[77]
ZIE NOTEN 46.47.48,50,53,54,55 EN 57
[78]
AMNESTY INTERNATIONAL EN HUMAN RIGHTS WATCH OVER
HET ISRAELISCHE APARTHEIDSREGIME
[79]
ZIE NOOT 59
[80]
Het Nederlandse Openbaar Ministerie oordeelde in 2022 dat een demonstrant die de leus riep tijdens een demonstratie niet kon worden vervolgd omdat er geen strafbare feiten zouden zijn gepleegd. Dit werd in 2023 bekrachtigd door het gerechtshof van Amsterdam.[28][34]”
WIKIPEDIA
FROM THE RIVER TO THE SEA/RECHTSPRAAK
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
FROM THE RIVER TO THE SEA
https://nl.wikipedia.org/wiki/From_the_river_to_the_sea
UITSPRAAK GERECHTSHOF AMSTERDAM
UITSPRAAK GERECHTSHOF AMSTERDAM
DE RECHTSPRAAK
ECLI:NL:GHAMS:2023:2271
Uitspraak delenInstantie
Gerechtshof AmsterdamDatum uitspraak
15-08-2023Datum publicatie
06-10-2023Zaaknummer
K22/230121Rechtsgebieden
StrafrechtBijzondere kenmerken
RaadkamerInhoudsindicatie
Beklag ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering. Klacht over niet vervolgen ter zake van opruiing, bedreiging en aanzetten tot haat tijdens demonstratie afgewezen; naar het oordeel van het hof leveren de door beklaagde tijdens zijn speech uitgedragen boodschappen en uitingen geen strafbare feiten op. Het beklag is ongegrond.Vindplaatsen
Rechtspraak.nlshare
Uitspraak
afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230121
Beschikking op het beklag van:
[klager] ,
wonende te [woonplaats],
klager.
1Het beklag
Het hof heeft op 14 maart 2023 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen [beklaagde] (hierna: beklaagde) tegen wie klager aangifte heeft gedaan ter zake van opruiing, bedreiging en aanzetten tot haat.
2Het verslag van de advocaat-generaal
Bij verslag van 16 juni 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.
3De voorhanden stukken
Het hof heeft kennisgenomen van:
– het klaagschrift;
– het verslag van de advocaat-generaal;
– de aangifte tegen [beklaagde] van 21 juni 2021;
– de aangifte tegen de organisatoren van de manifestatie voor Palestina van 21 juni 2021;
– de sepotbrief van 16 januari 2022;
– een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2021.
4De behandeling in raadkamer
Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 23 juni 2022 het beklag toe te lichten. Klager is, bijgestaan door zijn gemachtigden dhr. [gemachtigde 1] en mevr. [gemachtigde 2], die optraden namens mr. B. Araujo Cardoso, in raadkamer verschenen.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 15 juni 2023 te worden gehoord. Beklaagde is, bijgestaan door mr. W.H. Jebbink, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien. In aanvulling op het verslag heeft zij over het tonen van de Shahada-vlag door demonstranten opgemerkt, dat dit niet strafbaar is.
5De beoordeling van het beklag
Klager heeft op 21 juni 2021 aangifte gedaan tegen beklaagde en de organisatie van de manifestatie voor Palestina. Beklaagde was op 22 mei 2021 aan het demonstreren op de Dam in Amsterdam. Tijdens zijn speech als coördinator van de organisatie [organisatie] zou hij boodschappen hebben uitgedragen die bedreigend en opruiend zijn jegens de staat Israël en het Joodse volk. Ook zou hij met deze uitingen hebben aangezet tot haat en hebben opgeroepen tot geweld.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van de sepotbrieven en het verslag.
Het beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
De overwegingen van het hof
Het hof komt – met het openbaar ministerie – tot het oordeel dat de uitingen van beklaagde, zoals weergegeven in het politiedossier, geen strafbare feiten opleveren. Er is geen sprake van bedreiging, opruiing of strafbaar aanzetten tot haat. Het hof sluit zich dienaangaande aan bij de juridische beoordeling van de uitingen in de sepotbrieven en het verslag van het openbaar ministerie.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.
