[91]
”Kun je de Europeanen verwijten dat ze steeds meer kindslaven kochten?”
TROUW
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[92]
””Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat alleen Afrikaanse handelaren bepaalden hoeveel man-, vrouw- en kindslaven te koop werden aangeboden. Zelfs de plantageklok, die ’s morgens het begin van de werkdag aankondigde, is volgens het Rijksmuseum een symbool van uitbuiting en geweld. Maar zou dat instrument net als in Europa geen middel zijn geweest om de efficiency en daarmee de winst te verhogen, waardoor de slaven meer loon konden afdwingen in de vorm van beter eten, medische verzorging en betere huisvesting?’
TROUW
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[93]
HISTORIEK
WAAR HAALDEN NEDERLANDERS HUN SLAVEN VANDAAN?
GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE SLAVENHANDEL
PIET EMMER
14 DECEMBER 2019
WAAR KWAMEN DE SLAVEN VANDAAN?
De meeste Nederlanders waren helemaal niet geïnteresseerd in de vraag waar de slaven in Afrika precies vandaan kwamen. De Afrikaanse handelaren leverden slaven, punt uit. Geen van de Nederlandse slavenhalers heeft ooit geprobeerd zelf Afrikanen tot slaaf te maken. Incidenteel kidnapten ze wel eens een vrije Afrikaan, maar de gevolgen daarvan waren meestal rampzalig. Om die reden werden de Nederlandse slavenschepen soms maandenlang geboycot door de Afrikaanse makelaars, als er een van hun collega’s verdwenen was. Een keer werd zo’n gekidnapte Afrikaan zelfs op een plantage in de West achterhaald, vrijgekocht en naar Afrika teruggebracht om de slavenhandel in hemelsnaam niet in gevaar te brengen. Gallandat, een Zeeuwse scheepsarts, sloeg met zijn beschrijving de spijker op de kop:
“Vele menschen zijn van gedachten dat onder de negers de ouders hunne kinderen, de mannen hunne vrouwen verkoopen en ook de eene broeder den anderen; doch dit zijn enkel verdichtselen en vertellingen, welke van alle waarheid ontbloot zijn. Men kan immers licht begrijpen dat steden, koninkrijken of gemenebesten, waarin soortgelijke handel plaats zoude hebben onmogelijk bestaan kunnen, doch men laat zelden zijne gedachten zoo verre gaan; men is meer genegen om deze vertellingen blindelings voor waarheid aan te nemen dan zich moeite te geven om de bestaanbaarheid daarvan te onderzoeken.”
Hoe een Afrikaan slaaf kon worden is pas in de loop van de negentiende eeuw onderzocht. De Duitse taalkundige Kölle kreeg van de Engelse autoriteiten toestemming onderzoek te doen onder de slaven die waren aangetroffen op illegale slavenschepen en die door de Engelse marine naar Sierra Leone waren gebracht. Uit zijn onderzoek bleek dat ongeveer 35 procent van de slaven vroeger krijgsgevangen was geweest, 30 procent was gekidnapt, ongeveer 5 tot 10 procent was door de familie als slaaf verkocht en iets meer dan 10 procent was door een rechtbank tot slaaf veroordeeld.
Onze Zeeuwse scheepsarts had het dus aardig bij het rechte eind toen hij zijn lezers in Nederland uitlegde
Bij de Guineesche negeren worden de voornaamste misdaden met boeten gestraft; doch bij gebrek aan betalinge worden de misdadigers aan de schepen tot slaven verkocht. De onvermogende schuldenaars of die niet betalen willen, worden ook volgens hunne wetten tot slaven verklaard. Echter worden deze zelden aan de Europeanen verkocht, zij houden ze tot hun eigen gebruik of worden in ’t land bewaard op hope dat zij door hunne vrienden gelost [vrijgekocht] worden. Het grootste aantal der negeren, welke aan de schepen worden verkocht, zijn geboren slaven of die in de oorlog gevangen zijnde, vervolgens alle tot slaven gemaakt worden. Eertijds waren zij gewoon een aanmerkelijk getal dezer laatsten te dooden doch sedert de slavenhandel plaats heeft is het een algemeen gebruik geworden om allen, zodra mogelijk, tot voordeel te verkoopen.”
Op de belangrijkste vraag wist Gallandat echter geen antwoord te geven: waarom lieten de Afrikanen zoveel slaven gaan? Was Afrika overbevolkt? Had Afrika deze gedwongen emigranten niet beter zelf kunnen gebruiken? De gemiddelde Nederlandse slavenhandelaar was niet geïnteresseerd in zulke vragen zolang de slavenstroom maar bleef vloeien. Kwam hij aan op de Afrikaanse kust en was het aanbod wat minder, dan lag dat aan de buitenlandse concurrentie. Tegen het einde van de achttiende eeuw wezen de tegenstanders erop dat het aanbod van slaven wel eens uitgelokt kon worden door de vraag en dat bovendien het aantal oorlogen tussen de Afrikanen onderling was toegenomen om zo aan meer slaven te komen. De Europeanen zouden zulke oorlogen graag aanwakkeren door onbeperkt vuurwapens en buskruit te leveren.
Het is niet makkelijk al deze opmerkingen naar waarde te schatten, omdat elk argument gebruikt is voor een politiek doel en niet om de historische werkelijkheid te achterhalen. Bekend is dat Gallandat z’n Nederlandse lezers gerust wilde stellen en er daarom de nadruk op legde dat de slavenhandel en de slavernij in Afrika een lange geschiedenis hadden, die in ieder geval terugging tot ver vóór de tijd waarop de Europeanen op het toneel verschenen. Volgens de dokter hield de verkoop van slaven aan de Europeanen voor de betrokkenen een verbetering in, want in Afrika zouden de meeste slaven toch gedood worden. Precies andersom redeneerden de tegenstanders van de slavenhandel. Zij wilden het publiek niet geruststellen, maar juist aansporen tot actie. Vandaar hun bewering dat de Europese slavenhalers eigenlijk oorlogshitsers waren, die Afrika in het verderf stortten en dat de slavenhandel zonder de plantages in de Nieuwe Wereld niet zou hebben bestaan.
De waarheid ligt, zoals gebruikelijk, ergens in het midden, hoewel er tot op de dag van vandaag nog steeds enige onzekerheid heerst over deze kwesties. In Afrika bestaan er immers geen archieven vol met informatie zoals in Europa. Daardoor weten we vrijwel alles over de Europese kant van de slavenhandel en over de slavernij in de Europese koloniën, maar blijft de Afrikaanse kant in nevelen gehuld. Wel is duidelijk dat er in Afrika vele miljoenen slaven waren en dat de omvang van de slavernij per gebied sterk verschilde. West-Afrika was een regio met zeer veel slaven, misschien maakten zij wel een derde tot de helft van de bevolking uit! Sociaal gezien was het bezit van slaven zeer ongelijk verdeeld. Arme Afrikanen hadden geen slaven, maar koningen, edelen en rijke handelaren bezaten er soms vele duizenden. Hoe meer slaven, hoe belangrijker de eigenaar. Net als in Europa werden koninklijke en adellijke huishoudens niet alleen gemeten naar de omvang en pracht van hun behuizing, maar ook naar het aantal bedienden.
Naast huisslaven telde Afrika ook veel slaven in de landbouw. Ze bewerkten het land, maar zij konden de opbrengst van hun werk niet zelf houden en dienden een deel daarvan af te dragen aan hun meester. Verder was er in Afrika geen emplooi voor slaven. Er bestonden nauwelijks ondernemingen in de landbouw, de mijnbouw of de nijverheid, waar de massale inzet van slaven zou renderen. In Afrika produceerden de slaven min of meer de waarde van hun eigen levensonderhoud, veel meer zat er niet in. Geen wonder dat de Afrikanen zelf niet bereid waren veel voor slaven te betalen.
Deze situatie verklaart waarom het voor de Afrikaanse slavenbezitters al snel aantrekkelijk was om slaven te verkopen aan Arabische en Europese slavenhandelaren. Die boden veel hogere prijzen dan de Afrikaanse handelaren. Natuurlijk bleef de interne Afrikaanse slavenhandel wel bestaan. Een groot deel van Afrika was nu eenmaal te ver van de kust gelegen om slaven te leveren voor de export. Dit alles wijst erop dat de Nederlanders en de andere Europese handelsnaties de slavenhandel in Afrika niet hebben uitgevonden, maar dat zij de omvang van die handel wel hebben vergroot. Toch maakten de tien of twaalf miljoen Afrikanen die met Europese schepen werden weggehaald, niet eens de helft uit van het aantal slaven dat in diezelfde periode binnen Afrika werd verhandeld en dat via de Arabische karavaan- en scheepvaartroutes Oost-Afrika verliet.
De economie mag dan verklaren waarom er slaven uit Afrika werden geëxporteerd, deze wetenschap geeft ons echter geen antwoord op de morele vraag: waarom maakten de Afrikanen elkaar tot slaaf en waarom verkochten ze elkaar? Een deel van het antwoord op deze vraag is simpel: er bestonden geen ‘Afrikanen’ evenmin als ‘Europeanen’ trouwens. Afrikanen verkochten elkaar niet, maar de ene natie verkocht onder bepaalde voorwaarden leden van een andere natie. In die tijd (en niet alleen toen) hadden de Europeanen evenmin het gevoel als Europeanen onderling oorlog te voeren. De Fransen vochten met de Engelsen en de Pruisen met de Russen en ga zo maar door. Net als de Afrikanen waren de Europeanen er heilig van overtuigd dat ze hemelsbreed van elkaar verschilden.
