Noten 44 en 45/VERZET

[44]

WILDERS SPREEKT/OVER ”OMVOLKING”/VLUCHTELINGEN ALS

”HYENA’S” EN ”ACHTERLIJKE ISLAMITISCHE ZANDBAKLANDEN”

ASTRID ESSED

”[De heer Wilders, PVV][25.24]Voorzitter, Nederland is niet alleen vol, onze bevolking wordt ook vervangen [25.27]Ingeruild:Door immigranten, vaak met een hoofddoek op. [25.31]”

….

….

”[25.59]Dan wordt Nederland net als die achterlijke islamitische zandbaklanden,de hel op aarde.Dan wordt ons land nog voller, met nog meer Islam en nogmeer tuig, dat niet elkaar, maar onze eigen mensen terroriseert enals hyena’s onze wijken afstruint om ze het ziekenhuis in te jagen.26.17

EINDE YOUTUBE FRAGMENT”

DE GROTE GEERT WILDERS SHOW EDITIE 2021

22 SEPTEMBER 2021

ZIE OOK EEN VOLLEDIGERE WEERGAVE

YOUTUBE.COMDE GROTE GEERT WILDERS SHOW EDITIE 2021

22 SEPTEMBER 2021

00.00-9.13  Wilders about Kaag[Met interrupties van de fractieleiders de heer Jetten, D’66 en mevrouw Hermans, VVD

12.30 aanval op vluchtelingen, niet westerse allochtonen
[CONTEXT][10.18-10.40][De heer Wilders, PVV]”Maar iedereen, die denkt, dat er nu echt iets is veranderd, heeft het mis.Kaag’s partij, Dedain’66 D’66, zit nog gewoon in het kabinet.Mevrouw Kaag onderhandelt ook nog gewoon over een nieuw kabinet.Er is dus eigenlijk niets veranderd.Mevrouw Kaag ruikt waarschijnlijk meer kansen dan ooit om onsland verder de vernieling in te helpen.Mark Rutte vindt haar inmiddels een hele grote mevrouw.Dat snap ik, want zonder haar kan Rutte naar het UWV.En met een beetje pech is Kaag voor de Kerst, mevrouw de voorzitter,de vice premier van het vierde kabinet van de man, die daar nog wel in vak K zit, Mark Rutte.Inmiddels voor iedereen een blok aan het been.Maar hij zit er nog steeds, zonder enige gene.Moties van afkeuring interesseren hem niet.Iedereen treedt af, behalve Mark.Na iedere kaakslag lacht hij alleen maar meer.Al negen maanden lang demissionair en zonder enig politiekmandaat.Voorzitter, Rutte heeft lak aan het gewone volk.Alleen het behoud van de macht en zijn Torentje interesseert hem.In plaats van op te stappen en nieuwe verkiezingen uit te schrijven-meerdan de helft van Nederland wil inmiddels nieuwe verkiezingen-gaat hij gewoon door met zijn wanbeleid.[11.40][De heer Wilders, PVV]”Gooit hij miljarden over de balk voor klimaat, zet hij onze grenzen open voor nog meer Afghanen, zijn er zelfs plannen om onze boeren hun land af te pakken en rommelt hij Nederland ook maar eens een illegale QR samenleving in.Voorzitter, wij leven in een soort van nieuwe DDR, de Democratische Dictatuur Rutte, en wat walg ik, wat walg ik van dit soort politici, die alleen maar aan huneigenbelang denken.Dankzij dit soort politici vinden inmiddels zeven van de tien Nederlanders,dat ons mooie land-en ik citeer, mevrouw de voorzitter, slechts een peiling van Hart van Nederland-, een kutland is geworden.En geef die zeven op de tien mensen eens ongelijk.
12.26[De heer Wilders, PVV]”Want Nederland is Nederland niet meer.We zijn verworden tot een overvol land, met open grenzen, waarcriminelen, de Mokro Maffia en het straattuig vrij spel hebben.En de gewone Nederlander in de steek is gelaten.Nederland wordt in rap tempo overgenomen door een kleine club fanatici,die alleen nog maar willen praten over diversiteit, gender en klimaat.Ze leven in hun eigen parallelle wereld en hebben lak aan de normale problemen van het gewone volk.Een links-liberale elite, die wapperend met de regenboogvlag het Evangeliepredikt van duurzaamheid en open grenzen en nog meer ISIS bruiden en Afghanen naar Nederland wil halen.Maar voorzitter, we hebben al 50.000 Afghanen in Nederland.En er komen er nu nog een keer tienduizenden bij.Het kabinet zegt, voor opvang in de regio te zijn.Maar daarmee bedoelen ze: de regio bij u, zeg ik tegen de mensen thuis.Bedoelen ze de regio bij u thuis, om de hoek”Afghanen zitten nu al in asielzoekerscentra in Amsterdam, Zoutkamp, Zeist,Ede. Heumensoord, Deelen, Haarlem, Schravendeel en binnenkort komenze waarschijnlijk ook nog in Zaandam, Almere, Utrecht, Den Haag, Zutphen,Bergen op Zoom, Goes, Ternaard, Zoetermeer en Dronten.En dat, voorzitter, dat is nog maar het begin.[13.57][De heer Wilders, PVV]”Ons land is vol, tendele overvol” zei Koningin Juliana in haar laatstetroonrede van 1979. [14.06]Nederland had toen bijna 14 miljoen inwoners.Inmiddels zijn dat er bijna 18 miljoen en is Nederland overvol.Propvol.[14.19][De heer Wilders, PVV]Volgepropt met vreemdelingen, die hier niets te zoeken hebben, maarwel alles gratis krijgen.Die onze verzorgingsstaat leegvreten. Meer dan de helft van alle bijstandsuitkeringen in Nederlandop dit moment gaan naar niet-westerse allochtonen.En asielzoekers zorgen door het hele land voor bedreigingen, geweld enoverlast.[Voorzitter]:;[14.42]”Dank u wel.Interruptie van de heer Jetten. D’66:[De heer Jetten, D’66]:'[14.44]:”Ja voorzitter, toch even voordat mensen thuis misschiendenken, dat al deze kwade woorden van de heer Wilders gemeengoed zijnin deze Kamer.Hij had het daarnet over al die plekken waar Afghanen worden opgevangen.Hij noemde daarbij ook Heumensoord, een kamp bij de bossen van Nijmegenwaar ik zelf als gemeenteraadslid vaak ben geweest, toen we in de vorige vluchtelingencrisis daar Syriers opvingen.Waarom voorzitter, komen er nu Afghanen naar Nederland?Dat zijn Afghanen, die de afgelopen twintig jaar voor Nederland hebbengewerkt, toen onze militairen daar waren om te helpen vrede en veiligheid terealiseren, waren er Afghanen, die voor Nederland werkten.En ik vind het passen bij de Nederlandse normen en waarden, dat we danook goed voor die mensen zorgen, dat je hen ook in veiligheid brengt en henopvangt in Nederland.En de heer Wilders probeert ons dit allemaal angst aan te praten vanoeh kijk uit, er komen misschien Afghanen bij u in de buurt wonen, maarmeneer Wilders, ik zeg u een ding:In Heumensoord, maar ook op allerlei andere plekken in Nederland,staan vrijwilligers klaar.Nederlanders, die er trots op zijn, dat we in dit land vluchtelingen humaan opvangen.Vrijwilligers, die onderwijs en sport en spel voor Afghaanse kinderen aanbieden,zodat zij een beetje menswaardig in die kampen kunnen zitten.Meneer Wilders, ik ben er trots op, dat Nederland voor deze Afghanen opkomt, ik ben er trots op, dat de meerderheid van Nederland vluchtelingen humaan wilopvangen en als vrijwilliger aan de slag gaat om hen hier ook een nieuw thuis te geven.[16.07][Tweede Kamervoorzitter]:[De heer Wilders, PVV][16.08]”Nou, dat is interessant om te horen, voorzitter, niet erg verbazingwekkend,dat D’66 daar trots op is.Nou, ik ben dat niet en heel veel Nederlanders zijn dat ook niet!.Ons land zit proppevol.We hebben honderden miljarden besteed en gaan we nogbesteden aan de opvang van asielzoekers en eh niet-westerse immigratie.En Nederland kan het gewoon niet aan, het is gewoon te veel, het brengtonveiligheid met zich mee, het brengt nog meer Islam met zich mee, wehebben nog niet eens genoeg huizen om aan onze eigen mensen te gevenen dan gaat u nog tienduizenden mensen hiernaartoe halen, u bent niet…..Ja, voorzitter, laat ik het netjes houden, uw onzin, uw voorstel is totaalabject en eh ja, mevrouw de voorzitter, we moeten dat dus gewoon niet doen.En als wij een plicht hebben voor deze mensen om ze op te vangen, omdatze Nederland geholpen hebben, prima, maar doe dat dan in de regio!Niet in Nederland.Vang die mensen, die Nederland geholpen hebben, vang ze op in de regio.Ik geloof, dat de afgetreden president van Afghanistan naar Oezbekistanis gevlucht, nou er zijn nog heel veel landen om de in de regio heen, waar men dezelfde taal heeft, dezelfde cultuur heeft, dezelfde religie heeft,waar men als het weer beter gaat in Afghanistan ook terug kan keren naverloop van tijd.Dus prima, dat we die mensen opvangen, maar niet hier!Ons land zit proppevol!Ik heb geen zin in vijftigduizend Afghanen, we kunnen nog niet eensvoor de mensen zelf in Nederland een fatsoenlijke sociale huurwoninggeven, waarom haalt u dan nog tienduizenden mensen binnen, totale waanzin en ik zeg u, ik zeg u, u klinkt nou een beetje als mevrouw Merkel, diein het verleden zei ”Wir schaffen das”, dat is nu de tekst van D’66 ”Wirschaffen das”, en ik zeg u ”Wir schaffen das nicht.”Het lukt ons niet.De mensen in Nederland zijn het spuugzat , dat u wel miljardenuitgeeft aan klimaat, dat u wel tegelijkertijd de deuren openzet voor allemaal asielzoekers, terwijl zij in onveiligheid zitten, terwijl hun pensioenal jarenlang niet is geindexeerd.Besteed daar het geld maar eens een keer aan, aan die indexatievan die pensioenen van de Nederlanders, of aan extra politie en meer veiligheid.Besteed daar het geld maar een keer aan, dan de hele wereld naar Nederlandte halen, wat we niet willen, wat ons land onveiligheid, wat ons landonveilig maakt en wat ons bakken met geld kost.[18.16][Kamervoorzitter]”De heer Jetten”[De heer Jetten, D’66][18.17]”Voorzitter, wat een droevig en negatief wereldbeeld heeft de heer Wilders.De Nederlandse mentaliteit is inderdaad, dat we er met elkaar de schoudersonder zetten, samen hele grote dingen kunnen doen en dat geldt ookvoor de opvang van mensen, die moeten vluchten voor oorlog en geweld.Maar in het begin van de beantwoording van de heer Wilders, mevrouwde voorzitter, kwam toch wel de Aap uit de Mouw en het lukt de heerWilders de laatste tijd goed om het er niet teveel over te hebben,maar in een bijzinnetje komt toch dat woord Islam voorbij , dus misschien zitdaar uiteindelijk de echte reden voor deze tirade van de heer Wilders.Maar hij is vooral ook zijn gevoel met de Nederlandse samenleving kwijt, wanthier nu weer tekeer gaan over vluchtelingen, die we opvangen, waar bredesteun voor is in de samenleving.Maar hij had het net ook al over de dictatuur van Rutte, het coronabeleid waar iedereen zogenaamd tegen is.Voorzitter, de realiteit is anders:Heel veel Nederlanders zien, dat het kabinet in moeilijke tijden moeilijkebeslissingen moet nemen en dat we in dit land onze verantwoordelijkheid nemen.Om vluchtelingen op te vangen, om kwetsbare mensen te beschermentegen een pandemie, of om hier gewoon de rechtsstaat te respecterenom op een fatsoenlijke manier met elkaar om te gaan en het is treurig, dat deheer Wilders dat niet ziet.”[19.22][Kamervoorzitter]:”De heer Wilders”[De heer Wilders, PVV]:[19.23]”Ja ik zie het juist heel goed.Daarom wil ik het niet.Ik zie-laatst nog, deze week in de krant, wat was het, Eindhovens Dagblad-dat allemaal asielzoekers de boel weer jarenlang waren aan het flessen,met valse rekeningen voor apothekers, van ziektekostenverzekering tot wat dan ook, een grote fraudeboel.En als we kijken, mevrouw de voorzitter, naar niet-westerse allochtonen, waarAfghanen, Syriers onder vallen, dan heb ik hier de cijfers voor ons:Vorig jaar waren er in Nederland 147 duizend 540 tot 80 misdrijven [?] en 1op de drie was niet-westerse allochtoon.1 op de drie.1 op de drie verdachten van misdrijven in Nederland is niet-westers allochtoonen daar vallen de Afghanen en de Syriers ook onder en dan even over de kosten, voorzitter:Ja dat grapje van die migratie en asiel kost ons 16 miljard euro per jaar.16 miljard euro per jaar.Terwijl we geen huis hebben om aan die Nederlanders te geven, geven we gewoon een keer 16 miljard uit.Waarom geeft u die 16 miljard niet gewoon aan de zorg of aan de politieof wat ik net zei, de gepensioneerden met een pensioen.Dat moeten we doen.We moeten opkomen voor onze eigen mensen!En niet de halve wereld hier naartoe halen.Dat is onverantwoord en dat is bijna verraad van Nederland.[20.35][Voorzitter]:”Dank u wel, er is nog een interruptie van de heer Azarkan, Denk[De heer Azarkan, Denk]:[20.37]………….[Duel Wilders/Azarkan/Herhaling van zetten, misschien later transcriptie][25.22][Kamervoorzitter]”Dank u wel, u vervolgt uw betoog”[De heer Wilders, PVV][25.24]Voorzitter, Nederland is niet alleen vol, onze bevolking wordt ook vervangen [25.27]Ingeruild:Door immigranten, vaak met een hoofddoek op. [25.31]En onze drie grote steden, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, is meer dande helft van de kinderen, die daar nu geboren worden, meer dan de helft vande kinderen, die nu in onze drie grote steden geboren worden, is niet-westersallochtoon.[25.49]En je hoeft geen demografisch genie te zijn om te zien, dat als we hettij nu niet keren, we straks een vreemde in eigen stad en eigen land worden.Dan wacht ons een onheilspellend lot.[25.59]Dan wordt Nederland net als die achterlijke islamitische zandbaklanden,de hel op aarde.Dan wordt ons land nog voller, met nog meer Islam en nogmeer tuig, dat niet elkaar, maar onze eigen mensen terroriseert enals hyena’s onze wijken afstruint om ze het ziekenhuis in te jagen.[26.17]Voorzitter, zoals de Mokro Maffia nu al doet.Drugskartels, die een omzet hebben, die groter is dan de begrotingenvan Justitie en Defensie bij elkaar.Het Nederland van Mark Rutte exporteert ondertussen meer coke en extacydan bloemen.In het buitenland staat Nederland niet meer bekend als tulpenland, maarals narcostaat.En onder leiding van de minister van Justitie is Nederland steeds verder afgegleden tot een paradijs voor gewetenloze criminelen.Met maar een regel:”Wie spreekt, wie aan de verkeerde kant staat, die sterft”’Advocaat Derk Wiersum kan het niet meer navertellen.Peter R de Vries werd helaas koelbloedig op klaarlichte dag doorhet hoofd geschoten.Maffia is het, voorzitter.Behandel ze dus ook zo.[27.10]”Oog om oog, tand om tand, alle middelen zijn geoorloofd om dit criminele tuiguit te roken.Met je regenboogvlag zwaaien naar de Taghi’s van deze wereld zal je je leven echt niet redden.We moeten snoeiharde maatregelen nemen zoals, mevrouw de voorzitter,Italie al tegen de Maffia neemt.Consequent opsporen, veel meer politie-wij willen volgend jaar een miljardeuro extra vrijmaken voor de politie”[27.38]Er moet meer extreem hoog worden gestraft.De bezittingen van al dat tuig moeten worden geconfisqueerd.Het gebruik van harddrugs, van pillen tot extacy, moet altijd wordenafgestraft, hoe klein de hoeveelheid ook is.[27.55]And last, but not least, mevrouw de voorzitter:Het Maffiatuig moeten we volledig isoleren in de gevangenissen.Het harde regime, noemen ze dat in Italie.Speciaal voor de Maffioso.Vierentwintig uur per dag in de cel, onder streng toezicht.Geen contact met cipiers, geen toegang tot Internet, geentoegang tot televisie en maar een uur per maand bezoek, en danook nog achter glas, terwijl het wordt gefilmd.Pas als ze meewerken met Justitie worden die regels versoepeld.En mevrouw de voorzitter, het werkt.Dat bewijst Italie.Het aantal spijtoptanten is sinds de invoering van deze strenge regels fors gestegen.En mijn vraag aan het kabinet is:Waarom doen wij dat niet?Waarom stoppen wij ze in gevangenissen, die op vijf sterren hotels lijken?Leer van Italie.Voer maar oorlog tegen de Mokro Maffia in plaats van tegen onze boeren.Maar onze elite, voorzitter, onze elite, zoals ze daar in Vak K zitten, houdt zichliever met heel andere dingen bezig.Kijk maar naar die bouwstenen, de aanzet voor een nieuw regeeraccoord,die het politieke liefdespaar van de Eeuw, Rutte en Kaag, in de zomer hebbengeproduceerd.Zelden hebben plannen het daglicht gezien, die zover afstaan van de problemen van de mensen in Nederland.Ze zijn totaal losgezongen van de werkelijkheid van de gewone man.Hun bouwstenen voor Nederland gaan over diversiteit en regenboogaccoorden,over een klimaatneutraal en fosfielvrij Nederland.Over een betere behandeling voor arbeidsmigranten en een sterke Europese Unie, over ontwikkelingshulp en nog meer legale migratie.Hun activistisch pamflet heeft meer weg van een soort nationalezelfmoordbrief.Ons geld, onze soevereiniteit wordt collectief de grens overgegooid.Voorzitter, en als dat je al niet raakt, dreig je het slachtoffer te wordenvan die vreselijke woke dictatuur van politiek correct Nederland.[29.57]Met een verstikkende, dwangmatige identiteitspolitiek, die doet denkenaan de ergste totalitaire regimes. [30.05][30.06]Niets mag meer van ze:Van Zwarte Piet tot het woord blank, van de VOC tot de Gouden Koets,alles willen ze verbieden.Iedereen moet buigen.De Nederlandse Spoorwegen verwelkomt passagiers niet meer met:”Goedemorgen, dames en heren”, maar met ”Goedemorgen, reizigers”Toiletten worden genderneutraal gemaakt.En ik zeg tegen al die aanhangers van die gekkigheid:”Jullie kunnen mijn rug op. De rambam krijgen”Nooit zullen wij ons aanpassen aan jullie zelfhaat.Nooit.Wij zijn trots op wie we zijn.Wij zijn geen racisten, als we blanken blank en zwarten zwart noemen,want feiten zijn feiten.En wij zijn trots op onze Gouden Eeuw, op onze nationalehelden als Piet Hein en niemand, maar dan ook helemaal niemand,neemt dat van ons af.En het woord ”genderneutraliteit” kunnen we niet meer aanhoren, voorzitter.Terwijl bijna een kwart van de vijftienjarige scholieren niet goed kunnenlezen en schrijven, krijgen kinderen op veel basisscholen les over dezogenaamde ”genderkoek”.Leren ze, op de basisschool, leren ze over pansexuelen en genderneutralen.En ik zeg:”Hou op met die ongein.Laat die kinderen met rust.Gun het een kind om kind te zijn en laat de sexuele opvoeding aanouders over.Leer onze kinderen op school maar eerst fatsoenlijk rekenen, lezenen schrijven”Maar voorzitter, dit kabinet heeft nog veel meer verkeerde prioriteiten.De gewone man of vrouw, die heeft het nakijken, die moeten zien, dat ermeer geld gaat naar massa immigratie, klimaatbeleid en de Europese Unie.[31.43][Voorzitter]:”Dank u wel.Interruptie van de heer Jetten, D’66[31.47][De heer Jetten, D’66]………[37.25/Einde discussie tussen Wilders en Jetten over genderneutraliiteiten sexuele voorlichting daarover][37.25, Wilders, PVV][rond 38.30 ”gevaren van de massa immigratie][rond 40. 05 ”Geef ook onze woningen aan onze eigen mensen”Daarna een minutenlange tirade tegen statushouders. die hij verwart met asielzoekers][Dan debat tussen Wilders en Van Haga, Eenmansfractie Van Haga  over de woningnood, niet directvluchtelingengerelateerd, tenminste niet of minder van de kant van Van Haga, maar vanaf 48.33 weer vuurwerk met een interruptie van de heer Azarkan, Denk]48.33][Kamervoorzitter]:”Dank u wel, de heer Azarkan, Denk”[48.34][Azarkan, Denk]:”Ja, voorzitter, de heer Wilders heeft altijd de neiging, om een klein deelvan de problemen te beschrijven, daar heel hard over te schreeuwen envervolgens mensen tegen elkaar op te zetten in de samenleving en haat tezaaien, hij zei en passant zei hij ook ”ik ben geen racist”Nou in Nederland gaat de rechter daarover en de rechter heeft geoordeeld,dat u dat wel bent- dus dat nog even, misschien komt dat nog een keer binnen-Maar voorzitter, ik heb gisteren naar de cijfers gekeken van het CBS overhet aantal moorden vorig jaar, 144 stuks en nou blijkt voorzitter, dat meerdan de helft van die moorden die wordt gepleegd door de partner of de ex partner- Collega Buitenweg heeft daar in haar vorige periode extra aandachtvoor gevraagd-en dat.. dat zijn…en dat geldt met name voor vrouwen, he,de partner of de ex partner, vaak stalking, en dat zijn hele gewone mensen hedie dat doen, dat kunnen ook eh, dat kan de bakker zijn, dat kunnenmensen zijn, die ook niet lijken op die criminelen waar de heer Wilders altijdzo graag over spreekt.En de vraag is:”Hoe kunnen we nou die groep, die gestalkt wordt, die bedreigd wordt,hoe kunnen we die nou preventief ook helpen.”[49.38][Kamervoorzitter}:”De heer Wilders”[Wilders, PVV]:[49.40]”Preventief helpen?We kunnen een heleboel mensen preventief helpen.Ik weet wel, dat als mensen zijn veroordeeld voor een crimineel gedrag, endat is bij niet-westerse allochtonen dus een derde van alle misdrijven inNederland, dat je. als ze zijn veroordeeld, dat je mensen hard en strengmoet straffen.Dat is wat je doet.Ik geloof in gedragseffecten.Als je iets hebt gedaan, als je weet ik veel voor criminele daad hebt gedaan,geweld hebt gebruikt, en je bent, dat is bewezen en je wordt veroordeelddoor de rechter en je krijgt straf, ja, dan blijkt, dan moet die straf voldoende zijnom te zorgen dat je de volgende keer niet opnieuw geweld gebruikt.Maar voorzitter, uit de praktijk blijkt nogmaals, 147 duizend verdachten vanmisdrijven in Nederland in 2020, dat zijn de feiten, dat is vervelend voor deheer Azarkan, maar dat waren dus een op de drie daarvan, zijn niet-westerseallochtonen.Dat zijn, dat betekent ook dat twee op de drie eh eh anderen zijn, maar een op de drie in een land…we hebben niet in Nederland een op de drie, we hebben niet 33 procent niet-westerse allochtonen.Dus een op de drie niet-westerse allochtonen is een zware oververtegenwoordiging van de bewezen misdaden – eh, ik wil niet zeggenvan uw mensen, dat zou onvriendelijk zijn-, maar van niet-westerse allochtonen.[50.47][Kamervoorzitter]””De heer Azarkan”[50.48][Azarkan, Denk][50.48]”Voorzitter, ik ken het verschil tussen absoluut en relatief, dat hoeft de heerWilders mij niet uit te leggen.Maar hij loopt weg bij de vraag die ik stelde.Want we zijn te laat als we in de statistieken zien, dat mensenoverlijden en ik vertelde nogmaals net dat meer dan de helft van het aantaldoden, dat zijn niet die zware criminelen.Dat zijn gewoon mensen, die in de omgeving van de dader rondlopen.En mijn punt is, dat we wel degelijk veel beter kunnen kijken hoe wedie mensen kunnen beschermen.Als dus vrouwen aan de bel trekken, omdat ze gestalkt worden, omdat ze inhet verleden misbruikt zijn, dan kunnen we niet zo heel veel.En de vraag is:Kunnen we ons dat als samenleving nou veroorloven?Of wachten we net zo lang, tot die persoon, vaak een vrouw, in destatistieken komt en dan zegt en dan zegt de heer Wilders:”Ja, het is nou eenmaal zo, daar kunnen we preventief niks aandoen, dat is toch te mager.Als mensen hulp vragen, dan kunnen we ze toch helpen.[Kamervoorzitter]””De heer Wilders”[50.37]”Nee voorzitter, ik heb een andere lijn.Ik geloof, dat streng straffen, dat daar een preventieve werking vanuit gaat.Dus als iemand iets heeft gedaan, als dat is bewezen, als de rechter eengeweldsmisdrijf, moord of weet ik wat dan ook, bewezen heeft verklaard enje straft dat dan fors,je zet zo iemand weet ik hoeveel jaar in de bak, ikdenk, dat dat de enige en de beste manier is om te zorgen, dat toekomstigemensen dat niet meer in hun hoofd halen.Dat is mijn manier hard eraf, na bewezen verklaring, mensen stevig straffen,dan zullen anderen het wel uit hun hoofd halen om dat ook te doen.[52.11][Kamervoorzitter]:”De heer Azarkan tot slot”[52.12]”Ja voorzitter, maar dat werkt niet.Dat weet de heer Wilders ook.Dus het gaat er niet om, wat de heer Wilders wil…..”[52.16][Onderbreking Wilders, PVV]”U vraagt mij, wat ik vind…..”[52.18][Azarkan, Denk]:”Nee, maar het gaat erom wat wetenschappers vinden.Het gaat erom wat deskundigen vinden.En die zeggen strenger straffen helpt gewoon niet.Je kunt veel beter kijken, hoe je in een eerder stadiummensen kunt bijstaan, hoe ….wel kunt doen, dat je niet na afloopzegt: ja, eh u heeft veel signalen gegeven, maar we hebben ergewoon niks mee gedaan.Tot het moment dat het te ver is, de, je kunt niet zeggen, want andershadden we toch al lang, dan zou toch het aantal doden in Nederland eenstuk minder zijn, als de afschrikwekkende werking, die de heer Wildersvoorstaat, als dat zou werken…..[52.43][Kamervoorzitter]:”Dank u wel”[52.44][Azarkan, Denk, vervolgt]:”We moeten eerder mensen helpen als ze om hulp vragen meneer Wilders.En daar zou u een voorbeeld aan kunnen nemen.”[52.48][Kamervoorzitter]:”De heer Wilders][52.49][Wilders, PVV]”Nee voorzitter, we zouden strenger moeten straffen.We zouden er moeten voor zorgen, dat als Ahmed of Henk, er zijn natuurlijkook Nederlanders, maar vaker Ahmeds dan Henks, als die iemand inelkaar slaan, dat ze gewoon een paar jaar de bak ingaan, zonder vervroegdevrijlating of vervroegde invrijheidsstelling en dat die bak niet lijktop een Vijfsterren eh gevangenis, maar gewoon eh bij wijze van spreken op water en brood, gewoon mager, weinig bezoek, het moet gewoonpijn doen, in een gevangenis zitten voor een geweldsmisdrijf moet gewoonpijn doen.En als dat geen pijn doet, dat is het volgend [?] voorzitter, wat ik ookaanhaalde in Italie, wat de Italiaanse regering ten aanzien van de Maffia doet,dat is om ze gewoon keihard vast te zetten op een bijna beestachtig regime,geen contacten, geen televisie, helemaal niets, een keer per maand bezoeken dan nog gefilmd.En voorzitter, dat werkt!Mensen willen niet in zo’n situatie terechtkomen.Dus ze laten het de volgende keer wel.Niet allemaal, je zal de criminaliteit nooit helemaalkunnen uitroeien, maar je kan wel een aantal mensen laten denken, datis veel beter dan dat preventieve gezwets van u.Voorzitter, Nederlanders op Een, dat betekent ook, dat we onzevrijheid terug willen.Vrijheid, die we door het Coronabeleid zijn kwijtgeraakt.Waarvan was beloofd, dat we die zouden terugkrijgen.He, vrijheid terugkrijgen klinkt…..vrijheid is van ons, dat we het hebbenkwijtgeraakt is al erg, maar we willen het nu terug!Corona zal nooit weggaan, maar de Coronacrisis is echt voorbij.Maar in plaats dat we teruggaan naar het oude normaal kan je binnenkortniet meer zonder QR Code naar je favoriete restaurant of stamcafe.En dat is niet bedoeld om veiligheid in het cafe of restaurant te garanderen,want als je volledig gevaccineerd bent kan je nog steeds Corona krijgenen doorgeven, nee, het is bedoeld om mensen valselijk onder druk te zettenom zich te laten prikken, pure drang, onacceptabel.Voorzitter, wij zijn daar helemaal klaar mee.Bijna iedereen heeft antistoffen, er liggen minder dan tweehonderd mensen, ongeveer tweehonderd mensen op de IC en er is geen enkele reden meer om welke reden, welke vrijheidsbeperkende maatregel ook in te voeren.Schaf ze af en voer geen enge toegangsbewijzen in.Voorzitter, wat we wel moeten doen, is investeren.Investeren in ziekenhuizen, in Intensive Cares, in IC bedden, in intensivisten,in IC verpleegkundigen.Alles wat u heeft nagelaten, meneer Rutte.Alles, wat u heeft afgebroken, want u heeft ziekenhuizen, IC Units, EersteHulpposten, u heeft het allemaal afgebroken.Wij moeten weer gaan opbouwen, wat verloren is gegaan.En natuurlijk moeten we dan ook beginnen met het verhogenvan de salarissen voor het zorgpersoneel.En zeg niet, dat er geld tekort is.Geef dan maar wat minder geld aan Afrika of de Europese Unie of stopmet dat onbetaalbare Open Grenzen Beleid.Want voorzitter, dat is onbetaalbaar.De niet-westerse immigratie heeft ons sinds 1995 netto maar liefst433 miljard euro gekost en gaat ons bij ongewijzigd beleid de komende twintigjaar nog eens 650 miljard kosten.Dat is dus duizend miljard euro aan niet-westerse immigranten.Geld van de belastingbetaler, dat we hadden kunnen besteden aanonderwijs en zorg en belastingverlaging, aan pensioenen, aan extra wegenof extra politie.We hadden, als we die grenzen eerder hadden gesloten, ons ook bergen homohaat, vrouwenbesnijdenis, anti-semitisme, straatterreur, eerwraak, discriminatie en terreuraanslagen kunnen besparen in heel Nederland enEuropa.Want mevrouw de voorzitter, ik zeg het ieder jaar en ik herhaal het ieder jaartotdat het een keer tot de hersenen van de mensen doordringt:De Islam vormt een existentieel probleem.Niet zomaar een probleem, een existentieel probleem.Ons bestaan staat op het spel.Zeventig procent van de moslims in Nederland vindt, dat hun eigen Islamitischeregels zoals de Sharia belangrijker zijn dan onze seculiere wetten.En dat betekent, dat onze manier van leven, onze waarden, onze vrijheid, onzetolerantie, alles staat op het spel.Overal waar de Islam groot is, is de ellende groot.En dat is ook niet te verbergen [?] We kennen allemaal dat voorbeeld van die Groen Links wethouderin Amsterdam, die een rapport probeerde weg te moffelen, waaruit bleek, dathet vooral Marokkanen waren, die zich in zijn hoofdstad, onze hoofsdtadAmsterdam, schuldig hebben gemaakt aan homohaat en geweld.Ik verzin het niet, het staat in dat rapport.Voorzitter, de PVV kijkt niet de andere kant op.Wij zullen blijven strijden voor onze vrijheid en dus tegen de Islamiseringvan Nederland.En geen prijs is daarvoor te hoog, hoe zwaar die soms ook is.Geen Fatwa, geen bedreiging, geen politieke uitsluiting of veroordelingzal mij stoppen.En het woord ”opgeven” en ”ophouden” komt in mijn woordenboekniet voor.Voorzitter, het is deze maand precies twintig jaar geleden, dat in de VerenigdeStaten op nine eleven duizenden onschuldige mensen het leven lieten.Maar onze huidige leiders hebben daar niets van geleerd.Ze blijven Nederland islamiseren.De volgende stroom mensen uit Afghanistan komt er al aan.Afghanistan is een land waar 95 procent van de inwoners voorstanderis van Sharia, waar 85 procent van de mensen voor stenigen bij overspel is,en waar 39 procent van de inwoners zelfmoordaanslagen steunt.Maar Rutte zegt: ”Kom maar hierheen, Welkom. Wir schaffen das.”En mevrouw Kaag zegt, dat een botsing tussen culturen in haar speechvoor Elsevier, dat het vaak de sleutel biedt tot menselijke vooruitgang.Maar voorzitter, als er nou ergens een botsing tussen culturenwas, dan was dat wel op nine eleven.En we weten allemaal waar het toe heeft geleid.Vier gekaapte vliegtuigen en ingestorte torens, 3000 doden.Maar ook daarna en daarvoor, in de naam van de Islam en de Profeetvan alle kwaad Mohammed, heel veel meer ellende.En dat is geen vooruitgang, dat is leed.Dat is leed, vanwege de haat naar het Westen.Ik ben zelf al zeventien jaar mijn eigen vrijheid kwijt vanwege dehaat tegen Islamcritici, de haat tegen het vrije woord, tegen vrijheid in het algemeen.En in plaats dat er wordt gevochten, dat we samen gaan vechten voorhet terugkrijgen en het behoud van onze vrijheid, haalt het kabinet alleenmaar meer haat en terreur Nederland binnen.En ik snap dat niet, ik zal dat nooit snappen en ik vind het onvergeeflijk.Voorzitter, Nederland heeft behoefte aan echt leiderschap.En politici, die opstaan tegen de politieke correctheid.Tegen die verrotte, oude machtspolitiek en de Islamiseringvan Nederland.Aan politici, die het juk van die nieuwe DDR, Democratische RepubliekRutte, van zich afwerpen in plaats van omhelzen.Politici, die opkomen voor de gewone man en vrouw.Niet voor een baantje of de macht, geen stemvee, maar principes.Geen apathie, maar verzet.We moeten het verraad van Nederland stoppen.Dat is onze dure plicht.Want wat zou Nederland, mevrouw de voorzitter, wat zou Nederlandeen prachtig land zijn, als politici weer gewoon hun werk gaan doen.Zich bezighouden met de veiligheid, de welvaart en de gezondheid vanNederlanders, als ze vechten voor het behoud van onze cultuur en onzevrijheid.Dat we weer een land hebben waar onze kinderen een mooie toekomstwordt geboden en waar zuurverdiend belastinggeld weer aan onze mensenwordt besteed, een land, waar Nederlanders weer op Een staan.Voorzitter, dat Nederland is mijn Nederland.Dat is het Nederland van de PVV.Dat is het Nederland waar miljoenen mensen naar hunkeren.Dat is ons land.En dat gaat niet lukken met dit kabinetDat gaat ook niet lukken met de partijen, die proberente formeren, al, nee al zes maanden lang, terwijl dat niet lukt.Vandaar voorziter, wil ik afronden en vraag ik de Kamer mijtoestemming te verlenen om in de eerste termijn al een motie in te dienen[100.47][Kamervoorzitter]:”Ik kijk even naar de Kamerleden of daar steun voor is.”[100.51][Kamervoorzitter]:”Ik kijk even naar de heer Klaver, Groen Links.”[100.56][Klaver, Groen Links]”Voorzitter, geen steun”[100.59][Kamervoorzitter]:”Mevrouw Hermans, VVD”[1.01:04]”Nee voorzitter, ik stel ook voor, dat we echtgewoon het debat voeren”[1.01.09][Kamervoorzitter]:”Geen steun zie ik van het CDA, Geen steun.”[1.01.13][Kamervoorzitter]:”Geven…. ook geen steun”[1.01.13][Kamervoorzitter]:”De heer Azarkan”[1.01.24][Azarkan, Denk]”Ja voorzitter, we moeten nog wel een klein beetje onszelfhouden aan de regels die we met elkaar bedacht hebben.Als we nou bij elk debat al in de eerste, bij de eerste spreker in de eerstetermijn al dit soort dingen gaan doen, ik ben er gewoon geen voorstandervan, het moet echt een uitzondering blijven.Dus geen steun.”[1.01.34][Kamervoorzitter]:”Mevrouw Ouwehand, tot slot”1.01.35[Mevrouw Ouwehand, Partij voor de Dieren]:”Geen bezwaar]][1.01.36][Kamervoorzitter]:”Er is geen steun voor uw verzoek, meneer Wilders”[1.01.40][Wilders, PVV]”Nou voorzitter, dan zal ik hem niet indienen. maar ik heb een halve minuut, wel voorlezen, dat is mijn beslissing.Mijn motie, die zou hebben geluid en dan dien ik hem in het tweede termijnin, maar de mensen thuis kunnen hem wel horen:”De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering de Kamerte ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven en gaat over totde orde van de Dag”
[1.02]
EINDE YOUTUBE FILMPJE

