BIRMA: DEMOCRATISERING EN POGROMS (2)
zondag 31 maart 2013
Hoe gevaarlijk nationalistische sentimenten kunnen uitpakken, blijkt uit het geweld dat grote groepen Birmezen bij herhaling tegen de Rohingya-gemeenschap inzetten. Hier gaat het niet om op zichzelf progressief protest dat een vervelende chauvinistische draai kreeg. Het gaat hier van aanvang af om een uitbarsting van chauvinistische haat.
Vorig jaar waren er grote rellen in de deelstaat Rakhine. Aanleiding was een bericht over de“beweerde verkrachting en moord op van een Boeddhistische vrouw door drie Moslim-mannen in een dorp in Rakhine.” Eerst kwamen er aanvallen over en weer van Rohingya’s en Boeddhisten op elkaars dorpen en wijken. Troepen lieten aanvankelijk het geweld begaan, maar vielen later Rohingya-betogers aan. Dat was in juni. Later werd het geweld openlijk eenzijdig. Een reportage van Aljazeera verhaalt van een getuigenis over massamoord door soldaten op Rohingya’s, verteld door een sodaat die meedeed; van een campagne waarin Boeddhisten de bedrijven van Rohongya’s boycotten, de vlucht/ verdrijving van de Rohingya uit Sittwe, de hoofdtad van Rakhine… ze getuigen van een proces dat etnische zuivering afdwingt door middel van pogroms waarin Birmese soldaten actief meedoen. Dit is niet zomaar een uitbarsting van haat tussen twee bevolkingsgroepen. Dit is staatsbeleid, getolereerde en geassisteerde pogroms met een dosis etnische zuivering.
Op een gewelduitbarsting in juni volgde een tweede uitbarsting in oktober. Vanuit de Rohingya-gemeenschapen vanuit mensen met contacten daar klinken waarschuwingen voor een haatcampagne die tot een derde explosie van geweld zou kunnen leiden, tot“genocide” aan toe, op Rwandese schaal, zo vreest één van hen zelfs. In maart explodeerde het geweld alweer, na een ruzie tussen winkelier (moslim) en klanten (Boeddhisten). Het vond plaats in Meikhtila, het kostte minstens 32 mensenlevens, 12.000 mensen werden verdreven, vijf moskeeën in brand gestoken, woningen van vooral Moslims vernietigd. Ook een aantal Boeddhisten moesten een heenkomen zoeken, in kloosters. Politie greep weer traag in terwijl niet uitsluitend maar wel vooral Moslims het slachtoffer waren. Meikhtina ligt niet in de staat waar veel Rohingya wonen, maar in centraal Birma – een teken dat de etnische haat zich over het hele land heeft verspreid. Ook in andere plaatsen in centraal-Birma vielen Boeddhisten mensen uit de Moslim-gemeenschap aan.
Waar draait de haat en het beleid om? Rohingya vormen een gemeenschap van moslims in het Westen van Birma, onder meer in genoemde deelstaat. Het gaat om tussen de 800.000 en de 1 miljoen mensen. Het regime ontkent hun identiteit en spreekt van Bengaalse Moslims. Buiten de hoofdstad Sittwe vormen ze de meerderheid in deelstaat Rakhine, in Sittwe vormden ze één derde van de bevolking van een kwart miljoen, voordat ze uit die stad voor de terreur op de vlucht sloegen. Er is discussie over de achtergrond van de haat. Het genoemde Aljazeera-stuk zegt dat verschillende partijkeuze tijdens de Tweede Wereldoorlog er iets mee te maken kan hebben. Boeddhisten werkten mee met Japan, Rohingya veelal met Groot-Brittannië, de koloniale macht in het naburige Bengalen. Verondersteld wordt dat de Rohingya als Bengalese migranten in Birma zijn terechtgekomen, en sowieso hebben ze in de islam de godsdienst et de bevolking van het huidige Bangladesh gemeen. Dat de haat nu zo opleeft, kan echter niet uit zoiets afdoende verklaard worden. De houding van autoriteiten speelt een sleutelrol, al decennia. Tot in 1982 hadden Rohingya het Birmese staatsburgerschap. In dat jaar pakte het regime hen echter dit burgerschap af. Vorig jaar stelde de president van Birma “dat het probleem opgelost zou zijn als alle Rohingya het land uit werden gezet en de VN hen elders zo plaatsen” – een openlijke oproep tot etnische zuivering. Met deze houding van president Thein Sein is het niet verbazingwekkend dat wie toch al Boeddhistische Birmezen met toch al rancunes tegen Rohingya het gevoel krijgen dat ze hun haat tegen deze mensen mogen botvieren als een gerucht van een verkrachting hen een excuus daartoe verschaft. De houding van soldaten deed de rest.
