NOTEN BEHORENDE BIJ ”RECHTEN PALESTIJNSE KINDEREN, BRIEF AAN DE TWEEDE KAMERLEDEN”
Israeli border police arresting Ahmad Abu Sbitan, 11, in front of his school in East Jerusalem. The police accused him of throwing a stone at them. © Majd Gaith
https://www.hrw.org/news/2015/07/19/israel-security-forces-abuse-palestinian-children
foto Oda Hulsen Hebron 2 mei 2017/Verwijst niet naar foto verwoesting Gaza, maar naar [somswegvallende] foto van een Palestijnse jongen, die tegen de muur wordt gezet doorIsraelische soldaten, die hem toeriepen ”Where is your knife!”/Later vrijgelaten
Since late 2015, 249 Palestinians have been killed in Israel and the Palestinian territories [File: EPA]http://www.aljazeera.com/news/2017/01/palestinian-teen-killed-israeli-army-clashes-170116155810513.html
[1]
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/PALESTINA: ACHT MAANDEN CEL VOOR ACTIVIST AHED TAMIMI23 MAART 2018
https://www.amnesty.nl/actueel/israel-palestijnse-gebieden-acht-maanden-cel-voor-activist-ahed-tamimi?gclid=CjwKCAiA8qLvBRAbEiwAE_ZzPWu8RFBw7t6dc1Ma89nqRZ7cLQPufJDzJq3nEXhsHPmM1NU8hPMSThoCSlkQAvD_BwE
TEKST
Een militaire rechtbank in Israël heeft de Palestijnse jongerenactivist Ahed Tamimi veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke celstraf van drie jaar. Amnesty beschouwt de straf als een poging om mensen te intimideren die zich durven uit te spreken over de Israëlische bezetting van Palestijns gebieden.
De 17-jarige Ahed Tamimi wordt onder meer beschuldigd van mishandeling nadat op Facebook een video opdook. Daarop is te zien dat ze op 15 december 2017 twee Israëlische militairen slaat en schopt. Dat gebeurde nadat ze had gehoord dat haar neefje gewond was geraakt doordat een Israëlische soldaat hem van dichtbij een rubberkogel tegen het hoofd had geschoten.
Israël schendt Kinderrechtenverdrag
Volgens het Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Israël partij bij is, mogen kinderen alleen gearresteerd en gevangengezet worden als uiterste middel en zo kort mogelijk. Niets wat Tamimi heeft gedaan, rechtvaardigt haar voortdurende detentie. Amnesty roept op haar onmiddellijk vrij te laten.
Elk jaar worden honderden Palestijnse kinderen vervolgd door Israëlische militaire rechtbanken voor jongeren. De rechten van de gearresteerde jongeren worden systematisch geschonden. Ook worden zij mishandeld.
[2]
PARLEMENTAIRE MONITOR
MOTIE KARABULUT C.S. OVER DE VRIJLATING VAN AHED TAMIMI-RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD BUITENLANDSE ZAKEN
TEKST
1.
Tekst
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821 MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
ORIGINEEL BERICHT
21 501-02Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1821MOTIE VAN HET LID KARABULUT C.S.
Voorgesteld 15 februari 2018
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël eind vorig jaar het minderjarige meisje Ahed Tamimi heeft opgepakt, die zich in bezet Palestijns gebied en ongewapend verzette tegen de aanwezigheid van Israëlische militairen op het erf van haar ouderlijk huis;
constaterende dat Amnesty International oproept tot de vrijlating van Ahed Tamimi omdat helemaal niks haar detentie rechtvaardigt;
verzoekt de regering, zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed Tamimi,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karabulut
Van Ojik
Ploumen
[3]
RIGHTS FORUM
CDA EN D’66 DRAAIEN MOTIE VOOR STEUN AAN AHED AL TAMIMI DE NEK OM
De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Stemverhouding van de motie die de regering verzocht zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. De motie werd afgestemd.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De zaak Ahed al-Tamimi
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
Geen ideologie, maar recht
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Motivatie van CDA en D66
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.