GEERT WILDERS/HET GROTE GEVAAR/ZIJN ONTMENSELIJKING

VAN VLUCHTELINGEN/IN HIS OWN WORDS

ASTRID ESSED

9 DECEMBER 2021

[45]

””This time we recognize that there’s a plague here.A plague that threatens the health of the aryan peoples.Richard Wagner once said:”The Jew is the demon behind the corruption of Mankind”EN OOK”Jews are a people without farmers or workers, a race of parasites””

YOUTUBE.COM

PROF. JORDAN PETERSON ANALYZES NAZI PROPAGANDA FILM ”THE ETERNAL JEW” ( DER EWIGE JUDE, 1940)

[DE INGELASTE PAUZES ZIJN OF MUZIEK, ZOALS AANGEGEVEN, OF BIJ ………, DE LEZING VAN PROF JORDAN]
ZIE VOOR LANGERE TEKST [MAAR NIET COMPLEET]
DER EWIGE JUDE[1.00][Onheilspellende muziek][2.08]”The campaign in Poland gave us the opportunity to really get toknow the Jewish people.[Geluidspauze, met beelden][2.20]”Nearly four million Jews live here in Poland.But they won’t be found among the rural population.Nor have they suffered from the chaos of war as have the native Poles.They settled out (?) indifferently in the gloomish hoods (?0 of the Polishghetto.within an hour after the German occupation they were back in business.”[2.45][Onheilspellende muziek][3.06]”We Gernans have looked at the Polish ghetto 25 years ago.This time our eyes are sharpened by our experience in the lastfew decades.[3.20]”Unlike in 1914, we no longer see just the most grotesque and comical ofthese questionable ghetto figures.[3.29]This time we recognize that there’s a plague here.A plague that threatens the health of the aryan peoples.Richard Wagner once said:”The Jew is the demon behind the corruption of Mankind.And these pictures prove it. [3.45]
[Onheilspellende muziek met beelden][4.12]”Jewish homelife reveals remarkable lack of  creative….civilise.In plain language:Jewish dwellings are filthy and neglected.[4.33]These Jews are”nt at all poor.After decades of business they’ve wardered enough to acquire decent,confortable homes.But they live for generations in the same dirty and ….ridden dwellings.Untroubled by their surroundings, they go right on with theirprayers.The….is part of the ritual of reading Jewish Scriptures.The main part of Jewish so called community life takes placein the street. [5.22]………….
[9.33.9.55][Onheispellende muziek met beelden][9.55]”….this ….children as a sign of great poverty, but watch them awhile.And it becomes clear that their…..are grown ups too.These young people have no ideals……but then the egoism ofthe individual is not a service of higher common goals.Instead, Jewish morality in….contradiction of the aryan concept of ethics, proclaims the unrestrained egoism of every Jew to be divine law.His religion makes cheating and usering a duty.In the fifth Book of Moses for example, it is stated, that a non Jew may….upon usery, but not thy brother.That the Lord may blessed thee in all lighy lengths.For the Jews then, doing business is something holy.This is totally incomprehensible to non Jews.Aryan man attaches a sense of worth to every activity, he wants tocreate something worthwile, food or clothing, houses or machines[11.18]………..[11.25]”Works of art or anything else of value,to everyone.He’s ruled by the feeling of being responsible for his achievements.[11.35][Mars en heroische muziek]……..[11.59]For the Jew is but one thing of value:Money.How he gets it, makes no difference.The first trade goods, a generally…trash ofall sorts.That’s how the little Jew start up.So they raised the point where they can sell from a trey…[?] and before long they assembled the complete lineof goods[12.23-12.30, muziek, raar gezoem]”Not long after they own a regular stand. The most ambitious soon own a small shop and then a bigger shop.[12.38-12.46, onheilspellende muziek][12.47]The most cunning, that is the most unscrupulous, eventually have warehouses and banks and move into the most splendid mansions in the cities, provided that they don’t get into each other’s way as in the narrow ghetto’s in the East.[13.00-13.09, pauze, muziek][13.09]”That’s why they try to escape to rich lands with rich people.”[13.12-13.21]……….[13.36]”……Peoples because they need the wares with which to do business….”[13.40.13.44, Pauze, muziek][13.44]”…Aryan peoples find a value, has been reduced by the Jew to meremerchandise.He buys and sells, but produces nothing.[13.53-13.59][13.59]”The production he leaves to the workers and farmers of the host nation”…………[14.49-14.55, muziek]'[‘14.56]Jews are a people without farmers or workers, a race of parasites [15.00]………[Onheilspellende Geluiden][15.13] Wherever the body of a Nation shows a wound, they achor themselvesand feed under under the …..organism.They make business out the sickness of the nations and therefore [15.20]….deeper and prolong all conditions of sickness.That’s how it is Poland and was in Germany.The Jews have been this way throughout their entire history.Their faces bear the….features of the perpetual spon….the Eternal Jew,who, in the course of time and worldwide wanderings is always been the sameThere is no difference between these Jews in Poland and those in Palestine,though the two are geographically separated. [16.00][Onheilspellende muziek]”[16.26] Palestine is the spiritual centre of International Jewry, though theJews are numerically insignificant there.Here, at the Wailing Wall, they gather and mourn the Fall of Jerusalem[16.40][Onheilspellende muziek][16.51]”Their homelessness though is a a matter of choice and in….keeping….their entire history.[16.58]Four thousand years ago their Hebrew ancestors were alreadywandering.[17.03]Out of the land of Two Rivers they wandered along the sea to Egyptwhere they ran a lucrative ….business for a while, when the country farmersand other Egyptians rose against the foreign users [?] .and speculators.They wandered once more, and plundered their way to the Promised Land.They settled there, mercilessly looting the culturally superior rightfulinhabitants.Here, in the course of centuries, from the oriental far eastern racial mixture,with……mixture, the ultimate mongolized Jews developed.Foreign for most Europeans, born out totally different racial elements, theydiffer from us inm body and above all in soul.17.48-19.00
[Vertaald uit het Duits naar het Engels]”We probably would never been bothered by them, had they stayed in their Oriental Home.But the cosmopolitan Empire of Alexander the Great, ranging from the Far East to across after the Mediterranian,[18.03] and especially the boundless World Empire of the Romans brought about the evolution of the trade and migratory trades of the Jews, who soon spread acrossthe open Mediterranian area, where some of them settled in the large urban trafficand trade centres of the Mediterranian area.[18.25]Others wandered relentlessly all across Spain, France, Southern Germany and England.[18.32]Everywhere they made themselves unwelcome.[18.36]In Spain and France the people rose openly against them in the thirteenth and fourteenthcentury.[18.42]And they wandered on, mainly to Germany.There they followed the path of the aryan culture….Germans, colonizing the Easttill they finally found the gigantic new untapped reservoir in the Polish and Russian sections of Eastern Europe.” [19.00]

EINDE

Reacties uitgeschakeld voor Noten 44 en 45/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noten 41 t/m 43/VERZET

[41]

HETZE WILDERS TEGEN SURINAAMSE ALLOCHTONEN/”DRIE BEESTEN

VAN SURINAAMSE AFKOMST/WILDERS’ RACISME EN POLITIESTAATSTRAFKAMPEN

ASTRID ESSED

”‘Vorige week werd in Almere taxichauffeur Henk Schuurman door drie beesten van Surinaamse afkomst doodgestoken.”……..””De Partij voor de Vrijheid heeft de ambitie om in Nederland minstens dezelfde duizelingwekkende criminaliteitsvermindering te realiseren. De misdaad in ons land kan zeer fors teruggedrongen worden met meer politieagenten op straat, met minimumstraffen en met strafkampen.’

COLUMN WILDERS [IN GEEN STIJL]
CRIMINELE ALLOCHTONEN 

https://www.pvv.nl/in-de-media/opinie/519-criminele-allochtonen-column-geenstijl.html

Geschreven: 27 juli 2007

Vorige week werd in Almere taxichauffeur Henk Schuurman door drie beesten van Surinaamse afkomst doodgestoken. Dat het geen toeval is dat het om niet-Westers allochtone daders gaat, blijkt uit het recent verschenen onderzoeksrapport ‘Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken’ van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). 

Het rapport beantwoordt onder andere de vraag in welke mate autochtonen en niet-Westers allochtonen zich schuldig maken aan misdaad, en vergelijkt daarbij beide groepen. 

De uitkomsten zijn huiveringwekkend.

Uit het onderzoek blijkt dat van circa een derde van alle gepleegde delicten de vermeende dader een niet-Westers allochtoon is, terwijl deze groep ‘slechts’ ongeveer elf procent van onze bevolking omvat. 

Marokkanen, Turken, Antillianen en Surinamers zijn fors oververtegenwoordigd binnen alle onderzochte misdaadgebieden. Zowel diefstal met geweld, vernieling en verstoring van de openbare orde als gewelds-, vermogens-, verkeers-, drugs- en wapendelicten worden relatief veel vaker door leden van deze vier grote allochtone groepen gepleegd dan door autochtone Nederlanders. 

Deze gegevens zijn op zichzelf al schrikbarend, maar enkele specifieke cijfers betreffende Antillianen en Marokkanen zijn nog veel schokkender.

Vergeleken met autochtone Nederlanders is de kans dat volwassen Marokkanen van de tweede generatie van wie beide ouders in het buitenland geboren zijn, verdacht worden van vernieling en verstoring van de openbare orde acht keer zo groot. Voor bedreiging is dat elf keer, voor een vermogensdelict vijftien keer en voor diefstal met geweld maar liefst vierendertig keer. 

De kans dat volwassen Antillianen van de eerste generatie verdacht worden van een zedendelict is zeven keer zo groot dan dat een autochtoon hiervan wordt verdacht, voor een wapendelict is dat veertien keer en voor diefstal met geweld is dat zelfs tweeëntwintig keer.Met Marokkaanse en Antilliaanse jongeren is het minstens zo erg gesteld De kans dat 12 tot 17 jarige Marokkanen en Antillianen van de tweede generatie van wie beide ouders niet in Nederland geboren zijn, verdacht worden van diefstal met geweld is vergeleken met autochtone leeftijdsgenoten zesentwintig respectievelijk drieëntwintig keer zo groot, en de kans dat eerste generatie Marokkaanse en Antilliaanse jongeren verdacht worden van dat misdrijf is zelfs eenendertig dan wel tweeëndertig keer zo groot.

Met deze horrorcijfers in de hand zou je denken dat het kabinet de misdaad onder met name Antillianen en Marokkanen nu eens eindelijk echt gaat aanpakken. Maar niets is minder waar. Zowat het eerste besluit van dit kabinet was het intrekken van het wetsontwerp ‘Terugzending criminele Antillianen’, waarmee Antilliaanse misdadigers naar hun boeveneilanden teruggestuurd zouden kunnen gaan worden. 

