[1]
”Het Volksfront staat op de lijsten van terroristische organisaties van Canada, de Europese Unie en van de Verenigde Staten.”
WIKIPEDIAVOLKSFRONT VOOR DE BEVRIJDING VAN PALESTINA
https://nl.wikipedia.org/wiki/Volksfront_voor_de_Bevrijding_van_Palestina
[2]
GUILT BY ASSOCIATION
https://www.dictionary.com/browse/guilt-by-association
guilt by association
The attribution of guilt to individuals because of the people or organizations with which they associate, rather than because of any crime that they have committed.
[3]
”Aanleiding extern onderzoek
Op 23 augustus 2019 kwam de 17-jarige Israëlische Rina Schnerb om het leven bij een bomaanslag op de Westelijke Jordaanoever, die wordt toegeschreven aan de PFLP. Niet lang na de aanslag, in september 2019, werden twee mannen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij die aanslag. Deze twee verdachten bleken werkzaam te zijn bij UAWC, waar, zoals hierboven vermeld, Nederland sinds 2007 een samenwerkingsverband mee heeft. Op dit moment loopt het proces tegen betrokkenen nog.”
DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[4]
”Het verbod op collectieve bestraffing is een algemeen rechtsbeginsel. Dit betekent dat een straf persoonlijk en individueel moet zijn. Een straf kan slechts opgelegd worden aan de persoon die het misdrijf heeft gepleegd. Wanneer verschillende personen betrokken zijn bij eenzelfde misdrijf dan dient de straf ten aanzien van elke persoon afzonderlijk uitgesproken te worden.”
RODE KRUIS.BECOLLECTIEVE BESTRAFFING
https://www.rodekruis.be/nieuws-kalender/blog/collectieve-bestraffing/
Het verbod op collectieve bestraffing is een algemeen rechtsbeginsel. Dit betekent dat een straf persoonlijk en individueel moet zijn. Een straf kan slechts opgelegd worden aan de persoon die het misdrijf heeft gepleegd. Wanneer verschillende personen betrokken zijn bij eenzelfde misdrijf dan dient de straf ten aanzien van elke persoon afzonderlijk uitgesproken te worden.
Collectieve bestraffing en internationaal humanitair recht (IHR)
Dit principe, waarbij niemand veroordeeld mag worden dan op basis van een individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid, wordt ook bevestigd onder het internationaal humanitair recht en gaat terug tot artikel 50 van het Verdrag van Den Haag van 1899. Na de Eerste Wereldoorlog werd dit principe bevestigd in het Verdrag van Genève van 1929, onder andere als reactie op de executie van volledige Belgische dorpen door de Duitsers voor verzetsactiviteiten. Later is het verbod specifiek hernomen in het Derde en Vierde Verdrag van Genève van 1949. Bovendien bevat gemeenschappelijk artikel 3 in de Verdragen van Genève van 1949 een verwijzing naar het recht op een eerlijk proces.
Ook de twee Aanvullende Protocollen van 1977 bij de Verdragen van 1949 vermelden het verbod. Het gaat om een fundamenteel beginsel dat een menselijke behandeling moet waarborgen en volgens de voorbereidende teksten bij het Eerste Aanvullende Protocol van 1977 in de meest ruime zin geïnterpreteerd dient te worden. Het verbod op collectieve bestraffing moet onder het internationaal humanitair recht niet alleen gelezen worden in relatie tot een strafrechtelijke veroordeling na een gerechtelijke procedure, maar ten aanzien van elke sanctie of intimidatie ten aanzien van daden die men niet gepleegd heeft en die niet in overeenstemming zijn met het algemene principe van menselijkheid. Denk bijvoorbeeld aan administratieve sancties of intimiderende handelingen ten aanzien van de burgerbevolking om verzetsactiviteiten te voorkomen.
Regel 103 van de Studie van het Internationale Rode Kruiscomité over gewoonterecht binnen het internationaal humanitair recht bepaalt dat het verbod op collectieve bestraffing deel uitmaakt van het gewoonterecht. De studie bevestigt dat dit verbod een afgeleide is van het feit dat niemand bestraft mag worden dan op basis van een individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid.
Het verbod op collectieve bestraffing geldt zowel voor internationale als voor niet-internationale gewapende conflicten.
Collectieve bestraffing als oorlogsmisdaad
Het gebruik van collectieve bestraffing in tijden van gewapend conflict kan een oorlogsmisdaad zijn. Zo omschrijven de statuten van het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en het Bijzonder Gerechtshof voor Sierra Leone collectieve bestraffing als een oorlogsmisdaad dat onder hun bevoegdheid valt.
Het Bijzonder Gerechtshof voor Sierra Leone sprak zich hier bijvoorbeeld reeds over uit in de AFCR zaak en benadrukte dat collectieve bestraffing een schending is van gemeenschappelijk artikel 3 en het Tweede Aanvullende Protocol.
Collectieve bestraffing en mensenrechten
De mensenrechten uiten niet expliciet het verbod op collectieve bestraffing, maar een dergelijke daad kan wel een schending van bepaalde mensenrechten uitmaken, in het bijzonder het recht op vrijheid en veiligheid van een persoon en het recht op een eerlijk proces.
Collectieve bestraffing in de actualiteit
De Israëlisch overheid heeft plannen aangekondigd om zes huizen op de Westbank af te breken Deze huizen behoren toe aan familieleden van Palestijnse beschuldigd van criminele feiten. Volgens het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) zou de vernietiging van deze huizen neerkomen op een collectieve bestraffing, wat verboden is onder het internationaal humanitair recht. De familieleden hebben de feiten immers niet gepleegd en zijn dus niet individueel strafrechtelijk verantwoordelijk. Het Internationale Rode Kruiscomité roept de overheid op deze plannen te herroepen.
[5]
”UAWC heeft na de arrestatie van beide medewerkers de dienstverbanden en salarisbetalingen van betrokkenen gestopt, en Nederland geïnformeerd over de Israëlische verdenkingen omtrent hun betrokkenheid bij de aanslag.”DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[6]
Uit het extern onderzoek komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn gevonden van financiële stromen tussen UAWC en de PFLP.