[4]12. Is Israël nog steeds een bezettende macht na de terugtrekking uit de Gazastrook en is het nog gebonden aan de Vierde Conventie van Genève?
Ja, Israël blijft volgens het internationaal humanitair recht ook na de terugtrekking een bezettende macht . Volgens artikel 42 van de bepalingen van Den Haag van 1907, blijft een gebied bezet wanneer de bezettende macht effectieve controle over het gebied blijft uitoefenen.´´VRAAG EN ANTWOORD
BRIGITTE HERREMANS
ISRAEL´S TERUGTREKKINGSPLAN UIT DE GAZASTROOK
http://www.politics.be/ duiding/596/#12
HUMAN RIGHTS WATCHISRAEL: ”DISENGAGEMENT” WILL NOT ENDGAZA OCCUPATION28 OCTOBER 2004
https://www.hrw.org/news/2004/ 10/28/israel-disengagement-wil l-not-end-gaza-occupation
[5]
BTSELEM.ORG
www.btselem.org
THE RIGHTS FORUM
https://rightsforum.org/
[6]
INTERNATIONAL COURT OF JUSTICELEGAL CONSEQUENCES OF THE CONSTRUCTION OF A WALL IN THE OCCUPIED PALESTINIAN TERRITORY
https://www.icj-cij.org/en/case/131
OVERVIEW OF THE CASE
By resolution ES-10/14, adopted on 8 December 2003 at its Tenth Emergency Special Session, the General Assembly decided to request the Court for an advisory opinion on the following question :
“What are the legal consequences arising from the construction of the wall being built by Israel, the occupying Power, in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, as described in the Report of the Secretary-General, considering the rules and principles of international law, including the Fourth Geneva Convention of 1949, and relevant Security Council and General Assembly resolutions ?”
The resolution requested the Court to render its opinion “urgently”. The Court decided that all States entitled to appear before it, as well as Palestine, the United Nations and subsequently, at their request, the League of Arab States and the Organization of the Islamic Conference, were likely to be able to furnish information on the question in accordance with Article 66, paragraphs 2 and 3, of the Statute. Written statements were submitted by 45 States and four international organizations, including the European Union. At the oral proceedings, which were held from 23 to 25 February 2004, 12 States, Palestine and two international organizations made oral submissions. The Court rendered its Advisory Opinion on 9 July 2004.
The Court began by finding that the General Assembly, which had requested the advisory opinion, was authorized to do so under Article 96, paragraph 1, of the Charter. It further found that the question asked of it fell within the competence of the General Assembly pursuant to Articles 10, paragraph 2, and 11 of the Charter. Moreover, in requesting an opinion of the Court, the General Assembly had not exceeded its competence, as qualified by Article 12, paragraph 1, of the Charter, which provides that while the Security Council is exercising its functions in respect of any dispute or situation the Assembly must not make any recommendation with regard thereto unless the Security Council so requests. The Court further observed that the General Assembly had adopted resolution ES-10/14 during its Tenth Emergency Special Session, convened pursuant to resolution 377 A (V), whereby, in the event that the Security Council has failed to exercise its primary responsibility for the maintenance of international peace and security, the General Assembly may consider the matter immediately with a view to making recommendations to Member States. Rejecting a number of procedural objections, the Court found that the conditions laid down by that resolution had been met when the Tenth Emergency Special Session was convened, and in particular when the General Assembly decided to request the opinion, as the Security Council had at that time been unable to adopt a resolution concerning the construction of the wall as a result of the negative vote of a permanent member. Lastly, the Court rejected the argument that an opinion could not be given in the present case on the ground that the question posed was not a legal one, or that it was of an abstract or political nature.