Wel strooit dit socialistenkabinet met extra miljoenen voor met name softe preventieprojectjes én er zal aangaande de misdaad onder allochtonen zelfs een heuse werkconferentie met een paar wetenschappers belegd worden… Grotere lamlendigheid is nauwelijks voorstelbaar.Anders dan dit kabinet weet men in de Verenigde Staten wél hoe misdaad aangepakt moet worden. Tussen 1990 en 2000 daalde in New York het aantal autodiefstallen, inbraken, berovingen en moorden stuk voor stuk met maar liefst minstens zeventig procent. Tussen 2000 en 2005 daalde de criminaliteit nog eens met bijna een derde. 

Deze spectaculaire daling van de misdaad werd niet met welzijnswerkers, maar met meer politie en met langere celstraffen tot stand gebracht.De Partij voor de Vrijheid heeft de ambitie om in Nederland minstens dezelfde duizelingwekkende criminaliteitsvermindering te realiseren. De misdaad in ons land kan zeer fors teruggedrongen worden met meer politieagenten op straat, met minimumstraffen en met strafkampen. 

Verder moeten niet-Westers allochtone criminelen met een dubbel paspoort gedenaturaliseerd en uitgezet worden, en gezien de enorme oververtegenwoordiging van deze groep in de misdaadstatistieken zal Nederland dan in een mum van tijd voorgoed verlost zijn van enkele tienduizenden misdadigers. 

Daarnaast moet het ingetrokken ‘Antillianenwetsvoorstel’ nieuw leven ingeblazen worden. Tot slot stel ik een nieuwe maatregel voor: laat niet-Westers allochtonen, ongeacht of zij wel of geen dubbele nationaliteit bezitten, hun straf uitzitten in het land van afkomst. De cellen in Rabat en Ankara zijn vast niet zo comfortabel als de hotelkamers van de Bijlmerbajes. 

Nederland zou hiertoe verdragen moeten afsluiten, om te beginnen met Marokko, Turkije en Suriname.De Nederlandse burgers snakken naar veel minder misdaad en aan de andere kant van de oceaan is aangetoond dat het kan. Maar voordat de zon in ons land weer kan gaan schijnen moet dit kabinet verdwijnen, nog liever vandaag dan morgen. 

EINDE COLUMN WILDERS

[42]

MAROKKANENDEBAT

 [2013]/MAROKKANENDEBAT/NACHT DER SCHANDE/TWEEDE KAMER

LEGITIMEERT ALLOCHTONENHAAT

ASTRID ESSED

NOS

MAROKKANENDEBAT ALS NACHTKAARS UIT

5 APRIL 2013

https://nos.nl/artikel/492251-marokkanendebat-als-nachtkaars-uit

Het debat in de Tweede Kamer over ‘het Marokkanenprobleem’ heeft geen nieuwe standpunten opgeleverd. Alle fracties gebruikten het debat om hun al bekende standpunt over integratieproblemen naar voren te brengen.

De PVV had het debat aangevraagd naar aanleiding van de dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen. Volgens PVV-leider Wilders werd in de discussie die daarop volgde ten onrechte gesproken over voetbalgeweld. Hij vindt dat problemen die worden veroorzaakt door jongeren van Marokkaanse afkomst te vaak onbesproken blijven.

‘Kwetsend en discriminerend’

De andere partijen namen hier afstand van en noemden de titel van het debat kwetsend en discriminerend. Minister Asscher van Sociale Zaken zei dat het kabinet niet wegloopt voor de problematiek, maar dat het gaat om problemen bij individuele gevallen en niet bij een hele bevolkingsgroep.

Volgens Asscher is het een kwestie van criminaliteit aanpakken, in bepaalde gevallen opvoedingsondersteuning geven en de probleemjongeren goed onderwijs en banen geven. Ook denkt hij dat door groepsdruk jongeren elkaar kunnen corrigeren als ze het verkeerde pad op dreigen te gaan.

Motie

De PVV diende een motie die het kabinet oproept “het Marokkanenprobleem keihard aan te pakken”. Deze motie haalt geen meerderheid.

EINDE

[43]

pag. 3:

2. Grip op asiel en migratie

Nederland is een van de dichtst bevolkte landen in Europa met een fors toegenomen en aanhoudend

stijgende (asiel-, arbeids-, kennis- en studie en gezins-) migratie, die hard drukt op wonen, zorg,

onderwijs en financiële middelen, en op de sociale samenhang in ons land. Beperking van de omvang

van en grip op alle soorten migratie naar Nederland, zo snel als mogelijk, is noodzakelijk, voor nu en

voor de langere termijn. Er worden concrete stappen gezet naar het strengste toelatingsregime voor

asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit.

Het hele asiel- en migratiestelsel wordt hervormd, de instroom gericht en maximaal teruggedrongen

met een breed pakket maatregelen zodat een oplossing wordt geboden voor de huidige acute

situatie, met plek voor wie hier echt mag blijven en draagvlak te behouden.

Ten eerste wordt de uitzonderingsbepaling van de Vreemdelingenwet 2000 (op grond van de

artikelen 110 en 111) zo spoedig mogelijk geactiveerd. In de daartoe benodigde algemene maatregel

van bestuur, dragend gemotiveerd, worden die bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 buiten

werking gesteld die in de weg staan om de acute noodsituatie, voor de asielinstroom in het algemeen

en de asielopvang in Ter Apel en de overige asielcentra in het bijzonder, direct aan te pakken, dan wel

die bepalingen te vervangen met het oog op het bereiken van dit doel.

Ten tweede komt er direct een tijdelijke Asielcrisiswet met crisismaatregelen om de acute

asielinstroom en -opvangcrisis voor de komende tijd te bestrijden, onder meer door intrekking van de

Spreidingswet. Op grond van deze Asielcrisiswet zullen de daarin opgenomen bevoegdheden ingezet

worden om voor de duur van maximaal twee jaar:

[pag. 4]
– Registratie af te dwingen en de behandeling van asielaanvragen op te schorten
(‘asielbeslisstop’), het recht op opvang zal gedurende de opschorting gedifferentieerd worden
beperkt en sterk worden versoberd.
– Mensen zonder een geldige verblijfstitel zo veel mogelijk, ook gedwongen, uitzetten.
– Van de Huisvestingswet af te wijken door een verbod in te stellen op het geven van voorrang
bij de toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders op grond van het feit dat zij
statushouders zijn.
In deze Asielcrisiswet worden waar mogelijk eerste stappen voor structurele maatregelen al
getroffen, zoals versterking van grenscontroles en -bewaking, waaronder aanscherping van mobiel
toezicht veiligheid (mtv), mede in relatie tot grenstoezicht op basis van de Schengengrenscode. De
nationale asielketen wordt versterkt door deze onder eenduidige regie van de eerstverantwoordelijke
bewindspersoon te brengen.
Ten derde zal een opt-out clausule voor het Europees asiel- en migratiebeleid zo snel mogelijk bij de
Europese Commissie worden ingediend. Met gelijkgezinde en met omringende landen wordt
intensief samengewerkt om in tijden van een gezamenlijke crisis door instroom adequaat op te
kunnen treden (‘mini-Schengen’), in aanvulling op het structureel intensiveren van mobiel toezicht
veiligheid.
Ten vierde moet Nederland, om de asielinstroom te beperken, structureel tot de categorie lidstaten
met de strengste toelatingsregels van Europa behoren. Daarom:
– Verscherping toelatingsprocedure (aanpassing bewijslastverdeling, geen beloning voor
opzettelijk identiteit niet aantonen, aanpassing en handhaving criteria veilig land en
handhaving Dublin-verordening, uitlezen mobiele telefoons, beperking rechtsbijstand).
– Structureel intensiveren in mobiel toezicht veiligheid, grenscontroles en grensbewaking.
Irreguliere migranten aangetroffen bij deze controles aan de landsgrenzen direct terugsturen
naar Duitsland en België, onder meer bij het ontbreken van een geldig identiteitsbewijs.
– Het landenbeleid wordt fors aangepast. Nederland is op dit moment te aantrekkelijk voor
asielzoekers; de inwilligingspercentages moeten van boven naar onder het Europees
gemiddelde, onder meer door bewijslastomkering, zodat het niet aan de IND is om te
bewijzen dat iemand geen recht heeft om hier te verblijven.
– Invoering tweestatusstelsel met inbegrip van de instroom-reducerende beperkingen,
waaronder:
o geen automatische gezinshereniging van subsidiair beschermden, en
o forse beperking na-reizigers, inclusief beperking tot het zogenaamde kerngezin met
kinderen tot 18 jaar en langere termijnen voordat zulks überhaupt mogelijk is.
– Er komt voor asiel beroep bij één rechterlijke instantie zonder hoger beroep.
– Asielvergunning voor onbepaalde tijd wordt afgeschaft, die voor tijdelijk verblijf aangepast.
– Opvang kansarme asielzoekers op aparte locaties met een zo veel mogelijk versoberd en
deels gesloten regime; de rijksbijdrage aan de Landelijke Vreemdelingenvoorziening wordt
beëindigd.
– De rechtsbijstand bij asielaanvragen wordt zo veel mogelijk beperkt en bij herhaalde

asielaanvragen maximaal versoberd.

[pag. 5]

Pagina | 5
– Procedures worden verkort en versoberd, bijvoorbeeld door het verkorten van de
beroepstermijn en beperking van de mogelijkheid tot herhaalde aanvragen. Dwangsommen
wegens termijnoverschrijding worden afgeschaft of beperkt.
– Harder optreden tegen overlastgevers.
– Criminaliteit onder en van asielzoekers hard aanpakken, onder andere door: het direct
aanpakken van daders, onder meer door uitplaatsing uit de opvanglocatie, het eerder
stopzetten van de asielprocedure en het eerder vervallen verklaren van verblijfstitel, door het
uitbreiden van de ongewenstverklaring en door verdere aanscherping van de ‘glijdende
schaal’ zodat criminele vreemdelingen sneller kunnen worden uitgezet. In aanmeld- en
opvanglocaties wordt strikt en streng opgetreden tegen geweld en overlast door asielzoekers,
met name jegens vrouwelijke asielzoekers en asielzoekers met een LHBTIQ+ en/of christelijke
achtergrond.
– Het na definitieve afwijzing of verlies van een verblijfstitel niet-meewerken aan uitzetting
wordt strafbaar.
– De inzet op terugkeer wordt aangescherpt door onder andere uitzetting van asielzoekers die
eerder in een andere EU-lidstaat zijn afgewezen, uitbreiding van vreemdelingenbewaring en –
detentie en van de ongewenstverklaring en beperking gemeentelijke opvang (financiering)
tot het meest basale. Het begrip veilig land wordt verruimd tot veilige delen van landen op
basis van ambtsberichten; ambtsberichten worden in beginsel niet openbaar gemaakt.
– Het EU-migratiepact met aangescherpte asielregels en toelatingsprocedures wordt, na
vaststelling, zo snel mogelijk uitgevoerd, onder meer door bij herverdeling van asielzoekers te
kiezen voor afkopen in plaats van opvangen.
– Tegelijkertijd zet Nederland in op verdergaande aanscherpingen in de EU-regelgeving, onder
andere op screening van kansarme asielzoekers en toewerken naar strikte procedures aan de
buitengrenzen van de EU en akkoorden over terugkeer met derde landen. Nederland werkt
met andere EU-lidstaten aan het opvangen in niet-EU-landen van migranten die de EU
proberen te bereiken.
– Mensenhandel, mensensmokkel en alle illegale immigratieroutes worden aangepakt,
nationaal en Europees.
– De eigen bijdrage aan opvang door ontheemden uit Oekraïne wordt verhoogd.
– Maximale inzet op opvang in de regio en op migratiedeals daartoe.
– Er zal een modernisering van het VN-Vluchtelingenverdrag bepleit worden tegen de
achtergrond van het voorgaande en samenwerking met hierin gelijkgestemde lidstaten wordt
gezocht om dit te bereiken bij de VN. Er wordt ingezet op aanpassing van de EU-regelgeving
en -verdragen waar nodig.
Ten vijfde worden maatregelen getroffen om omvang en samenstelling van de overige migratie te
beheersen. Het is hard nodig grip te krijgen op arbeidsmigratie. Arbeidsmigratie is nodig voor onze
economie en ondernemers, maar het is nodig kritisch te blijven op wie wij nodig hebben en wie ons
nodig heeft. Er komt een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven, in relatie tot de
benodigde arbeidsmigranten, ruimte en energie.
Om arbeidsmigratie tegen lage lonen en onder slechte arbeidsomstandigheden te beperken worden

maatregelen getroffen:

[pag. 6]

Pagina | 6
– De aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten (‘rapport Roemer’)
worden uitgevoerd.
– Malafide uitzendconstructies worden hard aangepakt. De uitzendbranche en
wervingsbureaus worden gereguleerd door een toelatingsstelsel (WTTA).
– Arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, worden
tewerkstellingsvergunningplichtig. De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) gaat, ook op deze
groep, extra handhaven.
– Werkgevers van arbeidsmigranten (niet Nederlandse ingezetenen) worden verantwoordelijk
voor overlast en kosten van arbeidsmigranten zonder reguliere huisvesting (shortstay en
midstay). Zij moeten daarvoor afspraken maken met gemeenten waarin hun werknemers
short- en midstay worden gehuisvest. Bevorderd wordt dat medeoverheden meer ruimte
laten voor huisvesting op het eigen terrein van de werkgever.
– Bij langdurig verblijf krijgen werkgevers ook een verantwoordelijkheid voor het leren van de
Nederlandse taal door deze werknemers.
– Bezien wordt of en zo ja, welke fiscale voordelen onder de extraterritoriale kostenregeling
(ETK-regeling) worden versoberd.
– Nederland zet met betrekking tot arbeidsmigratie in op inperking van het vrije verkeer van
personen binnen de EU indien en voor zover uitbreiding van de EU aan de orde wordt
gesteld.
Kennis- en studiemigratie is van belang voor de Nederlandse economie, maar de omvang moet in
verhouding staan tot wat gemeenten, onderwijs, zorg en wonen kunnen dragen. Daarom:
– De kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling worden aangescherpt en verhoogd.
– Beperking van studiemigratie in het hoger onderwijs in de bachelorfase, met uitzondering
van studies waar arbeidsmarkttekorten zijn, rekening houdend met lokale omstandigheden
(hoe groter de problemen, hoe meer beperkingen).
– Studiemigratie wordt selectiever door meer opleidingen in het Nederlands, een numerus
fixus voor buitenlandse studenten, beperking tot het verkrijgen van een basisbeurs en
verhoging van het collegegeld voor niet-EU-studenten.
– Nederland mag niet naïef zijn over statelijke actoren die mensen hier naartoe sturen of hier
aansturen voor spionage. Er worden maatregelen genomen om onze kennis te beschermen.
Een extra en verplichtende inzet op inburgering en integratie. Uitgangspunt is dat je één van ons bent
als je meedoet en de Nederlandse waarden onderschrijft.
– Inburgering omvat kennis over de Holocaust en de slachtoffers daarvan.
– De standaardtermijn voor naturalisatie wordt verlengd naar 10 jaar, ongeacht verblijf
bepaalde of onbepaalde tijd.
– Buitenlanders die onze nationaliteit willen aannemen doen, waar dat mogelijk is, afstand van
hun andere nationaliteit.
– De taaleis voor naturalisatie wordt in beginsel voor iedereen verhoogd naar B1.
– Aanpakken van buitenlandse ongewenste beïnvloeding, zoals bijvoorbeeld via
weekendscholen.

– Er komt regulering van versterkte gebedsoproepen.

[pag. 7]

Pagina | 7

– Schadelijke praktijken zoals huwelijksdwang en vrouwelijke genitale verminking worden

aangepakt.”

HOOP, LEF EN TROTS

HOOFDLIJNENAKKOORD 2024-2028 VAN PVV,VVD,NSC EN BBB

file:///C:/Users/Essed/Downloads/20240515+Hoofdlijnenakkoord+PVV+VVD+NSC+BBB.pdf

ZIE OOK

FASCISTENKABINET/EERSTE IMPRESSIE

ASTRID ESSED

21 MEI 2024

Reacties uitgeschakeld voor Noten 41 t/m 43/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noot 40/VERZET

[40]

TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAAL

GEEN STEUN VOOR ZWARTE PIETVOORSTEL

16 FEBRUARI 2017

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/kamer_in_het_kort/geen-steun-voor-zwarte-pietvoorstel

16 februari 2017, initiatiefwetsvoorstel – Wat zwart is moet zwart blijven, vinden Bosma (PVV) en De Graaf (PVV). Maar andere partijen zien niks in hun voorstel om het uiterlijk van Zwarte Piet vast te leggen in een wet.

“Zwarte Piet is racisme.” Die stelling leidde de afgelopen jaren tot verhitte discussies op verjaardagen, scheldkanonnades op internet en rijk gevulde opiniepagina’s in de kranten.

Met een voorstel om de kleur van Zwarte Piet wettelijk te verankeren wil Bosma “een verdedigingswal opwerpen tegen rare acties vanuit Den Haag” bedoeld om “onze tradities te ondergraven”. Hij krijgt bijval van partijgenoot Beertema, die de wens van een deel van de bevolking om de kleur van Zwarte Piet aan te passen ziet als “een aanval op onze identiteit”.

De overige partijen zien geen heil in het wetsvoorstel. Arno Rutte (VVD) noemt het sinterklaasfeest inclusief Zwarte Piet een “door en door Nederlandse traditie”, maar wijst er ook op dat tradities nu eenmaal veranderen. Volgens Van Raak (SP) proberen de indieners met dit voorstel de tijd stil te zetten, en “dat kan niet.”

Rol van de overheid

Bosma uit kritiek op minister Asscher (Sociale Zaken), die met verschillende maatschappelijke partijen overleg voerde over een modernere invulling van het sinterklaasfeest. Onafhankelijk Kamerlid Monasch is het met hem eens en wil dat de regering zich niet meer met de invulling van het sinterklaasfeest bemoeit.

Öztürk (GrKÖ) vindt juist dat de overheid sterker op moet treden tegen “de racistische elementen” in het sinterklaasfeest.

Maatschappelijke discussie

Verhoeven (D66) verwijt de PVV dat zij een maatschappelijke discussie politiseert: “Dit land snakt naar verbinding, maar de PVV probeert alleen maar te polariseren.”

Vermue (PvdA) pleit voor een samenleving waarin iedereen zich thuis voelt. “Die realiseren we niet met een wet die voorschrijft hoe Zwarte Piet eruit moet zien.”

Strijdig met Grondwet en rechtsstaat

Voorschrijven welke kleding iemand moet dragen, past dat niet meer bij landen als Saudi-Arabië en Iran?, vraagt Voortman (GroenLinks). Van Raak wijst de initiatiefnemers erop dat ze met dit wetsvoorstel cultuurpolitiek bedrijven, iets waarvoor Bosma zelf vaak gewaarschuwd heeft. Verhoeven stelt dat de PVV de belangrijkste Nederlandse traditie, de rechtsstaat, probeert af te breken.

Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken), die als adviseur van de Kamer optreedt, merkt op dat het wetsvoorstel de Grondwet aan zijn laars lapt. “Alleen Noord-Korea kent een vergelijkbaar kledingvoorschrift”, aldus de minister. Hij ontraadt het wetsvoorstel met klem.

De Kamer stemt op 21 februari over het initiatiefvoorstel en de ingediende motie.

EINDE

TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAAL

WETSVOORSTEL

ZWARTE PIET WET

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A34078

Stemmingsuitslag

Verworpen met handopsteken


Voor: 12

75Vereist: 75

150Totaal: 150

-Detail stemming

FractiesZetelsVoor/Tegen
VVD40Tegen
PvdA35Tegen
SP15Tegen
CDA13Tegen
D6612Tegen
PVV12Voor
ChristenUnie5Tegen
GroenLinks4Tegen
SGP3Tegen
GrBvK2Tegen
GrKÖ2Tegen
PvdD2Tegen
50PLUS1Tegen
Houwers1Tegen
Klein1Tegen
Monasch1Tegen
Van Vliet1

Reacties uitgeschakeld voor Noot 40/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noten 38 en 39/VERZET

[38]

AFSCHAFFING ZWARTE PIET EEN MUST/ZWARTE PIET ALS

RACISTISCH FENOMEEN

ASTRID ESSED

19 OCTOBER 2013

[39]

ZIE NOOT 38

Reacties uitgeschakeld voor Noten 38 en 39/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noot 37/VERZET

https://www.pvv.nl/images/zwartepietwet.pdf

TWEEDE KAMER DER STATENGENERAAL 

Vergaderjaar 2014-2015  

 Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet)  

  Nr. 1 GELEIDENDE BRIEF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 

‘s-Gravenhage, 12 november 2014 

Hierbij doen wij overeenkomstig het bepaalde in artikel 114 van het Reglement van Orde een voorstel van wet toekomen tot bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet). 

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust. 

Bosma 

Wilders    

Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet) 

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET 

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is ten aanzien van het uiterlijk van Zwarte Piet regels te stellen. 

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

Artikel 1 

Een Zwarte Piet heeft een egaal zwart of donkerbruin gezicht, rood geverfde lippen, zwart krulhaar en goudkleurige oorbellen, en is gekleed in een fluweelachtig pak met pofbroek en draagt een hoofddeksel met een gekleurde veer. 

Artikel 2 

1. Indien een bestuursorgaan zijn medewerking verleent aan een sinterklaasviering, waaronder in ieder geval wordt begrepen een sinterklaasintocht, waarborgt het dat het gevolg van Sinterklaas niet bestaat uit anderen dan een of meer Zwarte Pieten en dat deze voldoen aan de kenmerken uit artikel 1. 

2. In het eerste lid wordt onder medewerking verlenen in ieder geval verstaan:

 a. het organiseren of mede organiseren van een sinterklaasviering; 

b. het financieren, anders dan door het verstrekken van subsidie ten behoeve van een sinterklaasviering; 

c. het nemen van een besluit of afgeven van een beschikking ten behoeve van

een sinterklaasviering, of   

d. het anderszins ondersteunen van een sinterklaasviering. 

Artikel 3 

1. Een bestuursorgaan wijst een aanvraag tot het geven van een beschikking als bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht in ieder geval af, indien het naar het oordeel van dat bestuursorgaan aannemelijk is dat bij de sinterklaasviering het gevolg van Sinterklaas bestaat uit anderen dan een of meer Zwarte Pieten die voldoen aan het in artikel 1 bepaalde. 

2. Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan aannemelijk is dat bij de sinterklaasviering het gevolg van Sinterklaas bestaat uit anderen dan een of meer Zwarte     

1     

  Pieten die voldoen aan het in artikel 1 bepaalde, onthoudt het bestuursorgaan zich van iedere medewerking aan die sinterklaasviering.

Artikel 4 

Deze wet wordt aangehaald als: Zwarte Piet-wet. 

Artikel 5 

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 

  Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven 

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 

2

Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet) 

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING      

  1. ALGEMEEN 

1. Inleiding 

Dit wetsvoorstel strekt tot doel om Zwarte Piet te behouden voor Nederland. De schitterende sinterklaastraditie waarbij Zwarte Piet een prominente en onmisbare rol speelt, dreigt te worden aangetast. De Nederlandse sinterklaastraditie is onderdeel van de nationale identiteit en een aanval op Zwarte Piet is veel meer dan een subtiele aanpassing van een traditie; het is een aanval op de Nederlandse identiteit.  

  Geschiedenis van Zwarte Piet 

De figuur van Sint Nicolaas is al sinds de Middeleeuwen in heel Europa een populaire heilige. Het vieren van feesten rondom Sint Nicolaas is een al bijna even lange traditie. Lang voor het sinterklaasfeest gevierd werd, bestonden er allerlei Germaanse feesten, vieringen en rituelen. Deze ‘heidense’ vieringen zijn uiteindelijk ingebed in de christelijke tradities. De kerk heeft dit aangemoedigd zodat heidense tradities langzaamaan vervangen werden door tradities die meer in lijn waren met het christendom.  

  Zo zijn er opmerkelijke gelijkenissen waar te nemen tussen Sinterklaas en Wodan, de Germaanse oppergod, die op zijn paard Sleipnir door de lucht reed.

