PETER STORM
dinsdag 30 april 2013
Onderstaande column schreef ik voor de website van de Autonomen Den Haag, waar die al te lezen staat.
Loonarbeid is levensgevaarlijk. Dat ondervonden textielarbeiders in Bangladesh op 24 april. Drieduizend van hen moesten aan het werk in het fabriekscomplex Rana Plaza aan de rand van Dhaka, de hoofdstad. Het fabriekscomplex stortte in. Zeker 346 arbeiders kwamen om. mensen zijn levend onder het puin vandaan gehaald. Zeshonderd mensen zijn nog vermist, dus het dodental kan nog veel hoger oplopen. Misschien dat er 1000 mensen ongedeerd zijn gebleven, en op 27 april zijn er nog mensen van onder het puin gered. Het aantal gewonden bedraagt rond 1000. Dit is niet zomaar een ongeluk. Dit is dood door schuld. De dag voor de instorting waren er scheuren in de muren gezien. Managers dreigden arbeiders echter dat ze een maandloon mis zouden lopen als ze weigerden aan het werk te gaan. Onder deze druk gingen ze aan het werk. En nu zijn minstens 346 van hen dood.
Het is één van de talloze ongelukken in de textielindustrie in het land. In december kwamen 112 om het leven bij een brand in de Tashreen-fabriek in Dhaka. In de textielindustrie werken tussen de 3 en de 4 miljoen arbeiders, veelal tegen een maandloon van amper 40 dollar. De sector is goed voor 80 procent van de export van Bangladesh .Met de veiligheid van fabrieken wordt een loopje genomen. De fabriek waar afgelopen week de ramp zich voltrok, was aangelegd zonder de juiste vergunningen. Corruptie speelt in dit soort dingen een grote rol. Waar 33 parlementsleden – 10 procent van het hele parlement – zelf eigenaar zijn van een textielbedrijf, hoeft dat amper nadere toelichting. Het ingestorte gebouw was eigendom van een plaatselijk leider van de jeugdafdeling van de Awami League, regeringspartij in het land. Het laat de verstrengeling van zakenleven en politiek zien. Inspecties zijn er maar stellen weinig voor of vinden plaats door instanties wiens doel het eerder is om mooi weer te spelen dan om werkelijk veiligheid te waarborgen. Dat er nu een aantal managers die met de bouw van het ingestorte complex te maken hebben worden gearresteerd, is mosterd na de maaltijd, een antwoord van autoriteiten die aldus de arbeiderswoede hopen te sussen. Misschien komen er straffen. Het zal aan de druk om door te gaan met laagbetaalde en levensgevaarlijke textielarbeid niet wezenlijk veranderen.
Dat fabrieken zulke levensgevaarlijke plekken zijn heeft dezelfde reden als de griezelig lagen lonen van de mensen die in deze fabrieken moeten werken: winstbejag. Er worden kleren vervaardigd voor grote multinationale bedrijven als Walmart, GAP, H&M. Die sluiten contracten met textielfabrikanten in Bangladesh, en gaan voor bedrijven die tegen de laagst denkbare kosten de gewenste kleding kunnen laten maken. Het drukken van lonen en het besparen op veiligheidsmaatregelen is dan ook ingebouwd in de werking van de bedrijfstak. Wie hoger loon betaalt en geld steekt in fatsoenlijke bouw en veiligheid, prijst zich immers uit de markt. Dat alleen al maakt bedrijven als Walmart medeplichtig aan dodelijke ongelukken zoals dat van 24 april. Het feit dat die verantwoordelijkheid via tussenschakels loopt, via bedrijven ter plekke die als onderaannemers werken, verandert daaraan niets.
