[6]
” Italië geeft – voor een groot deel met EU-geld – financiële en technische ondersteuning aan de Libische kustwacht. Zo kreeg Libië onder meer boten, training, uniforms en satelliettelefoons.
In ruil daarvoor houdt Libië de bootjes met migranten op zee tegen en brengt het de opvarenden naar de beruchte Libische detentiecentra.”
VOLKSKRANT
VIJF JAAR NA DE LIBIE DEAL: MINDER
MIGRANTEN IN EUROPA, MAAR TEGEN
WELKE PRIJS?
2 FEBRUARI 2022
ZIE VOOR GEHELE ARTIKEL, NOOT 5
[7]
”De berichtgeving rond Libië bracht het afgelopen jaar weinig goeds: het land is het toneel van een burgeroorlog, regionaal epicentrum voor de mensensmokkel naar Europa, grootexporteur van jihadisten en de Noord-Afrikaanse spil van Islamitische Staat (IS). Sinds 2014 heeft Libië twee rivaliserende parlementen, maar geen functionerende overheid, en een recent gesloten vredesakkoord lijkt vooralsnog fragiel. Werkelijke macht is namelijk in handen van Libië’s vele gewapende milities en brigades. In de afwezigheid van centraal gezag kunnen ook criminele netwerken en allerlei radicale groepen gedijen.”
….
….
”Een antwoord op de islamistische politieke overmacht kwam in 2014, toen een voormalige generaal onder Qadhafi, Khalifa Haftar, op de Libische televisie de oorlog verklaarde aan de “terroristische [islamistische] dreiging”. Hij lanceerde Operation Dignity (Operatie Waardigheid), een militaire campagne bestaande uit een aantal (tribale) gewapende groepen en milities, gericht tegen de invloed van de Islamisten in het parlement en de macht van de Misrata-brigades”
….
…..
”
Mensensmokkel
Hetzelfde geldt met betrekking tot mensensmokkel. De meeste migrantenboten richting Europa vertrekken vanaf de kustlijn tussen Misrata en Zuwara, een gebied dat wordt gecontroleerd door aan Operation Dawn gelinkte gewapende groepen. Ook doorkruisen migranten op weg naar de Libische kust gebieden in het oosten en zuiden van het land, dat in handen is van Operation Dignity. Het uitoefenen van controle over de wegen die worden gebruikt voor mensensmokkel is een buitengewoon lucratieve business en onder andere de VN hebben gerapporteerd hoe leden uit internationale smokkelnetwerken zijn gepositioneerd binnen Libische gewapende groepen om de smokkel te faciliteren. Daarnaast staat toegang tot een mensensmokkelroute gelijk aan continue aanwas van mankracht, omdat veel migranten zich al dan niet gedwongen aansluiten bij Libische milities”
INTERNATIONALE SPECTATOR 10-2015
LIBIE’S CHAOS: VERVLOCHTEN CRISES EN
CONFLICTERENDE BELANGEN
Libië heeft te maken met een veelvoud aan sub-crises op het gebied van politiek, militair, criminaliteit en extremisme en zijn al die problemen met elkaar vervlochten. De belangen van de betrokken actoren lopen er dwars doorheen – belangen die ook nog eens gelokaliseerd, pragmatisch en veranderlijk zijn. Dat maakt de realiteit van Libië uitermate complex.
De berichtgeving rond Libië bracht het afgelopen jaar weinig goeds: het land is het toneel van een burgeroorlog, regionaal epicentrum voor de mensensmokkel naar Europa, grootexporteur van jihadisten en de Noord-Afrikaanse spil van Islamitische Staat (IS). Sinds 2014 heeft Libië twee rivaliserende parlementen, maar geen functionerende overheid, en een recent gesloten vredesakkoord lijkt vooralsnog fragiel. Werkelijke macht is namelijk in handen van Libië’s vele gewapende milities en brigades. In de afwezigheid van centraal gezag kunnen ook criminele netwerken en allerlei radicale groepen gedijen.