Nu echter de moeilijkste vraag: waarom waren er in Afrika slaven? Om die vraag te beantwoorden moeten we buiten ons culturele kader treden. Overal, behalve in West-Europa, was slavernij letterlijk de gewoonste zaak van de wereld. In Oost-Europa bestond er ook nog volop slavernij, zelfs nog anderhalve eeuw geleden. West-Europa vormde een rare uitzondering, een slavenloze enclave in een wereld vol slaven. De slavernij en de slavenhandel in Afrika waren dus gewone instituties en geen exotische ontsporingen van de Afrikaanse moraal. Zo gezien is het beter te vragen waarom er in West-Europa geen slaven waren dan ons steeds te verbazen over de slavernij in Afrika. Vergelijken we West-Europa met andere delen van de wereld, dan is juist de vrije arbeidsmarkt exotisch, niet het ontbreken ervan. In Afrika, Indiaans Amerika en Azië konden vele belangrijke economische activiteiten alleen met slaven worden uitgevoerd. Havens, schepen, mijnen en plantages werden in die werelddelen alle door slaven bemand. Gek genoeg gebeurde dat in West-Europa niet. Meestal was dat geen probleem, omdat er voldoende aanbod was van jonge, arme mannen en vrouwen. Soms waren er echter onvoldoende vrijwilligers zoals de planters in tropisch Amerika moesten ervaren. In zo’n geval hadden de West-Europese landen er in economisch opzicht verstandig aan gedaan de slavernij in te voeren; armen, landlopers, krijgsgevangenen en strafgevangenen waren er genoeg. De West-Europese cultuur verbood nu eenmaal dat de ‘eigen soort’ tot slaaf werd gemaakt. De daarmee verbonden economische nadelen nam men op de koop toe.
Met de bevolkingsdichtheid heeft het verschijnsel slavernij niets te maken, zoals wel eens is gesuggereerd. Delen van Azië waren net zo dichtbevolkt als West-Europa en toch bestond daar volop slavernij. Het slavenloze West-Europa was in de toenmalige wereld uniek. Net zo uniek als de keuze van de westerse wereld om op den duur af te zien van kinderarbeid en lijfstraffen. Vandaag de dag noemen we zo’n keuze ‘culturele voorkeur’. Dat lijkt mooi, nobel en fijngevoelig, maar het verbod Europeanen tot slaaf te maken was dat niet, want daardoor haalden de Europeanen zonder veel gewetenswroeging vele miljoenen slaven uit Afrika. Van begin af aan heeft het Europese racisme de slavenhandel met Afrika mogelijk gemaakt en het is niet zo dat de slavenhandel op den duur dat racisme in Europa heeft doen ontstaan.
Dit alles maakt duidelijk dat de verkoop van krijgsgevangenen in Afrika niet het gevolg was van de Europese slavenhandel. Die praktijk bestond al lang voordat de Europeanen naar Afrika kwamen en ze bleef bestaan nadat de Atlantische slavenhandel was afgeschaft. Onduidelijk is of de komst van de Europese slavenhalers en de daardoor gestegen vraag naar slaven het aantal oorlogen in Afrika nu echt heeft doen toenemen. Er zijn uit de Afrikaanse geschiedenis geen oorlogen bekend waarbij het de aanvallende partij er uitsluitend om te doen was om slaven te maken voor verkoop aan de Europeanen. Het uitbreken van conflicten in Afrika berustte steeds op een veelvoud van factoren. De uit Europa afkomstige vuurwapens speelden daarbij in ieder geval geen doorslaggevende rol. Ondanks al die schepen vol met wapens bleef het aantal geweren in Afrika relatief klein in vergelijking met West-Europa en Noord-Amerika, terwijl de kwaliteit vaak bijzonder slecht was. Veel van de geweren die naar Afrika werden geëxporteerd, waren trouwens tweede- of derdehands afleggertjes. Er is al op gewezen dat we ons geen overdreven voorstelling moeten maken van het gebruik van de geweren en buskruit in de tropen. Afrikanen wilden hun slaven wel graag ruilen voor Europese vuurwapens, maar dat was omdat die geweren allereerst als statussymbool dienden zoals een mooi gepoetst, maar volstrekt nutteloos steekzwaardje nog steeds tot het galatenue van een Nederlandse marineofficier behoort.
Al deze argumenten, tegenargumenten en nuanceringen maken de historicus moedeloos. Het blijkt vrijwel onmogelijk de nadelige gevolgen van Europese slavenhandel klip-en-klaar vast te stellen. De Afrikanen hebben geen geschreven overheidsadministraties, kronieken, memoires of dagboeken, waaruit eindelijk duidelijke conclusies kunnen worden getrokken. Het enige wat met zekerheid valt te zeggen is dat zonder Europese slavenhandel het aantal slaven in tropisch Afrika nog wat groter zou zijn geweest dan al het geval was en dat ook de slavenhandel binnen Afrika en naar Noord-Afrika en het Midden-Oosten dan omvangrijker zou zijn geweest. Uitspraken over andere effecten zijn speculaties.
Datzelfde geldt ook voor alle beweringen over de precieze geografische herkomst van de slaven. De Europese en dus ook Nederlandse slavenhalers kochten de slaven in op bepaalde kustgedeelten. Dat betekende helemaal niet dat de daar gekochte slaven ook in die streek geboren en getogen waren. Vele binnenlandse regio’s in Afrika leverden slaven, die dan door de handelaren werden gedwongen naar de kust te lopen. In de begindagen van de slavenhandel was het herkomstgebied van de slaven meestal niet meer dan een paar dagmarsen van de kust verwijderd, maar in de loop van de achttiende eeuw, toen de vraag explosief toenam, werd het rekruteringsgebied steeds groter. Daardoor stegen de kosten voor de slavenhandelaren voortdurend. De slavenkaravanen konden op de lange weg naar zee overvallen worden, er moest tol worden betaald aan de vorsten door wier gebied men trok en er moesten overnachtingsplaatsen, voedsel en bewaking worden georganiseerd. Zulke kosten dreven de prijs van een slaaf op de Afrikaanse kust snel op, maar de kopers in de Nieuwe Wereld en dus ook de Nederlandse slavenhalers betaalden zonder veel protest.
Hoewel het onmogelijk is van iedere slaaf te zeggen waar hij of zij precies vandaan kwam, is het niet moeilijk aan te geven waar de Nederlandse slavenschepen hun slaven inkochten. Dat staat keurig opgetekend in de scheepsadministratie. In het begin, tot 1650, waren dat twee gebieden: de kust van Guinee en Angola. Na 1650 kwamen daar de Slavenkust en Biafra bij en in de achttiende eeuw kochten de Nederlanders ook slaven op de Goud- en Ivoorkust. De kapiteins van de slavenschepen kregen vaak uitvoerige instructies mee over de plaatsen, waar ze hun slaven moesten inkopen. De rederijdirecties hadden de indruk dat de planters bijvoorbeeld meer wilden betalen voor slaven van de Goudkust dan uit Biafra of Angola. Blijkbaar konden de Goudkustslaven harder werken dan hun lotgenoten uit andere regio’s van Afrika. Daar dienden de kapiteins bij hun inkoop rekening mee te houden. In de praktijk kochten de kapiteins echter slaven waar ze maar werden aangeboden en waar de prijs hun het beste voorkwam. Daarbij zullen ze ongetwijfeld gedacht hebben dat de planters aan de andere kant van de Atlantische Oceaan toch niet in staat waren vast te stellen waar al die slaven nu precies vandaan kwamen. Alleen in het boek van de Nederlandse opperkoopman te Elmina, Bosman, wordt een tipje van de sluieropgelicht:
‘De opkopers [van slaven] trekken soms wel driehonderd kilometer het land in, waar zij alle markten afgaan, want U moet weten dat ze hier mensenmarkten hebben, zoals bij ons met beesten het geval is.’
PIET EMMER
EINDE ARTIKEL
[94]
”De Europeanen sloten dan ook aan bij een al zeker zes eeuwen bestaand netwerk van Arabische slavenhandel. De slaven werden aangeleverd door Afrikaanse en Arabische handelaren en door de Europeanen naar Amerika gebracht.”
WIKIPEDIA
TRANSATLANTISCHE SLAVENHANDEL/AANVANGSCONDITIES
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
TRANSATLANTISCHE SLAVENHANDEL
[95]
TROUWWIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[96]
”Slavernij zou blijven bestaan tot in de late middeleeuwen, toen pauselijke decreten het tot slaaf maken van christenen verboden.”
WIKIPEDIA
GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE SLAVERNIJ/SLAVERNIJ IN
DE LAGE LANDEN
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE SLAVERNIJ
”In 1315, Louis X issued an edict effectively abolishing slavery within the Kingdom of France,[16] having proclaimed that “France signifies freedom”, that “as soon as a slave breathes the air of France, he breathes freedom”[17] and therefore that any slave setting foot on French soil should be freed”
WIKIPEDIA
LOUIS X OF FRANCE/ABOLITION OF SLAVERY AND SERFDOM
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
LOUIS X OF FRANCE
[97]
WIKIPEDIA
SLAVERNIJ
[98]
”Wie hoopt dat de tentoonstelling hem of haar op de hoogte brengt van de laatste wetenschappelijke inzichten hoeft het Rijksmuseum niet te bezoeken, maar wie zijn stereotiepe opvatting over de slavenhandel en slavernij bevestigd wil zien, komt in het Rijksmuseum ruimschoots aan zijn trekken.”