Het is dan ook niet vreemd dat er op verschillende plaatsen in Europa vieringen zijn die kenmerken hebben van het Nederlandse sinterklaasfeest. Er is immers een gezamenlijke oorsprong. Deze tradities hebben met Nederland gemeen dat er een ‘sinterklaasachtige’ figuur is, die wordt bijgestaan door een donkere helper (of meerdere donkere helpers) 

In Zwitserland kent men bijvoorbeeld Samichlaus die wordt ondersteund door Schmutzli. in Oostenrijk wordt Nicolo geassisteerd door een aantal Krampussen en in Luxemburg laat Zinniklos zich vergezellen door Houseker. 

Zwarte Piet in zijn huidige vorm kent zijn oorsprong in 1850. Hij werd door de Nederlandse leraar, schrijver en illustrator Jan Schenkman afgebeeld in zijn prentenboek ‘Sint Nicolaas en zijn Knecht’. Dat specifieke beeld sloeg aan en verenigde de verschillende vormen waarin Zwarte Piet daarvoor verscheen. Sinterklaas werd immers al ver voor 1850 door één of meerdere donkere knechten bijgestaan. 

Het vieren van het sinterklaasfeest of daarop lijkende feesten komt in meer landen voor en de vaak heeft de sinterklaasfiguur ook een donkere helper of zelfs meerdere donkere helpers. Aangezien andere landen geen Jan Schenkman hadden, kennen zij niet de voor Nederland unieke figuur van Zwarte Piet 

Jan Schenkman had met zijn boek op geen enkele wijze racistische motieven. Het prentenboek werd ook nergens met racisme in verband gebracht. 

Het is hierbij overigens wel duidelijk dat Zwarte Piet in het prentenboek van Schenkman gemodelleerd is naar het beeld van een donkere jongeman. 

Zwarte Piet is dan ook zwart ls roet, en niet zwart vân het roet. Dit lijkt misschien een detail, maar het is wezenlijk voor het personage van Zwarte Piet dat hij niet vervangen wordt door een acteur met roetvegen. Zwarte Piet was al bij zijn introductie de steun en toeverlaat van 

  Sinterklaas en beslist geen slaaf. Ook het woord ‘knecht’ heeft geen negatieve betekenis en is nog steeds in gebruik in bijvoorbeeld de wielrennerj en het boerenbedrijf.

Er kan dan ook niet voldoende benadrukt worden dat Zwarte Piet de drijvende kiacht achter het sinterklaasfeest is. Hij is in de verhalen rondom het sinterklaasfeest vaak belangrijker dan Sinterklaas zelf. Sinterklaas is in de praktijk een oude, vergeetachtige man, en het is Zwarte Piet die eigenlijk de leiding heeft. 

Zwarte Piet heeft diverse belangrijke functies en zonder Zwarte Piet is het sinterklaasfeest dan ook volstrekt ondenkbaar. Voorbeelden zijn de hoofdpiet, de wegwijspiet, de luisterpiet, de bakpiet en de inpakpiet. Zwarte Piet wordt door veel kinderen gezien als een groot voorbeeld en veel kinderen willen later ook zelf Zwarte Piet worden. 

2. Doelstelling wetsvoorstel 

Belang van het behoud van Zwarte Piet Het sinterklaasfeest, waarbij Zwarte Piet een prominente rol speelt, is één van de mooiste tradities van Nederland. Niet alleen de aard van het feest is schitterend, ook het bereik is enorm: heel Nederland staat vanaf half november tot en met begin december in het teken van Sint Nicolaas en Zwarte Piet. 

Tevens is het een unieke traditie die nergens ter wereld wordt gevierd zoals in Nederland.    

  Het vieren van het sinterklaasfeest is een bijzondere culturele uiting. Met het sleutelen aan het sinterklaasfeest komt men direct aan de Nederlandse cultuur. Met het veranderen van Zwarte Piet ten faveure van een zeer beperkte groep mensen, wordt de Nederlandse identiteit aan de kant geschoven.

Het is een vorm van capituleren die voor velen onacceptabel is. De populariteit van Zwarte Piet is enorm en de verontwaardiging over het idee dat de figuur van Zwarte Piet veranderd zou moeten worden is zo mogelijk nog groter. Zwarte Piet heeft helemaal niets met racisme te maken. 

Voor liefhebbers van het sinterklaasfeest is het ook zeer kwetsend om te stellen dat het een feest met racistische elementen is. In Vlaanderen is het sinterklaasfeest erkend als cultureel erfgoed en het Interfederaal Gelijkekansencentrum in Brussel oordeelde dat Sinterklaas en Zwarte Piet zeker geen racistische figuren zijn. 

Juist in een veranderende wereld is het belangrijk dat er symbolen en gebruiken blijven bestaan waaraan Nederlanders hun identiteit ontlenen en die bijdragen aan gemeenschapszin. 

  Het pogen een uniek volksfeest te ontmantelen dat zorgt voor zoveel verbondenheid en vreugde is dan ook bijzonder kwalijk. Het sinterklaasfeest is misschien wel het meest Nederlandse feest dat er is. Het vieren van Sinterklaas is daarmee dan ook een sterke uiting van het Nederlanderschap, de verbondenheid met Nederland en de Nederlandse culturele tradities.

Keuze voor het codificeren 

Het is niet gebruikelijk tradities in de wet te verankeren. Het is aan de andere kant ook niet gebruikelijk dat belangrijke en breed gedragen Nederlandse tradities worden afgebroken door een kleine maar felle minderheid. Er is een ware oorlog tegen Zwarte Piet   

  Wat daarnaast de noodzaak voor codificatie vergroot, is het gegeven dat de Nederlandse overheid inmiddels ook een rol speelt bij het om zeep helpen van Zwarte Piet. Minister Asscher overlegt met de NTR en de gemeente Gouda over de toekomst van Zwarte Piet en ook burgemeester Van der Laan speelt een rol bij de strijd tegen Zwarte Piet.

In de gemeenten Amsterdam en Gouda worden dan vervolgens concessies gedaan en geeft men ook openlijk toe aan de wens van een zeer kleine minderheid om de bijl aan de wortel van het sinterklaasfeest te zetten. 

Zwarte Piet is zeer populair. 

Maar liefst 2,1 miljoen mensen tekenden de ‘Pietitie’. Een onderzoek van EenVandaag liet zien dat 89% van de respondenten vond dat Zwarte Piet onveranderd moet blijven, op stand.nl gaf 90% aan dat Zwarte Piet niet moet worden afgeschaft en uit een enquête van De Telegraaf blijkt dat meer dan 91% tegen het aanpassen van Zwarte Piet is. 

  Invulling van het wetsvoorstel

Met deze wet krijgt de overheid er ook niet zozeer een taak bij, maar wordt juist voorkomen dat de overheid een inhoudelijk rol (en daarmee een taak) krijgt bij het vaststellen van het uiterlijk van Zwarte Piet. 

Dit initiatiefwetsvoorstel strekt er dan ook slechts toe dat overheden pas vergunningen verlenen voor sinterklaasactiviteiten, zelf sinterklaasactiviteiten organiseren of hier medewerking aan verlenen, als daarbij het personage Zwarte Piet in ere wordt gehouden. 

Ook wordt hiermee voorkomen dat er allerlei rechtszaken gevoerd zullen worden en bezwaarprocedures gestart worden met betrekking tot het veranderen van het uiterlijk van Zwarte Piet. 

De maatschappelijke impact van een kleine, activistische groep heeft veel effect wanneer deze groep door de publieke omroep aan publiciteit wordt geholpen en als (lagere) overheden bereid zijn het sinterklaasfeest aan te passen. 

Als gevolg hiervan blijkt het zelfs voor te komen dat winkelketens en fabrikanten van speelgoed Zwarte Piet uit angst in de ban doen. Sommige ondernemers twijfelen eraan of ze nog mee kunnen doen aan de traditie van het sinterklaasfeest. 

Ook aan deze onzekerheid dient een einde gemaakt te worden. Het onderliggende wetsvoorstel kan voor de benodigde duidelijkheid zorgen        

  Tegenstanders van Zwarte Piet en hun argumenten

Wie een stelling poneert heeft de verantwoordelijkheid deze te onderbouwen. Echter, als tegenstanders van Zwarte Piet vanuit het niets de stelling poneren dat Zwarte Piet racistisch is, blijft de onderbouwing of argumentatie achterwege 

Zwarte Piet is de personificatie van een eeuwenoude (voorchristeljke) en internationale traditie die niets van doen heeft met de trans-Atlantische slavernij. 

Impact op de maatschappij 

Het sinterklaasfeest, waar Zwarte Piet een integraal onderdeel van uitmaakt, is het mooiste Nederlandse volksfeest dat er is. Dat feest mag de Nederlanders niet afgepakt worden. Het is daarnaast ook buitengewoon kwetsend dat deze schitterende Nederlandse traditie wordt afgedaan als iets racistisch. 

Daarrnaast is het ook zo dat  heel veel kinderen die nog geloven in Sint Nicolaas en Zwarte Piet op wrede wij ze uit deze droom worden geholpen wanneer het uiterlijk van Zwarte Piet ineens verandert of wanneer Zwarte Piet verbasterd wordt tot ‘stroopwafelpiet’ 

Het bijzondere karakter van het sinterklaasfeest waarbij kinderen &ht geloven in Sinterklaas en Zwarte Piet komt ook sterk onder druk te staan als er allerlei verschillende soorten pieten worden geïntroduceerd, waarbij ook voor kinderen heel duidelijk is dat hier iets niet in de haak is.   

  De vele sinterklaascomits kunnen zich slecht voorbereiden op 5 december wanneer er allerlei rechtszaken gevoerd worden over het uiterlijk van Zwarte Piet. De consistentie van de verschijning van Sinterklaas en Zwarte Piet weegt immers zeer zwaar.

Daarnaast is gebleken dat gemeenten zich terughoudend opstellen met het afgeven van vergunningen of het toekennen van subsidies toen bekend werd dat de Raad van State zich over Sinterklaas en Zwarte Piet zou gaan buigen. 

Deze vertwijfeling en deze onduidelijkheid, alsmede claims inzake racisme, halen de glans van een schitterende Nederlandse traditie. Ze zorgen ook voor grote praktische en 

logistieke problemen bij de vele vrijwilligers die hun best doen om er ieder jaar weer een mooi volksfeest van te maken. 

Ook ontstaat door alle klachtenprocedures, acties en rechtszaken veel onzekerheid bij ondernemers die graag een leuke bijdrage willen leveren aan het sinterklaasfeest. 

Dit wetsvoorstel heeft dan ook tot doel om te zorgen dat het mooiste Nederlandse volksfeest duurzaam behouden blijft voor de toekomst en Zwarte Piet gewoon Zwarte Piet kan blijven      

  II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 

Dit artikel schrijft voor aan welke kenmerken Zwarte Pieten moeten voldoen. Deze voorschriften sluiten aan bij de traditionele kenmerken van Zwarte Piet.   

  Artikel 2

Dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan, indien het medewerking verleent aan sinterklaasvieringen, waarborgt dat het gevolg van Sinterklaas uitsluitend bestaat uit een of meer Zwarte Pieten die voldoen aan de kenmerken van artikel 1 van deze wet. Het is dus niet de bedoeling dat andere figuren, die niet voldoen aan het bepaalde in artikel 1, deel uitmaken van het gevolg van Sinterklaas. 

Concreet wordt hiermee voorkomen dat bestuursorganen meewerken aan sinterklaasfestiviteiten waarbij zogenaamde regenboogpieten of andere varianten op Zwarte Piet aan deelnemen. Initiatiefnemers doelen met “het gevolg van Sinterklaas” op Zwarte Piet en  niet op — bijvoorbeeld — eventuele muziekkorpsen, majorettes, etc. die de intocht begeleiden. 

Waar in deze wet ‘sinterklaasviering’ voorkomt, wordt gedoeld op alle festiviteiten die plaatsvinden in het kader van de aankomst en het verblijf van Sinterklaas en zijn gevolg in Nederland. Deze festiviteiten hebben in ieder geval plaats op het moment van aankomst van Sinterklaas, doorgaans op de tweede of derde zaterdag van november. De intocht zal echter in veel gevallen de meest grootschalige viering zijn. 

Het ligt dan ook in de rede dat de betrokkenheid van bestuursorganen als bedoeld in deze wet daar het grootst zal zijn, maar het artikel ziet ook op overige festiviteiten die in het kader van de sinterklaasviering georganiseerd worden.    

  De definitie van bestuursorgaan sluit aan bij het begrip uit artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht, nu deze wet beoogt dat de overheid en zijn organen het traditionele uiterlijk van Zwarte Piet dienen te beschermen.

De medewerking van het bestuursorgaan kan op veel manieren plaatsvinden, maar de meest voor de hand liggende vormen van medewerking zijn gelegen in het nemen van besluiten en afgeven van beschikkingen, al dan niet in de vorm van subsidieverleningen en vergunningen, die het (mede) mogelijk maken dat de sinterklaasviering plaatsvindt, alsmede het (mede) organiseren van sinterklaasvieringen, bijvoorbeeld voor kinderen van personen in dienst van of aangesteld door het bestuursorgaan, en iedere andere medewerking. Het betreft derhalve geen limitatieve opsomming. 

Artikel 3 

Voortbouwend op artikel 2, bepaalt dit artikel dat indien de medewerking van het bestuursorgaan gelegen is in het afgeven van een beslissing op aanvraag als bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan de aanvraag afwijst als 

het van mening is dat niet voldoende aannemelijk is dat het gevolg van Sinterklaas uitsluitend bestaat uit een of meer Zwarte Pieten die voldoen aan de eisen uit artikel 1. 

Het bestuursorgaan weigert voorts iedere andere medewerking als het meent dat het gevolg van Sinterklaas niet uitsluitend uit Zwarte Pieten bestaat die bovendien voldoen aan de eisen uit artikel 1.

 Het is aan het bestuursorgaan om vast te stellen of voldoende aannemelijk is dat festiviteiten in het kader van de sinterklaasviering aan deze wet voldoen      

  Artikelen 4 en 5

Deze artikelen regelen respectievelijk de citeertitel en inwerkingtreding. Die laatste dient zo snel mogelijk na aannemen van de wet door de Eerste Kamer plaats te vinden. 

Bosma 

Wilders   

Reacties uitgeschakeld voor Noot 37/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noten 35 en 36/VERZET

[35]

ZIE NOTEN 26 T/M 34

[36]

VOORSTEL VAN WET VAN DE LEDEN BOSMA EN WILDERS TER

BESCHERMING VAN DE CULTURELE TRADITIE VAN HET

SINTERKLAASFEEST (ZWARTE PIET-WET}

https://www.pvv.nl/images/zwartepietwet.pdf

PVV

PERSBERICHTEN

PVV KOMT VANDAAG MET ZWARTE PIET-WET

https://www.pvv.nl/in-de-media/persberichten/8003-pvv-komt-vandaag-met-zwarte-piet-wet.html?highlight=WyJ6d2FydGUiLCJwaWV0Il0=

PVV KOMT VANDAAG MET ZWARTE PIET-WET

De Partij voor de Vrijheid wil Zwarte Piet beschermen. Daarom introduceert de PVV vandaag de Zwarte Piet-wet. Daarin wordt vastgelegd dat Zwarte Piet zwart moet blijven.

De Zwarte Piet-wet bepaalt dat lagere overheden (dus gemeenten etc) alleen mogen meewerken aan Sinterklaasvieringen, waaronder de traditionele intocht, als Zwarte Piet ook echt zwart is – of donkerbruin.

Het is dan niet meer mogelijk anderskleurige Pieten in te zetten.

Cultuurwoordvoerder Martin Bosma: “Er is een oorlog aan de gang tegen Zwarte Piet. Ministers en burgemeesters zetten zich in om deze loyale helper een andere kleur te geven. Dat mag niet gebeuren. Onze cultuur mag niet van hogerhand worden aangetast. Deze wet moet Zwarte Piet beschermen.”

Dat onze Piet iets te maken zou hebben met racisme of discriminatie wordt in de Memorie van Toelichting van de wet met kracht bestreden.
De initiatiefwet Bosma-Wilders (zie bijlage) zal vandaag worden ingediend.

 zwartepietwet.pdf

ZIE OOK

https://www.pvv.nl/images/zwartepietwet.pdf

TWEEDE KAMER DER STATENGENERAAL 

Vergaderjaar 2014-2015  

 Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet)  

  Nr. 1 GELEIDENDE BRIEF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 

‘s-Gravenhage, 12 november 2014 

Hierbij doen wij overeenkomstig het bepaalde in artikel 114 van het Reglement van Orde een voorstel van wet toekomen tot bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet). 

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust. 

Bosma 

Wilders    

Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet) 

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET 

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, enz. enz. enz. 

Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten: 

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is ten aanzien van het uiterlijk van Zwarte Piet regels te stellen. 

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: 

Artikel 1 

Een Zwarte Piet heeft een egaal zwart of donkerbruin gezicht, rood geverfde lippen, zwart krulhaar en goudkleurige oorbellen, en is gekleed in een fluweelachtig pak met pofbroek en draagt een hoofddeksel met een gekleurde veer. 

Artikel 2 

1. Indien een bestuursorgaan zijn medewerking verleent aan een sinterklaasviering, waaronder in ieder geval wordt begrepen een sinterklaasintocht, waarborgt het dat het gevolg van Sinterklaas niet bestaat uit anderen dan een of meer Zwarte Pieten en dat deze voldoen aan de kenmerken uit artikel 1. 

2. In het eerste lid wordt onder medewerking verlenen in ieder geval verstaan:

 a. het organiseren of mede organiseren van een sinterklaasviering; 

b. het financieren, anders dan door het verstrekken van subsidie ten behoeve van een sinterklaasviering; 

c. het nemen van een besluit of afgeven van een beschikking ten behoeve van

een sinterklaasviering, of   

d. het anderszins ondersteunen van een sinterklaasviering. 

Artikel 3 

1. Een bestuursorgaan wijst een aanvraag tot het geven van een beschikking als bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht in ieder geval af, indien het naar het oordeel van dat bestuursorgaan aannemelijk is dat bij de sinterklaasviering het gevolg van Sinterklaas bestaat uit anderen dan een of meer Zwarte Pieten die voldoen aan het in artikel 1 bepaalde. 

2. Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan aannemelijk is dat bij de sinterklaasviering het gevolg van Sinterklaas bestaat uit anderen dan een of meer Zwarte     

1     

  Pieten die voldoen aan het in artikel 1 bepaalde, onthoudt het bestuursorgaan zich van iedere medewerking aan die sinterklaasviering.

Artikel 4 

Deze wet wordt aangehaald als: Zwarte Piet-wet. 

Artikel 5 

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. 

  Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven 

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 

2

Voorstel van wet van de leden Bosma en Wilders ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet) 

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING      

  1. ALGEMEEN 

1. Inleiding 

Dit wetsvoorstel strekt tot doel om Zwarte Piet te behouden voor Nederland. De schitterende sinterklaastraditie waarbij Zwarte Piet een prominente en onmisbare rol speelt, dreigt te worden aangetast. De Nederlandse sinterklaastraditie is onderdeel van de nationale identiteit en een aanval op Zwarte Piet is veel meer dan een subtiele aanpassing van een traditie; het is een aanval op de Nederlandse identiteit.  

  Geschiedenis van Zwarte Piet 

De figuur van Sint Nicolaas is al sinds de Middeleeuwen in heel Europa een populaire heilige. Het vieren van feesten rondom Sint Nicolaas is een al bijna even lange traditie. Lang voor het sinterklaasfeest gevierd werd, bestonden er allerlei Germaanse feesten, vieringen en rituelen. Deze ‘heidense’ vieringen zijn uiteindelijk ingebed in de christelijke tradities. De kerk heeft dit aangemoedigd zodat heidense tradities langzaamaan vervangen werden door tradities die meer in lijn waren met het christendom.  

  Zo zijn er opmerkelijke gelijkenissen waar te nemen tussen Sinterklaas en Wodan, de Germaanse oppergod, die op zijn paard Sleipnir door de lucht reed.

Het is dan ook niet vreemd dat er op verschillende plaatsen in Europa vieringen zijn die kenmerken hebben van het Nederlandse sinterklaasfeest. Er is immers een gezamenlijke oorsprong. Deze tradities hebben met Nederland gemeen dat er een ‘sinterklaasachtige’ figuur is, die wordt bijgestaan door een donkere helper (of meerdere donkere helpers) 

In Zwitserland kent men bijvoorbeeld Samichlaus die wordt ondersteund door Schmutzli. in Oostenrijk wordt Nicolo geassisteerd door een aantal Krampussen en in Luxemburg laat Zinniklos zich vergezellen door Houseker. 

Zwarte Piet in zijn huidige vorm kent zijn oorsprong in 1850. Hij werd door de Nederlandse leraar, schrijver en illustrator Jan Schenkman afgebeeld in zijn prentenboek ‘Sint Nicolaas en zijn Knecht’. Dat specifieke beeld sloeg aan en verenigde de verschillende vormen waarin Zwarte Piet daarvoor verscheen. Sinterklaas werd immers al ver voor 1850 door één of meerdere donkere knechten bijgestaan. 

Het vieren van het sinterklaasfeest of daarop lijkende feesten komt in meer landen voor en de vaak heeft de sinterklaasfiguur ook een donkere helper of zelfs meerdere donkere helpers. Aangezien andere landen geen Jan Schenkman hadden, kennen zij niet de voor Nederland unieke figuur van Zwarte Piet 

Jan Schenkman had met zijn boek op geen enkele wijze racistische motieven. Het prentenboek werd ook nergens met racisme in verband gebracht. 

Het is hierbij overigens wel duidelijk dat Zwarte Piet in het prentenboek van Schenkman gemodelleerd is naar het beeld van een donkere jongeman. 

Zwarte Piet is dan ook zwart ls roet, en niet zwart vân het roet. Dit lijkt misschien een detail, maar het is wezenlijk voor het personage van Zwarte Piet dat hij niet vervangen wordt door een acteur met roetvegen. Zwarte Piet was al bij zijn introductie de steun en toeverlaat van 

  Sinterklaas en beslist geen slaaf. Ook het woord ‘knecht’ heeft geen negatieve betekenis en is nog steeds in gebruik in bijvoorbeeld de wielrennerj en het boerenbedrijf.

Er kan dan ook niet voldoende benadrukt worden dat Zwarte Piet de drijvende kiacht achter het sinterklaasfeest is. Hij is in de verhalen rondom het sinterklaasfeest vaak belangrijker dan Sinterklaas zelf. Sinterklaas is in de praktijk een oude, vergeetachtige man, en het is Zwarte Piet die eigenlijk de leiding heeft. 

Zwarte Piet heeft diverse belangrijke functies en zonder Zwarte Piet is het sinterklaasfeest dan ook volstrekt ondenkbaar. Voorbeelden zijn de hoofdpiet, de wegwijspiet, de luisterpiet, de bakpiet en de inpakpiet. Zwarte Piet wordt door veel kinderen gezien als een groot voorbeeld en veel kinderen willen later ook zelf Zwarte Piet worden. 

2. Doelstelling wetsvoorstel 

Belang van het behoud van Zwarte Piet Het sinterklaasfeest, waarbij Zwarte Piet een prominente rol speelt, is één van de mooiste tradities van Nederland. Niet alleen de aard van het feest is schitterend, ook het bereik is enorm: heel Nederland staat vanaf half november tot en met begin december in het teken van Sint Nicolaas en Zwarte Piet. 

Tevens is het een unieke traditie die nergens ter wereld wordt gevierd zoals in Nederland.    

  Het vieren van het sinterklaasfeest is een bijzondere culturele uiting. Met het sleutelen aan het sinterklaasfeest komt men direct aan de Nederlandse cultuur. Met het veranderen van Zwarte Piet ten faveure van een zeer beperkte groep mensen, wordt de Nederlandse identiteit aan de kant geschoven.

Het is een vorm van capituleren die voor velen onacceptabel is. De populariteit van Zwarte Piet is enorm en de verontwaardiging over het idee dat de figuur van Zwarte Piet veranderd zou moeten worden is zo mogelijk nog groter. Zwarte Piet heeft helemaal niets met racisme te maken. 