Having established its jurisdiction, the Court then considered the propriety of giving the requested opinion. It recalled that lack of consent by a State to its contentious jurisdiction had no bearing on its advisory jurisdiction, and that the giving of an opinion in the present case would not have the effect of circumventing the principle of consent to judicial settlement, since the subject-matter of the request was located in a much broader frame of reference than that of the bilateral dispute between Israel and Palestine, and was of direct concern to the United Nations. Nor did the Court accept the contention that it should decline to give the advisory opinion requested because its opinion could impede a political, negotiated settlement to the Israeli-Palestinian conflict. It further found that it had before it sufficient information and evidence to enable it to give its opinion, and empha- sized that it was for the General Assembly to assess the opinion’s usefulness. The Court accordingly concluded that there was no compelling reason precluding it from giving the requested opinion.
Turning to the question of the legality under international law of the construction of the wall by Israel in the Occupied Palestinian Territory, the Court first determined the rules and principles of international law relevant to the question posed by the General Assembly. After recalling the customary principles laid down in Article 2, paragraph 4, of the United Nations Charter and in General Assembly resolution 2625 (XXV), which prohibit the threat or use of force and emphasize the illegality of any territorial acquisition by such means, the Court further cited the principle of self-determination of peoples, as enshrined in the Charter and reaffirmed by resolution 2625 (XXV). In relation to international humanitarian law, the Court then referred to the provisions of the Hague Regulations of 1907, which it found to have become part of customary law, as well as to the Fourth Geneva Convention of 1949, holding that these were applicable in those Palestinian territories which, before the armed conflict of 1967, lay to the east of the 1949 Armistice demarcation line (or “Green Line”) and were occupied by Israel during that conflict. The Court further established that certain human rights instruments (International Covenant on Civil and Political Rights, International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, United Nations Convention on the Rights of the Child) were applicable in the Occupied Palestinian Territory.
The Court then sought to ascertain whether the construction of the wall had violated the above-mentioned rules and principles. Noting that the route of the wall encompassed some 80 per cent of the settlers living in the Occupied Palestinian Territory, the Court, citing statements by the Security Council in that regard in relation to the Fourth Geneva Convention, recalled that those settlements had been established in breach of international law. After considering certain fears expressed to it that the route of the wall would prejudge the future frontier between Israel and Palestine, the Court observed that the construction of the wall and its associated régime created a “fait accompli” on the ground that could well become permanent, and hence tantamount to a de facto annexation. Noting further that the route chosen for the wall gave expression in loco to the illegal measures taken by Israel with regard to Jerusalem and the settlements and entailed further alterations to the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, the Court concluded that the construction of the wall, along with measures taken previously, severely impeded the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination and was thus a breach of Israel’s obligation to respect that right.
The Court then went on to consider the impact of the construction of the wall on the daily life of the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory, finding that the construction of the wall and its associated régime were contrary to the relevant provisions of the Hague Regulations of 1907 and of the Fourth Geneva Convention and that they impeded the liberty of movement of the inhabitants of the territory as guaranteed by the International Covenant on Civil and Political Rights, as well as their exercise of the right to work, to health, to education and to an adequate standard of living as proclaimed in the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights and in the Convention on the Rights of the Child. The Court further found that, coupled with the establishment of settlements, the construction of the wall and its associated régime were tending to alter the demographic composition of the Occupied Palestinian Territory, thereby contravening the Fourth Geneva Convention and the relevant Security Council resolutions. The Court then considered the qualifying clauses or provisions for derogation contained in certain humanitarian law and human rights instruments, which might be invoked inter alia where military exigencies or the needs of national security or public order so required. The Court found that such clauses were not applicable in the present case, stating that it was not convinced that the specific course Israel had chosen for the wall was necessary to attain its security objectives, and that accordingly the construction of the wall constituted a breach by Israel of certain of its obligations under humanitarian and human rights law. Lastly, the Court concluded that Israel could not rely on a right of self-defence or on a state of necessity in order to preclude the wrongfulness of the construction of the wall, and that such construction and its associated régime were accordingly contrary to international law.