TROUW
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[99]
ADAMSTERDAM MUSEUM DOET TERM ”GOUDE EEUW” IN DE BAN13 SEPTEMBER 2019
https://www.ad.nl/binnenland/amsterdam-museum-doet-term-gouden-eeuw-in-de-ban~af311bb8/#:~:text=Het%20Amsterdam%20Museum%20gebruikt%20de,waar%20de%20collectie%20wordt%20getoond.
Het Amsterdam Museum gebruikt de term ‘Gouden Eeuw’ niet meer omdat die de lading niet dekt. De komende tijd gaat het museum de aanduiding verwijderen van alle uitingen en op alle locaties waar de collectie wordt getoond.
Zo verandert het Amsterdam Museum bijvoorbeeld de titel van de permanente tentoonstelling die het verzorgt in de Hermitage. Hollanders van de Gouden Eeuw wordt dan Groepsportretten van de zeventiende eeuw.
Volgens Tom van der Molen, conservator van het museum, is de term ‘Gouden Eeuw gekoppeld aan nationale trots en worden ,,de vele negatieve kanten van de zeventiende eeuw als armoede, oorlog, dwangarbeid en mensenhandel’’ genegeerd.
Het Amsterdam Museum geeft aan dat het een plek wil zijn die voor iedereen relevant is en waar alle mensen zich welkom voelen. ,,Daarom geeft het Amsterdam Museum ruimte aan mensen en verhalen die nog niet of onvoldoende gehoord worden.’’
Andere kanten
Minister Ingrid van Engelshoven vindt het goed om alle kanten van de Nederlandse geschiedenis te belichten, maar de geschiedenis kan niet worden herschreven. De minister lijkt weinig te voelen voor het veranderen van de naam, maar onthoudt zich van een ferm oordeel. ,,Ik vind niet dat de minister van Cultuur zich moet bemoeien met hoe een museum iets benoemt”, aldus Van Engelshoven. Ze vindt het wel goed dat ook de “andere kanten van de Gouden Eeuw” worden beschreven.
Op 29 september is er een symposium over welke verhalen er over de zeventiende eeuw – de tijd dat Nederland economisch en militair een wereldmacht was en internationaal meetelde in de handel – zouden moeten worden verteld, door wie en hoe.
EINDE ARTIKEL
MUSEUM DOET TERM GOUDEN EEUW IN DE BAN/GOED ZO!/AFREKENINGBAGATELLISERING SLAVERNIJ/EERSTE STAP!ASTRID ESSED13 SEPTEMBER 2019
https://www.astridessed.nl/museum-doet-term-gouden-eeuw-in-de-ban-goed-zo-afrekening-bagatellisering-slavernij-eerste-stap/
[100]
RIJKSMUSEUMZIEN EN DOEN/TENTOONSTELLING SLAVERNIJ
https://www.rijksmuseum.nl/nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/slavernij
Een tentoonstelling over slavernij. Niet als abstract begrip, maar in de vorm van persoonlijke en waargebeurde verhalen. Verhalen uit zowel Brazilië, Suriname en het Caribisch gebied, als uit Zuid-Afrika en Azië.Lees minder
Voor het eerst richten we onze blik op slavernij in de Nederlandse koloniale periode. Een periode van 250 jaar die een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van onze geschiedenis. Een periode waarin mensen tot bezit en objecten in administraties werden gemaakt. In de tentoonstelling vertellen we tien waargebeurde verhalen van mensen die hierbij betrokken waren. Tien persoonlijke verhalen over mensen die bijvoorbeeld tot slaaf waren gemaakt of slavenhouder waren. Of over mensen die zich verzetten en mensen die in slavernij naar Nederland zijn gehaald. Hoe zagen hun levens eruit? Hoe verhielden zij zich tot het systeem van slavernij? Konden zij eigen keuzes maken?
OBJECTEN EN AUDIOVERHALEN
Op de tentoonstelling zie je objecten uit nationale en internationale musea, archieven en particuliere collecties. Naast de objecten, schilderijen en bijzondere archiefstukken krijg je mondelinge bronnen, gedichten en muziek te horen. De audioverhalen zijn ingesproken door o.a. Joy Delima, Remy Bonjasky en Reza Kartosen-Wong, die vanuit hun eigen achtergrond, elk een band hebben met één van de tien personen.
Om een completer verhaal te vertellen laten we objecten zien die niet eerder in het Rijksmuseum te zien zijn geweest. Zoals objecten die door mensen in slavernij werden gekoesterd, maar ook werktuigen die op de plantages werden gebruikt.
LOOK AT ME NOW
Aansluitend op de tentoonstelling nodigen kunstenaars David Bade en Tirzo Martha van Instituto Buena Bista uit Curaçao alle bezoekers uit om tien nieuwe kunstwerken te maken, gebaseerd op de verhalen uit de tentoonstelling. Dit project heet Look at me now.Meer over Look at me now
VIER CONTINENTEN
De tentoonstelling beslaat de Nederlandse koloniale periode van de 17de tot en met de 19de eeuw. Zowel de slavernij in Suriname, Brazilië en het Caribisch gebied (trans-Atlantisch), met de rol van de West-Indische Compagnie (WIC), als de Nederlandse koloniale slavernij in Zuid-Afrika en Azië waar de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) actief was, komen aan bod. Ook de effecten van het systeem in Nederland zelf in die periode worden belicht. Het levert een brede geografische, en tegelijk tevens specifiek Nederlandse blik op, die niet eerder in een nationaal museum is getoond.
RIJKSMUSEUM & SLAVERNIJ
Ook op andere plekken in het museum belichten we de relatie met slavernij. Bij rond de 77 objecten in de vaste opstelling vind je een jaar lang een tweede tekstbordje. Hierop gaan we in op de tot nu toe onzichtbare relatie met slavernij.
EINDE BERICHT
RIJKSMUSEUM EN SLAVERNIJ
https://www.rijksmuseum.nl/nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/rijksmuseum-en-slavernij
Met Rijksmuseum & Slavernij voegt het Rijksmuseum een jaar lang 77 extra tekstbordjes toe aan schilderijen en objecten in de vaste collectie van een extra tekstbordje dat ingaat op de relatie met slavernij.Lees minder
EEN ONZICHTBARE RELATIE
Van in slavernij geoogste nootmuskaat tot een tot slaaf gemaakte vrouw die naar Nederland werd verscheept. En van een dansfeest op een Surinaamse plantage met verstopte kritische boodschappen over de slavenhouder tot het spreekgestoelte van waar een 18de-eeuwse Nederlandse rechtsfilosoof pleitte voor de afschaffing van slavernij. In de vaste collectie van het Rijksmuseum zijn veel werken die een relatie hebben met het Nederlandse slavernijverleden. Een relatie die je op het eerste gezicht niet ziet of waarover je niet leest op het bordje dat ernaast hangt.
EXTRA TEKSTBORDJES
Vanaf de opening van de tentoonstelling Slavernij, hangen we een jaar lang 77 extra tekstbordjes naast schilderijen en objecten. Deze nieuwe bordjes vertellen over de koloniale macht van Nederland die vanaf de 17de eeuw onlosmakelijk is verbonden met het systeem waar slavernij onderdeel van uitmaakte. Ze vertellen verhalen van mensen die onder Nederlands gezag tot slaaf gemaakt, te werk gesteld en tot object gereduceerd zijn. Maar ook van mensen die juist profiteerden van slavernij of zich hiertegen uitspraken.
Na afloop van de tentoonstelling Slavernij en van Rijksmuseum & Slavernij worden zowel de bestaande als de nieuwe tekstbordjes in het museum geëvalueerd. Waar mogelijk zullen we de nieuwe informatie integreren in ons museum, zodat er meer recht gedaan wordt aan de complexe Nederlandse geschiedenis.
BOEKJE EN VERZAMELINGEN
De tekstbordjes zijn ook gebundeld in een boekje, dat gratis verkrijgbaar is in het museum of te downloaden. Daarnaast zijn de werken beschikbaar als verzameling in Rijksstudio.
[101]
”’Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten. Toch verweten mijn critici dat ik slavernij gelijk stelde aan een vakantiereis. Onzin. Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.”
AD
ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
SLAVERNIJPiet Emmer is de kop van Jut bij nog al wat Black Lives Matter-sympathisanten. De historicus vindt dat ten onrechte wordt gedaan alsof het slavernijverleden de oorzaak is van alle racismeproblemen. ,,We moeten niet de Verenigde Staten kopiëren.’’
,,Geschiedenis is als wetenschap – meer dan bijvoorbeeld wiskunde – gevoelig voor modegrillen. Zo waren er veel historici die het communisme ophemelden, terwijl toch duidelijk is dat dat tot vreselijke dingen heeft geleid. Dat zie je nu ook in het debat over slavernij en racisme: er wordt selectief met feiten omgegaan.’’