Voor liefhebbers van het sinterklaasfeest is het ook zeer kwetsend om te stellen dat het een feest met racistische elementen is. In Vlaanderen is het sinterklaasfeest erkend als cultureel erfgoed en het Interfederaal Gelijkekansencentrum in Brussel oordeelde dat Sinterklaas en Zwarte Piet zeker geen racistische figuren zijn. 

Juist in een veranderende wereld is het belangrijk dat er symbolen en gebruiken blijven bestaan waaraan Nederlanders hun identiteit ontlenen en die bijdragen aan gemeenschapszin. 

  Het pogen een uniek volksfeest te ontmantelen dat zorgt voor zoveel verbondenheid en vreugde is dan ook bijzonder kwalijk. Het sinterklaasfeest is misschien wel het meest Nederlandse feest dat er is. Het vieren van Sinterklaas is daarmee dan ook een sterke uiting van het Nederlanderschap, de verbondenheid met Nederland en de Nederlandse culturele tradities.

Keuze voor het codificeren 

Het is niet gebruikelijk tradities in de wet te verankeren. Het is aan de andere kant ook niet gebruikelijk dat belangrijke en breed gedragen Nederlandse tradities worden afgebroken door een kleine maar felle minderheid. Er is een ware oorlog tegen Zwarte Piet   

  Wat daarnaast de noodzaak voor codificatie vergroot, is het gegeven dat de Nederlandse overheid inmiddels ook een rol speelt bij het om zeep helpen van Zwarte Piet. Minister Asscher overlegt met de NTR en de gemeente Gouda over de toekomst van Zwarte Piet en ook burgemeester Van der Laan speelt een rol bij de strijd tegen Zwarte Piet.

In de gemeenten Amsterdam en Gouda worden dan vervolgens concessies gedaan en geeft men ook openlijk toe aan de wens van een zeer kleine minderheid om de bijl aan de wortel van het sinterklaasfeest te zetten. 

Zwarte Piet is zeer populair. 

Maar liefst 2,1 miljoen mensen tekenden de ‘Pietitie’. Een onderzoek van EenVandaag liet zien dat 89% van de respondenten vond dat Zwarte Piet onveranderd moet blijven, op stand.nl gaf 90% aan dat Zwarte Piet niet moet worden afgeschaft en uit een enquête van De Telegraaf blijkt dat meer dan 91% tegen het aanpassen van Zwarte Piet is. 

  Invulling van het wetsvoorstel

Met deze wet krijgt de overheid er ook niet zozeer een taak bij, maar wordt juist voorkomen dat de overheid een inhoudelijk rol (en daarmee een taak) krijgt bij het vaststellen van het uiterlijk van Zwarte Piet. 

Dit initiatiefwetsvoorstel strekt er dan ook slechts toe dat overheden pas vergunningen verlenen voor sinterklaasactiviteiten, zelf sinterklaasactiviteiten organiseren of hier medewerking aan verlenen, als daarbij het personage Zwarte Piet in ere wordt gehouden. 

Ook wordt hiermee voorkomen dat er allerlei rechtszaken gevoerd zullen worden en bezwaarprocedures gestart worden met betrekking tot het veranderen van het uiterlijk van Zwarte Piet. 

De maatschappelijke impact van een kleine, activistische groep heeft veel effect wanneer deze groep door de publieke omroep aan publiciteit wordt geholpen en als (lagere) overheden bereid zijn het sinterklaasfeest aan te passen. 

Als gevolg hiervan blijkt het zelfs voor te komen dat winkelketens en fabrikanten van speelgoed Zwarte Piet uit angst in de ban doen. Sommige ondernemers twijfelen eraan of ze nog mee kunnen doen aan de traditie van het sinterklaasfeest. 

Ook aan deze onzekerheid dient een einde gemaakt te worden. Het onderliggende wetsvoorstel kan voor de benodigde duidelijkheid zorgen        

  Tegenstanders van Zwarte Piet en hun argumenten

Wie een stelling poneert heeft de verantwoordelijkheid deze te onderbouwen. Echter, als tegenstanders van Zwarte Piet vanuit het niets de stelling poneren dat Zwarte Piet racistisch is, blijft de onderbouwing of argumentatie achterwege 

Zwarte Piet is de personificatie van een eeuwenoude (voorchristeljke) en internationale traditie die niets van doen heeft met de trans-Atlantische slavernij. 

Impact op de maatschappij 

Het sinterklaasfeest, waar Zwarte Piet een integraal onderdeel van uitmaakt, is het mooiste Nederlandse volksfeest dat er is. Dat feest mag de Nederlanders niet afgepakt worden. Het is daarnaast ook buitengewoon kwetsend dat deze schitterende Nederlandse traditie wordt afgedaan als iets racistisch. 

Daarrnaast is het ook zo dat  heel veel kinderen die nog geloven in Sint Nicolaas en Zwarte Piet op wrede wij ze uit deze droom worden geholpen wanneer het uiterlijk van Zwarte Piet ineens verandert of wanneer Zwarte Piet verbasterd wordt tot ‘stroopwafelpiet’ 

Het bijzondere karakter van het sinterklaasfeest waarbij kinderen &ht geloven in Sinterklaas en Zwarte Piet komt ook sterk onder druk te staan als er allerlei verschillende soorten pieten worden geïntroduceerd, waarbij ook voor kinderen heel duidelijk is dat hier iets niet in de haak is.   

  De vele sinterklaascomits kunnen zich slecht voorbereiden op 5 december wanneer er allerlei rechtszaken gevoerd worden over het uiterlijk van Zwarte Piet. De consistentie van de verschijning van Sinterklaas en Zwarte Piet weegt immers zeer zwaar.

Daarnaast is gebleken dat gemeenten zich terughoudend opstellen met het afgeven van vergunningen of het toekennen van subsidies toen bekend werd dat de Raad van State zich over Sinterklaas en Zwarte Piet zou gaan buigen. 

Deze vertwijfeling en deze onduidelijkheid, alsmede claims inzake racisme, halen de glans van een schitterende Nederlandse traditie. Ze zorgen ook voor grote praktische en 

logistieke problemen bij de vele vrijwilligers die hun best doen om er ieder jaar weer een mooi volksfeest van te maken. 

Ook ontstaat door alle klachtenprocedures, acties en rechtszaken veel onzekerheid bij ondernemers die graag een leuke bijdrage willen leveren aan het sinterklaasfeest. 

Dit wetsvoorstel heeft dan ook tot doel om te zorgen dat het mooiste Nederlandse volksfeest duurzaam behouden blijft voor de toekomst en Zwarte Piet gewoon Zwarte Piet kan blijven      

  II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 

Dit artikel schrijft voor aan welke kenmerken Zwarte Pieten moeten voldoen. Deze voorschriften sluiten aan bij de traditionele kenmerken van Zwarte Piet.   

  Artikel 2

Dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan, indien het medewerking verleent aan sinterklaasvieringen, waarborgt dat het gevolg van Sinterklaas uitsluitend bestaat uit een of meer Zwarte Pieten die voldoen aan de kenmerken van artikel 1 van deze wet. Het is dus niet de bedoeling dat andere figuren, die niet voldoen aan het bepaalde in artikel 1, deel uitmaken van het gevolg van Sinterklaas. 

Concreet wordt hiermee voorkomen dat bestuursorganen meewerken aan sinterklaasfestiviteiten waarbij zogenaamde regenboogpieten of andere varianten op Zwarte Piet aan deelnemen. Initiatiefnemers doelen met “het gevolg van Sinterklaas” op Zwarte Piet en  niet op — bijvoorbeeld — eventuele muziekkorpsen, majorettes, etc. die de intocht begeleiden. 

Waar in deze wet ‘sinterklaasviering’ voorkomt, wordt gedoeld op alle festiviteiten die plaatsvinden in het kader van de aankomst en het verblijf van Sinterklaas en zijn gevolg in Nederland. Deze festiviteiten hebben in ieder geval plaats op het moment van aankomst van Sinterklaas, doorgaans op de tweede of derde zaterdag van november. De intocht zal echter in veel gevallen de meest grootschalige viering zijn. 

Het ligt dan ook in de rede dat de betrokkenheid van bestuursorganen als bedoeld in deze wet daar het grootst zal zijn, maar het artikel ziet ook op overige festiviteiten die in het kader van de sinterklaasviering georganiseerd worden.    

  De definitie van bestuursorgaan sluit aan bij het begrip uit artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht, nu deze wet beoogt dat de overheid en zijn organen het traditionele uiterlijk van Zwarte Piet dienen te beschermen.

De medewerking van het bestuursorgaan kan op veel manieren plaatsvinden, maar de meest voor de hand liggende vormen van medewerking zijn gelegen in het nemen van besluiten en afgeven van beschikkingen, al dan niet in de vorm van subsidieverleningen en vergunningen, die het (mede) mogelijk maken dat de sinterklaasviering plaatsvindt, alsmede het (mede) organiseren van sinterklaasvieringen, bijvoorbeeld voor kinderen van personen in dienst van of aangesteld door het bestuursorgaan, en iedere andere medewerking. Het betreft derhalve geen limitatieve opsomming. 

Artikel 3 

Voortbouwend op artikel 2, bepaalt dit artikel dat indien de medewerking van het bestuursorgaan gelegen is in het afgeven van een beslissing op aanvraag als bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan de aanvraag afwijst als 

het van mening is dat niet voldoende aannemelijk is dat het gevolg van Sinterklaas uitsluitend bestaat uit een of meer Zwarte Pieten die voldoen aan de eisen uit artikel 1. 

Het bestuursorgaan weigert voorts iedere andere medewerking als het meent dat het gevolg van Sinterklaas niet uitsluitend uit Zwarte Pieten bestaat die bovendien voldoen aan de eisen uit artikel 1.

 Het is aan het bestuursorgaan om vast te stellen of voldoende aannemelijk is dat festiviteiten in het kader van de sinterklaasviering aan deze wet voldoen      

  Artikelen 4 en 5

Deze artikelen regelen respectievelijk de citeertitel en inwerkingtreding. Die laatste dient zo snel mogelijk na aannemen van de wet door de Eerste Kamer plaats te vinden. 

Bosma 

Wilders 

NOS

PVV WIL ZWARTE PIET BESCHERMEN

15 SEPTEMBER 2014

https://nos.nl/artikel/698421-pvv-wil-zwarte-piet-beschermen

PVV wil Zwarte Piet beschermen

De PVV komt met een wet die Zwarte Piet moet beschermen. De wet moet gemeenten verplichten Zwarte Piet bij festiviteiten zwart te houden. Ook mogen sinterklaasliedjes niet worden aangepast.

Geert Wilders zei in het televisieprogramma Vandaag de Dag van WNL hiermee “onze cultuur te willen beschermen”. Hij vindt de discussie over Zwarte Piet en racisme “te belachelijk voor woorden. Het is een kinderfeest. Dit heeft niets met racisme te maken.”

Kamerlid Martin Bosma heeft volgens de PVV-leider het hele weekend aan het initiatief-wetsvoorstel zitten schrijven.

Sinterklaasliedjes

Uitgeverij Ploegsma wil nog dit jaar een nieuw boek met aangepaste sinterklaasliedjes verspreiden op alle basisscholen in Nederland.

In oktober verschijnt het boek Sinterklaasje kom maar binnen met je Piet. In het boek zijn de 25 bekendste sinterklaasliedjes “afgestoft en aangepast aan deze tijd”.

Zo is Piet niet langer een zwarte knecht en krijgt niemand meer de roe als hij stout is. Verder verdwijnen zinnen als: ‘een bromtol met een zweep erbij”.

Volksfeest

Het CDA vindt de wet geen goed idee omdat mensen volgens die partij zelf moeten bepalen hoe Sinterklaas gevierd wordt. CDA-Kamerlid Heerma denkt dat de politiek zich daar niet mee moet bemoeien. Hij twittert: “Sinterklaas is een volksfeest. Het is van de samenleving, niet van de overheid”.

EINDE

Reacties uitgeschakeld voor Noten 35 en 36/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noot 34/VERZET

[34]

”Tegen het oordeel van de Hoge Raad is geen beroep meer mogelijk.”

NOS

HOGE RAAD HANDHAAFT VEROORDELING GEERT WILDERS IN

”MINDER MAROKKANEN” ZAAK

6 JULI 2021

https://nos.nl/artikel/2388153-hoge-raad-handhaaft-veroordeling-geert-wilders-in-minder-marokkanen-zaak

ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 33

Reacties uitgeschakeld voor Noot 34/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noot 33B/VERZET

UITSPRAAK HOGE RAAD OP RECHTSPRAAK.NL

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2021:1036

ECLI:NL:HR:2021:1036

Uitspraak delenInstantie

Hoge RaadDatum uitspraak

06-07-2021Datum publicatie

06-07-2021Zaaknummer

20/03005Formele relaties

In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2020:1606
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:487
Nadere conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:613Rechtsgebieden

StrafrechtBijzondere kenmerken

CassatieInhoudsindicatie

Groepsbelediging, art. 137c.1 Sr. Veroordeling politicus vanwege ‘Minder Marokkanen’ uitlating zonder oplegging van straf of maatregel. Heeft verdachte zich beledigend uitgelaten over groep mensen wegens hun ras en staat art. 10 EVRM in de weg aan veroordeling?

HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2009:BF0655 m.b.t. beledigend karakter van uitlating en belediging van groep mensen wegens i.c. hun ras, HR:2016:510 m.b.t. ras in de zin van art. 137c Sr en HR:2014:3583 m.b.t. beoordelingskader t.a.v. recht op vrijheid van meningsuiting, de vraag of een uitlating strafbaar is wegens groepsbelediging ex art. 137c Sr en situatie waarin het gaat om uitlating door politicus i.h.k.v. het publieke debat.

’s Hofs oordeel dat verdachte met bewezenverklaarde uitlatingen de eigenwaarde van een groep mensen, te weten alle inwoners van Nederland met Marokkaanse achtergrond, wegens de nationale afstamming van die personen en dus wegens hun ras heeft aangetast en geen respect heeft getoond voor de eer en goede naam van die groep, zodat die uitlatingen beledigend karakter hebben, geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is, in aanmerking genomen wat hof heeft vastgesteld over strekking van uitlatingen en het kenmerkende van de groep waarop die uitlatingen betrekking hebben, toereikend gemotiveerd.

’s Hofs oordelen die erop neerkomen dat bewezenverklaarde voor een groep personen krenkende uitlatingen van verdachte onnodig grievend zijn en dat schuldigverklaring van verdachte aan groepsbelediging in de zin van art. 137c Sr zonder oplegging van straf of maatregel niet onverenigbaar is met het mede door art. 10 EVRM gewaarborgde recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting, geven geen blijk van onjuiste rechtsopvatting en zijn toereikend gemotiveerd. HR neemt hierbij in aanmerking dat hof daarbij heeft betrokken dat verdachte als politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten maar ook dat hij in publiek debat tevens verantwoordelijkheid draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met wet en met grondbeginselen van democratische rechtsstaat, waaronder ook uitlatingen die (mede gelet op wijze waarop en context waarin die uitlatingen zijn gedaan) direct of indirect aanzetten tot onverdraagzaamheid.

Volgt verwerping.Vindplaatsen

Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2021-0233 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NJB 2021/2078
RvdW 2021/783
NJ 2021/355 met annotatie van N. Keijzershare

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 20/03005

Datum 6 juli 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 september 2020, nummer 22-000007-17, in de strafzaak

tegen

Geert WILDERS,

geboren te Venlo op 6 september 1963,

hierna: de verdachte.

1Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.G.J.A. Knoops en P. van der Vegt, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

Namens de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.

De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De procureur-generaal J. Silvis heeft bij conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2De uitspraak van het hof

2.1

Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaard dat:

“hij op 19 maart 2014 te Den Haag, zich tezamen en in vereniging met anderen, in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Marokkanen, wegens hun ras,

immers, tijdens een (partij)bijeenkomst in een horecagelegenheid in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen, heeft hij, verdachte, aan het in die horecagelegenheid aanwezige publiek gevraagd:

“ik vraag aan jullie, willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen?”

waarop dat aanwezige publiek, meermalen antwoordde:

“minder!”

waarna hij, verdachte, zei: “Nah, dan gaan we dat regelen”

hetgeen op de Nederlandse televisie werd uitgezonden.”

2.2

Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:

“1. Een proces-verbaal Toespraak 19 maart 2014 (NOS) d.d. 23 april 2014 van de politie Eenheid Den Haag (p. 30 en 31). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:

Onderstaande is veiliggesteld vanaf internet en op dvd gebrand onder de naam: Toespraak 19 maart 2074 (NOS).mp4.

Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014 houdt de Partij Voor de Vrijheid (PVV) ʼs avonds een verkiezingsbijeenkomst in ‘Grand Café De Tijd’ in Den Haag. Tijdens deze bijeenkomst spreekt PVV-leider Geert Wilders.

Dit proces-verbaal is opgemaakt aan de hand van de uitzending van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) in de avond van 19 maart 2014. Hieronder volgt de letterlijke uitwerking van de toespraak van PVV-leider Geert Wilders.

“Maar voordat ik ga zou ik van iedereen hier een antwoord willen hebben op de volgende 3 vragen. 3 vragen, alsjeblieft geef een helder antwoord die onze partij de PVV definiëren.

En de eerste vraag is: willen jullie meer of minder Europese Unie? (hierop roept het publiek herhaaldelijk “minder!” en er wordt geklapt)

En de tweede, de tweede vraag is, misschien nog belangrijker, willen jullie meer of minder Partij van de Arbeid? (hierop roept het publiek herhaaldelijk “minder!” en er wordt geklapt)

En de derde vraag is, en ik mag het eigenlijk niet zeggen, want er wordt aangifte tegen je gedaan, en misschien zijn er zelfs D66 officieren die het in proces aandoen, maar de vrijheid van meningsuiting is een groot goed en we hebben niets gezegd wat niet mag, we hebben niets gezegd wat niet klopt, dus ik vraag aan jullie, willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen? (hierop roept het publiek herhaaldelijk “minder!” en er wordt geklapt)

Nah, dan gaan we dat regelen.”

2. Een proces-verbaal van relaas (1e aanvulling) d.d. 16 maart 2015 van de politie Eenheid Den Haag met nummer 2014059080 (p. 417 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:

Op 20 maart 2014 werd in het programma RTL Late Night een overzichtsshot uitgezonden van het café waar de PVV op 19 maart 2014 de verkiezingsbijeenkomst hield. Op een still van dit overzichtsshot is te zien dat er meerdere microfoons op het spreekgestoelte van Wilders staan en dat er verspreid door de zaal zes videocamera’s staan opgesteld.

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 januari 2015 van de Rijksrecherche met nummer 20140029 (p. 308 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:

als de op 12 januari 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:

Opmerking verbalisanten: Bij aanvang van het verhoor deelde ik aan de getuige mede dat wij hem wensten te horen in het onderzoek zoals dat wordt uitgevoerd door de Rijksrecherche betreffende de uitspraken van dhr. Wilders over ‘minder, minder, minder Marokkanen’.

VRAAG: Hebt u voorafgaand aan dit verhoor vragen en/of opmerkingen?

ANTWOORD:

Ik heb binnen de PVV in de Tweede Kamer een rol als financieel deskundige gehad. Ik heb een aantal e-mails meegenomen die rond die periode verstuurd zijn. Ook heb ik een draaiboek voor die dag meegenomen. Verder heb ik van een andere medewerker van Geert Wilders, genaamd [betrokkene 3], een overzicht gekregen waarin een aantal speech voorstellen staan opgenomen. Ik stel u deze mails ter beschikking. Dhr. Wilders was mijn werkgever.

VRAAG: Wat kunt u verklaren over het tot stand komen van die toespraak van 19 maart 2014 (in café De Tijd met de vraag over meer of minder Marokkanen) ?

ANTWOORD:

Ik heb van [betrokkene 3] een paar korte speech voorstellen voor de 19e in mijn mailbox ontvangen. Ik heb deze mail meegenomen en daaruit blijkt dat er speeches waren voorbereid als de PVV acht zetels zou gehaald hebben, als de PVV negen zetels gehaald zouden hebben, als de PVV de grootste zouden zijn geworden, kortom allemaal speeches voor de verschillende scenario’s. De verschillende speeches zijn niet uitgewerkt maar geven even kort aan van wat Geert moet zeggen als er dat is gebeurd, wat moet ik zeggen als dat is gebeurd. Er staat in dat er minder Marokkanen moeten komen.

(…)

5. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 januari 2015 van de Rijksrecherche met nummer 20140029 (p. 419 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:

als de op 23 januari 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:

VRAAG: Wat is uw beroep?

ANTWOORD:

Ik ben beleidsmedewerker van de stichting PVV, werkzaam in de Tweede Kamer.

VRAAG: Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen op woensdag 19 maart 2014 hield de Partij Voor de Vrijheid (PVV) ʼs avonds een verkiezingsbijeenkomst in ‘Grand Café De Tijd’ in Den Haag. Was u daar op die avond bij aanwezig?

ANTWOORD:

Ik was daar inderdaad aanwezig. Ik had een coördinerende rol voor die dag. Ik moest het overzicht houden en iedereen een beetje aansturen.

VRAAG: Was het vooraf bekend wie die avond kwamen bezoeken?

ANTWOORD:

Ja want er was een gastenlijst.

VRAAG: Dit suggereert dat de gasten voor de avond waren uitgenodigd?

ANTWOORD:

Ik heb die avond inderdaad een aantal vrienden uitgenodigd. (…) Wel stond de toegang in principe open voor iedereen.

VRAAG: Wat kunt u verklaren over het tot stand komen van die toespraak van 19 maart 2014 (in café De Tijd met de vraag over meer of minder Marokkanen) ?

ANTWOORD:

Ik zag dat ik was gebeld door [betrokkene 1]. [betrokkene 1] is ook een PVV beleidsmedewerker. Ik heb hem, [betrokkene 1], teruggebeld en hij vertelde mij het volgende: Over ongeveer een uur zou Geert Wilders in het café verschijnen. Hij zou dan het publiek de vraag stellen of zij meer of minder Marokkanen wilden. Het publiek moest dan antwoorden met ‘minder minder minder’. Ook werd mij door [betrokkene 1] gevraagd het publiek vooraf over deze vraag en het antwoord te instrueren. Ik ben toen gaan rondlopen en heb groepjes mensen geïnstrueerd zoals door [betrokkene 1] gevraagd.

6. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2015 van de Rijksrecherche met nummer 20140029 (p. 426 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:

als de op 6 februari 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:

Ik ben beleidsmedewerker van de stichting PVV, werkzaam in de Tweede Kamer.

VRAAG: Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen op woensdag 19 maart 2014 hield de Partij Voor de Vrijheid (PVV) ʼs avonds een verkiezingsbijeenkomst in ‘Grand Café De Tijd’ in Den Haag. Was u op die avond daar bij aanwezig?

ANTWOORD:

Ik was daar inderdaad aanwezig. Ik ben samen met Geert Wilders en zijn beveiligers vanuit de Tweede Kamer naar het café gegaan. Ik schat dat ik die avond rond 22.00 uur aankwam. Ik zat al die tijd in mijn werkkamer in de Tweede Kamer en naar mijn inschatting vanaf ongeveer 20.00 uur, op de werkkamer van Geert Wilders.

VRAAG: Wie waren uitgenodigd in het café?

ANTWOORD:

Dit waren voornamelijk mensen van de PVV. Alle genodigden waren daar op basis van sympathie voor de PVV, en iedereen was uitgenodigd om er aanwezig te zijn. Het was een echte partijavond. Ook was er natuurlijk pers aanwezig.

VRAAG: Wat kunt u verklaren over het tot stand komen van die toespraak van 19 maart 2014 (in café De Tijd met de vraag over meer of minder Marokkanen)?

ANTWOORD:

Ik was die avond aan het werk in de Tweede Kamer. Naar mijn inschatting omstreeks 20.00 uur werd ik gevraagd aan te sluiten in de werkkamer van Geert Wilders. In deze kamer was onder andere Geert Wilders aanwezig. Mij werd gevraagd mee te denken over de speech die Geert Wilders zou gaan houden in het café De Tijd. Er waren al concepten voor deze speech beschikbaar. De speech was nog niet klaar. Er werd verder met elkaar nagedacht wat er in die speech gezegd zou gaan worden. Eén van de overwegingen was een zo sterk mogelijke speech te bedenken waarin de zaken zo scherp mogelijk zouden worden benoemd. Immers je wilt bij de speech aansluiten bij je achterban en daarbij nieuwswaarden genereren zodat het door de pers wordt overgenomen en wordt uitgezonden. Over eventuele juridische consequenties van die speech werd naar mijn weten toen niet expliciet nagedacht.