The Court went on to consider the consequences of these violations, recalling Israel’s obligation to respect the right of the Palestinian people to self-determination and its obligations under humanitarian and human rights law. The Court stated that Israel must put an immediate end to the violation of its international obligations by ceasing the works of construction of the wall and dismantling those parts of that structure situated within Occupied Palestinian Territory and repealing or rendering ineffective all legislative and regulatory acts adopted with a view to construction of the wall and establishment of its associated régime. The Court further made it clear that Israel must make reparation for all damage suffered by all natural or legal persons affected by the wall’s construction. As regards the legal consequences for other States, the Court held that all States were under an obligation not to recognize the illegal situation resulting from the construction of the wall and not to render aid or assistance in maintaining the situation created by such construction. It further stated that it was for all States, while respecting the United Nations Charter and international law, to see to it that any impediment, resulting from the construction of the wall, to the exercise by the Palestinian people of its right to self-determination be brought to an end. In addition, the Court pointed out that all States parties to the Fourth Geneva Convention were under an obligation, while respecting the Charter and international law, to ensure compliance by Israel with international humanitarian law as embodied in that Convention. Finally, in regard to the United Nations, and especially the General Assembly and the Security Council, the Court indicated that they should consider what further action was required to bring to an end the illegal situation in question, taking due account of the present Advisory Opinion.
The Court concluded by observing that the construction of the wall must be placed in a more general context, noting the obligation on Israel and Palestine to comply with international humanitarian law, as well as the need for implementation in good faith of all relevant Security Council resolutions, and drawing the attention of the General Assembly to the need for efforts to be encouraged with a view to achieving a negotiated solution to the outstanding problems on the basis of international law and the establishment of a Palestinian State.
DE ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The Fourth Geneva Convention prohibits an occupying power from transferring citizens from its own territory to the occupied territory (Article 49).
The Hague Regulations prohibit an occupying power from undertaking permanent changes in the occupied area unless these are due to military needs in the narrow sense of the term, or unless they are undertaken for the benefit of the local population.”
SETTLEMENTS
https://www.btselem.org/ settlements
”Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
ARTICLE 49, FOURTH GENEVA CONVENTION
HET HAAGS VERDRAG VAN 1907
HAGUE CONVENTION 1907
De Vierde Conventie van Genève bevat bovendien het beroemde verbod op het koloniseren van bezet gebied waarop de internationale gemeenschap − Nederland inbegrepen − zich in haar veroordelingen van Israëls nederzettingenbeleid baseert. Artikel 49 van de Conventie eindigt met het gebod:”
The Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies.
THE RIGHTS FORUM
SCHENDINGEN
EEN GREEP UIT ISRAELISCHE OORLOGSMISDADEN
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION CAST LEAD
BTSELEM.ORGFATALITIES DURING OPERATION PROTECTIVE EDGE
INTERNATIONALOPERATION CAST LEAD: 22 DAYS OF DEATH AND DESTRUCTION2009
“During 50 days of attacks, Israeli forces wreaked massive death and destruction on the Gaza Strip, killing close to 1,500 civilians, more than 500 of whom were children,” said Philip Luther, Amnesty International’s Middle East and North Africa Programme Director.”
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: TWO YEARS ON, STILL NO JUSTICE FORWAR CRIMES VICTIMS7 JULY 2016
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/OPT: USE OF EXCESSIVE FORCE IN GAZA AN ABHORRENTVIOLATION OF INTERNATIONAL LAW14 MAY 2018
[7]
BTSELEM.ORGMINORS IN JEOPARDYVIOLATION OF THE RIGHTS OF PALESTINIAN MINORS BY ISRAEL’S MILITARY COURTS
https://www.btselem.org/publications/summaries/201803_minors_in_jeopardy
[8]
AMNESTY INTERNATIONALISRAEL/PALESTINA: ACHT MAANDEN CEL VOOR ACTIVIST AHED TAMIMI23 MAART 2018
https://www.amnesty.nl/actueel/israel-palestijnse-gebieden-acht-maanden-cel-voor-activist-ahed-tamimi?gclid=CjwKCAiA8qLvBRAbEiwAE_ZzPWu8RFBw7t6dc1Ma89nqRZ7cLQPufJDzJq3nEXhsHPmM1NU8hPMSThoCSlkQAvD_BwE
[9]
BTSELEM.ORGMINORS IN JEOPARDYVIOLATION OF THE RIGHTS OF PALESTINIAN MINORS BY ISRAEL’S MILITARY COURTS
https://www.btselem.org/publications/summaries/201803_minors_in_jeopardy
[10]
BTSELEM.ORGTHE MILITARY COURTS11 NOVEMBER 2017
https://www.btselem.org/index. php/military_courts
”A new report published by the Association for Civil Rights in Israel (ACRI) outlines the nature of the legal regime currently operating in the West Bank. Two systems of law are applied in a single territory: one – a civilian legal system for Israeli citizens, and a second – a military court system for Palestinian residents. The result: institutionalized discrimination.”
ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK24 NOVEMBER 2014
http://www.acri.org.il/en/2014 /11/24/twosysreport/
REPORT14 OCTOBER 2014ACRI [ASSOCIATION FOR CIVIL RIGHTS IN ISRAEL]ONE RULE, TWO LEGAL SYSTEMS: ISRAEL’S REGIME OF LAWSIN THE WEST BANK
http://www.acri.org.il/en/wp-c ontent/uploads/2015/02/Two-Sys tems-of-Law-English-FINAL.pdf
[11]
CONVENTION AGAINST TORTURE AND OTHER CRUEL, INHUMAN OR DEGRADING TREATMENT OR PUNISHMENT
http://hrlibrary.umn.edu/instree/h2catoc.htm
CONVENTION ON THE RIGHTS OF THE CHILD
http://hrlibrary.umn.edu/instree/k2crc.htm
[12]
ALJAZEERAPALESTINIAN TEEN FIRST TO BE KILLED BY ISRAELIN 20183 JANUARY 2018
http://www.aljazeera.com/news/ 2018/01/palestinian-teen-kille d-israel-2018-180103154409357. html
THE RIGHTS FORUM/EN DAT IS 1ISRAELISCHE MILITAIREN DODEN 17 JARIGE PALESTIJN3 JANUARI 2018
https://rightsforum.org/nieuws /israelische-militairen-doden- 17-jarige-palestijn/
RIGHTS FORUM/EN DAT IS 2 EN 3ISRAELISCHE TROEPEN DODEN TWEE 16 JARIGE PALESTIJNEN12 JANUARI 2018
https://rightsforum.org/nieuws /israelische-troepen-doden-twe e-16-jarige-palestijnen/
RIGHTS FORUM/EN DAT IS 4ISRAELISCHE MILITAIREN SCHIETEN WEER EEN PALESTIJN DOOD15 JANUARI 2018
https://rightsforum.org/nieuws /israelische-militairen-schiet en-weer-palestijn-dood/
RIGHTS FORUM/EN DAT IS 5ISRAEL DOODT NEEF VAN VERDACHTE PALESTIJN EN SLOOPTVIER HUIZEN19 JANUARI 2018
https://rightsforum.org/nieuws /israel-doodt-neef-verdachte-p alestijn-en-sloopt-vier-huizen /
RIGHTS FORUM/EN DAT IS 6ISRAELISCHE MILITAIREN SCHIETEN PALESTIJNSE TIENERDOOR HET HOOFD31 JANUARI 2018
https://rightsforum.org/nieuws /israelische-militairen-schiet en-palestijnse-tiener-hoofd/
[13]
[13]
”
More than six months have passed since the “Great March of Return” protests started in the Gaza Strip on 30 March.
Their calls for Israeli authorities to lift their 11-year illegal blockade on Gaza and to allow Palestinian refugees to return to their villages and towns have not been met.”