Aan het woord is historicus Piet Emmer (75). Hij schreef twintig jaar geleden het standaardwerk Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel. Collega-historici verwijten hem de ernst van de slavenhandel en de rol van Nederland te bagatelliseren. Zelf verwijt hij zijn tegenstanders juist ‘activistisch’ om te gaan met geschiedenis. ,,Daardoor is er geen ruimte meer voor nuance in het huidige racismedebat’’, zegt hij.
U wordt zelf verweten de geschiedenis te verdraaien om de rol van Nederland in de slavenhandel te verfraaien. Vorige week nog op deze site door uw collega Fatah-Black. Begrijpt u dat?,,Ik begrijp dat het erop lijkt dat ik dingen bagatelliseer. Maar dat is niet zo. Alleen ben je al snel fout als je niet in elke zin benadrukt dat de slavernij verschrikkelijk was. Natuurlijk was het dat, daar hoef je niet voor gestudeerd te hebben. Als historicus ben je er niet om morele oordelen te vellen, maar om dingen in perspectief te zetten zodat je de geschiedenis beter begrijpt. En om te snappen waarom Europeanen zich met slavenhandel inlieten, is het dus belangrijk te kijken hoe er in Europa in die tijd tegen onvrije arbeid werd aangekeken. Veel Engelse mijnwerkers waren bijvoorbeeld min of meer eigendom van de eigenaar van de mijn. Wie geen werk had, kon als landloper gedwongen worden elders te werken, net als weeskinderen en strafgevangenen, desnoods in een verre kolonie. En de omstandigheden waaronder veel volwassenen en kinderen hier tot in de 19de eeuw moesten leven, waren echt niet altijd beter dan die van slaven in Suriname en op de Antillen.’’
Slavernij is toch niet hetzelfde als armoede?,,Ik stel het een niet gelijk aan het ander, ik probeer alleen dingen inzichtelijk te maken. Hoe kon het dat een continent dat slavernij had afgezworen, het wel accepteerde dat slaven in andere landen werden gehouden? Daarbij moet je vergelijken. Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is. Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten. Toch verweten mijn critici dat ik slavernij gelijk stelde aan een vakantiereis. Onzin. Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.
Overigens waren er ook toen al dominees in Zeeland die zich keerden tegen de slavernij. Maar door anderen werd de slavernij goedgepraat met een verwijzing naar het Bijbelboek Genesis, waarin Noachs zoon Cham werd gestraft en voortaan zijn broers moest dienen. Cham zou donkerder zijn geweest dan zijn broers.’’
Waarom is vergelijken zo belangrijk?,,Om een beter beeld te kunnen krijgen van wat er écht gebeurd is vroeger. Bijvoorbeeld: na de oorlog had iedereen het gevoel dat we ons fel hadden verzet tegen de Duitse Jodenvervolging. Totdat iemand eens ging vergelijken hoeveel joden er na de oorlog eigenlijk nog in leven waren en dat vergeleek met andere bezette landen. Toen bleek dat er nergens zo’n groot percentage joden is vermoord als hier. Dat zegt iets over ons. Iedereen snapt zo’n vergelijking. Maar toen mijn Franse collega Olivier Grenouilleau onderzocht hoe groot de trans-Atlantische slavenhandel door Europeanen was ten opzichte van de slavenhandel door Arabieren en de slavenhandel in Afrika zelf, werd hij voor de rechter gesleept omdat hij westerse slavenhandel zou bagatelliseren. Gelukkig is die aanklacht ingetrokken.’’
Hoe verklaart u die woede over dergelijke vergelijkingen?,,Zeker slavernij is in de geschiedenis vaak anders voorgesteld dan het was. Slavenhouders deden alsof het allemaal wel meeviel om hun verdienmodel te rechtvaardigen. Voorstanders van afschaffing overdreven de gruweldaden op plantages om hun pleidooi kracht bij te zetten. Een historicus moet proberen het in perspectief te zetten. In de jaren zeventig ontstond in de Verenigde Staten het idee dat de economische achterstelling van de zwarte Amerikanen een gevolg was van de slavernij. Sindsdien is het hele onderwerp speelbal geworden van een politieke agenda.’’
Speelt slavernij dan niet door in het heden?,,Racisme en discriminatie zijn vreselijk en moeten worden bestreden. Maar het komt overal voor, in alle tijden. Ook in landen die nooit koloniën hadden. Als je kijkt wie in Nederland onderaan de sociaaleconomische ladder staan, dan zijn dat veelal Marokkanen. Die stammen niet af van slaven, in sommige gevallen eerder van slavenhouders, want de Berbers hielden slaven. Het is te simpel om net te doen alsof iedereen die zwart is slachtoffer is en iedereen die wit is daar schuldig aan is. Na 1800 waren de meeste Surinaamse slaveneigenaren niet blank. Door zwart-wit te denken ga je bijvoorbeeld voorbij aan de ergste vorm van racisme die we kennen: antisemitisme. Jodenhaat heeft niets met slavernij, huidskleur of koloniën te maken.’’
Wat klopt er volgens u niet aan het beeld van slavernij?,,Er wordt gedaan alsof elke plantage een hel op aarde was. Dat behoeft nuance. Er is een groot verschil tussen de plantages in het zuiden van de Verenigde Staten en die in bijvoorbeeld Suriname, waar soms meer dan honderd slaven samenleefden met soms maar twee of drie Europeanen. De slaven daar hadden een veel grotere mate van zelfstandigheid dan wel eens wordt gedacht. Zonder dat ik probeer goed te praten wat er aan vreselijks is gebeurd! De slavernij in Afrika zelf was al heel lang gemeengoed voordat Europese handelaren bij lokale koningen slaven kwamen kopen. Zij werden niet allemaal gedwongen slaven te verkopen. De Europeanen moesten de Afrikaanse koningen en makelaars stroop om de mond smeren om handel te kunnen drijven. En ook het beeld alsof de succesvolle slavenopstand op Haïti het einde van de slavernij inluidde, klopt niet. Die had nauwelijks invloed. Daarna ging de slavenhandel nog lang door en stegen de prijzen alleen maar. De beweging om slavernij overal ter wereld duit te bannen ontstond in Engeland. Maar dat past niet in het populaire beeld dat de zwarte slaaf het juk van de witte slavenhouder heeft afgeworpen.’’
Waarom maakt u zich zo druk over dit onderwerp?,,Doordat de slavernij nu als een soort van stormram wordt gebruikt om allerlei misstanden aan de kaart te stellen en om politieke doelen te bereiken zoals excuses en herstelbetalingen, doe je niet alleen de geschiedenis onrecht aan. Je polariseert ook de samenleving, omdat het leidt tot allerlei tegenreacties. En die zijn soms onfris. Ik word ook tegen mijn zin in een rechts kamp geduwd omdat ik op basis van onderzoek zeg dat sommige beweringen over de slavernij niet kloppen. Ik heb in de Verenigde Staten gewerkt en gezien hoe het debat daar is ontspoord. Dat moeten we echt niet hier kopiëren. We leven in een van de rijkste, gelukkigste en meest egalitaire landen ter wereld. Dat verliezen we nu uit het oog.’’
Hoe groot was de rol van Nederland in de slavenhandel?,,Om en nabij de 5 procent van de slaven die vanuit Afrika naar Noord- en Zuid-Amerika zijn gebracht, zijn door Nederlanders vervoerd. Dat staat overigens los van de slavenhandel in Indonesië, waar veel mensen uit India en Madagaskar het slachtoffer van waren. Maar daar is nooit goed onderzoek naar gedaan. Verder droeg de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij in het topjaar 1770 maar zo’n 5 procent bij aan onze welvaart. Natuurlijk was het bizar dat onze voorvaderen dit onmenselijke systeem optuigden om hier goedkoop suiker, tabak en koffie te kunnen gebruiken. Maar door sommige historici wordt net gedaan alsof het de kurk was waar onze economie op dreef. Dat is aantoonbaar niet waar. De meeste grachtenpanden in Amsterdam stonden er al vóórdat Nederland Suriname veroverde en waren gebouwd door kooplieden, die hun geld verdienden in ons land zoals met bankieren en de graan- wijn en houthandel met de Oostzee, Spanje en Scandinavië.’’
EINDE ARTIKEL
[102]ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 101
[103]
””’Toen ik onderzoek deed naar hoeveel ruimte slaven hadden tijdens het vervoer op slavenschepen, vergeleek ik dat met vrije migranten uit die tijd en met de ruimte die wij nu hebben in een vliegtuig, economy class. Iedereen weet hoe krap dat is”ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
[104]
”De andere kant van het verhaal
Zo’n 1600 Nederlandse schepen transporteren in de 17de en 18de eeuw ruim 550.000 mannen, vrouwen en kinderen naar Amerika. In benauwde kelders in de forten aan de West Afrikaanse kust wachten de tot slaaf gemaakten tot ze aan boord gaan. Voor vertrek worden ze gekeurd en gebrandmerkt. De reis duurt enkele maanden. Ze liggen opeengepakt en aan elkaar geketend. Zieke slaven worden overboord gegooid. Vrouwen zijn weerloos als bemanningsleden hen verkrachten.”
HART.AMSTERDAM
DE GEUR VAN EEN SLAVENSCHIP
De beurs van Amsterdam is het centrale punt van handel. Aandelen van de VOC en WIC worden gekocht en verkocht. De scheepvaart is de motor van de Nederlandse handel: wat is de andere kant van het verhaal?