Het racisme is onverholen. Het genoemde Aljazeera-stuk citeert een hoogopgeleide Rohingya-vrouw: “Mensenrechten zijn alleen voor menselijke wezens. Zijn Rohingya menselijke wezens?” En ze ging verder: “Wij zijn de huiseigenaars en zij zijn de gasten. Als de gasten de huiseigenaren proberen te verdrijven, dan zijn mensenrechten niet langer voor hen bedoeld.” Het klassieke patroon waarin de slachtoffers van racisme tot indringers en agressors worden uitgeroepen, om de terreur tegen hen te rechtvaardigen. En democratisch boegbeeld Aung San Suu Kyi? Neemt die het voor de democratische rechten – en levens! – van deze geterroriseerde bevolkingsgroep op? Niet op merkbare wijze in elk geval.
Opvallend is de felle houding, niet zomaar van Boeddhisten maar uitgerekend vanuit de monniken van die religie. Dit was de groepering die ruggengraat vormde van het protest tegen het militaire bewind. Nu roepen ze om onderdrukking van mede-slachtoffers van datzelfde bewind. In september betoogden ettelijke honderden van deze monniken in Mandalay. De aanvoerder, een zekere Wirathu, had van 2003 tot begin 2012 vastgezeten vanwege het verspreiden van tegen Moslims gerichte lectuur. Haat stoken is een privilege dat de machthebbers tijdens de dictatuur voor zichzelf reserveerden. Wirathu legde het doel van de optocht uit: “de wereld duidelijk maken dat de Rohingya helemaal niet tot de etnische groepen van Myanmar behoren.” Myanmar is de naam die de militaire machthebbers aan het land Birma hebben gegeven.
De optocht was een steunbetuiging aan de president, vooral aan diens opvatting dat de Rohingya zouden moeten vertrekken. Die president speelt intussen dubbelspel, want hij heeft wel een rapport aan het parlement gestuurd waarin hij de haatcampagne van onder meer Boeddhistische monniken tegen Rohingya hekelt. Dat zou echter wel eens met buitenlandse kritiek te maken kunnen hebben. PR-prioriteiten botsen hier een beetje met binnenlandse machtspolitiek.
De houding van Boeddhistische monniken laat twee dingen zien. Georganiseerde religie, verbonden aan nationale identiteit, is een levensgevaarlijk iets. De Boeddhistische gemeenschap stelt zich hier op als extreme nationalisten. Boeddhisme en Birmese nationale identiteit worden gekoppeld. Mensen met een andere godsdienst zijn geen “echte Birmezen”. Zo kan het gebeuren dat mensen die het ene moment tegenover de machthebbers stonden, als bewakers van het Birmese volksbelang tegen de nalatige, onderdrukkende en corrupte militaire – maar óók Boeddhistische – machthebbers, het volgende moment – op basis van gedeelde nationale en religieuze identiteit – zijn machthebbers en Boeddhistische monniken bondgenoten tegen een als buitenstaander en minderwaardig aangewezen groep, in dit geval de Rohingya.
De tragiek is dat zo het andere doel van diezelfde monniken – vrijheid en rechtvaardigheid voor de bevolking – kapotgemaakt wordt. De militairen die gisteren nog als tegenstander aangesproken werden, krijgen nu opeens krediet omdat ze doen wat Boeddhistische monniken willen: Moslims helpen terroriseren. Zo heeft de haat en terreur tegen de Rohingya meerdere slachtoffers: de Rohingya allereerst, maar ook al die andere bewoners van Birma die snakken naar meer vrijheid, meer sociale rechtvaardigheid, nu meegaan met het chauvinisme en de haat, maar via dat chauvinisme en die haat makkelijker zelf aan de echte machthebbers onderworpen blijven. De regering zei al dat het geweld de hervormingen in gevaar konden brengen. En Aun San Suu Kiy? Die bezocht, een dag na die aankondiging, een militaire parade van het bewind…