AMNESTY INTERNATIONALSIX MONTHS ON: GAZA’S GREAT MARCH OF RETURN
https://www.amnesty.org/en/latest/campaigns/2018/10/gaza-great-march-of-return/
AL JAZEERAGAZA’S GREAT MARCHES OF RETURN PROTESTS EXPLAINED30 MARCH 2019
https://www.aljazeera.com/news/2019/03/gaza-great-march-return-protests-explained-190330074116079.html
WIKIPEDIA2018-19 GAZA BORDER PROTESTS
https://en.wikipedia.org/wiki/2018%E2%80%9319_Gaza_border_protests
ELECTRONIC INTIFADAGREAT MARCH OF RETURN
https://electronicintifada.net/tags/great-march-return
[14]
”104 Palestinian civilians, including 43 children, a woman and a paramedic, were shot and injured by Israeli occupation forces’ (IOF) fire against peaceful protestors at the 82nd Great March of Return (GMR), this Friday, 08 November 2019.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019
https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[15]
”Since the outbreak of GMR on 30 March 2018, PCHR documented 214 civilian killings by IOF, including 46 children, 2 women, 9 persons with disabilities, 4 paramedics and 2 journalists.”
PALESTINIAN CENTER FOR HUMAN RIGHTS82ND GMR: IOF SHOT AND INJURED 104 PALESTINIAN CIVILIANS, INCLUDING 43 CHILDREN, A WOMAN AND A PARAMEDIC8 NOVEMBER 2019
https://pchrgaza.org/en/?p=13174
[16]
”On 3 Nov. 2019, at about 11:30 A.M., soldiers detained ‘Abd a-Razeq Idris, 13, from the Abu Jales neighborhood. They put him and a jeep, blindfolded him and drove him around. They then took him to al-Harika neighborhood, about a kilometer from his home, where they took him out of the jeep and walked him, blindfolded, through the streets….”
BTSELEM.ORGISRAELI SOLDIERS DETAIN 13 YEAR OLD PALESTINIAN IN HEBRON AND LEAD HIM UP AND DOWN STREETS BLINDFOLDED21 NOVEMBER 2019[ZIE OP DE LINK DE BIJBEHORENDE VIDEO]
https://www.btselem.org/video/20191121_soldiers_detain_boy_in_hebron_and_lead_him_blindfolded_through_the_streets#full
[17]
”This case is no aberration, it is part of the routine violence imposed on Palestinians in Hebron by Israeli security forces and settlers, including physical attacks, threats, verbal abuse, soldiers’ incursions into homes (usually at night) – and the false arrest of minors and adults. Israel cites security to justify this conduct and the segregation it imposes on the city. Yet as this case proves, these claims are baseless and serve merely to bolster a policy of driving Palestinians to leave Hebron by making daily life unbearable.”
BTSELEM.ORGISRAELI SOLDIERS DETAIN 13 YEAR OLD PALESTINIAN IN HEBRON AND LEAD HIM UP AND DOWN STREETS BLINDFOLDED21 NOVEMBER 2019[ZIE OP DE LINK DE BIJBEHORENDE VIDEO]
https://www.btselem.org/video/20191121_soldiers_detain_boy_in_hebron_and_lead_him_blindfolded_through_the_streets#full
[18]
BTSELEM.ORGUNPROTECTED: DETENTION OF PALESTINIAN TEENAGERS IN JERUSALEM
https://www.btselem.org/publications/summaries/201710_unprotected
ZIE VOLLEDIGE RAPPORT
[19]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
DE NEDERLANDSE GRONDWETARTIKEL 90, INTERNATIONALE RECHTSORDE
https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi9hbusg8rzy/artikel_90_internationale_rechtsorde
[20]
DE WERELD MORGENISRAEL, WERELDKAMPIOEN SCHENDINGEN VN RESOLUTIESLODE VANOOST30 JULI 2014
https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2014/07/30/israel-wereldkampioen-schendingen-vn-resoluties/
[21]
”Relations between the Parties, as well as all the provisions of the Agreement itself, shall be based on respect for human rights and democratic principles, which guides their internal and international policy and constitutes an essential element of this Agreement.”