Het schip vervult in de 17de eeuw de rol van tanker, trein en vliegtuig. In de Republiek zijn scheepswerven de grootste en meest geavanceerde fabrieken van hun tijd. Duizenden schepen gaan ter haringvangst. De graan-, hout- en ijzerhandel op de Oostzee is lang de kurk waar de Nederlandse economie op drijft. Honderden schepen, efficiënte ‘vrachtwagens’ met weinig personeel, varen jaarlijks heen en weer. Ook in Nederland zelf gaat veel per schip: turf en groenten naar de stad of mensen die, met de reisplanner in de hand, per trekschuit en beurtschip naar stad en dorp varen. De scheepvaart, eerst beperkt tot Noordwest-Europa, breidt zich omstreeks 1600 razendsnel uit over de hele wereld. Iedereen pikt een graantje mee in handel en scheepvaart.
De andere kant van het verhaal
Zo’n 1600 Nederlandse schepen transporteren in de 17de en 18de eeuw ruim 550.000 mannen, vrouwen en kinderen naar Amerika. In benauwde kelders in de forten aan de West Afrikaanse kust wachten de tot slaaf gemaakten tot ze aan boord gaan. Voor vertrek worden ze gekeurd en gebrandmerkt. De reis duurt enkele maanden. Ze liggen opeengepakt en aan elkaar geketend. Zieke slaven worden overboord gegooid. Vrouwen zijn weerloos als bemanningsleden hen verkrachten. Er is onderlinge strijd tussen gevangenen van verschillende stammen, die elkaars taal niet spreken. Het sterftecijfer aan boord bedraagt zo’n 15%. Onder de bemanning is het sterftecijfer net zo hoog vanwege de slechte hygiëne en voedsel. Inwoners van Paramaribo en Willemstad ruiken een slavenschip dat de haven binnenvaart: honderden opeengepakte mensen, soms lijdend aan besmettelijke ziektes.
EINDE ARTIKEL
ZEEUWSE ANKERS
AAN BOORD VAN DE SLAVENSCHEPEN
https://www.zeeuwseankers.nl/verhaal/aan-boord-van-de-slavenschepen
Verhaal Redactie Zeeuwse Ankers
Zeeuwen hadden een actief aandeel in de slavenhandel in de zeventiende en achttiende eeuw. Handelscompagnieën en particuliere kooplieden rustten schepen uit om aan de Afrikaanse westkust tot slaaf gemaakte mensen te kopen en ze van daaruit met honderden tegelijk naar Amerika te vervoeren. Daar werden de slaafgemaakten aan plantagehouders verkocht.
Aantallen slaafgemaakten op een schip
De meeste Nederlandse slavenschepen gingen richting West-Indië (Zuid-Amerika). Er werden ook slaafgemaakten naar Noord-Amerika gebracht. Afhankelijk van de afmetingen van het schip konden er honderd tot vijfhonderd slaafgemaakten op. Vaak namen schepen nog veel meer slaafgemaakten mee. Op een Amsterdams WIC-schip zaten zelfs eens 952 slaafgemaakten. Dat is het grootste aantal dat een Nederlands schip ooit vervoerde. Van deze slaafgemaakten werden er uiteindelijk 853 verkocht. Het kleinste aantal was 67 op een schip van de MCC. Van hen overleden er 22 tijdens de reis.
Slavendek
Al tijdens de reis naar Afrika maakte de bemanning de schepen geschikt voor het vervoer van slaafgemaakten. Op schepen van de MCC begon men pas met het vertimmeren van het schip nadat de eerste contacten met de Afrikanen waren gelegd. Bemanningsleden bouwden het dek net boven het ruim, het ‘verdek’, met behulp van schotten en bedden om. In het midden van dit slavendek kwam een schot te staan, zodat mannen en vrouwen gescheiden vervoerd konden worden. Verder bouwde de bemanning onder leiding van de scheepstimmerman stellingen van twee verdiepingen waarop de slaafgemaakten moesten slapen. Ook werden er soms enkele ‘huisjes’ (latrines) neergezet.
Behandeling van slaafgemaakten
Sinds het eind van de zeventiende eeuw ontvingen de kapiteins van de slavenschepen van de WIC en MCC bij hun vertrek uit de Nederlanden richtlijnen voor de behandeling van hun levende lading. Het was belangrijk dat zoveel mogelijk slaafgemaakten in leven bleven. Ze werden immers als handelswaar beschouwd. Hoe meer slaafgemaakten de overtocht overleefden, des te beter de opbrengst zou zijn.
In de richtlijnen stonden bepalingen over het voedsel dat verstrekt moest worden, de medische verzorging van de slaafgemaakten (aan boord gingen zelfs speciale medicijnen voor hen mee) en de hygiëne op het slavendek. Ook stond in deze richtlijnen dat de bemanning de slaafgemaakten niet mocht verleiden of mishandelen, dat het slavendek regelmatig moest worden schoongemaakt en dat de slaafgemaakten regelmatig in de buitenlucht lichaamsbeweging moesten krijgen. Daartoe waren trommels aan boord om de slaafgemaakten te laten dansen.
David Henri Gallandat
In 1769 verscheen in Middelburg het boekje Noodige onderrichtingen voor de Slaafhandelaren. De Vlissingse chirurgijn David Henri Gallandat (1732-1782) gaf hierin richtlijnen voor de behandeling van slaafgemaakten aan boord van de slavenschepen. Hoewel hij begaan was met het lot van de slaafgemaakten, pleitte hij niet voor afschaffing van de slavenhandel. Integendeel zelfs. Na een bezoek aan West-Afrika schreef hij dat deze handel alleen geoorloofd was omdat er zoveel voordeel mee te behalen was.
“Getuige zy hier van de Slavenhandel, dien men alleen al door het voordeel, ‘t welke dezelve aan de kooplieden toebrengt, van onwettigheid kan vryspreken.”
Gallandat pleitte wel voor een betere behandeling van de slaafgemaakten aan boord: “Door buskruit in den brand te steken: door rooking van wierook, jeneverbessen, enz. en door de besproeying met azijn of limoenzap. [..] opdat zij [de slaven] daarna hunne slaapplaatsen weder kunnen betrekken, om er de verkwikking van een frisse lucht en aangenaamen reuk te genieten.”
Hel
Ondanks de richtlijnen was de reis naar Amerika voor de slaafgemaakten een hel. Op het slavendek hadden ze nauwelijks ruimte om zich te bewegen. De lucht was er bedompt. De slaafgemaakten zaten vastgeketend met kettingen en kregen eenzijdig eten en drinken. Ze werden af en toe in kleine groepjes gelucht. Vaak braken er ziekten uit, zoals scheurbuik, dysenterie, tuberculose, pokken of tering. Veel slaven overleefden de reis dan ook niet. Gemiddeld stierf tijdens een reis tien tot twaalf procent van hen. Ze overleden aan ziektes en ontberingen. Anderen sprongen uit wanhoop overboord.
Literatuur
P.C. Emmer, De Nederlandse slavenhandel 1500-1850, Amsterdam/Antwerpen 2000.
R. Paesie, Lorrendrayen op Afrika: De illegale goederen- en slavenhandel op West-Afrika tijdens het achttiende-eeuwse handelsmonopolie van de West-Indische Compagnie, 1700-1734, Amsterdam 2008.
Johannes Menne Postma, The Dutch in the Atlantic slave trade 1600-1815, Cambridge 1992.
C. Reinders Folmer-van Prooijen, Van goederenhandel naar slavenhandel; de Middelburgse Commercie Compagnie 1720-1755, Middelburg 2000.
Archieven MCC
Het archief van de MCC, dat berust in het Zeeuws Archief te Middelburg, is volledig gedigitaliseerd en kan online worden geraadpleegd. In mei 2011 is het archief opgenomen in ‘het Geheugen van de Wereld-register’. Dit is de werelderfgoedlijst Memory of the World van UNESCO, de VN-organisatie voor cultuur.
EINDE ARTIKEL
FOLIA
SLAVENSCHEPEN GEEN OMGEBOUWDE KOOPVAARDIJSCHEPEN
18 OCTOBER 2011
‘In tegenstelling tot waar men altijd van uitgegaan is, werd er door de West-Indische Compagnie wel degelijk expliciet opdracht gegeven tot het bouwen van slavenschepen. Tot nu toe dacht men altijd dat slavenschepen omgebouwde koopvaardijschepen waren, maar dat is niet zo. Het slavenschip Leusden is daarvan een voorbeeld. Het heeft een in twee lagen opgedeeld tussendek, elk van ongeveer tachtig centimeter hoogte, dat speciaal bedoeld was voor het vervoer van Afrikaanse slaven.’
Dit is een van de conclusies van het promotieonderzoek Het slavenschip Leusden. Slavenschepen en de West-Indische Compagnie 1720-1738, waarop jurist Leo Balai op 21 oktober promoveert. Om tot zijn conclusies te komen heeft Balai — zelf een nakomeling van Creoolse slaven uit Suriname — de archieven van de West-Indische Compagnie (WIC) doorgespit. ‘Dat was nog niet zo makkelijk, want een deel van dat archief is in de negentiende eeuw door een lompenhandelaar verkocht en een ander deel ooit door een brand op een ministerie verwoest. Maar uiteindelijk heb ik toch nog de gegevens van tien reizen van het slavenschip kunnen achterhalen.’