….
….
”2011-12 op de Westelijke Jordaanoever, vonden alle bijeenkomsten plaats met de UAWC-afdeling in Gaza. Er werden geen banden geconstateerd met de militante tak van de PFLP.”DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[7]
”Op 22 oktober 2021 besloot Israël zes Palestijnse ngo’s, waaronder UAWC, op de nationale terrorismelijst te plaatsen, omdat ze volledig onderdeel zouden zijn van de PFLP. Het kabinet heeft, evenals Proximities, eerder dit jaar informatie van Israël ontvangen over mogelijke banden van Palestijnse maatschappelijke organisaties met de PFLP, maar deze informatie was tot dusver onvoldoende concreet (zie Kamerbrief d.d. 12 mei 2021 met kenmerk 23432, nr. 482, en de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Haga d.d. 16 juni 2021, met kenmerk 2021Z10914). Het kabinet heeft Israël gevraagd de recente listings nader toe te lichten. Inmiddels is medio december informatie van Israël ontvangen. Het kabinet zal met andere donoren afstemming zoeken om zoveel mogelijk tot een gezamenlijke appreciatie van de Israëlische informatie te komen en daarbij de motie Kuzu (35925V nr. 46) betrekken. Uitgangspunt blijft daarbij dat de Israëlische informatie voldoende overtuigend dient te zijn om de listings te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden.”DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[8]
ISRAEL’S ”TERRORISM” DESIGNATION AN UNJUSTIFIEDATTACK ON PALESTINIAN CIVIL SOCIETY-BACHELET
”Human Rights Watch and Amnesty International, who work closely with many of the groups, said in a joint statement:
“This appalling and unjust decision is an attack by the Israeli government on the international human rights movement. For decades, Israeli authorities have systematically sought to muzzle human rights monitoring and punish those who criticize its repressive rule over Palestinians. While staff members of our organizations have faced deportation and travel bans, Palestinian human rights defenders have always borne the brunt of the repression. This decision is an alarming escalation that threatens to shut down the work of Palestine’s most prominent civil society organizations. The decades-long failure of the international community to challenge grave Israeli human rights abuses and impose meaningful consequences for them has emboldened Israeli authorities to act in this brazen manner.
How the international community responds will be a true test of its resolve to protect human rights defenders.
We are proud to work with our Palestinian partners and have been doing so for decades.
They represent the best of global civil society.
We stand with them in challenging this outrageous decision.”
HUMAN RIGHTS WATCH
ISRAEL/PALESTINE: DESIGNATION OF
PALESTINIAN RIGHTS GROUPS AS
TERRORISTS
Attack on the Human Rights Movement
22 OCTOBER 2021
JOINT STATEMENT: DRACONIAN MEASURE AGAINST HUMAN RIGHTS
25 OCTOBER 2021
[9]” In 5 gevallen ging het daarbij om personen die actief waren bij een organisatie die tot de maatschappelijke tak van de PFLP zou behoren, de overige 7 individuen waren actief binnen de politieke tak van de PFLP. ”
DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[10]
”Omdat openbaarmaking onevenredige schade zou kunnen toebrengen aan de organisaties die in het onderzoeksrapport tot de maatschappelijke tak van de PFLP worden gerekend, ziet het kabinet op basis van het ‘do no harm’ principe geen mogelijkheid om het externe onderzoeksrapport openbaar te maken. Het kabinet deelt het rapport en het interne feitenrelaas om die reden vertrouwelijk met uw Kamer en is daarbij graag bereid om vertrouwelijk een technische briefing te verzorgen over het onderzoek.”
DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[11]
‘Op 23 augustus 2019 kwam de 17-jarige Israëlische Rina Schnerb om het leven bij een bomaanslag op de Westelijke Jordaanoever, die wordt toegeschreven aan de PFLP. Niet lang na de aanslag, in september 2019, werden twee mannen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij die aanslag. Deze twee verdachten bleken werkzaam te zijn bij UAWC, waar, zoals hierboven vermeld, Nederland sinds 2007 een samenwerkingsverband mee heeft. Op dit moment loopt het proces tegen betrokkenen nog.”
DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
[12]
”7 – Parties to a conflict shall at all times distinguish between the civilian population and combatants in order to
spare civilian population and property. Neither the civilian population as such nor civilian persons shall be the
object of attack. Attacks shall be directed solely against military objectives.”
BASIC RULES OF INTERNATIONAL HUMANITARIAN LAW IN ARMED
CONFLICTS
31-12-1988
This text has been prepared for dissemination purposes and cannot in any circumstances serve as a substitute for the complete provisions of the international agreements – Extract from “Basic rules of the Geneva Conventions and their Additional Protocols”
The seven fundamental rules which are the basis of the Geneva Conventions and the Additional Protocols.
1 – Persons hors de combat and those who do not take a direct part in hostilities are entitled to respect for their
lives and their moral and physical integrity. They shall in all circumstances be protected and treated humanely
without any adverse distinction.
2 – It is forbidden to kill or injure an enemy who surrenders or who is hors de combat .
3 – The wounded and sick shall be collected and cared for by the party to the conflict which has them in its power.
Protection also covers medical personnel, establishments, transports and equipment. The emblem of the red
cross or the red crescent is the sign of such protection and must be respected.
4 – Captured combatants and civilians under the authority of an adverse party are entitled to respect for their lives,dignity, personal rights and convictions. They shall be protected against all acts of violence and reprisals. They shall have the right to correspond with their families and to receive relief.
5 – Everyone shall be entitled to benefit from fundamental judicial guarantees. No one shall be held responsible for an act he has not committed. No one shall be subjected to physical or mental torture, corporal punishment or cruel or degrading treatment.
6 – Parties to a conflict and members of their armed forces do not have an unlimited choice of methods and means of warfare. It is prohibited to employ weapons or methods of warfare of a nature to cause unnecessary losses or excessive suffering.
7 – Parties to a conflict shall at all times distinguish between the civilian population and combatants in order to
spare civilian population and property. Neither the civilian population as such nor civilian persons shall be the
object of attack. Attacks shall be directed solely against military objectives.