Libië’s gewapende politiek
De huidige dichotomie in Libië is geworteld in de periode direct na de val van Qadhafi in 2011, toen de plotselinge verwijdering van een alomvattend regime een machtsstrijd ontketende tussen iedereen die een plekje wilde veroveren in het nieuwe Libië. De eenheid die Libiërs tijdens de revolutie hadden getoond, maakte plaats voor een fragmentatie langs etnische, ideologische, tribale en sociale lijnen. In de strijd om politieke invloed namen patronage en buitensluiting steeds grotere proporties aan. Bovendien bleek dat de rebellengroepen die Qadhafi hadden verdreven, niet van plan waren te ontwapenen en zich te schikken naar de nieuwe machthebbers; er kwamen juist meer milities bij, die door middel van geweld hun plaats in de nieuwe orde opeisten. In post-Qadhafi Libië werd het sluiten van allianties met gewapende groepen de sleutel naar politieke macht.
Tegen die achtergrond vonden in 2012 de eerste parlementaire verkiezingen plaats, waarin twee politieke blokken ontstonden: enerzijds de nationaal-centristen van de National Forces Alliance (NFA), anderzijds een coalitie tussen de aan de Moslimbroederschap gelieerde Justice and Construction Party (JCP) en andere islamistische facties. Hoewel die tweedeling vaak is voorgesteld als seculier versus religieus, gaat de rivaliteit eigenlijk om een tegenstelling tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ elites. De partijen uit de islamistische coalitie presenteren zich als de ‘ware revolutionairen’ en zijn uit op een definitieve breuk met het verleden door alles en iedereen uit het Qadhafi-tijdperk te verdrijven. In de NFA-coalitie vinden we partijen die minder afwijzend zijn ten opzichte van verleden, en die institutionele continuïteit voorstaan tussen het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Libië.
Invloedrijke milities hebben steun verklaard aan ieder van de twee politieke blokken: zo hebben machtige brigades uit de stad Misrata – die een belangrijke rol speelde in de verdrijving van Qadhafi – zich gelieerd met het islamistische blok, terwijl gewapende groepen uit Zintan – een plaats waar voorheen veel steun bestond voor Qadhafi – zich naast de NFA-coalitie hebben geschaard. Voor de politieke coalities is de steun van gewapende partijen van levensbelang: voor hun bescherming, omdat Libië geen functionerend leger heeft, maar ook om hun politieke agenda door te drukken.
Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de Political Isolation Law, een wet ontworpen om iedereen die een rol had in het regime-Qadhafi uit het publieke leven te verbannen. Deze wet is aangenomen in het parlement onder hevige druk van milities aan de kant van JCP. De Political Isolation Law is daarmee niet alleen een instrument om politieke rivalen uit te sluiten, maar bevestigt ook de militarisering van de Libische politiek.
Dignity en Dawn
Een antwoord op de islamistische politieke overmacht kwam in 2014, toen een voormalige generaal onder Qadhafi, Khalifa Haftar, op de Libische televisie de oorlog verklaarde aan de “terroristische [islamistische] dreiging”. Hij lanceerde Operation Dignity (Operatie Waardigheid), een militaire campagne bestaande uit een aantal (tribale) gewapende groepen en milities, gericht tegen de invloed van de Islamisten in het parlement en de macht van de Misrata-brigades. Daarbij maakt Haftar geen onderscheid tussen gematigde en radicale krachten binnen de islamistische stroming: volgens Haftar is er voor islamisten enkel plaats “in de grond, in de gevangenis, of buiten Libië”.[1] Natuurlijk duurde het niet lang voordat er een antwoord kwam uit islamistische hoek: Operation Dawn (Operatie Dageraad), met als doel het Dignity-kamp militair te verslaan en de macht van de JCP-coalitie binnen en buiten het parlement te consolideren.