VRAAG: [betrokkene 4] heeft verklaard dat hij tijdens het eerste telefoontje van [betrokkene 1] de opdracht kreeg het publiek vooraf te instrueren dat er tijdens de speech van Geert Wilders een vraag zou worden gesteld of het publiek meer of minder Marokkanen wilde. Het aanwezige publiek moest dan antwoorden met ‘minder, minder, minder’. Wat kunt u hierover verklaren?

ANTWOORD:

Dit klopt inderdaad in die zin dat ik hem gebeld heb. Ik heb hem toen gebeld omdat tijdens het samenstellen van de speech er enige zorg was of het publiek wel zou reageren op deze vraag. Om te zorgen dat het publiek goed zou reageren en er een juiste interactie met het publiek zou ontstaan heb ik [betrokkene 4] gebeld en hem gevraagd of hij en eventueel met hulp van andere aanwezigen hiervoor kon zorgen.

(…)

Ik kan mij herinneren dat er gesproken is om vanuit de regels van de retoriek in plaats van één vraag drie vragen aan het publiek te gaan stellen. Bij het stellen van drie vragen ontstaat een opbouw naar de kracht van de uitspraak.

(…)

Er werd met elkaar gesproken of we in de speech zouden spreken over alleen Marokkanen of over criminele Marokkanen.

7. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 februari 2015 van de Rijksrecherche met nummer 20140029 (p. 434 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven -:

als de op 24 februari 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:

Dhr. Wilders is mijn werkgever. Ik ben zijn beleidsmedewerker.

VRAAG: Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen op woensdag 19 maart 2014 hield de Partij Voor de Vrijheid (PVV) ʼs avonds een verkiezingsbijeenkomst in ‘Grand Café De Tijd’ in Den Haag. Was u op die avond daar bij aanwezig?

ANTWOORD:

Ik was er ook en ben met Geert Wilders daar naar toe gegaan.

(…)

Vlak voordat Geert Wilders naar het café De Tijd ging, werden wij binnengeroepen en ik zag dat de kamer van Wilders vol zat met zo’n 8 mensen. Toen ik binnenkwam hoorde ik van Geert dat hij 3 vragen aan het publiek zou gaan stellen. Ik hoorde dat hij die opbouw in vraag-en- antwoord zou gaan doen. Ik begreep dat de politieke lijn van een week eerder weer aangezet zou worden.

VRAAG: Wie waren uitgenodigd in het café?

ANTWOORD:

Omwille van de beveiliging alleen PVV mensen en media.

VRAAG: Hoe heeft u zelf gereageerd op de drie vragen die door dhr. Wilders werden gesteld?

ANTWOORD:

Ik denk wel dat ik met het publiek mee gereageerd heb. Ik heb beelden gezien en ik was ook zichtbaar op tv.

8. Een proces-verbaal van bevindingen bezoek Loosduinse markt d.d. 23 april 2014 van de politie Eenheid Den Haag met nummer 15 BRR 14130 (p. 14 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:

Op 12 maart 2014 bezoekt Wilders samen met een aantal Haagse PVV partijleden de markt in het stadsdeel Loosduinen in Den Haag. Een deel van dit bezoek is uitgezonden in het NOS journaal van woensdag 12 maart 2014. Tijdens dit bezoek deed Wilders in een interview onder andere de volgende uitspraak:

“Belangrijkste is toch voor de mensen hier op de markt de Hagenaars, Hagenezen en Scheveningers zoals [betrokkene 5] dat altijd netjes en terecht noemt. Voor die mensen doen we het nu. Die stemmen nu op een veiliger en socialer en in ieder geval een stad met minder lasten en als het even kan ook wat minder Marokkanen.”

9. Een proces-verbaal interview 13 maart 2014 (RTL) d.d. 23 april 2014 van de politie Eenheid Den Haag, zonder nummer (p. 16 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:

In de aanloop naar de verkiezingen van 19 maart 2014 heeft Geert Wilders op 13 maart 2014 een interview met Frits Wester. Dit interview wordt uitgezonden in het RTL Nieuws van die avond.

Onderstaande is veiliggesteld vanaf internet en op dvd gebrand onder de naam: Interview 13 maart 2014 (RTL4) .mp4

Hieronder volgt een letterlijke uitwerking van dit interview:

Frits Wester: Veel ophef over uitspraken die u gedaan heeft. U zegt dat u hoopt op minder Marokkanen.

Er volgt een tekst in beeld met daarnaast de foto van Geert Wilders. De tekst luidt: “Voor die mensen doen we het nu. Die stemmen nu op een veiliger en socialer.. en een stad met minder lasten en als het even kan, met minder Marokkanen.”

Geert Wilders: Ja, (…) . Maar weet u, wat zou het mooi zijn als wij in Nederland inderdaad niet alleen in Den Haag en Almere, maar als we inderdaad minder Marokkanen zouden krijgen.

10. Een proces-verbaal van bevindingen interview 14 maart 2014 (NOS) d.d. 23 april 2014 van de politie Eenheid Den Haag, zonder nummer (p. 19 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:

Onderstaande is veiliggesteld vanaf internet en op dvd gebrand onder de naam: Interview 14 maart 2014 (NOS) .mp4

In de aanloop naar de verkiezingen van woensdag 19 maart 2014 heeft Geert Wilders op vrijdag 14 maart 2014 een interview met een verslaggever van de NOS.

Hieronder volgt een letterlijke uitwerking van dit interview:

Geert Wilders: Hoe minder Marokkanen in Nederland, hoe beter….

Verslaggever: Maar dat is weer wat algemener.

Geert Wilders: Ja, ik ga toch echt over mijn eigen antwoorden, hoe vaak u de microfoon ook van mijn mond wegtrekt, ik blijf bij mijn eigen opmerking.

(…)

Verslaggever: Kunt u zich voorstellen dat mensen schrikken van uw uitspraak?

Geert Wilders: Nou, dat, misschien van eindelijk iemand die zegt, die de waarheid zegt, eindelijk iemand die durft te benoemen waar het om gaat. (…) En als mensen schrikken van de waarheid, ja dan is dat heel jammer.

11. Een proces-verbaal interview 14 maart 2014 (TV West) d.d. 23 april 2014 van de politie Eenheid Den Haag, zonder nummer (p. 22 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:

Onderstaande is veiliggesteld vanaf internet en op dvd gebrand onder de naam: Interview 14 maart 2014 (TV West) .mp4.

In de aanloop naar de verkiezingen van woensdag 19 maart 2014 heeft Geert Wilders samen met de PVV lijsttrekker van Den Haag [betrokkene 5] op vrijdag 14 maart 2014 een interview met een verslaggever van TV West in de nieuwsuitzending van die avond.

Hieronder de letterlijke weergave van dit interview:

Interviewer: Zullen we beginnen met misschien een actuele kwestie meneer Wilders, u heeft eergister op de Haagse markt nogal veel beroering veroorzaakt door te zeggen, wat minder Marokkanen in Den Haag. Staat u 2 dagen daarna nog achter die uitspraak?

Geert Wilders: Ja, alleen nog maar meer.”

2.3

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:

“8. Beoordeling van de tenlastelegging

8.1

Feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van de uitlatingen die door de verdachte zijn gedaan op 12 en 19 maart 2014 stelt het hof op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.

8.1.1

Uitlating op 12 maart 2014 (feit 3)

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 voerde de verdachte als partijleider van de PVV campagne op verschillende locaties in Den Haag. Op woensdag 12 maart 2014 bezocht hij samen met een aantal Haagse PVV-medewerkers de markt in het stadsdeel Loosduinen in Den Haag. De verdachte ging daar tijdens het flyeren in gesprek met diverse mensen op de markt. Ondertussen gaf de fractievoorzitter van de Haagse PVV een kort interview aan een aldaar aanwezige reporter van de NOS. Daarna volgde een kort interview met de verdachte en de lijsttrekker van de Haagse PVV samen. Tijdens dit interview deed de verdachte onder andere de volgende uitspraak:

“Belangrijkste is toch voor de mensen hier op de markt de Hagenaars, Hagenezen en Scheveningers zoals [betrokkene 5] dat altijd netjes en terecht noemt. Voor die mensen doen we het nu. Die stemmen nu op een veiliger en socialer en in ieder geval een stad met minder lasten en als het even kan ook wat minder Marokkanen.”

Deze uitspraak is uitgezonden in het NOS-journaal van 12 maart 2014.

[betrokkene 6], voormalig woordvoerder Integratie en Islam van de PVV, heeft verklaard dat hij er die dag bij was en dat de verdachte en zijn partijgenoten de hele dag door mensen uit de buurt werden aangesproken over criminele Marokkanen. [betrokkene 6] denkt dat de verdachte daarom tot zijn uitspraak kwam en dat hij dat niet vooraf heeft bedacht. Na het interview vroeg de verdachte aan hem iets in de trant van: “kon ik dat zo zeggen?”, aldus [betrokkene 6].

[betrokkene 7], voormalig beleidsmedewerker van de verdachte, heeft verklaard dat hij nogal verbaasd was toen deze uitspraak werd gedaan. Hij dacht dat de verdachte zich versprak en niet doelbewust die uitspraak deed.

Voor [betrokkene 4], (destijds) beleidsmedewerker van de Stichting PVV, kwam het feit dat op 12 maart 2014 opeens de algemene term ‘minder Marokkanen’ werd gebruikt “uit de lucht vallen”. Het algemene standpunt van de PVV is immers: minder criminelen, minder immigratie en vrijwillige remigratie, aldus [betrokkene 4].

De verdachte werd na 12 maart 2014 door verschillende media aangesproken op zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak van die datum. Tijdens interviews op 13 en 14 maart 2014 is de verdachte gewezen op de door zijn uitspraak ontstane ophef en beroering en is hem in dat verband gevraagd om over de uitlating nadere uitleg te geven.

8.1.2

Uitlating op 19 maart 2014 (feiten 1 en 2)

In de avond van woensdag 19 maart 2014 hield de PVV in Grand Café ‘De Tijd’ in Den Haag een (partij)bijeenkomst naar aanleiding van de binnenkomende uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen. De verdachte was daar als partijleider en sprak het aanwezige publiek toe vlak voor zijn vertrek naar de “PVV collega’s van Almere”. Deze toespraak is die avond uitgezonden op de Nederlandse televisie. De verdachte zei in zijn toespraak onder meer het volgende:

“Maar voordat ik ga, zou ik van iedereen hier een antwoord willen hebben op de volgende drie vragen. Drie vragen, alsjeblieft geef een helder antwoord die onze partij, de PVV, definiëren. En de eerste vraag is: willen jullie meer of minder Europese Unie?”

Hierop riep het publiek herhaaldelijk “minder” en er werd geklapt.

“En de tweede, de tweede vraag, is, misschien nog belangrijker: Willen jullie meer of minder Partij van de Arbeid?”

Hierop riep het publiek herhaaldelijk “minder” en er werd geklapt.

“En de derde vraag is, en ik mag het eigenlijk niet zeggen, want er wordt aangifte tegen je gedaan, en misschien zijn er zelfs D66 officieren die het in proces aandoen, maar de vrijheid van meningsuiting is een groot goed en we hebben niets gezegd wat niet mag, we hebben niets gezegd wat niet klopt, dus ik vraag aan jullie: Willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen?”

Hierop riep het publiek meermalen “minder” en er werd geklapt.

Hierna eindigde de verdachte zijn toespraak met de woorden:

“Nah, dan gaan we dat regelen.”

[betrokkene 2], voormalig medewerker van de PVV, heeft verklaard dat hij van [betrokkene 3], de vaste medewerker van de verdachte, per e-mail enkele speechvoorstellen voor de avond van 19 maart 2014 had ontvangen. [betrokkene 2] verwees daarbij naar de door hem geprinte en meegebrachte e-mail berichten, die als bijlage bij het proces-verbaal van zijn verklaring zijn gevoegd. In die voorstellen, die tekstueel van elkaar verschilden naar het aantal zetels dat de PVV in Den Haag zou blijken te hebben behaald, stond telkens: “minder Marokkanen”. De verdachte heeft in de middag van 19 maart 2014 op deze tekstvoorstellen gereageerd met: “Ok thx zet maar in grote letters op kartonnen papiertjes……”.

De PVV-beleidsmedewerker [betrokkene 4] heeft verklaard dat hij op de verkiezingsdag van 19 maart 2014 een coördinerende rol had. Hij werd die avond door [betrokkene 1], (destijds) beleidsmedewerker van de Stichting PVV, gebeld. [betrokkene 1] gaf toen aan dat de verdachte over ongeveer een uur in het café zou verschijnen. Hij zou dan het publiek de vraag stellen of zij meer of minder Marokkanen wilden. Het publiek moest dan antwoorden met ‘minder, minder, minder’. Ook vroeg [betrokkene 1] aan [betrokkene 4] om het publiek vooraf over deze vraag en het antwoord te instrueren. [betrokkene 4] is toen gaan rondlopen en heeft groepjes mensen geïnstrueerd.

De PVV-beleidsmedewerker [betrokkene 1], heeft verklaard dat hij op 19 maart 2014 omstreeks 20.00 uur werd gevraagd aan te sluiten in de werkkamer van de verdachte. Daar was onder anderen ook de verdachte aanwezig. Toen is met elkaar nagedacht over wat er in de speech die de verdachte in café De Tijd zou gaan houden gezegd zou worden. Concepten voor die speech waren al beschikbaar.

In het café waren voornamelijk mensen van de PVV aanwezig. Ook was er natuurlijk pers aanwezig, aldus [betrokkene 1]. Eén van de overwegingen was een zo sterk mogelijke speech te bedenken waarin de zaken zo scherp mogelijk zouden worden benoemd. Men wilde met de speech aansluiten bij de achterban en daarbij nieuwswaarden genereren zodat het door de pers zou worden overgenomen en uitgezonden. Over eventuele juridische consequenties van de speech werd naar zijn weten niet expliciet nagedacht. Er werd ook gesproken over het, om redenen van retoriek, stellen van drie vragen aan het publiek in plaats van één. Bij het stellen van drie vragen ontstaat een opbouw naar de kracht van de uitspraak. Er werd gesproken over de vraag of in de speech gesproken zou worden over alleen Marokkanen of over criminele Marokkanen. Omdat tijdens het samenstellen van de speech enige zorg bestond over de vraag of het publiek wel zou reageren op de vraag heeft [betrokkene 1] [betrokkene 4] gebeld. Om ervoor te zorgen dat het publiek goed zou reageren en er een juiste interactie met het publiek zou ontstaan heeft hij [betrokkene 4] gevraagd of hij, eventueel met hulp van anderen, hiervoor kon zorgen, aldus [betrokkene 1].

De eerdergenoemde medewerker van de verdachte, [betrokkene 3], heeft verklaard dat hij op 19 maart 2014, voorafgaand aan de speech van de verdachte, van de verdachte hoorde dat hij drie vragen aan het publiek zou stellen. Hij begreep dat de politieke lijn van een week eerder weer zou worden aangezet.

Naar aanleiding van de uitlatingen van de verdachte op 12 en 19 maart 2014 zijn er vanuit het hele land aangiften tegen hem gedaan.

(…)

8.3

Het begrip ‘ras’ in de zin van de artikelen 137c en 137d Sr

Het hof stelt ten aanzien van het begrip ‘ras’ in de zin van de artikelen 137c en 137d Sr het volgende voorop.

De huidige artikelen 137c en 137d Sr zijn ingevoerd bij Wet van 18 februari 1971 (Stb. 1971, 96) ter uitvoering van het Internationaal Verdrag van New York van 7 maart 1966 inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (hierna: IVUR). In het ontwerp van die wet wordt ‘ras’ niet nader omschreven, maar uit de Memorie van Toelichting blijkt dat dit begrip moet worden uitgelegd naar de kennelijke strekking van artikel 1, eerste lid, van het IVUR (52). In dat artikel worden naast ‘ras’ ook genoemd huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming (53). De in het Nederlands strafrecht geïmplementeerde bepalingen beogen geen wetenschappelijke definitie te geven van ‘ras’, maar laten het aan de rechter over om dat begrip op voornoemde grondslag nader in te vullen (54).

De jurisprudentie die na de invoering van de artikelen 137c en 137d Sr is ontwikkeld maakt duidelijk dat bij de uitleg van deze artikelen het wetenschappelijke begrip ‘ras’ in biologisch-genetische zin geen rol van betekenis speelt (55). De ruime uitleg van het begrip ‘ras’, zoals die naar voren komt uit de Memorie van Toelichting, onder verwijzing naar artikel 1 van het IVUR, wordt in de jurisprudentie gevolgd. Daarmee valt naast ras derhalve ook huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming onder het begrip ‘ras’ als bedoeld in de artikelen 137c en 137d Sr (56). Dat kan dus ruimer zijn dan wat in het normale spraakgebruik onder ‘ras’ wordt verstaan.

Uitgaande van voormelde opvatting over het in de artikelen 137c en 137d Sr voorkomende woord ‘ras’ is het hof van oordeel dat de door verdachte gebruikte term ‘Marokkanen’ verwijst naar de in het IVUR opgenomen kenmerken ‘afkomst’, ‘nationale afstamming’ of ‘etnische afstamming’ en derhalve – anders dan de verdediging heeft betoogd – valt onder het begrip ‘ras’ als bedoeld in die artikelen. Het hof volgt daarmee niet het standpunt van de verdachte dat hij alleen maar heeft gesproken over personen met de Marokkaanse nationaliteit, als aanduiding van het staatsburgerschap van Marokko.

8.4

Beoordeling uitlating op 19 maart 2014 (feit 1)

Het hof dient te beoordelen of ten aanzien van de uitlating van de verdachte op 19 maart 2014 sprake is van groepsbelediging zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.

8.4.1

Beoordelingskader groepsbelediging (artikel 137c Sr)

Bij de beoordeling van een uitlating in verband met de strafbaarheid daarvan wegens groepsbelediging in de zin van artikel 137c Sr dient volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating, alsmede op de context waarin zij is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Tevens dient onder ogen te worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is (57).

8.4.2

Bewoordingen uitlating

Het hof dient in dit kader als eerste te beoordelen of de betreffende uitlating beledigend is. Een uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam (58).

Voor groepsbelediging moet het gaan om het aantasten van de eigenwaarde of het in diskrediet brengen van een groep, in dit geval om de enkele reden dat die van een bepaald ras is. Het oordeel dat sprake is van een uitlating die de strekking heeft een ander aan te randen in zijn eer en goede naam, zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (59). Zo kan de context maken dat een uitlating die objectief – in het algemene of gangbare spraakgebruik – niet zonder meer als beledigend geldt, toch als zodanig wordt aangemerkt.

Zoals hiervoor is overwogen heeft de verdachte op 19 maart 2014 aan het aanwezige publiek op de (partij)bijeenkomst in het kader van de

gemeenteraadsverkiezingen gevraagd of zij “in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen” willen. Nadat het publiek meermalen “minder” had geroepen, reageerde de verdachte met de woorden “Nah, dan gaan we dat regelen”.

Het hof is van oordeel dat de bewoordingen “minder Marokkanen” op zichzelf beschouwd niet zonder meer als beledigend kunnen worden aangemerkt. Het gaat echter niet enkel om deze twee woorden, maar om de bewoordingen in hun context en de uitlating als geheel. Beziet men deze aldus, dan hebben zij de strekking om alle inwoners van Nederland met een Marokkaanse achtergrond in diskrediet te brengen op de enkele grond dat zij tot deze bevolkingsgroep behoren. De uitlating treft immers de gehele Marokkaanse bevolkingsgroep in Nederland, dus zonder dat daarin onderscheid wordt gemaakt naar de gedragskenmerken van bepaalde deelgroepen. Daarmee heeft de verdachte deze groep collectief getroffen in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk haar Marokkaanse afkomst of afstamming. De verdachte heeft derhalve, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, de eigenwaarde aangetast van een groep mensen wegens hun ras (zie paragraaf 8.3) en geen respect getoond voor de eer en goede naam van die groep.

Daarmee staat voor het hof naar objectieve maatstaven het beledigende karakter van die uitlating vast.

8.4.3

Context: publiek debat – onnodig grievend

Nu de uitlating op 19 maart 2014 naar het oordeel van het hof een beledigend karakter heeft dient het vervolgens te beoordelen of de uitlating is gedaan in een bepaalde context die dat beledigende karakter kan wegnemen.

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigende karakter van de uitlating weg kan nemen, bijvoorbeeld indien de uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat (60).

Tot het publiek debat behoren in elk geval kritiek op de overheid en andere uitlatingen die deel uit maken van het politieke debat. Meer in het algemeen gaat het om uitlatingen die in een democratie van publiek belang zijn, bijvoorbeeld omdat daarmee een misstand aan de kaak wordt gesteld of een minderheidsstandpunt voor het voetlicht wordt gebracht.

De verdachte heeft voorafgaand aan de (partij)bijeenkomst op 19 maart 2014 diverse keren, zowel in interviews naar aanleiding van zijn uitlating op de markt op 12 maart 2014, als tijdens een verkiezingsdebat op 18 maart 2014, het grote aantal bij strafbare feiten betrokken Marokkanen in Nederland en hun oververtegenwoordiging in de criminaliteit aan de kaak gesteld. Hij heeft die uitlatingen toen telkens voorzien van aantallen of percentages, en gesteld dat zijn partij eraan zou bijdragen het gevoel van veiligheid in Nederland te vergroten. Daarbij verwees de verdachte herhaaldelijk naar de drie speerpunten van het immigratiebeleid in het verkiezingsprogramma van de PVV, te weten het tegengaan van (verdere) immigratie, het bevorderen van vrijwillige remigratie van mensen met een dubbele nationaliteit en het uitzetten van criminelen met een niet-Nederlandse nationaliteit, waaronder dus ook in Nederland wonende criminele Marokkanen. In dit licht is met betrekking tot de uitlating op 19 maart 2014, waarbij de verdachte als partijleider van de PVV het aanwezige publiek toesprak naar aanleiding van de binnenkomende uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen, naar het oordeel van het hof in beginsel sprake van een (partij)politieke context, waarbinnen de uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat, en aldus het beledigende karakter van de uitlating zou kunnen wegnemen.

Ook in het kader van het publiek debat is het recht op vrijheid van meningsuiting echter niet onbeperkt. Met name dient bezien te worden of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is. Bij die beoordeling dient, indien het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat – het politieke debat daaronder begrepen -, onder ogen te worden gezien enerzijds het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn om zaken van algemeen belang aan de orde te stellen, ook als zijn uitlatingen kunnen ‘kwetsen, choqueren of verontrusten’, maar anderzijds ook de verantwoordelijkheid die de politicus in het politieke/maatschappelijke debat draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat (61). Uitlatingen mogen provocerend zijn, echter mogen zij bepaalde grenzen niet overschrijden, vooral waar het gaat om het respect voor de eer en goede naam en de rechten van anderen (62). De ruime uitingsvrijheid ontbreekt in het bijzonder bij het belasteren van minderheidsgroepen, omdat daarmee de pluriforme democratische samenleving wordt ondergraven. Verdraagzaamheid en respect voor de gelijkwaardigheid van alle mensen vormen immers het fundament van een democratische en pluriforme samenleving (63).

Het beroep dat de verdediging in dit verband heeft gedaan op de uitspraak van het Europees Hof in de zaak Makraduli (64) wordt door het hof niet gevolgd, reeds omdat de uitlating in die zaak, anders dan hier, ziet op een van corruptie beschuldigde regeringsfunctionaris.

In het licht van het voorgaande dient het hof te beoordelen of de verdachte zich op 19 maart 2014 onnodig grievend heeft uitgelaten. Daarvoor acht het hof de navolgende feiten en omstandigheden van belang.