6De beslissing
Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
15 augustus 2023 door mrs. E. van Die, voorzitter, E. de Greeve en P.C. Verloop, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier
EINDE
ZIE OOK
‘FROM THE RIVER TO THE SEA, PALESTINE WILL BE FREE” NIET
STRAFBAAR/UITSPRAAK GERECHTSHOF AMSTERDAM DD 15 AUGUSTUS 2023
ACHTERGRONDINFORMATIE:
THE RIGHTS FORUM
NIKS MIS MET SLOGAN ”FROM THE RIVER TO THE SEA, PALESTINE WILL
BE FREE” OORDEELT RECHTER
1 SEPTEMBER 2023
Na het Openbaar Ministerie oordeelt ook het Gerechtshof Amsterdam dat de slogan niet antisemitisch of strafbaar is. Daarmee wordt paal en perk gesteld aan de intimiderende praktijken waarmee pro-Israël-activisten proberen de slogan uit het publieke domein te verbannen.
In mei 2021 werd in Nederland fel geprotesteerd tegen de escalatie van het Israëlische geweld tegen de Palestijnen in de bezette Palestijnse gebieden en Israël zelf. Een van de slogans waarmee dat gebeurde was From the river to the sea, Palestine will be free.
Slogan met historie
Die slogan heeft een lange geschiedenis. Het is een Palestijnse roep om vrijheid in alle delen van historisch Palestina, het gebied tussen de rivier de Jordaan en de Middellandse Zee. Na de stichting van de staat Israël in 1948 viel dat in delen uiteen en verloren de Palestijnen iedere zeggenschap over hun thuisland.
In Israël kwamen zij tot eind 1966 – de facto tot begin 1968 – onder een wurgend militair regime en in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever onder respectievelijk Egyptisch en Jordaans bewind, terwijl de driekwart miljoen Palestijnen die tijdens de Nakba (1947-1949) door Joodse milities van huis en haard verdreven waren verspreid over de regio in vluchtelingenkampen leefden. Onder deze omstandigheden won de slogan met name sinds begin jaren zestig aan populariteit.
In de Zesdaagse Oorlog van juni 1967 bezette Israël ook de rest van historisch Palestina – een operatie die het verkocht als ‘bevrijding’ – en kwam het hele gebied onder Israëlische controle. Sindsdien leven de Palestijnen er onder uiteenlopende vormen van rechteloosheid en onderdrukking: in Israël zijn zij tweederangsburgers en op de Westoever, in Oost-Jeruzalem en in de Gazastrook leven zij onder een militaire bezetting die verschillende gezichten heeft, maar als centraal aspect dat de Palestijnen geen enkele invloed hebben op het regime dat hun levens bepaalt. De vluchtelingen worden door Israël nog altijd weerhouden van hun recht van terugkeer naar hun oorspronkelijke woonplaatsen; zij leven nog altijd in de diaspora, merendeels onder uitzichtloze omstandigheden en aangewezen op steun van de VN.
Tegen deze achtergrond is de slogan onverminderd populair en relevant. Hij moet begrepen worden als verzet tegen wat from the river to the sea de facto één staat (Israël) is, waarin Palestijnen in uiteenlopende gradaties worden gediscrimineerd dan wel onderdrukt. De slogan geeft uiting aan de Palestijnse oppositie tegen dit op etnische leest geschoeide en inherent racistische onrecht.
Niet antisemitisch, niet bedreigend
Pro-Israël-activisten bevechten de roep om vrijheid en gerechtigheid sinds jaar en dag met alle mogelijke middelen. Zo ook tijdens de protesten tegen het Israëlische geweld in mei 2021. Tegen een lid van de pro-Palestijnse organisatie Samidoun die de slogan tijdens een toespraak gebruikte werd aangifte gedaan. De slogan zou antisemitisch zijn, luidde de aanklacht.
In alle sindsdien doorlopen juridische procedures kreeg de klager echter geen poot aan de grond. Uiteindelijk belandde de aanklacht op het bord van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 15 augustus oordeelde dat de slogan niet antisemitisch, haatzaaiend, opruiend of bedreigend is en binnen de vrijheid van meningsuiting valt. De klacht is definitief ongegrond verklaard.
De slogan is niet antisemitisch, haatzaaiend, opruiend of bedreigend en valt binnen de vrijheid van meningsuiting.
De uitspraak van het hof is van grote betekenis. Niet alleen wordt de slogan erkend als een legitieme vorm van protest, ook wordt paal en perk gesteld aan de intimiderende praktijken waarmee pro-Israël-activisten proberen de slogan uit het publieke domein te verbannen.
