[52C]
RAAD VAN STATE
WETSVOORSTEL UITVOERINGS- EN IMPLEMENTATIEWET
ASIEL- EN MIGRATIEPACT 2026
Brief van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 13 februari 2025 aan het ministerie van Asiel en Migratie met een reactie op het consultatieverzoek over het Wetsvoorstel Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026.
Den Haag, 13 februari 2025
Aan ministerie van Asiel en Migratie
Directeur Wetgeving en Juridische Zaken
Mevrouw E.D.G. Kiersch
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
Betreft: Consultatiereactie Wetsvoorstel Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026
Geachte mevrouw Kiersch,
Graag maak ik gebruik van de mogelijkheid opmerkingen te maken over het wetsvoorstel Uitvoerings- en implementatiewet EU Asiel- en Migratiepact 2026 zoals het op 20 december 2024 in consultatie is gebracht. Deze reactie van de Afdeling bestuursrechtspraak loopt niet vooruit op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State.
Ik beperk mij tot enkele algemene observaties over de extra belasting voor de IND en de rechtspraak die dit voorstel met zich brengt. Hiermee sluit ik aan op mijn reactie op de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en het Tweestatusstelsel van 2 december 2024 en de wetgevingsadviezen van de Raad voor de rechtspraak over die voorstellen van 2 december 2024 en 20 januari 2025. (1)
Invoering EU-Asiel- en Migratiepact 2026
De invoering van het EU Asiel- en Migratiepact 2026 (AMP) in Nederland in juni 2026 heeft als zodanig en dus onvermijdelijk al veel gevolgen voor uitvoering en voor de rechtspraak. De invoering zal van procespartijen en rechters een grote inspanning vragen. Processen moeten opnieuw worden ingericht, termijnen worden korter, nieuwe rechtsvragen moeten worden beantwoord. Daarbij zullen rechters zich voor uitleg van de nieuwe regels zeker in het begin vaker tot het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg moeten wenden. Dergelijke prejudiciële verwijzingen kosten tijd en leiden niet zelden tot het aanhouden van vele vergelijkbare zaken.
Keuzes bij implementatie
Bij het voorstel voor de implementatie van het AMP zijn echter ook keuzes gemaakt. In deze reactie richt ik mij op die keuzes en de gevolgen daarvoor voor de asielrechtspraak. Verschillende keuzes leiden tot een verzwaring van de belasting voor de uitvoering en de rechtspraak, zonder dat de noodzaak daarvan direct uit het AMP volgt. Dat licht ik hieronder toe.
De precieze gevolgen van het wetsvoorstel AMP zijn overigens – mede doordat in de memorie van toelichting deze keuzes en de gevolgen ervan nog niet op alle onderdelen systematisch en diepgaand zijn belicht – op dit moment nog niet goed te overzien. Ik ga ervan uit dat de uitvoeringslasten die voortvloeien uit het AMP en het wetsvoorstel als geheel voor de rechtspraak nog nauwkeurig in kaart zullen worden gebracht. Daarbij moet niet alleen gedacht worden aan de gevolgen voor het primaire proces van rechtspraak (zowel personeel als organisatorisch), maar bijvoorbeeld ook voor ICT-systemen.
Asielprocedures
Het onderhavige wetsvoorstel bevat deels een aantal elementen die ook al zijn opgenomen in de wetsvoorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en het Tweestatusstelsel. Voor een bespreking daarvan verwijs ik naar mijn brief van 2 december 2024 in reactie op die wetsvoorstellen. De Afdeling uitte daarin al haar grote zorgen over de forse extra belasting van de rechtspraak, met name door het invoeren van een tweestatusstelsel en het vervallen van de voornemenprocedure.