Voorafgaand aan de (partij)bijeenkomst op 19 maart 2014 in Grand Café De Tijd is de verdachte enkele keren geïnterviewd naar aanleiding van zijn uitlating op de markt op 12 maart 2014 over minder Marokkanen en is hem gevraagd wat hij daarmee nu precies bedoelde. In het interview van 13 maart 2014 is de verdachte door een reporter van RTL4 voorgehouden dat over die uitspraak veel ophef was ontstaan. De dag erna is de verdachte tijdens een interview op TV West erop gewezen dat hij op de Haagse markt nogal veel beroering had veroorzaakt door te spreken over minder Marokkanen. Uit de onder paragraaf 8.1.2 van dit arrest genoemde verklaringen blijkt vervolgens dat de verdachte voorafgaand aan zijn toespraak op 19 maart 2014 in voornoemd café met een aantal (beleids)medewerkers in zijn werkkamer heeft besproken over wat er gezegd zou worden en hoe dat vorm gegeven zou worden. Er werd gesproken over de vraag of er in de speech alleen ‘Marokkanen’ of ‘criminele Marokkanen’ gezegd zou worden. Eén van de overwegingen was om een zo sterk mogelijke speech te bedenken waarin de zaken zo scherp mogelijk zouden worden benoemd. Men wilde met de speech aansluiten bij de achterban en daarbij nieuwswaarde genereren, zodat het door de media zou worden overgenomen en uitgezonden. Er werd gesproken over het, om redenen van retoriek, stellen van drie vragen aan het publiek, in plaats van één. Bij het stellen van drie vragen ontstaat een opbouw naar de kracht van de uitspraak. Concepten voor de speech waren tijdens dat overleg al beschikbaar. Aan de eerder in de middag van 19 maart 2014 aan de verdachte, voorgelegde speechvoorstellen, waarin werd gesproken over minder ‘Marokkanen’ in plaats van over bijvoorbeeld minder ‘criminele Marokkanen’, had de verdachte zijn goedkeuring gegeven. Om ervoor te zorgen dat er een juiste interactie tussen de verdachte en het publiek zou ontstaan is een medewerker van de PVV na dit overleg de zaal in gegaan om het publiek te instrueren. De verdachte heeft vervolgens – ten overstaan van het publiek en de aldaar aanwezige media – de speech gehouden op de wijze zoals dat was afgesproken, waarbij hij het aanwezige publiek drie vragen heeft gesteld, waarvan de laatste was of zij “in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen” wilden. Nadat het publiek -conform de tevoren gegeven instructie- meermalen “minder” had geroepen, reageerde de verdachte daarop met de woorden “Nah, dan gaan we dat regelen”.

Gelet enerzijds op het belang van de verdachte om als politicus in het publiek debat zaken aan de orde te stellen, ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, en anderzijds op de verantwoordelijkheid die de verdachte als politicus in het politieke/maatschappelijke debat draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat is het hof – alles afwegende – van oordeel dat deze uitlating onnodig grievend is geweest. In het bijzonder neemt het hof hierbij in aanmerking dat de verdachte de uitlating heeft gedaan ten aanzien van een minderheidsgroep in Nederland, zonder nadere uitleg, motivering of nuancering, waarbij hij zich op een weldoordachte wijze, met gebruikmaking van retoriek, tegenover een voorbereid publiek, voor het oog van de camera over deze gehele groep in negatieve zin heeft uitgelaten, terwijl hij wist dat de in die uitlating gebruikte bewoordingen eerder al tot ophef en beroering hadden geleid. Daarmee is de verdachte te ver gegaan.

Hierbij dient bovendien nog te worden bedacht dat de hiervoor beschreven (partij)politieke context zonder nadere toelichting op dat moment niet voor derden kenbaar was (65). Dat de verdachte, zoals hij heeft gesteld, nadien in interviews alsnog nadere uitleg zou hebben gegeven – wat daar verder van zij – kan aan dit alles niet afdoen.

(…)

8.4.5

Opzet

De verdediging heeft betoogd -kort en zakelijk weergegeven- dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de belediging en evenmin op de openbaarheid van de belediging, zodat de verdachte reeds daarom van het onder feit 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

8.4.5.1 Opzet op de belediging

Het hof is van oordeel dat de verdachte met de tenlastegelegde uitlating op 19 maart 2014 in de gegeven omstandigheden minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig maakte aan belediging van een groep mensen, te weten ‘Marokkanen’.

Het hof overweegt in dit verband dat de verdachte op 19 maart 2014 bekend was met het feit dat er ophef c.q. beroering was ontstaan over zijn ‘minder-Marokkanen’-uitspraak op de markt op 12 maart 2014. Dit blijkt uit de interviews met de verdachte op 13 en 14 maart 2014 en uit hetgeen hij zelf zegt tijdens de speech, waarin de tenlastegelegde uitlating van 19 maart 2014 is gedaan:

“en ik mag het eigenlijk niet zeggen, want er wordt aangifte tegen je gedaan, en misschien zijn er zelfs D66 officieren die het in proces aandoen (…) “. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte, toen hij de tenlastegelegde uitlating op 19 maart 2014 deed, welke uitlating overeenkomsten vertoonde met de uitlating van 12 maart 2014, en waarvan hij zelf aangaf dat hij het eigenlijk niet mag zeggen, er al rekening mee hield dat hij voor die uitlating strafrechtelijk vervolgd zou (kunnen) gaan worden. De stelling van de verdediging dat de verdachte met zijn uitlating slechts een onderdeel van de partijstandpunten van de PVV heeft uitgedragen en niet de bedoeling had om te beledigen kan aan het voorgaande niet af doen (67). Het verweer wordt verworpen.

8.4.5.2 Opzet op de openbaarheid

Onder zich in het openbaar uitlaten als bedoeld in artikel 137c Sr dient te worden verstaan ‘het ter kennis van het publiek brengen’. Bij de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is komt het aan op de bijzondere omstandigheden van het geval (68). De verdachte heeft de uitlating op 19 maart 2014 gedaan in een speech tijdens een (partij)bijeenkomst op een verkiezingsavond, ten overstaan van een publiek (bestaande uit genodigden) en in aanwezigheid van journalisten. De toespraak is opgenomen door de aanwezige media en in de avond uitgezonden op de Nederlandse televisie.

Mede gelet op de verklaring van beleidsmedewerker [betrokkene 1] over het ook met de verdachte gehouden overleg voorafgaand aan de bijeenkomst op 19 maart 2014, acht het hof voldoende gebleken dat het de bedoeling van de verdachte (juist) was dat zijn uitlating ter kennis van het (grote) publiek zou komen. [betrokkene 1] heeft verklaard dat er “natuurlijk pers aanwezig was” en dat er met elkaar nagedacht werd over wat er in de speech gezegd zou gaan worden. Eén van de overwegingen was een zo sterk mogelijke speech te bedenken waarin de zaken zo scherp mogelijk zouden worden benoemd en waarbij nieuwswaarden werden genereerd zodat het door de pers zou worden overgenomen en uitgezonden. Uit de beelden die zich in het dossier bevinden van de (partij)bijeenkomst van 19 maart 2014 (en die ter terechtzitting in hoger beroep getoond zijn) blijkt dat landelijke media aanwezig waren. Er stonden meerdere microfoons op het spreekgestoelte van de verdachte en er waren door de zaal verspreid meerdere (video)camera’s opgesteld. De aanwezigheid van de media kan de verdachte dan ook niet ontgaan zijn, zodat hij zich de openbaarmaking van zijn uitlating bewust moet zijn geweest.

Het hof acht derhalve bewezen, gelet op het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, dat de verdachte zijn uitlating deed ‘in het openbaar’ (zoals in artikel 137c Sr bedoeld) en dat hij dat wist, zodat het hof bewezen acht dat zijn opzet ook op de openbaarheid was gericht. Het verweer wordt verworpen.

8.4.6

Conclusie

Het hof acht bewezen dat de verdachte zich samen met anderen met de uitlating op 19 maart 2014 schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging, zoals dat onder feit 1 (primair) is tenlastegelegd. Alle daarop ziende verweren worden verworpen.

Voetnoten:

(52) Kamerstukken II 1967-1968, 9724, nr. 3, p. 4.

(53) Artikel 1, lid 1 IVUR: In this Convention, the term “racial discrimination” shall mean any distinction, exclusion, restriction or preference based on race, colour, descent, or national or ethnic origin which has the purpose or effect of nullifying or impairing the recognition, enjoyment or exercise, on an equal footing, of human rights and fundamental freedoms in the political, economic, social, cultural or any other field of public life.

(54) Kamerstukken II 1969-1970, 9724, Handelingen p. 4349 (Stb. 1971, 96).

(55) Hoge Raad 15 juni 1976, ECLI:NL:HR:1976:AB5842, NJ 1976, 551, Hoge Raad14 maart 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC3487, NJ 1990, 29, Hoge Raad 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:510.

(56) Hoge Raad 14 maart 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC3487, NJ 1990, 29, Hoge Raad 1 mei 1990, ECLI:NL:HR:1990:AB7604, NJ 1991, 75, Hoge Raad 29 maart 2016, ECLI:NL:HR: 2016:510, Hoge Raad 13 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6191 en Hoge Raad 14 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:638.

(57) Hoge Raad 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583 en Hoge Raad 26 juni 2018, ECLI :NL:HR:2018:1003.

(58) Hoge Raad 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:510.

(59) Hoge Raad 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9796.

(60) Vgl. Hoge Raad 2 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1059.

(61) Hoge Raad 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583.

(62) EHRM 28 februari 2017, nr. 45416/16 (Le Pen vs. Frankrijk).

(63) EHRM 6 juli 2006, nr. 59405/00 (Erbakan vs. Turkije).

(64) EHRM 19 juli 2018, nr. 64659/11 en 24133/13 (Makraduli vs. The former Yugoslav Republic of Macedonia).

(65) Vgl. Hoge Raad 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5623.

(…)

(67) Vgl. Hoge Raad 15 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4739.

(68) Vgl. Hoge Raad 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:952.”

2.4

Het hof heeft ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde het volgende overwogen:

“De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden is of een veroordeling van de verdachte ter zake van (in artikel 137c Sr strafbaar gestelde) groepsbelediging in strijd is met zijn recht op vrije meningsuiting dat onder andere wordt beschermd door artikel 10 EVRM. Zou dat het geval zijn, dan dient deze wetsbepaling ingevolge het bepaalde in artikel 94 van de Grondwet immers buiten toepassing te worden gelaten op de grond dat toepassing ervan niet met artikel 10 EVRM verenigbaar is.

Het in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting is echter niet onbegrensd. Niet alleen kunnen uitlatingen gericht tegen de aan het EVRM ten grondslag liggende waarden in bepaalde (extreme) gevallen de bescherming van artikel 10 EVRM ontberen op grond van artikel 17 EVRM, ook vindt het recht op vrije meningsuiting in het bijzonder zijn begrenzing in het tweede lid van artikel 10 EVRM.

Naar het oordeel van het hof is artikel 17 EVRM (verbod van misbruik van recht) hier niet aan de orde. Niet kan worden gezegd dat de uitlating van de verdachte, zoals die is bewezenverklaard, zozeer indruist tegen de onderliggende waarden van het EVRM dat de verdachte reeds om die reden de bescherming van (artikel 10 van) het EVRM moet ontberen. De bewezenverklaarde uitlating valt naar het oordeel van het hof onder de reikwijdte van het eerste lid van artikel 10 EVRM. Een veroordeling van de verdachte zou derhalve in beginsel een inbreuk opleveren op het daarin neergelegde recht op vrije meningsuiting. Om te beoordelen of die inbreuk gerechtvaardigd is, dient ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM te worden bezien (1) of de inbreuk bij wet is voorzien, (2) of het desbetreffende verbod een legitiem doel dient en ten slotte (3) of de inbreuk (een veroordeling) in dit geval noodzakelijk is in een democratische samenleving.

De vraag of de inbreuk bij wet is voorzien en de vraag of het desbetreffende verbod een legitiem doel dient worden door het hof bevestigend beantwoord. Artikel 137c Sr is ingevoerd, en naar zijn huidige wettekst gewijzigd, bij (telkens) een wet in formele zin en de verdachte mag met de daarin neergelegde verbodsbepaling dan ook bekend worden verondersteld. Tevens is sprake van een legitiem doel voor deze inbreuk, te weten het voorkomen dat strafbare feiten worden gepleegd, respectievelijk het bewerkstelligen dat de reputatie en rechten van anderen worden beschermd (72).

Bij de beoordeling van de derde vraag (of een veroordeling van de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit ‘in een democratische samenleving noodzakelijk’ is), dient voorop te staan dat juist in het belang van die democratische rechtsstaat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het verbieden van meningsuitingen. Dat geldt ook voor meningsuitingen die ‘offend, shock or disturb the State or any sector of the population’ (73) en temeer als de uitlatingen afkomstig zijn van een tot de oppositie behorende politicus (74). Voorkomen moet immers worden dat de vervolging van meningsuitingen bijdraagt aan een sfeer van maatschappelijke onverdraagzaamheid en aldus juist het tegenovergestelde bewerkstelligt van wat met het grondrecht van vrije meningsuiting wordt beoogd. Een beperking van het recht op vrije meningsuiting dient dan ook in elk geval te- beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke behoefte (‘pressing social need’) en zij dient evenredig te zijn aan het met die beperking beoogde doel (proportionaliteitseis) (75). Blijkens de jurisprudentie van het Europees Hof zijn daarbij de bijzondere omstandigheden van het geval van belang. Enerzijds dient een juist evenwicht te worden gevonden tussen alle in geding zijnde, door het EVRM beschermde rechten en vrijheden, en anderzijds dient gewicht te worden toegekend aan de wisselwerking tussen de aard van de uitlating en het mogelijke effect dat die uitlating sorteert, alsmede aan de context waarbinnen een dergelijke uitlating is gedaan (76).

Voor de vraag of een strafrechtelijke veroordeling van verdachte, en daarmee een inbreuk op zijn recht op vrije meningsuiting, beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte acht het hof, mede in verband met de onderlinge weging van rechten, de volgende omstandigheden rond de aard, de context en het effect van de uitlating van belang.

De verdachte heeft zijn uitlating gedaan in een door hemzelf en partijmedewerkers voorbereide speech (77). Het sluitstuk ervan werd gevormd door een drietal retorisch gestelde vragen, waarmee de verdachte zijn publiek actief bij de uitlating betrok (78). Voorts werd de bewezenverklaarde uitlating gedaan in de context van de laatste vraag, zodat daarop de nadruk kwam te liggen. De bedoeling van de speech was om de zaken zo scherp mogelijk te benoemen en daarbij nieuwswaarden te genereren, opdat het door de pers zou worden overgenomen en uitgezonden (79). De verdachte wist dat de eerdere uitlating van hem op 12 maart 2014, die weliswaar in een andere context, maar in dezelfde bewoordingen was gedaan, tot de nodige ophef en beroering had geleid. Toch heeft hij er bij zijn uitlating op 19 maart 2014 van afgezien om in de generaliserende aanduiding ‘Marokkanen’ enige nuance of enig gedragskenmerkend onderscheid aan te brengen. Aldus werd de Marokkaanse gemeenschap in Nederland in haar geheel in diskrediet gebracht en in haar eigenwaarde aangetast (80). Weliswaar deed de verdachte zijn uitlating op een (partij)bijeenkomst naar aanleiding van de binnenkomende uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen, en was in zoverre sprake van een politieke context, maar dat ontslaat de verdachte niet van zijn bijzondere verantwoordelijkheid als politicus om uitlatingen te vermijden die voeding kunnen geven aan intolerantie en die het respect voor de gelijkwaardigheid van anderen als het fundament van een democratische en pluralistische samenleving ondergraven (81).

Dat geldt naar het oordeel van het hof temeer als de uitlating, zoals hier, voeding geeft aan de negatieve beeldvorming ten aanzien van een bevolkingsgroep die binnen de Nederlandse samenleving een minderheid vormt.

Gelet op hetgeen hierna omtrent de strafoplegging zal worden bepaald, bezien in relatie tot de omstandigheid dat ter zake van het misdrijf van artikel 137c, eerste lid Sr een gevangenisstraf kan worden opgelegd tot een maximum van één jaar, acht het hof een veroordeling van de verdachte voor de uitlating in dit geval ook niet onevenredig aan het daarmee beoogde doel (82). Het hof is in het licht daarvan en op grond van al het vorenoverwogene van oordeel dat een veroordeling van de verdachte in een democratische samenleving noodzakelijk is als bedoeld in artikel 10, tweede lid EVRM.

Op voormelde gronden kan een veroordeling van de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit naar het oordeel van het hof niet leiden tot een schending van artikel 10 EVRM, zodat, nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, het bewezenverklaarde strafbaar is. De hierop betrekking hebbende verweren worden verworpen.

Voetnoten:

(72) Zie onder meer EHRM 7 november 2007, nr. 12697/03 (Mamère vs. Frankrijk).

(73) Zie onder meer EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside vs. Verenigd Koninkrijk).

(74) Zie onder meer EHRM 23 april 1992, nr. 11798/85 (Castells vs. Spanje).

(75) Zie onder meer EHRM 23 juni 2016, nr. 20261/12 (Baka vs. Hongarije).

(76) Zie onder meer EHRM 15 oktober 2015, nr. 27510/08 (Perinçek vs. Zwitserland).

(77) Vgl. EHRM 3 oktober 2019, nr. 55225/14 (Pastörs vs. Duitsland).

(78) Vgl. EHRM 20 oktober 2015, nr. 25239/13 (M’Bala M’Bala vs. Frankrijk).

(79) Vgl. EHRM 23 september 1994, nr. 15890/89 (Jersild vs. Denemarken).

(80) Vgl. EHRM 15 maart 2012, nrs. 4149/04 en 41029/04 (Aksu vs. Turkije), EHRM 28 februari 2017, nr. 45416/16 (Le Pen vs. Frankrijk), EHRM 25 oktober 2018, nr. 38450/12 (E.S. vs. Oostenrijk) en EHRM 3 oktober 2019, nr. 55225/14 (Pastörs vs. Duitsland).

(81) Zie onder meer EHRM 16 juli 2009, nr. 15615/07 (Féret vs. België).

(82) Vgl. EHRM 10 juli 2008, nr. 15948/03 (Soulas et autres vs. Frankrijk).”

2.5

Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”.

2.6

Het hof heeft – met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) – bepaald dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Het hof heeft hierover het volgende overwogen:

“Het hof heeft met betrekking tot een op te leggen straf of maatregel in aanmerking genomen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog het volgende.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – belediging van een groep mensen (Marokkanen in Nederland) wegens hun ras. Door aldus te handelen heeft de verdachte de eer en waardigheid van deze groep mensen aangetast. Uitspraken als bewezenverklaard kunnen een bijdrage leveren aan (een verdere) polarisatie binnen de Nederlandse samenleving, terwijl juist in onze democratische, pluriforme maatschappij het respecteren van de ander, met name van minderheidsgroepen, van groot belang is. Krenkende uitlatingen worden weliswaar tot op zekere hoogte beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting, maar de verdachte is in dit geval te ver gegaan en heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dit betekent dat in beginsel oplegging van een straf of maatregel dient te volgen.

Bij het bepalen van die straf of maatregel dient het hof ook de bijzondere, persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking te nemen. De verdachte is een democratisch gekozen volksvertegenwoordiger, fractievoorzitter en leider van de PVV. Hij heeft de bewezenverklaarde uitlating in die hoedanigheid gedaan. Het hof laat hierbij zwaar meewegen dat de verdachte, zoals hij ook nog eens ter terechtzitting heeft benadrukt, reeds lange tijd wegens het uiten van zijn (partij)politieke standpunt wordt bedreigd en om die reden onder zware beveiliging moet leven. De verdachte betaalt zo zelf al jaren een hoge prijs voor het uitdragen van zijn mening.

Het hof heeft verder acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

Het hof stelt tot slot vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, nu de berechting in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de twee jaar die daarvoor in het algemeen als redelijk heeft te gelden, gelet op het feit dat de verdediging op 21 december 2016 hoger beroep heeft ingesteld en het eindarrest heden is gewezen. Daarnaast heeft de totale procedure inmiddels ruim zes jaar geduurd, sinds het bewezenverklaarde feit op 19 maart 2014. Het hof zal, gelet op de hierna te nemen beslissing, evenwel met de enkele constatering van deze schending volstaan en hier verder geen consequenties aan verbinden.

Resteert de vraag, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, of met de oplegging van een straf of maatregel aan de verdachte, bijvoorbeeld met de oplegging van een geldboete, zoals door het Openbaar Ministerie is gevorderd, nog een met de strafrechtstoepassing na te streven doel wordt gediend. Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat dit niet het geval is.

Het hof acht het dan ook raadzaam te bepalen dat met toepassing van artikel 9a Sr, aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.”

3. Beoordeling van het derde, het vierde, het vijfde, het zesde en het zevende cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld

3.1

De cassatiemiddelen komen op tegen de bewezenverklaring door het hof van het zich beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras en tegen het oordeel van het hof dat artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) niet in de weg staat aan een veroordeling voor dit feit.

3.2

De tenlastelegging is toegesneden op artikel 137c Sr (groepsbelediging). Daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende termen ‘beledigend’ en ‘ras’ zijn gebruikt in de betekenis die deze termen hebben in die bepaling.

Juridisch kader

3.3.1

Artikel 137c lid 1 Sr luidt:

“Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”

Artikel 1 lid 1 van het Internationaal Verdrag van New York van 7 maart 1966 inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (hierna: IVUR) luidt in de Nederlandse vertaling:

“In dit Verdrag wordt onder “rassendiscriminatie” verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming die ten doel heeft de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied, of op andere terreinen van het openbare leven, teniet te doen of aan te tasten, dan wel de tenietdoening of aantasting daarvan ten gevolge heeft.”

Artikel 10 EVRM luidt in de Nederlandse vertaling:

“1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.”

3.3.2

De memorie van antwoord bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 18 februari 1971, Stb. 1971, 96 waarbij artikel 137c Sr is ingevoerd, houdt onder meer in:

“Strafbaar is enkel het aantasten van de eigenwaarde of het in diskrediet brengen van de groep, omdat die van een bepaald ras is, een bepaalde godsdienst belijdt of een bepaalde levensovertuiging is toegedaan. Kritiek op opvattingen en gedragingen – in welke vorm ook – valt buiten het bereik van de ontworpen strafbepaling.”

(Kamerstukken II 1969/70, 9724, nr. 6, p. 4)

3.4

Een uitlating kan als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. Dat betekent dat onder het zich beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, als bedoeld in artikel 137c lid 1 Sr, moet worden verstaan het zich nodeloos krenkend uitlaten over een groep mensen omdat die groep van een bepaald ras is. Het gaat er daarbij om dat men de mensen, die tot de groep behoren, collectief treft in wat voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras, en men hen beledigt juist omdat zij tot dat ras behoren. (Vgl., met betrekking tot belediging van een groep mensen wegens hun godsdienst of levensovertuiging, HR 10 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF0655.)

3.5

De in artikel 137c lid 1 Sr voorkomende term ‘ras’ moet worden uitgelegd overeenkomstig de strekking van de in artikel 1 lid 1 IVUR gegeven opsomming, waarin naast ras ook wordt genoemd: huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming (vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:510).

3.6.1

Het, onder meer in artikel 10 EVRM gegarandeerde, recht op vrijheid van meningsuiting staat aan een strafrechtelijke veroordeling voor groepsbelediging in de zin van artikel 137c Sr niet in de weg als zo’n veroordeling een op grond van artikel 10 lid 2 EVRM toegelaten – te weten: een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische samenleving noodzakelijke – beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.

3.6.2

Het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) heeft in zijn uitspraak van 15 oktober 2015, nr. 27510/08 (Perinçek tegen Zwitserland) met betrekking tot ‘een in een democratische samenleving noodzakelijke beperking’ als bedoeld in artikel 10 lid 2 EVRM onder meer het volgende overwogen:

“196. The general principles for assessing whether an interference with the exercise of the right to freedom of expression is “necessary in a democratic society” within the meaning of Article 10 § 2 of the Convention are well-settled in the Court’s case-law. As noted by the Chamber, they were recently restated in Mouvement raëlien suisse v. Switzerland ([GC], no. 16354/06, § 48, ECHR 2012) and Animal Defenders International v. the United Kingdom ([GC], no. 48876/08, § 100, ECHR 2013), and can be summarised as follows.