[13]
TORTURE
[14]
”In addition to controlling the borders, coastline and airspace, Israel will continue to control Gaza’s telecommunications, water, electricity and sewage networks, as well as the flow of people and goods into and out of the territory. Gaza will also continue to use Israeli currency.
HUMAN RIGHTS WATCH
ISRAEL: DISENGAGEMENT WILL NOT END GAZA OCCUPATION
28 OCTOBER 2004
[15]
”1391, or 63%, of the 2,202 Palestinians killed by Israeli security forces in Operation “Protective Edge” did not take part in the hostilities. Of these, 526 – a quarter of all Palestinians killed in the operation – were children under eighteen years of age”
50 DAYS: MORE THAN 500 CHILDREN: FACTS AND FIGURES ON FATALITIES IN GAZA,
SUMMER 2014
AMNESTY INTERNATIONAL USA:
STOP ARMS TRANSFERS TO ISRAEL AMIDGROWING EVIDENCE OF WAR CRIMES IN GAZA
31 JULY 2014
[16]
”Het volgt op scherpe wereldwijde kritiek op de Israëlische beschieting van een VN-school in Gaza. De Verenigde Staten reageerden buitengewoon scherp op de tweede raketaanval in een week op een VN-school in de Gaza-strook. Een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zegt ‘geschokt’ te zijn door de ‘schandelijke beschieting van de VN-school’……….
”Eerder op de dag had de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, al zijn afschuw uitgesproken over de beschieting van de VN-school in Rafah waar zo’n 3.000 Palestijnse vluchtelingen verbleven. Zeker tien mensen werden gedood toen een raket insloeg bij de ingang van de school, aldus medische bronnen in Gaza.”
”HUMANITAIR” BESTAND IN GAZA
04 augustus 2014 07:31
Israël heeft een staakt-het-vuren afgekondigd in de Gaza-strook. Het leger spreekt van een ‘humanitair bestand’ dat op maandag geldt van 7 tot 14 uur.
Het volgt op scherpe wereldwijde kritiek op de Israëlische beschieting van een VN-school in Gaza. De Verenigde Staten reageerden buitengewoon scherp op de tweede raketaanval in een week op een VN-school in de Gaza-strook. Een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zegt ‘geschokt’ te zijn door de ‘schandelijke beschieting van de VN-school’.
Diplomaten zijn verrast over de sterke bewoordingen die het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse zaken gebruikt. Vooral de worden ‘geschokt’ en ‘schandelijk’ worden als opmerkelijk bestempeld. ‘De Verenigde Staten zijn geschokt door de schandelijke beschieting vandaag van een VN-school in Rafah, waar zo’n 3.000 ontheemde mensen hun toevlucht hadden gezocht en waarbij minstens tien Palestijnse burgers tragisch om het leven kwamen’, stelt Washington.
‘De locatie van de school was, zoals alle VN-gebouwen in Gaza, herhaaldelijk medegedeeld aan het Israëlische leger. We benadrukken nog maar eens dat Israel meer moet doen om zijn eigen normen te handhaven en burgerslachtoffers te vermijden. VN-gebouwen, en in het bijzonder die die burgers opvangen, moeten worden beschermd en mogen niet gebruikt worden als basis van waaruit aanvallen worden gelanceerd. De verdenking dat militanten in de buurt van de VN-gebouwen opereren rechtvaardigt geen aanvallen die het leven van zoveel onschuldige burgers in gevaar brengt’, klinkt het.
VN
Eerder op de dag had de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, al zijn afschuw uitgesproken over de beschieting van de VN-school in Rafah waar zo’n 3.000 Palestijnse vluchtelingen verbleven. Zeker tien mensen werden gedood toen een raket insloeg bij de ingang van de school, aldus medische bronnen in Gaza.
Tientallen mensen raakten gewond. Veel Palestijnen hadden hun toevlucht gezocht tot de onderwijsinstelling die wordt gerund door de Verenigde Naties. Het Israëlische leger heeft nog niet gereageerd. Het is nog niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de raketinslag. Ongeveer 3.000 Palestijnen hadden hun toevlucht gezocht in de school.
De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, noemt de aanval ‘een morele schande en een misdaad’. Volgens Ban is het Israëlische leger meerdere keren geïnformeerd over de locatie van de school.
Van Rompuy
De Europese Unie heeft het aanhoudende bloedvergieten in de Gazastrook zondag nog eens nadrukkelijk veroordeeld. Bij monde van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy en de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso werd het ‘onmiddellijke einde’ van de militaire acties geeist. ‘Alleen een onderhandelde oplossing gebaseerd op twee staten die elkaar respecteren kan tot vrede leiden’, stelt Van Rompuy.
Het Israëlische leger heeft toegegeven te hebben gevuurd nabij de VN-school. ‘Het Israëlische leger viseerde drie terroristen op de motorfiets nabij de school in Rafah’, stelt het leger in een mededeling. ‘De Israëlische defensie onderzoekt de gevolgen van die inslag.’ De Israelische regering kondigde in de nacht van zondag op maandag een ‘humanitair bestand’ af dat maandag van 7 tot 14 uur zou gelden.
Het is de derde aanval op een VN-school in de Gaza-strook in tien dagen tijd. Op 24 juli werd een school in Beit Hanoun getroffen en afgelopen donderdag werd een school in Jabaliya geraakt. Bij die twee aanvallen kwamen meer dan dertig Palestijnen om het leven. De Verenigde Naties legden verantwoordelijkheid voor het drama in Jabaliya bij Israël.
250.000
In de Gazastrook schuilen circa 250.000 mensen in gebouwen van de VN voor het Israëlische geweld. Volgens Israël is er vanuit de buurt geschoten. Vertegenwoordigers van de VN vonden raketopslagplaatsen van Palestijnse strijders in drie schoolgebouwen.
De raketinslag op de school in Rafah volgt op de aankondiging door de Israëlische premier Benjamin Netanyahu zaterdagavond dat het Gaza-offensief voorlopig zal worden doorgezet. Het leger zal zijn operaties zolang voortzetten totdat het doel is bereikt: ‘de vrede naar Israël terugbrengen’, zei hij zaterdagavond in Tel Aviv.