Dankzij de twee militaire campagnes laaide het geweld in Libië aanzienlijk op en raakte het politieke veld meer gepolariseerd dan ooit, met Dignity aan de kant van de NFA en Dawn aan de kant van de islamistische partijen. Tegen die turbulente achtergrond vonden in juni 2014 verkiezingen plaats, waarin de Islamisten een zware nederlaag leden. Een nieuw parlement, het Huis van Afgevaardigden (House of Representatives, HoR), werd gekozen. De islamistische partijen weigerden echter de verkiezingsuitslag te erkennen en het General National Congress (GNC) te ontbinden, en besloten op eigen houtje verder te gaan in Tripoli. Het HoR had geen andere keus dan te zetelen in Benghazi en later Tobruk, in door Operation Dignity gecontroleerd gebied.
De machtsstrijd heeft tot een opmerkelijke situatie geleid: Libië heeft twee parlementen, waarvan alleen het HoR internationaal wordt erkend, en twee politieke hoofdsteden, Tripoli en Tobruk. Het lukt geen van beide ‘regeringen’ om de overhand te krijgen.[2] De politieke allianties aan beide zijden zijn verweven met, en compleet afhankelijk van, de militaire campagnes Dignity (Tobruk) en Dawn (Tripoli). Zij kunnen geen betekenisvolle beslissingen nemen zonder toestemming van hun militaire helpers.
Uit uitlatingen van de gewapende groepen blijkt echter dat hun steun aan een politieke coalitie volledig berust op pragmatisme. Zo zei de Authority for the Correction of the Path to the Revolution (gevormd door Operation Dawn) dat haar “militaire inspanningen niet beschouwd moeten worden als steun voor welke politieke partij dan ook… geen enkele [politieke] beweging kan namens ons spreken”.[3] Een andere invloedrijke leider van Dawn, Salah Badi, verklaarde dat hij niet “… kan instemmen met filosofie van een religieuze politieke partij, zoals [die van] de Moslimbroederschap” en noemde de Tripoli-regering “zwak” en “vol on-nationalistische figuren”.[4] Een soortgelijke afstand tussen politieke en militaire leiders zien we in het Dignity-kamp. Daar is generaal Haftar veruit de machtigste man; hij heeft geen politieke positie, maar regeert toch met harde hand. Volgens sommige Libiërs is Haftar niemand meer dan een “nieuwe Qadhafi”, die loyale milities gebruikt om zijn macht te bestendigen.
De essentie van instabiliteit: het snijvlak tussen politiek, militair, crimineel en extremistisch
We kunnen dus stellen dat de militarisering van de Libische politiek tot grote hoogten is gestegen. Politieke facties rusten op hun alliantie met gewapende groepen, maar aan de kant van gewapende groepen is er weinig commitment aan een nationale politieke agenda. Daarvoor is zowel Operation Dignity als Operation Dawn te gefragmenteerd en incoherent. En daar ligt de essentie van de instabiliteit in Libië: het land is onderhevig aan een veelvoud aan belangen die vaak gelokaliseerd en vloeibaar zijn, en ideologische, tribale, sociale en etnische bases hebben. Deze banden worden bewust en onbewust ingezet om meer macht en middelen te verwerven en gaan de bovengenoemde politiek-militaire coalities vaak te buiten.
Hoewel harde bewijzen lastig te verkrijgen zijn en de bestaande informatie moeilijk te verifiëren, is het vrijwel zeker dat zowel Dignity als Dawn een poot heeft in criminele netwerken. Het wegvallen van Qadhafi’s greep op de veiligheidssector heeft een intensieve strijd ontketend tussen allerlei lokale gewapende groepen om controle over belangrijke strategische plaatsen en illegale handelsstromen. Met zijn uitgestrekte binnenland, poreuze grenzen en zijn grote gebrek aan overheidscontrole vormt Libië de ideale omgeving voor criminele activiteiten. De illegale handel voorziet veel van de strijdende groepen van inkomsten en uitrusting; aangenomen wordt dat de zwaarbevochten vliegvelden in het oosten (Tobruk en Al-Ubrok) en het westen (Mitiga en Misrata), in handen van lokale brigades die vallen onder Dawn en Dignity, voor criminele doeleinden worden gebruikt.