‘Oproep tot uitroeiing Joden’
Een voorbeeld daarvan is de campagne die, eveneens in mei 2021, werd gevoerd tegen de kunstenaarswerkplaats De Ateliers en de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, nadat studenten er spandoeken met de slogan aan de gevel hadden gehangen. Een bonte stoet pro-Israël-activisten beschuldigde de akademie van steun aan ‘de vernietiging van Israël’ of, erger nog, ‘de vernietiging van de Joden’. Journalist Frits Barend zei het zo: ‘Tachtig jaar na de Holocaust roept een koninklijke instelling impliciet alsnog op tot uitroeiing van de Joden.’
Ook Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) Eddo Verdoner liet zich gelden. In een opiniestuk in Het Parool schreef hij dat de slogan ‘in de context van dit [Israëlisch/Palestijnse] conflict immers betekent dat Israël moet verdwijnen. Het impliceert daarmee ook dat de Joodse bevolking weg zal trekken, of erger: wordt verjaagd’.
Volgens Verdoner zouden Amsterdamse Joden ‘zich bedreigd voelen door het spandoek’. Verwijzend naar de Holocaust en het feit dat in de Tweede Wereldoorlog Duitse militairen in het huidige akademiegebouw gelegerd waren stelde hij: ‘Het delegitimeren van de Joodse staat raakt in essentie precies dezelfde snaar. “Ga daar maar weg”, stond eigenlijk op het spandoek.’ Daarmee zou Nederlandse Joden in het hypothetische geval van een tweede Holocaust een veilige haven worden ontnomen, aldus Verdoner: ‘Zoals Abel Herzberg zei: zonder Israël is elke Jood een ongedekte cheque.’
De intimidatiecampagne had succes. De leiding van de akademie boog voor de beschuldigingen, de directeur bood excuses aan en liet de spandoeken verwijderen. Aan het Piet Zwart Instituut, onderdeel van de Willem de Kooning Academie en de Hogeschool Rotterdam, deed zich een vergelijkbare campagne voor. Daar moest zelfs een afbeelding van een meloen het veld ruimen.
Hypocriet en destructief
De campagnes staan bol van de hypocrisie. De Palestijnen worden from the river to the sea gediscrimineerd dan wel onderdrukt, zij krijgen dag in dag uit te verstaan dat het hele gebied door Israël is ‘bevrijd’ en dat ‘het Joodse volk een exclusief en onvervreemdbaar recht heeft op alle delen van het land’, maar zelf mogen zij hun vrijheid en rechten niet from the river to the sea bepleiten.
Doen zij dat wel, dan krijgen ze tot in Nederland toe te horen dat juist zij het zijn die geweld prediken en uit zijn op onderdrukking en verdrijving. Zij ‘willen Israël vernietigen’ en ‘de Joodse Israëli’s verdrijven’, zo niet alle Joden ‘uitroeien’. Wat de Palestijnen zelf willen en bedoelen doet er niet toe, dat bepalen de pro-Israël-activisten wel; Palestijnen moeten hun mond houden, hun slogan moet verboden worden en debat daarover de kop ingedrukt.
Het debat over gelijke rechten in Israël/Palestina is juist noodzakelijk, althans voor wie naar vrede streeft.
De campagnes zijn niet alleen hypocriet, maar ook destructief. Het debat over gelijke rechten in Israël/Palestina is namelijk juist noodzakelijk, althans voor wie naar vrede streeft. De slogan From the river to the sea, Palestine will be free mag, nee moet gehoord worden. De tijd dat het thema kon worden geparkeerd in het vooruitzicht dat de tweestatenoplossing het ‘conflict’ zou beslechten ligt achter ons. Israël maakt er geen geheim van de Westelijke Jordaanoever niet alleen de facto, maar ook de jure te willen annexeren, daarmee zijn from the river to the sea-project voltooiend. De Palestijnen wacht uitzichtloze voortzetting van het onrecht dat hun levens al generaties domineert.