ARTICLE 2, EURO MEDITERRIAN AGREEMENTESTABLISHING AN ASSOCIATION BETWEEN THEEUROPEAN COMMUNITIES AND THEIR MEMBER STATES OF THEONE PART, AND THE STATE OF ISRAEL, OF THE OTHER PART
https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/association_agreement_israel-eu_2000.pdf
[22]
ZIE VOOR ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN, NOOT 6
[23]
De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
DE NEDERLANDSE GRONDWETARTIKEL 90, INTERNATIONALE RECHTSORDE
https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi9hbusg8rzy/artikel_90_internationale_rechtsorde
[24]
NOSTRUMP ERKENT JERUZALEM ALS HOOFDSTAD VAN ISRAEL6 DECEMBER 2017
https://nos.nl/artikel/2206170-trump-erkent-jeruzalem-als-hoofdstad-van-israel.html
TEKST
President Trump zal in de loop van de dag bekendmaken dat de Verenigde Staten Jeruzalem erkennen als de hoofdstad van Israël. Dat hebben medewerkers van de president laten weten.
Ook zal hij de verhuizing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem in gang zetten. Trump heeft geen datum genoemd, maar volgens zijn staf kan het hele proces drie tot vier jaar duren. Er is nog geen geschikt gebouw en ook moet beveiligde huisvesting geregeld worden voor de diplomaten.
Op 1 december is de deadline verstreken waarop Trump zijn handtekening had moeten zetten onder een document dat uitstel van de verhuizing bevestigt. Dat hebben alle presidenten voor hem, ieder half jaar ook gedaan, sinds in 1995 in de wet werd vastgelegd dat de ambassade moest verhuizen naar Jeruzalem. Maar voorwaarde voor die verhuizing is dat vredesbesprekingen leiden tot een blijvende oplossing voor de status van Jeruzalem.
Verkiezingsbelofte
Volgens het Witte Huis komt Trump met het besluit een verkiezingsbelofte na en is het niet zijn bedoeling om de uitkomst van besprekingen over de uiteindelijke status van Jeruzalem of het vredesproces te beïnvloeden. Volgens Trump is Jeruzalem nu eenmaal de zetel van de Israëlische regering en het centrum van het joodse geloof en de facto al de hoofdstad.
De erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël staat haaks op het beleid van Trumps voorgangers. Die vonden dat een gewijzigde status van Jeruzalem alleen tot stand kon komen na onderhandelingen met de Palestijnen, die Oost-Jeruzalem als hoofdstad van hun toekomstige staat willen.
Gevaarlijke gevolgen
De afgelopen dag belde Trump met verschillende leiders in het Midden-Oosten om zijn beslissing kenbaar te maken. Dat leidde tot woedende reacties in de Arabische wereld. De Palestijnse president Abbas waarschuwde Trump voor “gevaarlijke gevolgen” en belde vervolgens andere wereldleiders. Hij riep hun hulp in om Trump op andere gedachten te brengen.
Ook andere Arabische leiders wezen op gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid in de regio. EU-buitenlandcoördinator Mogherini zei dat elke actie die een tweestatenoplossing ondermijnt, voorkomen moet worden.
De enige die geen verklaring uitbracht na de belronde van Trump was de Israëlische premier Netanyahu. Israël juicht het besluit toe. Geen enkel ander land heeft een ambassade in Jeruzalem. Wel zijn er consulaten.Niet iedereen in de regering-Trump steunt de zet. Minister Tillerson van Buitenlandse Zaken en minister Mattis van Defensie zijn ertegen.