Mensensmokkel
Hetzelfde geldt met betrekking tot mensensmokkel. De meeste migrantenboten richting Europa vertrekken vanaf de kustlijn tussen Misrata en Zuwara, een gebied dat wordt gecontroleerd door aan Operation Dawn gelinkte gewapende groepen. Ook doorkruisen migranten op weg naar de Libische kust gebieden in het oosten en zuiden van het land, dat in handen is van Operation Dignity. Het uitoefenen van controle over de wegen die worden gebruikt voor mensensmokkel is een buitengewoon lucratieve business en onder andere de VN hebben gerapporteerd hoe leden uit internationale smokkelnetwerken zijn gepositioneerd binnen Libische gewapende groepen om de smokkel te faciliteren. Daarnaast staat toegang tot een mensensmokkelroute gelijk aan continue aanwas van mankracht, omdat veel migranten zich al dan niet gedwongen aansluiten bij Libische milities.[5]
Naast de zeer waarschijnlijke betrokkenheid van aan de staat gelieerde groepen bij criminele netwerken, lijkt ook de grens tussen militaire en extremistische groepen in Libië te vervagen. Veel vooraanstaande militaire figuren van Dawn en de regering in Tripoli zijn binnen de islamistische stroming te scharen en onderhouden van oudsher banden met de Moslimbroederschap. Maar geruchtmakender is de zichtbare toenadering tussen Libische (gewapende) actoren van Dawn, politici uit de GNC en de jihadisten van Ansar al-Shari’a in Libië (ASL). ASL is een in 2012 opgerichte groep die de ideologie van Al-Qa’ida aanhangt en die onder andere door de VN als terroristische organisatie wordt beschouwd. De leiders van ASL participeerden in de opstand tegen Qadhafi en delen met de GNC en Dawn hun ‘hardline’ revolutionaire reputatie.
Hoewel ASL concepten als staat en democratie principieel afwijst, toont de praktijk dat de groep niet terughoudend is in samenwerking met aan de overheid gelinkte partijen en politieke instituties, zo lang het de doelen van ASL dient (in het bijzonder de strijd tegen Dignity). Maar de connecties tussen de GNC, Dawn en ASL zijn niet alleen tactisch van aard: er zijn ook aanwijzingen dat diverse actoren binnen Dawn de meer radicale interpretatie van de islam, zoals ASL die voorstaat, aanhangen, terwijl de retoriek van GNC-politici eveneens raakvlakken met die van ASL vertoont.
Opmars van IS
Daarbij komt dat ook IS werkt aan zijn opmars in Libië en probeert de radicale en ontevreden elementen uit Dawn los te weken en in te lijven. IS plantte als eerste zijn vlag in de oostelijke stad Derna, maar ontmoette daar veel tegenstand van lokale jihadistische groepen, waaronder ASL.[6] Het afgelopen jaar is IS richting centraal-Libië bewogen, met name naar Sirte en Harawa, en hanteert aldaar een verdeel-en-heers- strategie om de Dawn-coalitie te verzwakken en lokale strijders aan zich te binden. Vooralsnog stuit het daarbij op veel weerstand van met name de Misrata-brigades, maar het lijkt erop dat IS handig weet in te spelen op Libië’s gefragmenteerde context en fluïde loyaliteiten.[7]
Dankzij meervoudige connecties en gedeelde belangen zijn de grenzen tussen wat politiek, militair, crimineel en extremistisch is, in Libië vervaagd. Daarmee is een hardnekkig precedent geschapen voor aanhoudend conflict. De aan de staat gelieerde actoren die meeprofiteren van criminele netwerken en heulen met extremistische groeperingen zullen hun machtsbasis immers niet zomaar opgeven en zich niet neerleggen bij een (nieuwe) centrale autoriteit. De vervlechting van Libië’s crises is daarmee zowel oorzaak als uitkomst van de ontstane instabiliteit.