De geweldsexplosie in mei 2021, voor het eerst sinds lange tijd ook in Israël zelf, heeft de wereld ten overvloede doordrongen van het feit dat de situatie een kruitvat is dat ieder moment kan ontploffen. Geweld op enorme schaal is een reëel risico, a clear and present danger, en dat zal geen winnaar, maar alleen verliezers opleveren. Je zou verwachten dat ook de pro-Israël-activisten dat begrepen hebben. In de racistische ongelijkheid en onderdrukking die volgens hen fundamenteel zijn voor het voortbestaan van Israël ligt juist het werkelijke gevaar voor het land en zijn Joodse (en niet-Joodse) bewoners.
Debat essentieel
Dat de activisten hun verzet tegen de slogan zullen opgeven valt niet te verwachten, maar de uitspraak van de rechter ontneemt hen in ieder geval hun intimidatiewapen. De Rijksakademie van Beeldende Kunsten en het Piet Zwart Instituut zullen zich voortaan wel driemaal bedenken voor zij een spandoek verbieden.
Dat er kennelijk Joden zijn die de slogan als bedreigend ervaren is vanzelfsprekend betreurenswaardig. Dat maakt open debat ook voor hen belangrijk. Dan kunnen zij van de Palestijnen en hun medestanders zelf horen wat zij bedoelen. En zullen zij merken dat veel Joden hun angst niet delen, maar de noodzaak van debat en van beëindiging van de Israëlische overheersing onderschrijven.
Wat niet helpt is gevoelens van bedreiging te versterken door spookbeelden over de ondergang van Israël te verspreiden en te appelleren aan Holocaust-trauma’s. Er is geen tweede Jodenvervolging op komst en debat over gelijke rechten betekent niet dat ‘de joodse Israëli’s worden verjaagd’. Integendeel, dat debat is essentieel om zulk geweld te helpen voorkomen en tot een vreedzame oplossing te komen waarin de vrijheid en rechten van alle bewoners van Israël/Palestina gegarandeerd zijn, from the river to the sea.
EINDE ARTIKEL
PALESTIJNSE OVERWINNING IN NEDERLANDSE RECHTBANK: FROM THE RIVER TO THE SEA,
PALESTINE WILL BE FREE!
17 AUGUSTUS 2023
Op dinsdag 15 augustus heeft het gerechtshof in Nederland bevestigt dat de slogan “from the river to the sea, Palestine will be free” valt onder de vrijheid van meningsuiting en niet strafbaar is. De uitspraak van de rechtbank betekent een overwinning voor de Palestijnse beweging in het algemeen, en in Nederland specifiek. Uitingen voor Palestijnse bevrijding kunnen niet zomaar bestempeld worden als antisemitisme.
De aanklacht werd in juni 2021 ingediend door een zionistische activist tegen Samidoun Nederland-lid Thomas Hofland. Zijn gebruik van de slogan “from the river to the sea, Palestine will be free,” in een speech die hij gaf tijdens de jaarlijkse Nakba-demonstratie een maand eerder, zou zogenaamd antisemitisch zijn. Het is een valse beschuldiging die met regelmaat door zionistische organisaties, media en politici wordt gebruikt tegen Palestina activisten internationaal.
Zowel de officier van justitie als de advocaat-generaal hadden de aanklacht binnen een jaar ongegrond verklaard. “Feit niet strafbaar,” concludeerden zij. Echter, de behandeling van de zaak duurde in totaal ruim twee jaar, omdat de klager telkens in beroep ging. Met deze laatste uitspraak van het hof is bevestigd dat het rechtvaardig is om op te roepen voor de bevrijding van Palestina van de rivier tot aan de zee.
Willem Jebbink, Hofland’s advocaat, zei het volgende over de uitspraak:
“Het gerechtshof is erg kort van stof geweest. Maar de uitspraak is glashelder: de frase ‘from the river to the sea, Palestine shall be free’ is niet antisemitisch. Ook niet haatzaaiend, opruiend of bedreigend. Daarmee heeft het hof de vrijheid van meningsuiting erkend. Dat is juist in het Palestina-Israëldebat van belang. Misschien wel meer dan ooit. Personen die zich tegen de aanhoudende mensenrechtenschendingen door Israël uitspreken worden vaak op lichtzinnige gronden antisemitisch genoemd. Een doorzichtige redeneertruc die slechts de functie heeft om de aandacht van de inhoud van het debat af te leiden, van wat in de bezette gebieden gebeurt.