Van protocollen voor meer veiligheid is weliswaar – gezien bovengenoemde belangenverstrengeling – weinig te verwachten. Maar de weigering van H&M en Gap om zo’n protocol te tekenen is evengoed wel verachtelijk. Serieuze verbeteringen zullen nooit vrijwillig uit de bedrijfstak zelf komen, en van de overheid van Bangladesh is gezien de dubbelfuncties tussen parlementsleden/ fabrikanten evenmin aannemelijk. Bovendien, zelfs al zou de regering zich loskoppelen van afzonderlijke textielondernemers, de noodzaak om investeerders te trekken op basis van lage kosten maakt het tolereren van erbarmelijk onveilige toestanden net zo logisch als het tolereren van extreem lage lonen.
Intussen klinken er stemmen op die zeggen dat vooral ook Westerse consumenten medeplichtig zijn. Wij hier willen immers goedkope kleding, dus die ellende in Bangladesh gebeurt voor ons gemak hier. “Bangladesh: 200 doden die 20 cent per uur verdienden voor onze goedkope T-shirts” , zo hintte de Volkskrant toen het dodental nog niet op 346 stond. Ik denk dat dit gevaarlijke onzin is, waarmee relatief arme mensen in Nederland tegenover nog veel en veel armere mensen in Bangladesh worden geplaatst door mensen hier een schuldgevoel aan te praten. Het is onzin, omdat die lage lonen en gevaarlijke fabrieken er niet zijn vor onze goedkope shirts, maar voor de winsten van fabriekseigenaren en multinationale bedrijven. Ondernemers maken winsten, soms io enorme winsten. Hogere lonen en veiliger gebouwen zouden iets van die winst af kunnen halen, zonder dat de prijzen perse moeten stijgen. Het is echter de druk om niet alleen winst te maken, maar zo veel mogelijk winst, die bedrijven beweegt om hogere kosten door te berekenen in hogere prijzen. Maar dat is niet de fout van consumenten. Ik vermoed trouwens dat 50 eurocent prijsverhoging van de allergoedkoopste shirts wereldwijd ruimschoots voldoende extra opbrengst zou genereren om Bangladesh vol veilige fabrieken te zetten en de lonen nog te verhogen ook. Dan zijn er nog steeds spotgoedkope shirts te krijgen. Het idee dat het probleem in Bangladesh slechts op te lossen is door mensen hier op kosten te jagen, is moralistische kolder.
Dat wil overigens niet zeggen dat bewustwording van hoe onze kleren worden geproduceerd en het aanmoedigen van bewuste consumentenkeus perse onzin is. Het raakt alleen volstrekt niet de kern, en het draagt het risico van feel-good-activisme in zich, vooral een kwestie van imago. Zoals dragers van Adidas en Puma daarmee kunnen laten zien hoe trendy te zijn, kunnen dragers van fair trade kleding en drinkers van Max Havelaar-koffie daarmee etaleren hoe mens- en milieubewust ze zijn. Het geeft een goed gevoel. Het draagt misschien een ietsjepietsje bij. Maar voor heel grote verandering op de markt zorgt zoiets niet, voor teveel mensen is duurdere kleding nauwelijks een optie, gezien hun – onze! -eigen inkomens die ook niet overhouden. En wie zegt mij dat hogere prijzen van shirts ten goede gaan komen aan arbeiders in Bangladesh, en niet aan bonussen van Walmart en C&A?
Het probleem kan worden opgelost, en degenen die er het meest direct slachtoffer van zijn, hebben de sleutel in handen. Vrijwel meteen na de instorting van Rana Plaza begonnen arbeiders en nabestaanden te protesteren. Een demonstratie van 1500 arbeiders die met bamboestokken optrokken naar het gebouw van een ondernemersorganisatie volgde op politiegeweld tegen arbeiders die op rubberkogels en traangas werden getrakteerd. Een politiechef schatte dat de menigte later aangroeide tot “honderdduizenden”. Arbeiders richtten blokkades op wegen in industriezones bij de hoofdstad op, gingen in staking en dwongen bazen om de dag vrijaf te geven. Dit soort protest verdient onze actieve solidariteit – en navolging, want lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden zijn geen verschijnsel dat alleen maar in Bangladesh voorkomt.
Peter Storm