Reflecties op een vers akkoord: het LPA
Gealarmeerd door de politieke impasse en het toenemend geweld in Libië, en zich bewust van de centrale rol van Libië in grensoverschrijdende vraagstukken zoals terrorisme en migratie, lanceerden de Verenigde Naties in 2014 een vredesproces om een Libische regering van nationale eenheid te vormen die het land uit de chaos kan leiden. Naast onderhandelingen met vertegenwoordigers van de rivaliserende overheden in Tripoli en Tobruk vonden second track-onderhandelingen plaats tussen politieke partijen, tribale leiders, lokale raden en vertegenwoordigers van de civil society.
Het zal weinigen verrassen dat het proces, dat ongeveer een jaar in beslag nam en tegen een achtergrond van toenemend geweld in Libië plaatsvond, moeizaam verliep. Meerdere concept-resoluties werden door de strijdende partijen verworpen en het voorgestelde akkoord (Libya Political Agreement, LPA) uit oktober 2015 is fragiel: het is reeds in twijfel getrokken door kringen van beide parlementen en het valt te bezien of de nieuw benoemde negenkoppige raad van ministers onder leiding van Fayez al-Sarraj[8] überhaupt zijn taken kan oppakken nu de GNC en HoR in december eerst hun goedkeuring moeten geven.[9]
Een groep vertegenwoordigers uit beide parlementen (de Tunis Dialogue Group) heeft in reactie op het LPA, naar eigen zeggen “zonder externe interventie”, een alternatief akkoord bereikt in Tunis, maar dit plan is vooralsnog minder gedetailleerd dan het LPA en het valt te bezien of het stand houdt.[10]
Wanneer het LPA definitief wordt, blijft het – zoals vaker het geval is met vredesprocessen – uiterst onzeker of de nieuwe regering ook militaire actoren ervan kan overtuigen de wapens neer te leggen. Libië’s machtige gewapende groepen hadden geen plaats aan de onderhandelingstafel en lijken weinig gemotiveerd zich te committeren aan een eenheidsregering. De strijd tussen Dawn en Dignity is het afgelopen jaar namelijk onverminderd doorgegaan. Uiteenlopende belangen, incoherentie en een gebrek aan centraal leiderschap binnen de militaire campagnes zijn niet bevorderlijk voor naleving van het LPA.
Uiteraard zijn er ook nog lokale milities en groepen als IS actief, die zich niet hebben aangesloten bij Dawn of Dignity, en die weinig boodschap hebben aan welke regering dan ook. Bovendien is eerder in Libië’s transitie gebleken dat ‘hardline’ elementen binnen politieke facties hun invloed kunnen en willen gebruiken als instrument voor manipulatie – zoals gebeurde met de invoering van de de Political Isolation Law in 2013. Het is niet ondenkbaar dat ook in de nieuwe regering gematigde geluiden ten onder gaan aan ‘hardline’ krachten, en dat uitsluitingspolitiek wederom de bovenhand krijgt.
Zelfs als de eenheidsregering stand houdt en gaat regeren, dan nog is er een fundamentele kwestie niet opgepakt, en wel dat Libië’s crises vervlochten zijn en dat ze ook zo begrepen moeten worden. Het afzonderlijk te lijf gaan van de uiteenlopende sub-crises is onrealistisch, omdat ze zijn verkleefd dankzij de meervoudige en veranderlijke belangen van Libië’s machtigste stakeholders. Politieke actoren zijn niet alleen maar politiek; bepaalde gewapende brigades zijn gelieerd aan de staat en tegelijkertijd aan extremistische groepen; en beide militaire coalities zijn betrokken in criminaliteit
Aandacht voor alle conflicterende belangen
En dus geldt dat de politieke impasse niet opgelost kan worden met betrokkenheid van uitsluitend politieke actoren; dat de smokkelcrisis om meer vraagt dan een plan om boten te vernietigen; en dat (toekomstige) initiatieven om de proliferatie van jihadisme te stoppen ook de connectie tussen jihadisten en andere Libische actoren zullen moeten adresseren. In de loop van Libië’s transitie zijn vele en soms conflicterende belangen samengegaan, en het is onmogelijk de problemen van het land aan te pakken zonder die belangen eerst te ontwarren.