(i) Freedom of expression is one of the essential foundations of a democratic society and one of the basic conditions for its progress and for each individual’s self-fulfilment. Subject to Article 10 § 2, it applies not only to “information” or “ideas” that are favourably received or regarded as inoffensive or as a matter of indifference, but also to those that offend, shock or disturb. Such are the demands of pluralism, tolerance and broadmindedness without which there is no “democratic society”. As set forth in Article 10, this freedom is subject to exceptions, but these must be construed strictly, and the need for any restrictions must be established convincingly.

(ii) The adjective “necessary” in Article 10 § 2 implies the existence of a pressing social need. The High Contracting Parties have a margin of appreciation in assessing whether such a need exists, but it goes hand in hand with European supervision, embracing both the law and the decisions that apply it, even those given by independent courts. The Court is therefore empowered to give the final ruling on whether a “restriction” can be reconciled with freedom of expression.

(iii) The Court’s task is not to take the place of the competent national authorities but to review the decisions that they made under Article 10. This does not mean that the Court’s supervision is limited to ascertaining whether these authorities exercised their discretion reasonably, carefully and in good faith. The Court must rather examine the interference in the light of the case as a whole and determine whether it was proportionate to the legitimate aim pursued and whether the reasons adduced by the national authorities to justify it were relevant and sufficient. In doing so, the Court has to satisfy itself that these authorities applied standards which were in conformity with the principles embodied in Article 10 and relied on an acceptable assessment of the relevant facts.

197. Another principle that has been consistently emphasised in the Court’s case-law is that there is little scope under Article 10 § 2 of the Convention for restrictions on political expression or on debate on questions of public interest (see, among many other authorities, Wingrove v. the United Kingdom, 25 November 1996, § 58, Reports 1996-V; Ceylan v. Turkey [GC], no. 23556/94, § 34, ECHR 1999-IV; and Animal Defenders International, cited above, § 102).

(…)

204. The Court has been called upon to consider the application of Article 10 of the Convention in a number of cases concerning statements, verbal or non-verbal, alleged to stir up or justify violence, hatred or intolerance. In assessing whether the interference with the exercise of the right to freedom of expression of the authors, or sometimes publishers, of such statements was “necessary in a democratic society” in the light of the general principles formulated in its case-law (see paragraphs 196-97 above), the Court has had regard to several factors.

205. One of them has been whether the statements were made against a tense political or social background; the presence of such a background has generally led the Court to accept that some form of interference with such statements was justified. Examples include the tense climate surrounding the armed clashes between the PKK (…) and the Turkish security forces in south-east Turkey in the 1980s and 1990s (…); the atmosphere engendered by deadly prison riots in Turkey in December 2000 (…); problems relating to the integration of non-European and especially Muslim immigrants in France (see Soulas and Others, cited above, §§ 38-39, and Le Pen v. France (dec.), no. 18788/09, 20 April 2010); and the relations with national minorities in Lithuania shortly after the re-establishment of its independence in 1990 (…).

206. Another factor has been whether the statements, fairly construed and seen in their immediate or wider context, could be seen as a direct or indirect call for violence or as a justification of violence, hatred or intolerance (see, among other authorities, Incal v. Turkey, 9 June 1998, § 50, Reports 1998-IV; Sürek (no. 1), cited above, § 62; Özgür Gündem v. Turkey, no. 23144/93, § 64, ECHR 2000-III; Gündüz v. Turkey, no. 35071/97, §§ 48 and 51, ECHR 2003-XI; Soulas and Others, cited above, §§ 39-41 and 43; Balsytė-Lideikienė, cited above, §§ 79-80; Féret, cited above, §§ 69-73 and 78; Hizb ut-Tahrir and Others, cited above, § 73; Kasymakhunov and Saybatalov, cited above, §§ 107-12; Fáber v. Hungary, no. 40721/08, §§ 52 and 56-58, 24 July 2012; and Vona, cited above, §§ 64-67). In assessing that point, the Court has been particularly sensitive towards sweeping statements attacking or casting in a negative light entire ethnic, religious or other groups (see Seurot v. France (dec.), no. 57383/00, 18 May 2004, Soulas and Others, cited above, §§ 40 and 43, and Le Pen, cited above, all of which concerned generalised negative statements about non-European and in particular Muslim immigrants in France; Norwood v. the United Kingdom (dec.), no. 23131/03, ECHR 2004-XI, which concerned statements linking all Muslims in the United Kingdom with the terrorist acts in the United States of America on 11 September 2001; W.P. and Others v. Poland (dec.), no. 42264/98, ECHR 2004-VII, and Pavel Ivanov v. Russia (dec.), no. 35222/04, 20 February 2007, both of which concerned vehement anti-Semitic statements; Féret, cited above, § 71, which concerned statements portraying non-European immigrant communities in Belgium as criminally minded; Hizb ut-Tahrir and Others, § 73, and Kasymakhunov and Saybatalov, § 107, both cited above, which concerned direct calls for violence against Jews, the State of Israel, and the West in general; and Vejdeland and Others v. Sweden, no. 1813/07, § 54, 9 February 2012, which concerned allegations that homosexuals were attempting to play down paedophilia and were responsible for the spread of HIV and Aids).

207. The Court has also paid attention to the manner in which the statements were made, and their capacity – direct or indirect – to lead to harmful consequences. Examples include Karataş v. Turkey ([GC], no. 23168/94, §§ 51-52, ECHR 1999-IV), where the fact that the statements had been made through poetry rather than in the mass media led to the conclusion that the interference could not be justified by the special security context otherwise existing in the case; Féret (cited above, § 76), where the statements had been made on electoral leaflets, which had enhanced the effect of the discriminatory and hateful message that they were conveying; Gündüz (cited above, §§ 43-44), where the statements had been made in the course of a deliberately pluralistic televised debate, which had reduced their negative effect; Fáber (cited above, §§ 44-45), where the statement had consisted in the mere peaceful holding of a flag next to a rally, which had had a very limited, if any, effect on the course of that rally; Vona (cited above, §§ 64-69), where the statement had consisted in military-style marches in villages with large Roma populations, which, given the historical context in Hungary, had carried sinister connotations; and Vejdeland and Others (cited above, § 56), where the statements had been made on leaflets left in the lockers of secondary-school students.

208. In all of the above cases, it was the interplay between the various factors rather than any one of them taken in isolation that determined the outcome of the case. The Court’s approach to that type of case can thus be described as highly context-specific.”

3.6.3

Mede gelet op artikel 10 EVRM en de rechtspraak van het EHRM moet bij de beoordeling of een uitlating strafbaar is op grond van artikel 137c Sr, acht worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating en op de context – waaronder, in lijn met de hiervoor vermelde uitspraak van het EHRM, is te verstaan “the immediate or wider context” – waarin de uitlating is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de betreffende uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Ook moet onder ogen worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is.
Bij de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is, moet, als het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat – het politieke debat daaronder begrepen – onder ogen worden gezien enerzijds het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, maar anderzijds ook de verantwoordelijkheid die de politicus in het publiek debat draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat of geweld of discriminatie maar ook om uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid.(Vgl. HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583.)

Beoordeling van de klachten

3.7

In het bestreden arrest heeft het hof zijn beslissingen gebaseerd op het hier weergegeven juridische kader.

3.8.1

Het hof heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde uitlatingen van de verdachte – het tijdens een partijbijeenkomst aan het publiek vragen of zij “in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen” willen en, na het door het publiek meermalen “minder” roepen, het reageren met de woorden “Nah, dan gaan we dat regelen” – de strekking hebben om alle inwoners van Nederland met een Marokkaanse achtergrond in diskrediet te brengen op de enkele grond dat zij tot deze bevolkingsgroep behoren, zonder dat daarbij onderscheid is gemaakt naar de gedragskenmerken van bepaalde deelgroepen. Verder heeft het hof geoordeeld dat de verdachte deze bevolkingsgroep met zijn uitlatingen collectief heeft getroffen in wat voor die groep kenmerkend is, namelijk haar Marokkaanse afkomst of afstamming. Het hof heeft bij die oordelen betrokken dat de bewoordingen “minder Marokkanen” op zichzelf beschouwd niet zonder meer als beledigend kunnen worden aangemerkt, maar dat het gaat om de uitlatingen van de verdachte als geheel, waarbij de uitlatingen moeten worden bezien in de context waarin deze zijn gedaan.
Wat betreft deze context heeft het hof, kort gezegd, de volgende vaststellingen in aanmerking genomen. Voorafgaand aan de partijbijeenkomst op 19 maart 2014 zijn aan de verdachte in interviews vragen gesteld over zijn uitlating over minder Marokkanen op een markt op 12 maart 2014. Daarbij is hem voorgehouden dat die uitlating – “Belangrijkste is toch voor de mensen hier op de markt de Hagenaars, Hagenezen en Scheveningers zoals [betrokkene 5] dat altijd netjes en terecht noemt. Voor die mensen doen we het nu. Die stemmen nu op een veiliger en socialer en in ieder geval een stad met minder lasten en als het even kan ook wat minder Marokkanen.” – tot veel ophef en beroering had geleid. In aanloop naar de partijbijeenkomst op 19 maart 2014 heeft de verdachte de speech die hij zou houden, voorbesproken met zijn partijmedewerkers, waarbij de vraag aan de orde is gekomen of alleen ‘Marokkanen’ of ‘criminele Marokkanen’ zou worden gezegd. Daarbij is gekozen voor het stellen van drie vragen om zo de speech in kracht op te bouwen naar de bewezenverklaarde uitlatingen. De verdachte heeft daarbij goedkeuring gegeven aan het voorstel om slechts te spreken van ‘Marokkanen’ in het algemeen. Zoals ook werd voorbesproken is een partijmedewerker voorafgaand aan de speech de zaal ingegaan om het publiek te instrueren over de te stellen vraag (“Willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen?”) en het daarop te geven antwoord; dat antwoord zou bestaan uit het herhaald roepen van “minder”.

3.8.2

Het oordeel van het hof dat de verdachte met de bewezenverklaarde uitlatingen de eigenwaarde van een groep mensen, te weten alle inwoners van Nederland met een Marokkaanse achtergrond, wegens de nationale afstamming van die personen en dus wegens hun ras heeft aangetast en geen respect heeft getoond voor de eer en goede naam van die groep, zodat die uitlatingen een beledigend karakter hebben, geeft – gelet op wat onder 3.4 en 3.5 is vooropgesteld – niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is, in aanmerking genomen wat het hof heeft vastgesteld over de strekking van de uitlatingen en het kenmerkende van de groep waarop die uitlatingen betrekking hebben, toereikend gemotiveerd.
Voor zover het vierde cassatiemiddel berust op de opvatting dat het hof het beledigende karakter van de uitlatingen uitsluitend “naar objectieve maatstaven” – en dus zonder acht te slaan op de context waarin de uitlatingen zijn gedaan – had mogen beoordelen en, pas als het op basis van die maatstaven tot het oordeel was gekomen dat sprake is van een beledigend karakter, in ogenschouw had mogen nemen of de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, dat beledigende karakter had kunnen wegnemen, vindt het geen steun in het recht. Voor het oordeel of een uitlating als beledigend moet worden beschouwd, zijn niet alleen de bewoordingen van die uitlating van belang, maar tevens de context waarin de uitlating is gedaan. In gevallen waarin het gebruik van bepaalde woorden op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, zal het afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan of deze de strekking heeft een ander aan te randen in zijn eer en goede naam. (Vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9796.) Het hof heeft dat niet miskend.

3.9.1

Het hof heeft verder beoordeeld of de uitlatingen van de verdachte onnodig grievend zijn en of een beperking van het recht van de verdachte op vrijheid van meningsuiting toelaatbaar is. Het hof heeft bij die beoordeling tot uitgangspunt genomen dat de verdachte de uitlatingen heeft gedaan als partijleider van een politieke partij terwijl hij het aanwezige publiek toesprak naar aanleiding van de binnenkomende uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen, zodat – mede gelet op het verkiezingsprogramma van deze partij – in beginsel sprake is van een (partij)politieke context waarbinnen de uitlatingen een bijdrage kunnen leveren aan het publiek debat. Het hof is echter, mede gelet op de context waarin de verdachte de bewezenverklaarde uitlatingen heeft gedaan, tot de slotsom gekomen dat die uitlatingen onnodig grievend zijn geweest en dat in het onderhavige geval de uit de veroordeling voortvloeiende beperking van de vrijheid van meningsuiting in een democratische samenleving noodzakelijk is.
Aan deze oordelen heeft het hof de onder 3.8.1 weergegeven vaststellingen ten grondslag gelegd over de totstandkoming van de speech die de verdachte op 19 maart 2014 heeft gehouden. Verder heeft het hof bij die oordelen betrokken dat (i) de bewezenverklaarde uitlatingen zijn gedaan ten aanzien van een minderheidsgroep in Nederland zonder dat daarbij op dat moment nadere uitleg, motivering of nuancering heeft plaatsgevonden, (ii) de verdachte deze uitlatingen heeft gedaan op weldoordachte en doelbewuste wijze, met gebruikmaking van retoriek, tegenover een voorbereid publiek en voor het oog van de camera, waarbij het de bedoeling was om de zaken zo scherp mogelijk te formuleren en daarmee nieuwswaarde te genereren doordat de uitlatingen door de pers zouden worden overgenomen en uitgezonden, en (iii) de verdachte wist dat de gebruikte bewoordingen eerder al tot ophef en beroering hadden geleid, maar dit hem geen aanleiding heeft gegeven enige nuance of enig gedragskenmerkend onderscheid aan te brengen.

3.9.2

Deze oordelen van het hof, die erop neerkomen dat de bewezenverklaarde voor een groep personen krenkende uitlatingen van de verdachte onnodig grievend zijn en dat de schuldigverklaring van de verdachte aan groepsbelediging in de zin van artikel 137c Sr zonder oplegging van straf of maatregel niet onverenigbaar is met het mede door artikel 10 EVRM gewaarborgde recht van de verdachte op vrijheid van meningsuiting, geven gelet op wat onder 3.6 is vooropgesteld en tevens in het licht van de in de conclusie van de procureur-generaal onder 53-58 besproken rechtspraak van het EHRM, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad neemt hierbij in aanmerking dat het hof bij dit oordeel heeft betrokken dat de verdachte als politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, maar ook dat hij in het publiek debat tevens de verantwoordelijkheid draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat, waaronder ook uitlatingen die – mede gelet op de wijze waarop en de context waarin die uitlatingen zijn gedaan – direct of indirect aanzetten tot onverdraagzaamheid.

3.10

Ook alle overige klachten die de cassatiemiddelen richten tegen de toepassing van het te hanteren juridische kader en de daarop gebaseerde oordelen van het hof, kunnen niet tot cassatie leiden.

3.11

Samengevat houdt het oordeel van de Hoge Raad het volgende in.
De strafbaarstelling van groepsbelediging in artikel 137c Sr heeft onder meer betrekking op de belediging van een groep mensen vanwege hun ras. Daaronder valt ook een groep mensen met eenzelfde nationale afstamming, zoals in dit geval alle inwoners van Nederland met een Marokkaanse achtergrond.
Bij het oordeel of die groep door een uitlating is beledigd, gaat het niet alleen om de woorden die zijn gebruikt, maar ook om de context waarin zo’n uitlating is gedaan. Die context bestond er in dit geval uit dat de verdachte, nadat een eerdere uitlating van hem over minder Marokkanen op een markt op 12 maart 2014 tot veel ophef en beroering had geleid, met zijn partijmedewerkers de speech die hij zou houden op de partijbijeenkomst van 19 maart 2014 heeft voorbesproken. Daarbij is de vraag aan de orde gekomen of alleen ‘Marokkanen’ of ‘criminele Marokkanen’ zou worden gezegd, waarbij de verdachte goedkeuring heeft gegeven aan het voorstel om slechts te spreken van ‘Marokkanen’ in het algemeen. Ook is gekozen voor het stellen van drie vragen om zo de speech in kracht op te bouwen. Vervolgens heeft de verdachte in die openbare speech doelbewust en in interactie met een daartoe vooraf geïnstrueerd publiek gezegd zich te willen inzetten voor “minder Marokkanen”, waarbij hij welbewust sprak over deze groep als geheel. Op die manier heeft hij deze groep beledigd. Dat is verboden op grond van artikel 137c Sr. Dat de verdachte sprak als politicus maakt dit niet anders. Weliswaar moet een politicus zaken van algemeen belang aan de orde kunnen stellen, ook als hij daarmee anderen kwetst of verontrust, maar dat neemt niet weg dat hij in het publiek debat de verantwoordelijkheid draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat, waaronder uitlatingen die direct of indirect aanzetten tot onverdraagzaamheid. De vorm waarin de verdachte in dit geval zijn uitlatingen heeft gedaan, is onnodig grievend en overschrijdt die ook door een politicus in acht te nemen grenzen van de wet en grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.Dat betekent dat het recht op vrijheid van meningsuiting niet in de weg staat aan een veroordeling voor groepsbelediging.

4. Beoordeling van de overige namens de verdachte voorgestelde cassatiemiddelen en van het namens de benadeelde partij voorgestelde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2021.

Reacties uitgeschakeld voor Noot 33B/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noot 33A/VERZET

[33A]

HOGE RAAD

VEROORDELING WILDERS WEGENS GROEPSBELEDIGING

BLIJFT IN STAND

6 JULI 2021

https://www.hogeraad.nl/actueel/nieuwsoverzicht/2021/juli/veroordeling-wilders-wegens-groepsbelediging-blijft-stand

De veroordeling van PVV-leider Wilders zonder strafoplegging door het Haagse gerechtshof wegens groepsbelediging blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

De zaak

Tijdens een partijbijeenkomst op de verkiezingsavond van 19 maart 2014 vroeg Wilders het aanwezige publiek of zij meer of minder Marokkanen wilden. Het publiek reageerde met herhaaldelijk ‘minder, minder’, waarna Wilders zei, ‘nah dan gaan we dat regelen’. Het hof oordeelde vorig jaar dat deze uitlating van Wilders, ook al is die gedaan in de context van een politieke bijeenkomst, onnodig grievend is geweest jegens een groep mensen van een bepaalde nationale afstamming. Het gerechtshof verklaarde hem schuldig aan groepsbelediging maar legde hem geen straf op. Tegen deze uitspraak stelde Wilders beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaten van Wilders vroegen de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen. De cassatieklachten richtten zich onder andere tegen de bewezenverklaring door het hof van de groepsbelediging en tegen het oordeel van het hof dat de vrijheid van meningsuiting niet in de weg staat aan een veroordeling voor dit feit.

Advies procureur-generaal (PG)

PG Silvis adviseerde in zijn conclusie(verwijst naar een andere website) van 18 mei jl. de veroordeling door het hof in stand te laten. Volgens de PG kon het hof oordelen dat het recht op de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder ook dat van een politicus, niet aan een veroordeling in de weg staat. De inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van Wilders die daardoor ontstaat, is volgens de PG gerechtvaardigd omdat het in een democratische samenleving voor het behoud van de daarbij horende menselijke waardigheid noodzakelijk is op te treden tegen discriminatie door groepsbelediging wegens nationale afstamming.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is van oordeel dat de cassatieklachten niet slagen. Bij het oordeel of een groep door een uitlating is beledigd wegens hun ras, waaronder ook de nationale afstamming valt, gaat het niet alleen om de woorden die zijn gebruikt, maar ook om de context waarin die uitlating is gedaan. Die context bestond er in dit geval uit dat Wilders, nadat een eerdere uitlating van hem over minder Marokkanen op een markt op 12 maart 2014 tot veel ophef en beroering had geleid, met zijn partijmedewerkers de speech die hij zou houden op de partijbijeenkomst van 19 maart 2014 heeft voorbesproken. Daarbij is de vraag aan de orde gekomen of alleen ‘Marokkanen’ of ‘criminele Marokkanen’ zou worden gezegd, waarbij Wilders goedkeuring heeft gegeven aan het voorstel om slechts te spreken van ‘Marokkanen’ in het algemeen. Ook is gekozen voor het stellen van drie vragen om zo in kracht op te bouwen. Vervolgens heeft Wilders in die openbare speech doelbewust en in interactie met een daartoe vooraf geïnstrueerd publiek gezegd zich te willen inzetten voor “minder Marokkanen”, waarbij hij welbewust sprak over deze groep als geheel. Op die manier heeft hij deze groep beledigd. Dat is verboden op grond van de wet. Dat Wilders sprak als politicus maakt dit niet anders. Weliswaar moet een politicus zaken van algemeen belang aan de orde kunnen stellen, ook als hij daarmee anderen kwetst of verontrust, maar dat neemt niet weg dat hij in het publiek debat de verantwoordelijkheid draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat, waaronder uitlatingen die direct of indirect aanzetten tot onverdraagzaamheid. De vorm waarin Wilders in dit geval zijn uitlatingen heeft gedaan, is onnodig grievend en overschrijdt die ook door een politicus in acht te nemen grenzen van de wet en grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Dat betekent dat het recht op vrijheid van meningsuiting niet in de weg staat aan een veroordeling voor groepsbelediging.

De overige klachten, waaronder de klacht over de constatering van het hof dat er geen inmenging van de minister of zijn ambtenaren in de vervolgingsbeslissing of de strafzaak is geweest, heeft de Hoge Raad met een verkorte motivering verworpen.

Met het oordeel van de Hoge Raad is de schuldigverklaring zonder oplegging van straf definitief.

EINDE STATEMENT HOGE RAAD

Reacties uitgeschakeld voor Noot 33A/VERZET

Opgeslagen onder Divers

Noot 33/VERZET

[33]

NOS

HOGE RAAD HANDHAAFT VEROORDELING GEERT WILDERS IN

”MINDER MAROKKANEN” ZAAK

6 JULI 2021

https://nos.nl/artikel/2388153-hoge-raad-handhaaft-veroordeling-geert-wilders-in-minder-marokkanen-zaak

De veroordeling van Geert Wilders voor groepsbelediging in het ‘minder Marokkanen’-proces, is definitief. Dat volgt uit een uitspraak van de Hoge Raad. De procureur-generaal had eerder al geadviseerd om het vonnis van het gerechtshof te handhaven.

Het hof veroordeelde Wilders in september vorig jaar in hoger beroep voor groepsbelediging, maar sprak hem vrij van het aanzetten tot haat en discriminatie met zijn ‘minder Marokkanen’-opmerking op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen in 2014. Net als de rechtbank legde het hof hem geen straf op.

Wilders ging tegen de uitspraak in cassatie. Volgens de PVV-leider zouden de politiek en ambtenarij hebben geholpen om hem veroordeeld te krijgen en zou er daarom sprake zijn geweest van een politiek proces. Wilders noemde Nederland een “corrupt land”, omdat “Marokkanen die steden en wijken in de fik steken daar meestal mee wegkomen”.

Verboden

De Hoge Raad oordeelt dat Wilders een groep mensen “met eenzelfde nationale afstamming” heeft beledigd, te weten de Marokkanen die in Nederland wonen. “Groepsbelediging is verboden volgens het Wetboek van Strafrecht”, zei de voorzitter. “Ook een politicus dient zich aan de grondbeginselen van de rechtsstaat te houden.”

Volgens de Hoge Raad ging Wilders met zijn uitlatingen voor een publiek in een Haags café te ver en waren zijn woorden, net als wat het hof eerder zei, “onnodig grievend” voor alle Marokkanen. De voorzitter wees erop dat uitlatingen wel provocerend mogen zijn, maar “niet mogen aanzetten tot onverdraagzaamheid”. “Het recht op de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder dat van een politicus, mag daarom een veroordeling niet in de weg staan”, luidt het oordeel.

Reactie Wilders

Wilders betreurt de uitspraak van de Hoge Raad.

De PVV-leider zegt dat hij zich niks zal aantrekken van de uitspraak. “Niks, maar dan ook helemaal niks. Deze uitspraak bestaat voor mij niet. Ik zal me bij volgende bijeenkomsten uitspreken zoals ik dat altijd doe, ik laat mij niet de mond snoeren.”

EINDE

Reacties uitgeschakeld voor Noot 33/VERZET

Opgeslagen onder Divers