DIT STRAPATZ VAN DE TRUMP GOVERNMENT IS IN STRIJD MET VN VEILIGHEIDSRAADSRESOLUTIE 478
WIKIPEDIAUNITED NATIONS SECURITY COUNCIL RESOLUTION 478
https://en.wikipedia.org/wiki/United_Nations_Security_Council_Resolution_478
FULL TEXT RESOLUTION
The Security Council,
Recalling its resolution 476 (1980),
Reaffirming again that the acquisition of territory by force is inadmissible,
Deeply concerned over the enactment of a “basic law” in the Israeli Knesset proclaiming a change in the character and status of the Holy City of Jerusalem, with its implications for peace and security,
Noting that Israel has not complied with resolution 476 (1980),
Reaffirming its determination to examine practical ways and means, in accordance with the relevant provisions of the Charter of the United Nations, to secure the full implementation of its resolution 476 (1980), in the event of non-compliance by Israel,
1. Censures in the strongest terms the enactment by Israel of the “basic law” on Jerusalem and the refusal to comply with relevant Security Council resolutions;
2. Affirms that the enactment of the “basic law” by Israel constitutes a violation of international law and does not affect the continued application of the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War, of 12 August 1949, in the Palestinian and other Arab territories occupied since June 1967, including Jerusalem;
3. Determines that all legislative and administrative measures and actions taken by Israel, the occupying Power, which have altered or purport to alter the character and status of the Holy City of Jerusalem, and in particular the recent “basic law” on Jerusalem, are null and void and must be rescinded forthwith;
4. Affirms also that this action constitutes a serious obstruction to achieving a comprehensive, just and lasting peace in the Middle East;
5. Decides not to recognize the “basic law” and such other actions by Israel that, as a result of this law, seek to alter the character and status of Jerusalem and calls upon:
(a) All Member States to accept this decision;
(b) Those States that have established diplomatic missions at Jerusalem to withdraw such missions from the Holy City;
6. Requests the Secretary-General to report to the Security Council on the implementation of the present resolution before 15 November 1980;7. Decides to remain seized of this serious situation.
https://en.wikipedia.org/wiki/United_Nations_Security_Council_Resolution_478#Full_text_of_Resolution_478
ZIE OOK
NOSVS ZIET ISRAELISCHE NEDERZETTINGEN NIET LANGER ALS ILLEGAAL18 NOVEMBER 2019
https://nos.nl/artikel/2311044-vs-ziet-israelische-nederzettingen-niet-langer-als-illegaal.html
TEKST
De Verenigde Staten beschouwen Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet langer als strijdig met het internationaal recht. Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo heeft de koerswijziging bekendgemaakt.
De stap volgt in een reeks pro-Israëlische beslissingen van de regering van president Trump. Eerder besloot de Amerikaanse president om Jeruzalem te erkennen als de ongedeelde hoofdstad van Israël en de Amerikaanse ambassade erheen te verplaatsen. Daarna heeft hij de financiële steun aan de Palestijnen stopgezet. In maart erkende de president de annexatie van de Golanhoogten, die Israël in 1967 veroverde op Syrië.
Hindernis
De Israëlische premier Netanyahu spreekt zijn waardering uit voor de Amerikaanse stap. Hij noemt het “een belangrijke maatregel die een historische fout corrigeert”. Israël blijft bereid tot vredesonderhandelingen met de Palestijnen, maar zal blijven afwijzen dat sprake is van illegale nederzettingen, aldus Netanyahu.
De Palestijnse president Abbas zegt in reactie dat de VS zijn geloofwaardigheid om een rol te spelen in het vredesproces heeft verloren.
Ook de Palestijnse politica Hanan Ashrawi veroordeelt de Amerikaanse koerswijziging. Volgens haar is het “een nieuwe klap voor het internationale recht, gerechtigheid en vrede”.
De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap achten de nederzettingen volgens internationaal recht illegaal. En dat blijft zo, liet EU-buitenlandchef Mogherini weten in een verklaring.
Vorige week oordeelde het Europees Hof voor Justitie nog dat levensmiddelen uit Israëlische nederzettingen niet langer het label ‘made in Israel’ mogen dragen.
Tweestatenoplossing
De EU ziet de Israëlische nederzettingen net als internationale organisaties als de Verenigde Naties als een grote hindernis voor een oplossing van het conflict met de Palestijnen. Zij beschouwen de bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als essentiële onderdelen van een toekomstige Palestijnse staat.
In de verklaring roept Mogherini Israël op om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen.
In 2016 nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie aan waarin van Israël wordt geëist dat het stopt met bouwen in nederzettingen, “een flagrante schending” van het internationaal recht. De VS, onder president Obama, koos toen voor een koerswijziging en blokkeerde de resolutie niet maar onthield zich van stemming. De Amerikaanse VN-ambassadeur van destijds zei dat de nederzettingen een tweestatenoplossing in de weg staan.Israël bezette de gebieden in 1967. Sindsdien groeide het aantal Israëlische kolonisten er tot meer dan 600.000.