Vernietigen
‘We zullen alle tunnels vernietigen’, voegde hij eraan toe. ‘Het leger wordt zolang ingezet tot alle werk is volbracht.’ En dat bleek ook meteen. Bij meerdere luchtaanvallen zijn volgens Palestijnse bronnen zondagmorgen zeven mensen om het leven gekomen. Vijftien Palestijnen raakten gewond. Palestijnen die aan de kust wonen, vertelden dat de Israëlische luchtmacht zware bombardementen heeft uitgevoerd in verschillende Palestijnse gebieden.
Na de vernietiging van de tunnels van de ‘radicaal-islamitische’ Hamas zal Israël de situatie opnieuw evalueren en bijkomende stappen ondernemen die nodig zijn voor de veiligheid.
EINDE BERICHT
[17]
”We explicitly and loudly condemned the direct shelling of the Al Aqsa hospital on July 21st that killed at least four people”
INTERNATIONAL RED CROSS
NO WONDER GAZANS ARE ANGRY.THE RED CROSS CAN’T PROTECT THEM
25 JULI 2014
25-07-2014 Article
Three ICRC vehicles are leaving Shujaia. They have rescued 11 people from the rubble but the intense combat has forced them back. As they depart an angry crowd of Palestinians attacks the vehicles with stones and sticks. “You are useless,” the crowd shouts. “You must protect us.”
But we cannot. The anger is unpleasant and misplaced, but understandable. We do our utmost, risking the lives of our staff to rescue who we can, but we cannot end the conflict. As ever, humanitarian organisations are a sticking plaster, not the solution.
If your home in Gaza was being shelled, who would you call in desperation? On the night Israel’s ground offensive began intense fire struck north-east Gaza. The emergency services, including our partners at the Palestinian Red Crescent (PRCS), were overloaded. Many Gazans tried to telephone us. Our office switchboard couldn’t cope. In the dark violent hours of the night we could not send ambulances or restore the water supply or treat the injured dying of their wounds. Isolated and terrified, with nowhere to flee and no help in sight, the anger of Palestinian families grew.
Two nights later in Shujaia hundreds more families went through the same ordeal. Again ICRC staff and PRCS volunteers could do little. With no guarantees of safety it would have been folly to attempt a rescue. In the daylight a temporary ceasefire was agreed, at our request. It was quickly broken, but nevertheless several dozen injured were brought from their ruined homes to hospitals and hundreds took advantage of our presence on the spot to flee. It was little and late. No wonder the helpless families have accused us of callous disregard. When your one faint hope of help is snuffed out the intensity of disappointment is all the deeper.
Other accusations have been levelled.
We were charged with collaborating with the Israeli Defence Forces in the destruction of Wafa hospital. In truth, we sought to protect the hospital through our dialogue with both sides. When combat came perilously close we intervened to win time for a possible last-resort evacuation of gravely ill patients, many on life support.
We are upbraided for not taking sides and refusing to apportion blame. Given our strict political neutrality it is usual that we get criticised by all sides at different times. But the ICRC is not silent in the face of clear breaches of international law. We explicitly and loudly condemned the direct shelling of the Al Aqsa hospital on July 21st that killed at least four people. We clearly denounce the indiscriminate rocketing of Israel. We stated categorically that even in the midst of warfare, people must be able to receive medical care in safety.
We are horrified at the death toll. We have repeatedly called for both sides to protect and spare civilians. We have warned of the need to protect Gaza’s perilously fragile water supply – many residents of the densely populated area are now without water, at the height of the scorching hot Mediterranean summer. Today our priority is the civilians, in Beit Hanoun and many other places all over Gaza. We are calling on all sides, based on the humanitarian imperatives of the situation, to ensure that their combat operations be conducted in accordance with the fundamental principles of international laws protecting civilians.
But will our pleas for restraint, and the constant efforts of nearly 140 staff and more than 400 PRCS teams to rescue civilians and restock hospitals, be enough to quell the anger of grieving families? We hope so but we understand that it might not.
We do ask one thing: understand the limits of our role and look to the politicians to end this deadly, miserable conflict.
Jacques de Maio
Head of Delegation
ICRC
Israel and Occupied Territories
[18]
[QUESTION] 6
HOW CAN YOU ACCUSE ISRAEL OF APARTHEID WHEN ISRAELIVOTE IN NATIONAL ELECTIONS, HAVE PASSPORTS, MOVE FREELY,AND SERVE IN THE KNESSET?
HUMAN RIGHTS WATCHQ & A: A TRESHOLD CROSSEDISRAELI AUTHORITIES AND THE CRIME OF APARTHEID AND PERSECUTION
ORIGINELE BRON
HUMAN RIGHTS WATCHQ & A: A TRESHOLD CROSSEDISRAELI AUTHORITIES AND THE CRIME OF APARTHEID AND PERSECUTION
CIVIS MUNDI
ZWEEDSE FOTOGRAAF WINT WORLD PRESS PHOTO 2012.
MISDADEN ISRAELISCHE POLITIEK IN BEELD GEBRACHT
ASTRID ESSED
FOLTERING:
BTSELEM.ORG
TORTURE AND ABUSE IN INTERROGATION
SETTLER VIOLENCE
[19]
ILLEGALITEIT VAN DE NEDERZETTINGEN
”The establishment of the settlements contravenes international humanitarian law (IHL), which states that an occupying power may not relocate its own citizens to the occupied territory or make permanent changes to that territory, unless these are needed for imperative military needs, in the narrow sense of the term, or undertaken for the benefit of the local population.”
SETTLEMENTS
Individual or mass forcible transfers, as well as deportations of protected persons from occupied territory to the territory of the Occupying Power or to that of any other country, occupied or not, are prohibited, regardless of their motive.”
ARTICLE 49, FOURTH GENEVA CONVENTION
HET HAAGS VERDRAG VAN 1907
HAGUE CONVENTION 1907
ARTIKEL 55
”Art. 55. The occupying State shall be regarded only as administrator and usufructuary of public buildings, real estate, forests, and agricultural estates belonging to the hostile State, and situated in the occupied country. It must safeguard the capital of these properties, and administer them in accordance with the rules of usufruct.”