Vervolgens is er een visie of actieplan nodig om diegenen aan te pakken die het vermogen en de bereidheid hebben een politiek akkoord te saboteren. Dergelijke actoren vinden we zowel in de coalities in Tripoli en Tobruk als daarbuiten (zoals ASL en IS). Vanwege de chaotische veiligheidssituatie en de fragiele institutionele context waar de nieuwe regering in zal stappen, moet de LPA gepaard gaan met een geloofwaardig en uitvoerbaar plan om ontwrichtende krachten te neutraliseren.
Ook moet er voldoende aandacht zijn voor het bestendigen van staatsinstituties en de toewijzing van nationale politieke posities op een manier die de ‘buitensluitingsdynamiek’ – en daardoor rivaliteit en competitie – niet in de hand werkt. Die uitdaging is aanzienlijk in het licht van het gebrek aan vertrouwen tussen de strijdende partijen en de diepgewortelde angst voor politieke marginalisering. Het VN-proces toont dat een centrale regering met nationale politieke vertegenwoordigers de voorkeur heeft van de internationale gemeenschap, maar het ‘uitdelen’ van politieke mandaten is in Libië een precaire zaak, die mogelijk de onpartijdigheid van de staat bedreigt. Neutraliteit is juist een essentiële factor voor de toekomstige regering om het land te stabiliseren en om te voorkomen dat buitensluitingspolitiek weer voet aan de grond krijgt.
Hoewel de eenheidsregering wordt gevormd op nationaal niveau, moet ook de lokale machtsverdeling worden erkend om uiteindelijk ook op lokaal niveau vrede tot stand te brengen. Niet voor niets is een veelgehoorde uitspraak “in Libië is alles lokaal”. Lokale vredesafspraken kunnen uiteindelijk samengebonden worden tot een staat die oog heeft voor verschillende lokale prioriteiten en in lokale behoeften kan voorzien.
Tot slot kan implementatie van een politiek akkoord als het LPA niet geschieden zonder invoering van een controlemechanisme waarin regionale en internationale actoren zitting nemen, zodat de voortgang van de transitie kan worden gemonitord en de nieuwe Libische machthebbers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden.
Dit artikel is gebaseerd op CRU Policy Brief , ‘Addressing Libya’s multiple crises: When violent politics, extremism and crime meet’, geschreven door Floor El Kamouni-Janssen en Iba Abdo, Clingendael Conflict Research Unit, juli 2015.
EINDE ARTIKEL
[8]
INTERNATIONALE SPECTATOR 10-2015
LIBIE’S CHAOS: VERVLOCHTEN CRISES EN
CONFLICTERENDE BELANGEN
ZIE VOOR GEHELE ARTIKEL, NOOT 7
[9]
”Dankzij de twee militaire campagnes laaide het geweld in Libië aanzienlijk op en raakte het politieke veld meer gepolariseerd dan ooit, met Dignity aan de kant van de NFA en Dawn aan de kant van de islamistische partijen. Tegen die turbulente achtergrond vonden in juni 2014 verkiezingen plaats, waarin de Islamisten een zware nederlaag leden. Een nieuw parlement, het Huis van Afgevaardigden (House of Representatives, HoR), werd gekozen. De islamistische partijen weigerden echter de verkiezingsuitslag te erkennen en het General National Congress (GNC) te ontbinden, en besloten op eigen houtje verder te gaan in Tripoli. Het HoR had geen andere keus dan te zetelen in Benghazi en later Tobruk, in door Operation Dignity gecontroleerd gebied.
De machtsstrijd heeft tot een opmerkelijke situatie geleid: Libië heeft twee parlementen, waarvan alleen het HoR internationaal wordt erkend, en twee politieke hoofdsteden, Tripoli en Tobruk. Het lukt geen van beide ‘regeringen’ om de overhand te krijgen”
INTERNATIONALE SPECTATOR 10-2015
LIBIE’S CHAOS: VERVLOCHTEN CRISES EN
CONFLICTERENDE BELANGEN
ZIE VOOR GEHELE ARTIKEL, NOOT 7