Drie voet, vijf duim
Het slavenschip Leusden, een van de laatste slavenschepen van de WIC, verging op 1 januari 1738 voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname. Van de 716 in Afrika ingescheepte gevangenen overleefden er slechts zestien de ramp. In zijn proefschrift beschrijft Balai de tien slaventochten die het schip maakte. Tijdens deze slaventochten verscheepte de Leusden in totaal 6564 Afrikaanse gevangenen, waarvan 1741 de dood vonden. Meer dan een kwart van de mensen overleefde de tocht dus niet. De slaven werden in de regel afgeleverd in het ‘slavendepot’ van de WIC op Sint Eustasius om vandaar uit te worden verkocht. ‘Een meisje van drie voet en vijf duim hoog (ongeveer 98 centimeter) deed in die tijd 71 gulden, een jongen 75.’
Bomba’s
Bijzonder aan de Nederlandse slavenschepen, zo ontdekte Balai, is dat er speciale toezichthouders, zogenoemde bomba’s, op de schepen waren aangesteld om de gevangenen te instrueren tijdens de overtocht. Balai: ‘Bijzonder was dat deze bomba’s vrije Afrikanen waren. In andere landen die zich bezighielden met de slavenhandel, zoals Engeland en Denemarken, werden slaven op het schip aangewezen als toezichthouder en na aankomst zelf ook verkocht. Dat kwam op Nederlandse schepen niet voor. De toezichthouders waren na aankomst vrij om te gaan en te staan waar ze wilden en bleven soms maanden hangen in Amerika of Nederland.’
EINDE ARTIKEL
[105]
”Op schepen met Europese landverhuizers was de ruimte per persoon trouwens soms nog krapper.”
ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 101
[106]
ZIE NOOT 104
[107]
[107]
”“De hygiënische omstandigheden laten veel te wensen over. Mensen slapen in de kelder, toiletten worden niet schoongemaakt. Er is sprake van afpersing en willekeur.
HISTORIEKRED STAR LINE-NAAR AMERIKA!19 OCTOBER 2019
https://historiek.net/red-star-line-naar-amerika/19007/
Nog dit jaar start de opbouw van het Red Star Line Museum in de historische gebouwen van de rederij aan de Antwerpse Rijnkaai. In 2013 volgt de officiële opening. Het nieuwe museum vertelt de geschiedenis van de migratie van zo’n twee miljoen mensen via Antwerpen naar Amerika tussen 1873 en 1934.
Een groot deel van die landverhuizers kwam uit Oosten Centraal-Europa. Maar ook Belgen emigreerden destijds naar Amerika, ook vóór de Red Star Line. In Vlaanderen moet de huisnijverheid het vanaf 1840 afleggen tegen de industrie in het buitenland. Slechte graanoogsten en de aardappelziekte botrytis zorgen vanaf 1844 voor hongersnood. Velen besluiten te emigreren naar het beloofde land. De ontdekking van goud in Californië sterkt heel wat mensen in dat voornemen.
Goudland
Dat de uitwijkelingen met velen zijn, blijkt uit het feit dat de schrijver Hendrik Conscience (zie ook pag. 64) het in 1863 nodig vindt om tegen de ‘gevaren’ van de emigratie te waarschuwen met zijn roman Het Goudland. De goudkoorts is dan al voorbij, maar de uittocht naar Amerika niet. Na de Amerikaanse burgeroorlog zijn er in de VS arbeidskrachten nodig. De lonen zijn er relatief hoog en de overheid maakt het ingeweken Europeanen gemakkelijk om aan een stuk grond te komen.
Antwerpen is aantrekkelijk als vertrekhaven omdat het sinds 1843 met de trein bereikbaar is vanuit Keulen. De stad profiteert dan ook mee van de eerste grote migratiestroom die duurt van 1835 tot 1855.
Weldra worden rederijen in het leven geroepen die tussen Antwerpen en Amerika op geregelde tijdstippen stoomschepen kunnen laten varen. Dat zijn meteen grotere vaartuigen, zodat veel meer passagiers kunnen meevaren. Bovendien maken ze de reis veel korter: twee weken in plaats van 45 dagen. Dat drukt de prijs van de overtocht. Tien tot veertig dollar (naargelang de koers van de Belgische frank) betalen de landverhuizers.
Red Star Line
Red Star Line is niet de naam van de rederij, maar een handelsmerk. De boten zijn het eigendom van de Société Anonyme de Navigation Belgo-Américaine, een Belgische dochter van de International Navigation Company uit Philadelphia. Het Amerikaanse bedrijf wordt opgericht in 1871 om aardolie van de pas ontdekte velden in Pennsylvania naar Antwerpen te brengen. Dat is dan op weg om de belangrijkste petroleumhaven van Europa te worden. Als retourvracht kunnen de schepen immigranten naar Amerika brengen, zo wordt gedacht. Maar dat vindt de Amerikaanse overheid te gortig: ze verbiedt reizigers te vervoeren met olieschepen, ook als die leeg zijn. Daarom gooit de maatschappij het definitief over een andere boeg en legt ze zich toe op het verschepen van landverhuizers.
Het eerste stoomschip dat ze in de vaart neemt, is de Vaderland. Alle boten van de lijn krijgen een naam op ‘-land’ om de herkenbaarheid van het merk te vergroten. De Westernland van 1883 blinkt uit in spitstechnologie: het schip is helemaal van staal. Het kan zo’n 800 ‘tussendekpassagiers’ of landverhuizers meenemen. Maar er zijn ook 30 tot 70 plaatsen voor passagiers die eerste klas reizen. De emigratie via de Scheldestad wordt big business. In 1885 leggen al twaalf rederijen zich erop toe. De schepen van de Red Star Line vertrekken aan de Rijnkaai, waar volgens de overlevering in vierentwintig huizen vijfentwintig kroegen zijn gevestigd. De maatschappij onderhoudt goede contacten met het stadsbestuur en krijgt allerlei voordelen, zoals een monopolie voor het vervoer van poststukken naar de VS.
JODEN
In Rusland wordt de Joodse bevolking geregeld het slachtoffer van pogroms, uitbarstingen van antisemitisch geweld. In 1893 reizen zo’n 5.000 Joden via Antwerpen naar Amerika, in 1914 zijn het er al 20.000. Aanvankelijk komen ze vooral uit Nederland en Duitsland, maar aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog is de helft afkomstig uit Rusland en Oostenrijk-Hongarije. De landverhuizers bereiken Antwerpen in treinwagons zonder enig comfort of slaapplaatsen. Ze moeten hun intrek nemen in krappe logementshuizen bij de haven. De hygiënische omstandigheden laten veel te wensen over. Mensen slapen in de kelder, toiletten worden niet schoongemaakt. Er is sprake van afpersing en willekeur. Vanaf 1880 komen er speciale hotels in de buurt van het station, waar tot 200 landverhuizers kunnen overnachten. De Red Star Line zal zelf huizen kopen opdat zij er kunnen overnachten. Maar dat maakt geen eind aan de wantoestanden elders in de stad.
Tussen 1880 en 1899 reizen jaarlijks gemiddeld een kleine 30.000 emigranten via Antwerpen naar Amerika. Tussen 1900 en 1913 verdubbelt dat aantal. Bij oppervlakkige medische controles in de openlucht (!), in een hangar of aan boord van het schip, wordt uitgemaakt of de kandidaatpassagiers al dan niet aan een besmettelijke ziekte lijden. Het is de Amerikaanse Quarantine Act van 1892 – de Amerikanen zijn als de dood voor cholera – die de Europse overheden wakker doet schrikken. Vanaf 1908 spoort een sanitaire dienst zieke landverhuizers al op in het Centraal Station. Toch vraagt de Red Star Line zelf in 1893 toelating voor de bouw van een behoorlijk verwarmd lokaal voor de ‘berooking van het reisgoed en de geneeskundige schouwing der tusschendekpassagiers’. De landverhuizers mogen zich niet mengen onder de bevolking, net om de verspreiding van ziektes te voorkomen. Maar ze vallen op in het stadsbeeld. Dat blijkt uit de talrijke schilderijen met migranten van Eugeen Van Mieghem (1875- 1930), die hen met veel empathie afbeeldt in hun armoedige en exotische kledij. De doeken van Van Mieghem vormen een noodzakelijke aanvulling bij de fraaie, maar bijzonder optimistische affiches die Henri Cassiers (1859-1944) vanaf 1898 voor de Red Star Line ontwerpt.
Buufstekken’
De schrijver Marnix Gijsen (1899-1984) noteert vele decennia later: ‘Het was een fascinerend schouwspel in mijn jeugd de landverhuizers door Antwerpen te zien opstappen naar de haven of ze te zien rondslenteren in de buurt van hun zogenaamde hotels. Ze gaven steeds de indruk van een grote gehaastheid, alsof de engel der wraak hen op de hielen zat.’ En in 1903 gaat Het gezin Van Paemel van Cyriel Buysse (1859-1932) in première. Het toneelstuk is een rauwe aanklacht tegen de sociale wantoestanden op het Oost-Vlaamse platteland. Hoop is er alleen voor de twee zonen die uitwijken naar de VS. Kamiel Van Paemel schrijft aan zijn ouders dat zij zijn vrienden moeten vertellen ‘dat zij maar spoedig naar Amerika moeten komen en dat zij hier buufstekken zullen eten in plaats van kernemelkpap.’ Buysse wist wat hij vertelde – hij had als jongeman zelf in de VS gereisd en kon de levensomstandigheden daar vergelijken met die in zijn vaderland.