[20]
ISRAEL’S ”TERRORISM” DESIGNATION AN UNJUSTIFIEDATTACK ON PALESTINIAN CIVIL SOCIETY-BACHELET
[21]
”Het kabinet blijft inzetten op een twee-statenoplossing, waarbij een veilig Israël en een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat in vrede naast elkaar bestaan”
DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
VOLLEDIGE MINISTERIELE BRIEF:
DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAALUITKOMSTEN EN KABINETSAPPRECIATIE EXTERN ONDERZOEKNAAR UAWC
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2022Z00093&did=2022D00176
Aan de voorzitter van de TweedeKamer der Staten GeneraalPrinses Irenestraat 6Den Haag
Datum5 januari 2022Betreft: Uitkomsten en kabinetsappreciatie extern onderzoek naar UAWC
Geachte voorzitter,
Met deze brief informeren wij uw Kamer over de kabinetsappreciatie van het door Proximities uitgevoerde externe onderzoek naar mogelijke banden tussen de Palestijnse non-gouvernementele organisatie (ngo) Union of Agricultural Workers Committee (UAWC), en de Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) – een door de EU als terroristisch aangemerkte organisatie. Tevens willen wij uw Kamer inlichten over het besluit van het kabinet over het al dan niet voortzetten van de samenwerking met UAWC, naar aanleiding van het externe onderzoek.
Kabinetsinzet twee-statenoplossing en belang Palestijns maatschappelijk middenveld
Het kabinet blijft inzetten op een twee-statenoplossing, waarbij een veilig Israël en een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat in vrede naast elkaar bestaan. Nederland draagt hieraan bij door middel van ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s die het Palestijnse bestuur versterken en een bijdrage leveren aan het opbouwen van een duurzame Palestijnse economie. De belangrijkste thema’s in het ontwikkelingsprogramma zijn toegang tot land, water en energie, rechtsbescherming, en economische ontwikkeling. Samenwerking met het Palestijns maatschappelijk middenveld is belangrijk voor de ontwikkeling van een democratische Palestijnse samenleving, zeker in de context waarin het Palestijns parlement niet functioneert en een deel van de gebieden bestuurd wordt door Hamas. Maatschappelijke organisaties kunnen ervoor zorgen dat de Palestijnse Autoriteit en Hamas tegenspraak krijgen en zich in zekere zin moeten verantwoorden aan de Palestijnse samenleving. Bovendien verlenen maatschappelijke organisaties belangrijke diensten aan Palestijnen in Area C, ten bate van de twee-statenoplossing. Tenzij partijen anders overeenkomen, zijn de grenzen van voor 4 juni 1967 daarbij het uitgangspunt. Het door Nederland gesteunde landbouwprogramma met UAWC als consortiumleider vond plaats in Area C, dat het grootste deel (60%) van de bezette Westelijke Jordaanoever omvat, en daarmee het grootste deel van de illegale Israëlische nederzettingen, maar ook bijna alle Palestijnse landbouwgrond. Om die reden zijn dit soort programma’s – die Palestijnen toegang verschaffen tot land en water of hen assisteert bij het succesvol bewerken van landbouwgrond – essentieel voor de levensvatbaarheid van de Palestijnse economie en een toekomstige Palestijnse staat. Dat is de reden waarom Nederland, samen met veel andere donoren, inzet van ngo’s op dit vlak ondersteunt.
De inzet van ngo’s is niet alleen van belang in het kader van Palestijnse toegang tot Area C; ngo’s adresseren ook andere prangende kwesties die spelen rond de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever. Daarmee speelt het Palestijns maatschappelijk middenveld, maar ook dat in Israël, een belangrijke rol bij het levensvatbaar houden van de twee-statenoplossing. Ook in het algemeen acht de regering een gezond, divers en actief maatschappelijk middenveld als een voorwaarde voor een goed functionerende democratie. Om deze redenen zal het kabinet doorgaan met het ondersteunen van civil society, zowel in de bezette Palestijnse gebieden als in Israël, te meer omdat veel ngo’s door hun soms kritische programma’s onder toenemende druk staan.
Nederlandse samenwerking met UAWC
Nederland startte in september 2007 met de financiering van het Land Development 2 programma, dat werd uitgevoerd door een consortium met UAWC als één van de uitvoerende partners. In daaropvolgende programma’s nam UAWC eveneens als uitvoerende partnerorganisatie deel aan door Nederland gefinancierde consortia. In 2013 werd UAWC, gezien bewezen expertise, kennis en capaciteit, trekker van een nieuw consortium voor de uitvoering van het Land and Water Resource Management programma Fase 1. De totale bijdrage voor dat programma, dat liep tot 2017 en gericht was op het vergroten van de landbouwproductie en inkomsten van Palestijnse boeren, was 8,5 mln. euro. In 2017 startte Fase 2 van dit programma. Dit programma werd uitgevoerd op de Westelijke Jordaanoever (Area C) en was erop gericht Palestijnse boeren te helpen toegang te behouden tot hun land en water. Daarnaast werd ondersteuning geboden om zoveel mogelijk klimaatverantwoord te kunnen werken. Zo werd er bijvoorbeeld ingezet op het effectief hergebruik van regenwater voor landbouw en advisering voor het planten van waterzuinige gewassen. Het consortium ontving een bijdrage van 11,7 mln. euro uit decentrale middelen voedselzekerheid (ODA artikel 2.1) voor een periode van 4 jaar (2017–2020). In 2020 werd er onder dit programma 1,27 mln. euro uitbetaald aan UAWC. Tevens participeerde UAWC in het Multidonor Agricultural Programme van de FAO in de Palestijnse Gebieden dat o.a. door Nederland wordt ondersteund. Die deelname van UAWC is stopgezet. UAWC voerde daarnaast projecten uit met financiering van de EU, een brede groep landen, waaronder Duitsland, Canada en Spanje, en meerdere internationale ngo’s.
