TUNESIE TUSSEN SECULIERE EN SOCIALE REVOLUTIE
By peter | 8 februari 2013 | ‘Arabische Lente’, Tunesië
vrijdag 8 februari 2012
Onderstaand artikel schreef ik voor de website van Doorbraak. Daar staat het intussen al.
Tunesië bevindt zich na de moord op een links seculier politicus opeens in een acute, diepe politieke crisis. Trouw vraagt zich zelfs af of er een “seculiere revolutie” in de lucht hangt. De crisis hangt samen met diepe economische problemen, grote armoede die mensen doet protesteren tegen de huidige door islamisten geleide regering – zoals ze in december 2010 en januari 2011 in opstand kwamen tegen de seculiere dictatuur van Ben Ali. De gang van zaken laat zien hoezeer de drijvende krachten achter de opstandsgolf die als Arabische Lente bekend werd, nog steeds tot nieuwe episodes van verzet aanleiding geven.
De gebeurtenissen volgen elkaar snel op. Eergisteren schoten mensen die, zo werd gezegd,“in traditioneel gewaad” gekleed zouden zijn, vanaf motoren Choukri Belaid neer. Hij overleed in het ziekenhuis. Belaid was leider van een seculiere, radicaal linkse Democratische patriottische Partij, een organisatie die deel uitmaakte van een electoraal Volksfront dat stelling neemt tegen de islamisten. Choukri was een fel criticus van de door de islamistische Ennadha-partij geleide regering. Die Ennadha had in 2011 bij verkiezingen 42 procent verworven en domineert de regering. Belaid nam stelling tegen die regering omdat die volgens hem te weinig deed tegen geweld van nog extremer islamisten – Salafistische groepen die kunsttentoonstellingen en filmvertoningen aanvielen omdat ze daar een belediging van de Islam in zagen. De Ennadha vertikte het nogal eens om dit soort geweld te veroordelen. Niet vreemd dus dat veel seculiere Tunesiërs naar de regering en de Ennadha wijzen als schuldigen aan de moord op Belaid. Dat de partij dat ontkende, maakte niet veel indruk. De vrouw en de broer van de vermoorde politicus zeiden dat hij dagelijks bedreigingen kreeg. “Sommige moskeeën vroegen onomwonden om zijn dood.” Maar Choukri was niet alleen seculier, maar ook nadrukkelijk links en anti-dictatioriaal. Zo nam hij al in 2008 stelling tegen onderdrukking van mijnwerkers door het bewind van Ben Ali.
Binnen korte tijd na de moordaanslag begonnen boze mensen hun woede te uiten. Demonstraties vonden op de dag van de moord plaats in de hoofdstad Tunis, in Monastir, Mahdia, Sousse en Sidi Boudoud. Bij gevechten kwam een politieagent om. In Tunis vielen betogers het hoofdkwartier van Ennadha aan, dat in de fik ging. Demonstranten verzamelden zich bij duizenden bij het ministerie van binnenlandse zaken, waar oproerpolitie ze met waarschuwingsschoten trachtte tegen te houden. Ook de dag erop waren er felle protesten, met honderden demonstranten bij het ministerie van binnenlandse zaken en de Franse ambassade in Tunis, en ook in de stad Gafsa, waar ze een plaatselijk bestuursgebouw belaagden. Intussen roepen vakbonden op om om vandaag een algemene proteststaking te houden. Daarmee krijgt het protest een slagkracht die breder is en dieper gaat dan verspreide betogingen en rellen.
Het heftige protest heeft al effect. Premier Jebali wil de regering ontbinden een regering van nationale eenheid bestaand uit ‘technocraten’ vormen, op weg naar nieuwe verkiezingen. Maar zijn partij wil er niet aan. Intussen is de partij van de vermoorde politicus uit de commissie gestapt die een grondwet voorbereidt; drie andere partijen doen hetzelfde.
Het is zeer wel denkbaar dat de politieke confrontatie inderdaad tot de val van de regering leidt, en – al dan niet via nieuwe verkiezingen – tot een regering waarin seculiere partijen de overhand hebben. Het is echter vrijwel zeker dat daarmee de politieke kou helemaal niet uit de lucht gaat. In de kern is de crisis namelijk niet simpelweg een botsing tussen islamistische en seculiere krachten, en het zou fataal zijn als seculiere – lang niet per definitie linkse! – krachten nu de islamisten zouden behandelen zoals islamisten seculieren behandelen. Achter de onvrede die deze dagen tot uitbarsting komt ligt geen godsdienstige maar een sociaaleconomische tegenstelling. Hoezeer het politieke landschap ook is veranderd de afgelopen jaren, die tegenstelling was en is de fundamentele breuklijn, het thema dat protesten aanjaagt. De tegenstelling secularisme-islamisme is niet de kern, maar een manier om die sociale tegenstelling te verwringen en een bevrijdende oplossing ervan te doen ontsporen. Om dit toe te lichten maken we een historisch uitstapje.