QUOTA
Van 1850 tot 1930 emigreren naar de VS alleen zo’n 150.000 Belgen. Ook Canada en Zuid-Amerika zijn populair als bestemming. In haar topjaar 1912 vervoert de Red Star Line 121.000 reizigers. De Eerste Wereldoorlog maakt echter een abrupt einde aan haar activiteiten. De schepen van de Red Star Line komen op tijd weg. Zolang de Duitse bezetting duurt, varen ze vanuit Engeland, maar niet met landverhuizers. De gloednieuwe Belgenland II doet dienst als troepentransportschip.
n 1918 hervatten de schepen van de Red Star Line hun dienst van Antwerpen naar New York. Kandidaat- landverhuizers genoeg: de toestand in Centraal-Europa en in het revolutionaire Rusland is bepaald niet stabiel. In de VS vindt men het echter welletjes met de ongelimiteerde inwijking uit Europa. Vanaf begin jaren 1920 komen er strenge quota. Soms moeten schepen halverwege terugkeren omdat de scheepstelegrafist onderweg het nieuws krijgt dat er dat jaar geen migranten meer worden toegelaten…
Bovendien stellen de Amerikanen steeds strengere medische eisen. De Dillingham Emigration Restriction Act noopt de Red Star Line in 1921 tot de bouw van nieuwe installaties met douchecabines, steriele kleedhokjes, een ruimte voor medisch onderzoek en het geven van vaccinaties. Tussen 1921 en 1924 daalt het aantal migranten drastisch. Het dwingt de Red Star Line een nieuw publiek aan te trekken: toeristen. De Belgenland II wordt omgebouwd tot luxecruiser en loopt in 1923 voor het eerst de Antwerpse haven binnen. Het indrukwekkende vaartuig van bijna 30.000 ton met drie schoorstenen (waarvan één just for show) kan meer dan 2.500 passagiers aan boord nemen, onder wie toch nog een heleboel landverhuizers. De mastodont rendeert echter niet op de lijn Antwerpen-New York en wordt weldra ingezet voor cruises vanuit New York naar het Caribische gebied. Maar het mag niet baten – de beurscrash van 1929 ontwricht de wereldeconomie. In 1935 komt er een eind aan de activiteit van de Red Star Line.
Vergetelheid
Het medisch en administratief centrum voor de landverhuizers komt in handen van de stad Antwerpen, en staat lange tijd leeg. In families waarvan leden uitweken naar de VS wordt nog wel eens over de Red Star Line gepraat. Het Nationaal Scheepvaartmuseum in het Steen toont een model van de legendarische Belgenland II. Maar daar blijft het bij.
Pas vanaf de jaren 1990 begint er iets te veranderen. Collectioneur Robert Vervoort legt een indrukwekkende verzameling objecten aan die aan de Red Star Line herinneren. Erwin Joos ontfermt zich over het oeuvre van Eugeen Van Mieghem en sticht later zelfs het Eugeen van Mieghem Museum, waar hij nog steeds curator is. In 2001 erkent de Vlaamse Gemeenschap een deel van het Red Star Line-complex als monument. Er wordt contact gelegd met de Ellis Island Foundation en het Ellis Island Immigration Museum in New York. De stad beslist te onderzoeken hoe de gebouwen tot een herdenkingsplek met een ‘museaal-educatieve functie’ omgebouwd kunnen worden.
De stad besluit de Red Star Line-gebouwen over te nemen van het Havenbedrijf. Het New Yorkse architectuurbureau Beyer Blinder Belle Architects & Planners LLP krijgt de opdracht om de gebouwen in te richten. In 2007 gaat een team aan de slag met de invulling van het museum. Drie jaar later beginnen de werken. Het museum opent zijn deuren in september 2013.
~ Eos Memo – Jan Lampo
Dit artikel is afkomstig uit Memo, de geschiedenisspecial van Eos. De derde editie van deze special staat in het teken van migratie.
EINDE ARTIKEL
ELSEVIER WEEKBLADHOE LANDVERHUIZERS NAAR DE NIEUWE WERELD VERTROKKEN
https://www.ewmagazine.nl/nederland/article/2015/07/hoe-landverhuizers-naar-de-nieuwe-wereld-vertrokken-1788255W/
Sinds eind zeventiende eeuw zijn via Rotterdam honderdduizenden landverhuizers met de boot naar de Nieuwe Wereld vertrokken.
Over de verschillen en overeenkomsten met de bootvluchtelingen van nu.
Het is misschien vreemd om de bootvluchtelingen die nu Europa proberen te bereiken, te vergelijken met de landverhuizers die sinds de zeventiende eeuw via Rotterdam en andere Europese havens naar Amerika vertrokken.
Per slot van rekening zijn de landen waar de bootvluchtelingen naartoe willen tamelijk dichtbevolkt. De woningen en landerijen zijn hier allang verdeeld en ook zitten de bevolking en de politieke partijen niet te wachten op vreemdelingen die langer blijven dan het aspergeseizoen.
Het beloofde land waarvan de landverhuizers van weleer droomden, was
dunbevolkt en zat te springen om mannen en vrouwen die bereid waren de handen uit de mouwen te steken.
Een ander verschil tussen vroeger en nu is dat de transporteurs niet clandestien waren. Ze heetten geen mensensmokkelaars, het waren keurige bedrijven die inspeelden op geopolitieke omstandigheden en klanten wierven waar de nood het hoogst was.
Engelse, Schotse en Amerikaanse verschepers zoals Archibald en Isaac Hope, John Goddard en James Crawfurd verdienden aan de trans-Atlantische emigratie vanuit Rotterdam. Ze verspreidden in de eerste helft van de achttiende eeuw in de Palts (nu de Duitse deelstaat Rijnland-Palts) folders waarin de doopsgezinden die door de katholieke keurvorst Karl Philipp werden vervolgd, erop werd gewezen dat het in Pennsylvania altijd lekker weer was en dat andersdenkenden er welkom
waren.
De Statendam in Rotterdam, 1936
Antisemitisme
Toen aan het begin van de twintigste eeuw het al eeuwen sluimerende antisemitisme in Rusland, Roemenië, Hongarije en het toenmalige Galicië (later verdeeld tussen Polen en Rusland) tot uitbarsting kwam in pogroms, informeerde de Holland Amerika Lijn de Joden aldaar via posters dat ze vanaf Rotterdam naar New York konden en waar ze zich bij het Weense kantoor van de HAL moesten vervoegen.
Het woord ‘landverhuizen’ heeft een andere lading dan de termen die we nu hanteren: economische en politieke vluchtelingen, asielzoekers, gelukzoekers en bootvluchtelingen. Maar de gebeurtenis blijft hetzelfde: het eigen land verlaten in
de hoop op een betere toekomst.
Ook de aanleidingen zijn vergelijkbaar. We weten inmiddels dat er onder de bootvluchtelingen die Griekenland en Italië proberen te bereiken, niet alleen mensen zijn die uit het Midden-Oosten vluchten omdat ze een naam, geloof dan wel uiterlijk hebben dat hun buren niet aanstaat, maar ook veel Afrikaanse gelukzoekers.
Ook dat is niet nieuw. Er waren vroeger ook landverhuizers die niet om religieuze maar om financiële redenen naar Amerika wilden. Die kennen we als geen ander: de Nederlanders.
Waar de Engelse, Duitse en Zwitserse landverhuizers al in de zestiende en zeventiende eeuw vertrokken, gingen de Nederlanders pas halverwege de negentiende eeuw. In het boek dat het Rotterdamse Maritiem Museum in 1995 uitgaf ter begeleiding van een tentoonstelling over de landverhuizers – toen zij uit Rotterdam vertrokken – wordt 1846 genoemd als begin van de grootschalige Nederlandse emigratie.
BRAM TUSCHINSKI, ROTTERDAMMER
Sommige landverhuizers dachten: Amerika mag dan het beloofde land zijn, maar Rotterdam is ook niet onaardig. Abram Icek Tuschinski werd in 1886 in het Poolse Brzezin geboren, besloot op zeventienjarige leeftijd naar Amerika te emigreren, kwam in 1904 in Rotterdam en wachtte daar op zijn jonge bruid. Eerst werkte hij als kleermaker, later begon hij Hotel Polski, een pension voor Poolse landverhuizers, en daarna werd hij de ongekroonde koning van de Rotterdamse cinema.
Hij opende zeven bioscopen, met Thalia als bekendste, die tijdens het bombardement van 1940 allemaal zijn vernietigd. Alleen de bioscoop die hij met zijn zwagers Herman Ehrlich en Herman Gerschtanowitz (betovergrootvader van tv-presentator Winston) in Amsterdam bouwde, overleefde de oorlog. Daardoor wordt Tuschinski – zo gek op Rotterdam dat hij Amerika links liet liggen – vaak als Amsterdammer beschouwd. Tuschinski was een van de eerste Nederlandse miljonairs en weigerde om Rotterdam te ontvluchten. ‘Ik ben in dit land groot geworden en ik wil geen deserteur zijn. Bram Tuschinski is in 1942 in Auschwitz vermoord.
Aardappel
Dat is niet zomaar een jaartal. In 1846 begon ook de Ierse exodus: in de tweede helft van de negentiende eeuw emigreerden bijna vijf miljoen Ieren (evenveel als er nu in Ierland wonen) naar de Verenigde Staten. De oorzaak daarvan was –
naast het brute Britse koloniale bewind – de aardappelziekte phytophthera.