Aanleiding extern onderzoek
Op 23 augustus 2019 kwam de 17-jarige Israëlische Rina Schnerb om het leven bij een bomaanslag op de Westelijke Jordaanoever, die wordt toegeschreven aan de PFLP. Niet lang na de aanslag, in september 2019, werden twee mannen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij die aanslag. Deze twee verdachten bleken werkzaam te zijn bij UAWC, waar, zoals hierboven vermeld, Nederland sinds 2007 een samenwerkingsverband mee heeft. Op dit moment loopt het proces tegen betrokkenen nog.
UAWC heeft na de arrestatie van beide medewerkers de dienstverbanden en salarisbetalingen van betrokkenen gestopt, en Nederland geïnformeerd over de Israëlische verdenkingen omtrent hun betrokkenheid bij de aanslag. Hierop heeft de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah UAWC meerdere malen om uitleg gevraagd, en geïnformeerd naar de eventuele rol van beiden bij het door Nederland gefinancierde project. UAWC gaf tijdens die gesprekken te kennen dat beide personen niet betrokken waren bij het projectmanagement van de door Nederland gefinancierde activiteiten. Echter, bij nader archiefonderzoek door het ministerie van Buitenlandse Zaken, bleek dat de twee verdachten weliswaar niet direct betrokken waren bij het door Nederland gefinancierde project met UAWC, maar wel degelijk een deel van hun salaris hadden ontvangen uit de overheadkosten. Onmiddellijk daarna, op 9 juli 2020, besloot de toenmalige minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om betalingen aan UAWC op te schorten. De bijdrageovereenkomst biedt deze mogelijkheid als er mogelijk sprake is van een situatie waarin financiering van een activiteit strijdig is met het buitenlandbeleid van de Nederlandse regering. De Tweede Kamer werd hierover op 20 juli 2020 geïnformeerd door middel van antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, De Roon en Voordewind (kenmerk 2020D30213).
Besluit extern onderzoek
In 2012 leidden beschuldigingen over mogelijke banden tussen UAWC en PFLP tot een doorlichting van UAWC door Australië, dat toen tot de conclusie kwam dat de beschuldigingen niet gegrond waren, ondanks het feit dat enkele medewerkers van UAWC in Israëlische administratieve detentie hadden gezeten. De conclusies van het Australische onderzoek werden daarna – onder meer door Nederland – meegenomen in de risicoafweging van het beoordelen van projectaanvragen door UAWC. Daarbij was tevens belangrijk dat UAWC nooit is aangemerkt als een terroristische organisatie door de EU noch de VN, en dat bestuurs- of stafleden van UAWC niet voorkomen op EU-sanctielijsten. Uit toezicht door Nederland en andere donoren, onder meer via inhoudelijke en financiële rapportages, werkbezoeken en onafhankelijke audits van internationale auditorganisaties, waren er bovendien nooit aanwijzingen dat UAWC de bijdragen anders gebruikt zou hebben dan overeengekomen.
Naar aanleiding van de zwaarwegende en unieke omstandigheden die hierboven zijn beschreven, zegde de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer op 20 juli 2020 (kenmerk 2020D30213) een onafhankelijk, extern onderzoek toe naar mogelijke banden tussen UAWC en de PFLP. Daarna zou een besluit kunnen volgen over de samenwerking tussen Nederland en UAWC. Op 26 januari 2021 (kenmerk 23432, nr. 480) liet het kabinet de Tweede Kamer weten dat het externe onderzoek, na een onderhandse aanbesteding, uitgevoerd zou worden door het Nederlandse onderzoeksbureau Proximites Risk Consultancies.
Het onderzoek ging februari 2021 van start, en omvatte zowel desk research – waarbij veelal een beroep is gedaan op open bronnen – als ook veldbezoeken aan Israël en de Palestijnse gebieden, waarbij onder meer gesprekken plaatsvonden met UAWC zelf, de Israëlische en Palestijnse autoriteiten, en andere donoren. Het mandaat van Proximities, zoals door het kabinet vastgesteld, verplichtte het onderzoeksbureau om zich te beperken tot controleerbare en te verifiëren informatie, en alleen op basis daarvan eigen conclusies te trekken. Daardoor kon vertrouwelijke, bijvoorbeeld door inlichtingendiensten verschafte informatie niet worden meegenomen in het onderzoek. De onderzoeksperiode betrof de gehele periode 2007-2020 waarin financiering door Nederland plaatsvond.
Bevindingen extern onderzoek
Het ministerie van Buitenlandse Zaken accepteerde op 10 november 2021 het onderzoeksrapport van Proximities.
Omdat er geen internationaal erkende definitie bestaat van de PFLP heeft Proximities ten behoeve van dit onderzoek zelf een eigen definitie moeten opstellen. De door Proximities gehanteerde definitie omvat naast de militante en politieke tak, ook een aantal maatschappelijke organisaties die volgens Proximities tot het raamwerk van de PFLP gerekend kunnen worden. De EU heeft tijdens het listen van de PFLP als terroristische organisatie geen onderscheid gemaakt tussen een politieke, militante of ‘maatschappelijke’ tak, en geen van deze organisaties is door de EU als terroristisch aangemerkt. Om deze organisaties geen onnodige schade te berokkenen, worden zij niet met naam genoemd in deze brief.
Uit het extern onderzoek komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn gevonden van financiële stromen tussen UAWC en de PFLP. Evenmin is er bewijs gevonden van organisatorische eenheid met of aansturing door de PFLP. Wel constateert Proximities dat er sprake is van individuele banden tussen UAWC en de PFLP. Het gaat in totaal om 34 personen met individuele banden over de periode van 2007 tot 2020. Van deze 34 personen namen er volgens het rapport 28 zitting in het bestuur van UAWC, waarbij er in 12 gevallen sprake was van een zogenaamd dubbelmandaat: zij hadden gedurende een overlappende periode zowel een leidinggevende positie bij UAWC, als een positie bij de PFLP. In 5 gevallen ging het daarbij om personen die actief waren bij een organisatie die tot de maatschappelijke tak van de PFLP zou behoren, de overige 7 individuen waren actief binnen de politieke tak van de PFLP. Proximities geeft aan geen bewijs te hebben gevonden dat suggereert dat stafleden van UAWC of bestuursleden hun positie bij UAWC gebruikt hebben voor terroristische activiteiten of om terroristische activiteiten te steunen. Proximities stelt dat UAWC gebonden is aan het principe van non-discriminatie betreffende politieke meningsuiting en niet bevoegd is om stafleden dan wel bestuursleden te vragen naar politieke activiteiten. Op basis daarvan constateert Proximities dat niet verwacht mag worden dat UAWC zich bewust kan zijn van individuen die banden onderhouden met PFLP.