Het is elementair dat wij in onze samenleving zonder gevaar voor criminalisering scherpe kritiek op het beleid van Israël kunnen hebben. Dat de Palestijnen als vrije en gelijkwaardige burgers in hun thuisland moeten kunnen wonen. In de geografische en historische eenheid tussen – inderdaad – de zee en de Jordaan, vrij van onderdrukking door Israël of enig Arabisch regiem of wie dan ook.”
Als Samidoun Palestijnse Gevangenen Solidariteitsnetwerk zijn we blij met het ongegrond verklaren van de aanklacht tegen ons lid. Het is een overwinning voor alle Palestijnen en Palestina activiste. En et is het resultaat van decennialang actievoeren voor de onvervreemdbare rechten van het Palestijnse volk, om Palestina te bevrijden en ernaar terug te keren.
Tegelijkertijd moeten we doorgaan met het verdedigen van activisten voor Palestina internationaal. In het Verenigd Koninkrijk zitten activisten van Palestine Action gevangen. In Frankrijk loopt nog steeds een zaak om Collectif Palestine Vaincra, een lidorganisatie van Samidoun, te verbieden. In Duitsland roepen zionistische politici en media op om Samidoun te verbieden. En in Nederland werden onlangs twee activisten gearresteerd vanwege hun financiële steun aan Palestijnen in vluchtelingenkampen.
Vrijheid voor alle Palestijnse gevangenen!
Vrijheid voor Palestina van de rivier tot aan de zee!
EINDE ARTIKEL
FORWARD
”FROM THE RIVER TO THE SEA” DOESN’T MEAN WHAT YOU THINK IT MEANS
3 DECEMBER 2018
This opinion piece was originally published in 2018. For an explanation of the phrase ‘from the river to the sea’ that includes both Palestinian and Jewish perspectives, please see this explainer published after Rep. Rashida Tlaib’s comments on the 2023 Israel-Hamas war.
Over the weekend, scholar and social justice activist Marc Lamont Hill apologized for ending his recent remarks at United Nations by calling for “a free Palestine from the river to the sea.” His apology came after three days of furious online attacks and criticism from many people who felt deeply hurt by his remarks.
Critics have pointed to Hamas’s use of this phrase to claim that Hill was either deliberately parroting a Hamas line that calls for Israel’s elimination, or at the very least ignorantly repeating a deeply offensive and triggering phrase.
Yet lost in all these discussions is any acknowledgement of what this phrase actually means — and has meant — to Palestinians of all political stripes and convictions. As a Palestinian American and a scholar of Palestinian history, I’m concerned by the lack of interest in how this phrase is understood by the people who invoke it.
It helps to remember the context in which Hill delivered his original remarks. He made them last Wednesday as part of the Special Meeting of the Committee on the Exercise of the Inalienable Rights of the Palestinian People, in observance of the United Nations International Day of Solidarity With the Palestinian People, which is held during the final days of November each year.
The date is important. On November 29th, 1947, the United Nations General Assembly voted to partition Palestine into a Jewish state and an Arab state. While Jews in Palestine rejoiced, the country’s Arabs bitterly opposed the partition plan.
The reason was that they saw all of Palestine — from the river to the sea — as one indivisible homeland. They invoked the story of Solomon and the baby to explain their stance. Like the real mother in the parable, who begged Solomon to refrain from splitting her baby in half, Palestinian Arabs couldn’t stand to see their beloved country split in two. And they saw the Zionists’ eager reception of the plan as an ominous sign that they intended to conquer the whole of Palestine.
Moreover, the proposed borders of the two states meant that the Jewish state would have roughly 500,000 Palestinians living in it as a minority. And while the Israeli narrative holds that those Palestinians would have been welcomed as equals in the new Jewish state, the clashes between Jews and Arabs in Palestine that followed the UN vote, particularly the attacks by Zionist militants and the subsequent forcible removal of Palestinians from their homes and lands in areas allotted to the Jewish state, led Palestinians to conclude otherwise.
As for those Palestinians who managed to remain on their lands in the new Israeli state, they were eventually granted citizenship, but it was clearly subordinate to the status of Jewish Israelis. They were subject to military rule rather than civilian law, which meant they needed permits from the military governor to travel to work and school. They also encountered widespread prejudice from Israelis who saw them as a benighted, traditional underclass in need of the state’s benevolent modernization.
END OF THE ARTICLE