Dat is een zogeheten pseudoschimmel, die in 1845 toesloeg. Normaliter is dat geen probleem: iedere boer bewaart een deel van zijn oogst om daarmee het jaar daarop verder te kweken. Maar een jaar later, in 1846, was het weer raak.
Voor andere koude en vochtige landen in het noordwesten van Europa hadden mislukkende aardappeloogsten eveneens grote gevolgen. Veel Friese en Groningse boerengezinnen vertrokken via Rotterdam naar Amerika en Canada. In totaal zijn toen ongeveer 250.000 Nederlanders naar de Verenigde Staten geëmigreerd.
Aangekomen in Amerika gingen immigranten vaak op een kluitje zitten. De Duitsers uit de zeventiende eeuw trokken naar Pennsylvania, de Ieren gingen naar Boston en de Nederlandse boerengezinnen uit de tweede helft van de negentiende
eeuw naar Michigan, waar vooral in Ottawa County tientallen naar Nederland verwijzende plaatsnamen zijn.
Ook de Belgische landverhuizers – eveneens getroffen door de phytophtera-crisis – zochten elkaar op. In Moline, Illinois, is een hechte Belgische gemeenschap. Daar bevinden ze zich net als in Europa vlak ‘onder’ de Nederlanders: Illinois grenst in het noorden aan Michigan.
De huidige tocht over de Middellandse Zee in nauwelijks zeewaardige en gammele schuiten is oneindig veel gevaarlijker dan het oversteken van de Atlantische Oceaan in aanzienlijk steviger schepen. Toch was het landverhuizen vroeger ook riskant.
Zelfs nadat halverwege de negentiende eeuw de zeilschepen werden vervangen door stoomschepen, kon het misgaan.
Niet alleen verging in 1912 de vanuit Southampton vertrokken Titanic; een jaar later zonk ook de vanuit Rotterdam vertrokken Volturno van de Uranium Steamship Company, een concurrent van de Holland Amerika Lijn. Halverwege de oversteek brak brand uit en ruim honderd landverhuizers en dertig bemanningsleden verdronken.
PRESIDENT DWIGHT D. EISENHOWER
In 1741 zeilde de Europa de haven van Rotterdam uit met aan boord zo’n 150 doopsgezinde landverhuizers uit Zwitserland en de Duitse Rijnlanden, die in hun overwegend katholieke omgeving te maken hadden met vervolging en discriminatie. In november was de kust van het beloofde land in zicht toen schipbreuk werd geleden. Bij de ramp kwamen kapitein Robert Lumsdaine en een
scheepsjongen om het leven. De schipbreuk werd geregistreerd omdat de eerste en tweede matroos in de zomer van 1742 een verklaring aflegden bij een notaris, die nog bij het Gemeentearchief in Rotterdam ligt.
De meeste landverhuizers op de Europa konden worden gered. Onder hen bevond zich Hans Niclas Eisenhauer, uit de Palts. Hij was de betovergrootvader van Dwight David Eisenhower (1890-1969), die in de Tweede Wereldoorlog bevelhebber was van het geallieerde leger en van 1953 tot 1961 president van de Verenigde Staten.
Overboord
De oversteek met zeilschepen duurde veel langer en was aanzienlijk gevaarlijker. De Duitser Gottlieb Mittelberger heeft in 1756 een reisverhaal geschreven over zijn
tocht vanuit Duitsland via Rotterdam naar Amerika en meldde daarin dat er onderweg 32 kinderen door ziekte overleden en vervolgens overboord gingen.
De Rotterdamsche Courant berichtte op 24 augustus 1752: ‘Het schip de Good Intent, waarop kapitein Wilson gecommandeerd heeft, is van Antigoa hier aangekomen. Het was in den voorleden herfst met Paltsers van Rotterdam herwaarts gezeild, maar eindelijk op de kust komende en tot den 21 of 22 januari heen en weer zwervende, was het genoodzaakt zijn koers naar West-Indië te nemen en bereikte Antigoa na 24 weken op zee gezworven te hebben, in welken tijd het volk zeer veel door ziekte en gebrek aan provisie geleden heeft. Toen zij hier aankwamen was de stuurman alleen van de officieren, en twee van de matrozen en maar weinig van de passagiers overgebleven.’
Logementen
Rotterdam was bepaald niet de belangrijkste haven voor landverhuizers: Southampton, Londen, Dublin, Hamburg, Bremen, Le Havre en Antwerpen namen een groter aandeel voor hun rekening. Toch zijn er vanuit Rotterdam bijna een miljoen landverhuizers vertrokken.
Tussen 1683 – toen de eerste Duitsers vanuit Rotterdam vertrokken – en halverwege de twintigste eeuw is er veel geld aan hen verdiend. Er waren tientallen verschepers en cargadoors bij betrokken en tientallen logementen en hotels waar de landverhuizers enkele dagen of weken verbleven.
De stelling kan zelfs worden verdedigd dat het kleine Rotterdam (dat lang in de schaduw stond van Delft, Gouda en Dordrecht) nooit een wereldhaven had kunnen worden als niet in de zeventiende en achttiende eeuw tienduizenden Duitse en Zwitserse landverhuizers vanuit Rotterdam naar Pennsylvania hadden gewild. Uit de havenregisters van Philadelphia blijkt dat van de 319 immigrantenschepen die tussen 1727 en 1775 zijn geregistreerd, er 253 uit Rotterdam kwamen.
Rotterdam heeft niets over het landverhuizersverleden. Een paar flintertjes in Hotel New York, dat is alles. De stad heeft zelfs niet bijgehouden wie er ooit zijn vertrokken en welke Amerikanen dus ‘Rotterdamse roots’ hebben. Gelukkig is er op minder dan een uur rijden een mooi migratiemuseum. In de vertrekloodsen van de Red Star Line in Antwerpen – vanwaar natuurkundige Albert Einstein en
componist Irving Berlin vertrokken – is te zien hoe de reis vanuit Oost-Europa via Antwerpen verliep en hoe de landverhuizers werden ontsmet. Emigranten vertellen op video hoe het was en soms waarom ze na een tijdje toch weer terug wilden.
Red Star Line Museum, redstarline.be
Toch keken veel Rotterdammers met afschuw naar de rare snuiters. Dat was al zo in de achttiende eeuw. Veelal waren de Duitse doopsgezinden en protestanten arm en probeerden ze het benodigde geld (tussen 11 en 60 gulden) voor de overtocht bijeen te bedelen bij Rotterdamse geloofsgenoten.
Als het er te veel waren, mochten ze de stad pas binnen als ze een ticket hadden en de inscheping binnen enkele dagen zou volgen. In 1764 was het weer zover en kampeerden er op een gegeven moment zelfs meer dan duizend Paltsers vlak buiten de stad – in Kralingen – tot ergernis van de grondeigenaren in de buurt die klaagden over de overlast.
Plunje
De Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM), voorloper van de Holland Amerika Lijn, heette ook wel Neem Alleen Schurken Mee. De Katholieke Illustratie beschreef in 1898 hoe de (katholieke) Duitse, Poolse en Oostenrijkse landverhuizers door Rotterdamse arbeiders werden bespot toen ze op
het Stieltjesplein (vlak bij de Wilhelminakade, waar de schepen vandaan vertrokken) in het openbaar een dienst hielden.
De 700.000 Russische en Oost-Europese Joden die aan het begin van de twintigste eeuw via Rotterdam wegvluchtten voor het antisemitisme, brachten veel geld in het laatje, maar waren bepaald niet geliefd. Een journalist van het Rotterdamsch Nieuwsblad mocht in 1893 de overtocht met de Spaarndam van de NASM meemaken.
Af en toe mocht hij even onder begeleiding naar de derde klas. ‘De Friezen zitten het best in hun plunje, dan volgen de Duitschers, de Franschen, de schilderachtige morsige Italianen, de smerige Poolsche joden, de Arabieren en de Syriërs.
Elsevier nummer 28, 11 juli 2015
EINDE ARTIKEL
[108]
””Ik zei er bij: maar wij zijn naar een paar uur weer uit het vliegtuig, terwijl slaven zes weken in vaak tropische temperaturen op zo’n kleine ruimte zaten”
ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 101
[109]
ZIE NOOT 104]
[110]
ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 101
[111]
TROUW
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[112]
TROUW
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[113]
TROUW
WIE EEN BEPERKTE BLIK OP DE SLAVERNIJ WIL, SPOEDE ZICH NAAR HET RIJKSMUSEUM
22 JUNI 2021
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 7
[114]ADHISTORICUS PIET EMMER: ER WORDT GEDAAN ALSOF ELKE PLANTAGEEEN HEL OP AARDE WAS22 AUGUSTUS 2020
https://www.ad.nl/binnenland/historicus-emmer-er-wordt-gedaan-alsof-elke-plantage-een-hel-op-aarde-was~ab02e9bd/
ZIE VOOR GEHELE TEKST, NOOT 101
[115]
ZIE NOOT 76
[116]
”Alle reukwerken van Arabie kunnen deze misdaden niet uitwissen”Vrij vertaald naar Shakespeare’s Macbeth [slaapwandelende Lady Macbeth,Act 5, Scene 1]
http://www.shakespeare-online.com/plays/macbeth_5_1.html
EINDE NOTEN