Het rapport constateert tevens dat er aanwijzingen zijn dat er ook op organisatorisch vlak banden zijn tussen UAWC en de PFLP. Proximities baseert dit op 18 evenementen die plaatsvonden in de periode tussen 2007 en 2020. Het gaat hierbij om bezoeken of contacten tussen beide organisaties, solidariteitsuitingen, gebruik van elkaars gebouwen en gezamenlijke bijeenkomsten die zich voornamelijk richtten op landbouw-gerelateerde aangelegenheden en/of trainingen. Het gaat hierbij grotendeels om activiteiten tussen UAWC en maatschappelijke organisaties, die volgens Proximities tot de maatschappelijke tak van de PFLP behoren. 14 van de 18 evenementen vonden plaats voor 2013. Met uitzondering van 3 evenementen in 2011-12 op de Westelijke Jordaanoever, vonden alle bijeenkomsten plaats met de UAWC-afdeling in Gaza. Er werden geen banden geconstateerd met de militante tak van de PFLP. Proximities stelt dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat UAWC zich bewust is van de banden op organisatorisch vlak met de PFLP.
Kabinetsappreciatie bevindingen extern onderzoek
Het kabinet verwelkomt het rapport van Proximities, en is van oordeel dat er grondig en zeer zorgvuldig onderzoek is verricht binnen de beperkingen die onvermijdelijk gepaard gaan met een onderzoek dat zich moet baseren op interviews en verifieerbare publieke bronnen. Proximities heeft met het schrijven van het rapport voldaan aan de opdracht en de vragen die in de Terms of Reference (TOR) (zie bijlage) zijn gesteld. De onderzoekers hebben helder uitgewerkt op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd, hoe men is omgegaan met bronnen en welke conclusies hieruit zijn getrokken. Het kabinet plaatst evenwel een kanttekening bij sommige afzonderlijke bevindingen die uiteindelijk tot een totaalbeeld leiden. Bevindingen zijn in sommige gevallen namelijk slechts onderbouwd met enkelvoudige bronnen, en zijn daarom wat het kabinet betreft onvoldoende gesubstantieerd.
Het kabinet onderkent dat Proximities de PFLP nader heeft moeten definiëren om onderzoek mogelijk te maken, maar plaatst wel vraagtekens bij de keuze om ook diverse maatschappelijke organisaties te beschouwen als onderdeel van de PFLP. Alhoewel Proximities een onderbouwing voor deze keuze geeft in het rapport, meent het kabinet dat onvoldoende duidelijk is gemaakt in hoeverre deze organisaties daadwerkelijk worden aangestuurd of onder controle staan van de PFLP. Daar komt bij dat geen van deze organisaties als terroristisch is aangemerkt door de EU of de VN.
In de ogen van het kabinet kan op basis van dit onderzoek niet worden geconstateerd dat er organisatorische banden zijn tussen UAWC en de PFLP. De 18 door Proximities genoemde evenementen waaruit die verbondenheid zou blijken, bieden onvoldoende duidelijkheid over de context en betreffen voornamelijk bijeenkomsten met deelname van maatschappelijke organisaties die volgens Proximities tot de maatschappelijke tak van de PFLP zouden behoren. Bovendien worden de meeste van deze bevindingen slechts onderbouwd met enkelvoudige bronnen.
Proximities geeft aan dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat er financiële stromen zijn tussen UAWC en de PFLP. Evenmin zijn er aanwijzingen gevonden van een organisatorische eenheid tussen beide organisaties of aansturing van UAWC door de PFLP. Ook constateert Proximities dat er geen aanwijzingen zijn dat stafleden van UAWC of bestuursleden hun positie bij UAWC gebruikt hebben voor terroristische activiteiten of om terroristische activiteiten te steunen.
Het externe onderzoek heeft volgens het kabinet voldoende aannemelijk gemaakt dat er gedurende geruime tijd op individueel niveau sprake was van banden tussen medewerkers en bestuursleden van UAWC en de PFLP. Met name het grote aantal bestuursleden van UAWC met een dubbelmandaat is zorgelijk. Het onderzoeksrapport is op dit punt in de ogen van het kabinet van goede kwaliteit, en stevig onderbouwd: het gaat om een significant aantal gevallen over een langere periode, waaraan bovendien diverse bronnen ten grondslag liggen. Het kabinet is van oordeel dat redelijkerwijs verondersteld mag worden dat UAWC op de hoogte was van deze individuele banden en beoordeelt deze bevindingen dus anders dan Proximities. UAWC had zich kunnen en moeten realiseren dat dit een onwenselijke situatie is voor donoren – of had tenminste de gevoeligheid daarvan moeten inzien – en had donoren hiervan op de hoogte moeten stellen. Dit is echter ook tijdens het externe onderzoek, waarbij UAWC in de gelegenheid is gesteld om wederhoor te bieden, niet gebeurd. De bevindingen gaan hiermee ook in tegen het eigen beleid van UAWC dat medewerkers niet politiek actief mogen zijn.
Voor het kabinet zijn de bevindingen over individuele banden tussen UAWC en de PFLP en het gebrek aan openheid daarover vanuit UAWC, ook tijdens het onderzoek, voldoende reden om de activiteiten van UAWC niet meer te financieren. Nederland zal niet overgaan tot betaling aan UAWC van het laatste deel van de financiële bijdrage in het kader van het Land and Water Resource Management Program.
Omdat openbaarmaking onevenredige schade zou kunnen toebrengen aan de organisaties die in het onderzoeksrapport tot de maatschappelijke tak van de PFLP worden gerekend, ziet het kabinet op basis van het ‘do no harm’ principe geen mogelijkheid om het externe onderzoeksrapport openbaar te maken. Het kabinet deelt het rapport en het interne feitenrelaas om die reden vertrouwelijk met uw Kamer en is daarbij graag bereid om vertrouwelijk een technische briefing te verzorgen over het onderzoek.