Eind 2010 kwam sluimerende onvrede tegen de dictatuur van Ben Ali tot uitbarsting. Jongeren, vaak hoogopgeleid maar zonder baan, begonnen te demonstreren, tegen onvrijheid en tegen armoede. De jongeman in Sidi Bouzoud die zichzelf in brand stak nadat hij door ambtenarij met geweld d tot wanhoop[ was gedreven, werd symbool. Hardhandig optredende veilheidstroepen vergrootten de volkswoede. In januari 2011 was het protest een volksopstand geworden, via vakbondsafdelingen van de tot dan toe staatsloyale vakbondsfederatie UGTT kwamen stakingen op gang, die federatie riep op 14 januari een algemene staking uit. Een grote demonstratie in de hoofdstad zette die kracht bij. Dezelfde avond was Ben Ali afgetreden.
Onvrede over armoede en onvrijheid was de motor achter de op gang gekomen Tunesische revolutie. Er kwamen verkiezingen, en zoals we zagen werden islamisten daarin de grootste partij. Dat was niet zo vreemd. De dictatuur die mensen arm en onvrij hield, was tegelijk een dictatuur die secularisme hardhandig oplegde en Islamisme daarmee onderdrukte en ondergronds dreef. Tijdens en na de volksopstand tegen Ben Ali hadden islamisten daarmee een aureool van radicaal verzet verworven. Toen de dictatuur gevallen was en mensen zich met v meer vrijheid konden organiseren, slaagden islamisten er dan ook vrij snel in een stevige partij en bijbehorende invloed te verwerven. Zo wonnen ze verkiezingen en regeringsmacht. Hardere islamisten – Salafisten – maakten van die vrijheid tegelijk gebruik om zich te versterken en culturele verschijnselen die ze niet aanstonden aan te vallen en tegenstanders te terroriseren. De regering – een gematigde variant van wel degelijk geestverwant religieus conservatisme – legde deze Salafisten niet zo veel in de weg. Zo werd de Tunesische revolutie gedeeltelijk onder de voet gelopen door een religieus gemotiveerde conservatieve contrarevolutie, die haar revolutionaire imago deels ontleende aan haar oppositierol tegen de dictatuur van Ben Ali. De hele gang van zaken demonstreert dat je religieus conservatisme niet verslaat door repressie, niet door het ondergronds te drijven. Pas als mensen niet alleen vrijheid, maar ook waardigheid en verheffing uit armoede door eigen strijd ervaren, zal de neiging om zich aan religieus geformuleerde autoritaire dogma’s vast te klampen, wegebben.
Opgelegd secularisme slaagde er niet in het islamisme te breken; opgelegd islamisme slaagt er echter evenmin in het secularisme te breken. Dat blijkt uit de protesten van deze week. Maar er is meer. De regerende islamisten hadden geen adequaat antwoord op datgene wat mensen tegen hun seculiere autoritaire voorgangers de straat op dreef: armoede, en de bijbehorende wanhoop en woede. Afgelopen maanden waren er om de haverklap protesten, stakingen, relletjes vanwege de sociale nood die maar voortduurde. Zo waren er op 27 en 28 november 2012 rellen in de stad Siliana, uit protest tegen een tekort aan banen. Het opgelegde secularisme van Ben Ali leverde geen banen op en voedde geen monden; het opgelegde islamisme slaagde daar echter evenmin in, en het geduld van arme mensen is niet onbegrensd. Deel van de woede die dezer dagen explodeert in straatprotest en staking wortelt dan ook precies dáár. De woede die Ben Ali fataal; werd, dreigt nu zijn islamistische opvolgers eveneens noodlottig te worden.
Het zou tragisch zijn als die woede enkel en alleen de hefboom wordt waarmee seculiere politici hun islamistische rivalen wegduwen, zelf weer aan het regeren slaan en de islamisten met autoritaire middelen bestrijden zonder dat ze de armoede fundamenteel op kunnen lossen. We hebben immers kunnen zien hoe autoritaire middelen tegen islamistisch conservatisme het probleem helemaal niet oplossen, maar eerder ongrijpbaar maken. Het protest tegen armoede, gecombineerd met de furieuze vrijheidsdrang die zich eerder manifesteerde, kunnen de huidige explosie echter een positieve draai geven. Tunesië is niet gebaat bij een seculiere ‘revolutie’ die de sociale ongelijkheid onverlet laat en enkel islamistische politieke krachten de schuld geeft voor narigheid. Maar de ingrediënten om van de protesten daadwerkelijk een sociale revolutie tegen die ongelijkheid te maken, en daarmee ook een islamistische opleving van voedingsbodem berooft, zijn aanwezig.
Peter Storm