weet niet of de bekladdingen een gevolg zijn van haar oproepen om iets te doen tegen antisemitisme. “Het mag geen reden zijn dat ik mijn stem niet mag laten horen. Dat zal ik ook blijven doen. Zolang de Joodse gemeenschap dat op deze manier, wat ik nu een keertje meemaak op het partijbureau, dag in dag uit meemaakt, vind ik dat we met elkaar hebben op te staan.”
De partijleider van de CU spreekt zich vaker uit tegen antisemitisme. De partij wil onder meer dat demissionair premier Mark Rutte tijdens een Catshuissessie met verschillende sectoren gaat praten over de toenemende Jodenhaat in Nederland. Voor die sessies moeten vertegenwoordigers van onder meer universiteiten, onderwijskoepels, het bedrijfsleven, de cultuursector en de politie worden uitgenodigd, zegt Bikker.
Rutte zou vervolgens met hen en de Joodse gemeenschap “harde afspraken” moeten maken om de veiligheid van Joden te bewaken. De partij doet daar donderdagavond een voorstel voor tijdens het Kamerdebat over antisemitisme.
Vanuit verschillende kanten klinkt de laatste tijd kritiek op het demissionaire kabinet, dat zich te weinig zou uitspreken tegen Jodenhaat.
CIDI ziet toename antisemitisme en vreest dat het nog erger wordt
Belangenorganisatie CIDI liet begin april nog weten dat ze vorig jaar bijna 2,5 keer zoveel antisemitisme-incidenten in Nederland registreerde als in 2022. Volgens het CIDI nam het aantal incidenten “explosief” toe na de Hamas-aanval op Israël van 7 oktober 2023, die tot de oorlog in Gaza leidde.
Ruim de helft van de meldingen betrof schriftelijke uitingen die Joden via bijvoorbeeld de mail of de post ontvingen. In 9 procent van de gevallen ging het om vandalisme, zoals bekladdingen van gebouwen.
Het CIDI zei ook al te vrezen dat de cijfers dit jaar nog hoger uitvallen. Zo hebben dit jaar al verschillende incidenten plaatsgevonden, in onder meer Amsterdam en Utrecht. Daar werden respectievelijk een moeder van een Israëlische militair en een rabbijn belaagd.
EINDE BERICHT
Reacties uitgeschakeld voor ”ChristenUnie doet aangifte vanwege bekladding op partijkantoor”/Redactie Nu.nl faciliteert antisemitisme beschuldigingen aan het adres van de Palestina Beweging