Besluit Israël om ngo’s op terrorismelijst te plaatsen
Op 22 oktober 2021 besloot Israël zes Palestijnse ngo’s, waaronder UAWC, op de nationale terrorismelijst te plaatsen, omdat ze volledig onderdeel zouden zijn van de PFLP. Het kabinet heeft, evenals Proximities, eerder dit jaar informatie van Israël ontvangen over mogelijke banden van Palestijnse maatschappelijke organisaties met de PFLP, maar deze informatie was tot dusver onvoldoende concreet (zie Kamerbrief d.d. 12 mei 2021 met kenmerk 23432, nr. 482, en de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Haga d.d. 16 juni 2021, met kenmerk 2021Z10914). Het kabinet heeft Israël gevraagd de recente listings nader toe te lichten. Inmiddels is medio december informatie van Israël ontvangen. Het kabinet zal met andere donoren afstemming zoeken om zoveel mogelijk tot een gezamenlijke appreciatie van de Israëlische informatie te komen en daarbij de motie Kuzu (35925V nr. 46) betrekken. Uitgangspunt blijft daarbij dat de Israëlische informatie voldoende overtuigend dient te zijn om de listings te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden. Het kabinet ziet geen reden om de uitkomsten van de afstemming met donoren af te wachten alvorens een besluit wordt genomen over de Nederlandse samenwerking met UAWC.
Aanscherping due diligence
Na opschorting van de financiering in juli 2020 heeft NRO Ramallah de due diligence direct aangescherpt zonder daarbij de uitkomsten van extern onderzoek af te wachten. Hierbij wordt als onderdeel van het risicobeheer tijdens de projectidentificatie en beoordeling voortaan expliciet de vraag gesteld hoe een organisatie omgaat met werknemers of bestuursleden die mogelijk deel uitmaken van organisaties die op de EU en VN sanctielijst staan. Hiermee is een extra controle ingebouwd om risico’s met betrekking tot mogelijke ‘banden met’ vroegtijdig in beeld te krijgen en wordt naar uitvoerende organisaties duidelijk aangegeven dat dergelijke banden voor Nederland niet acceptabel zijn.
Intern relaas
Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft naar aanleiding van deze kwestie tevens een intern relaas opgesteld, waarin in kaart is gebracht in hoeverre het interne risicobeheer ten aanzien van UAWC volgens geldende regels en processen is verlopen. Tevens is bekeken of er aanleiding is voor aanpassing, bovenop de al door NRO Ramallah ingevoerde aanscherping van due diligence.
Nederland volgt bij beheersing van het risico op terrorisme het EU-sanctiebeleid dat onderscheid maakt tussen directe en indirecte ter beschikkingstelling van financiële middelen. Van directe ter beschikkingstelling is in het geval van UAWC geen sprake omdat UAWC of zijn personeelsleden niet op de EU-sanctielijst voorkomen en uit het extern onderzoek ook niet naar voren is gekomen dat UAWC onderdeel zou zijn van de PFLP, of dat er sprake zou zijn van financiële stromen tussen beide organisaties. Ook is er geen informatie die wijst op indirecte terbeschikkingstelling.
Uit het interne relaas komt naar voren dat het ministerie de regels en interne procedures tijdens het risicobeheer, gedurende alle fasen van de activiteitencyclus, correct heeft toegepast.
Hoewel er op correcte wijze en volgens de regels van het geldend toetsingskader is gehandeld, moet gezien de uitkomsten van het externe onderzoek worden geconcludeerd dat er sprake kan zijn van een restrisico, dat maar ten dele te ondervangen is met het huidige risicobeheer. Een sluitend kader voor het bepalen van de grens tussen aanvaardbare en onaanvaardbare restrisico’s is volgens het kabinet niet op voorhand te geven, en hangt ook samen met de risicobereidheid van Nederland en andere donoren bij het werken in complexe politieke situaties zoals op de Westelijke Jordaanoever. Hierbij dient voortdurend de afweging te worden gemaakt tussen beoogde doelstellingen, manieren om die te verwezenlijken en inschatting en mitigatie van mogelijke risico’s die zich daarbij kunnen voordoen. Het kabinet deelt het intern relaas vertrouwelijk met uw Kamer omdat openbaarmaking de betrekkingen met andere landen zou kunnen schaden.
Vervolgtraject
Het afgelopen jaar is reeds een regeling getroffen met diverse aannemers en boeren die in de financiële problemen waren gekomen naar aanleiding van het Nederlandse besluit om betalingen aan UAWC op te schorten. Zij hadden namelijk, voorafgaand aan het Nederlandse besluit, reeds op eigen kosten werk verricht binnen het programma met UAWC, maar waren hiervoor nog niet betaald. De Tweede Kamer is hierover op 12 mei 2021 geïnformeerd (kenmerk 2021D17528). In deze constructie wordt gebruik gemaakt van een andere Palestijnse partnerorganisatie, die de boeren en aannemers rechtstreeks kan betalen – uiteraard met controles door een internationale accountant. UAWC is hierbij geen partij. Het kabinet heeft besloten te komen tot een soortgelijke regeling voor de juniorconsortiumpartners, die kosten hebben gemaakt binnen het programma.
Het kabinet hecht onverminderd aan het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld in de Palestijnse gebieden om bij te dragen aan sociaaleconomische ontwikkeling en behoud van het perspectief op een twee-staten-oplossing. Nederland zal binnenkort dan ook een nieuw land- en waterprogramma op de Westelijke Jordaanoever starten met andere Palestijnse partnerorganisaties en een nieuwe consortiumleider om boeren te blijven ondersteunen in Area C. Daarbij zullen uiteraard de geldende waarborgen inclusief de aangescherpte due diligence worden toegepast.
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, | De minister van Buitenlandse Zaken, |
Tom de Bruijn | Ben Knapen |
ZIE OOK VOOR BRIEF
file:///C:/Users/Essed/Downloads/kamerbrief-inzake-uitkomsten-en-kabinetsappreciatie-extern-onderzoek-naar-uawc.pdf