Verzwarende elementen
Die belasting wordt in dit wetsvoorstel nog versterkt door een aantal elementen, die niet dwingend voortvloeien uit het AMP zelf. Allereerst de kortere termijnen voor het instellen van beroep in de standaardprocedure:(2) deze termijn gaat van vier naar twee weken “om de doorloop in de asielketen te bevorderen”.(3) Ten tweede wordt in de memorie van toelichting aangekondigd dat wordt gewerkt aan het afschaffen van gesubsidieerde rechtsbijstand in de bestuurlijke fase.(4) Dat kan leiden tot meer werk voor de IND om een duidelijk beeld van de zaak en een volledig dossier te krijgen. Ik wijs in dit verband – buiten de strikte context van dit wetsvoorstel om – in de derde plaats op de mogelijkheid dat aanzienlijk zal worden bezuinigd op de subsidie voor Vluchtelingenwerk Nederland. Dit zal maken dat de asielverzoeken in de toekomst ook bij indiening bij de IND al minder uitgewerkt zullen zijn, omdat asielzoekers van tevoren minder goed worden voorgelicht over de gang van zaken in de asielprocedure en over de daarvoor benodigde gegevens.
Door al deze maatregelen, zeker in combinatie, zullen asielzaken in beroep gemiddeld genomen minder goed voorbereid op zitting komen en daardoor de rechtbanken naar verwachting in de voorbereiding, op zitting en bij de afhandeling veel meer werk opleveren. De kans dat een besluit door de rechtbank vernietigd wordt en de zaak naar de IND wordt teruggestuurd voor herbeoordeling neemt naar mijn verwachting fors toe.
Als dossiers in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak komen, zal ook daarin meer tijd, werk en dus geld moeten worden gestoken als sprake is van niet goed uitgeprocedeerde dossiers, die fouten en onduidelijkheden bevatten. Simpel gezegd: het inleveren op een goede voorbereiding aan het begin van de procedure, leidt onvermijdelijk tot meer problemen en vertraging verderop in de procedure.
Bewaring
Voor bewaringszaken worden in het wetsvoorstel kortere termijnen voor het doen van een uitspraak vastgelegd.(5) Daaronder valt ook grensdetentie die bedoeld is om de toegang tot Nederland te weigeren.(6) De voorgestelde standaardtermijn voor de behandeling van het beroep en het doen van een uitspraak wordt voor de rechtbank maximaal 15 dagen onder normale omstandigheden en 21 dagen in uitzonderlijke omstandigheden, terwijl die nu onder alle omstandigheden maximaal 21 dagen is. Deze termijnen vloeien dwingend voort uit het AMP.
Extra druk op bestuursrechters door kortere termijn
De extra druk op de rechtbanken als gevolg van het verkorten van de termijn om uitspraak te doen zal volgens de memorie van toelichting ”niet groot” zijn,(7) omdat in veel gevallen nu ook binnen een paar dagen beroep wordt ingesteld en in de regel binnen 15 dan wel 21 dagen uitspraak wordt gedaan. Deze korte termijnen brengen naar mijn mening wél een extra belasting mee voor de rechtspraak, vooral voor de eerstelijns bewaringsrechters bij de rechtbanken. Ik betwijfel of de aanname dat de extra druk op de rechtbanken niet groot is een juiste inschatting is, omdat deze inschatting er geen rekening mee houdt dat de standaardtermijn voor een uitspraak onder normale omstandighedenverkort wordt van 21 dagen naar 15 dagen. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden mag de rechtbank 21 dagen over een bewaringsberoep doen, terwijl dat nu de standaardtermijn is onder alle omstandigheden. De rechtbank zal dus in de meeste bewaringszaken een week sneller moeten gaan werken dan zij nu doet: eerder de zitting plannen en sneller uitspraak doen. Dat zal ook gevolgen hebben voor de behandeling van andere zaken bij de rechtbank (verdringingseffect).
Daarbij benadruk ik dat de Herschikte Opvangrichtlijn – anders dan het huidige artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) – een prikkel bevat voor vreemdelingen om niet meer zelf beroep tegen een maatregel van bewaring in te stellen, zodat naar verwachting de meeste beroepsprocedures met een ambtshalve kennisgeving van de minister gaan beginnen. Het is nu nog zo dat een vreemdeling eerst de tijd krijgt om zelf beroep in te stellen tegen de maatregel van bewaring. Als hij dat niet binnen 28 dagen heeft gedaan, dan stuurt de minister een kennisgeving naar de rechtbank dat hij de vreemdeling in bewaring heeft gesteld. Die kennisgeving geldt dan als beroep. In het wetsvoorstel is bepaald dat, als de vreemdeling zelf beroep instelt, de termijn van 15 dan wel 21 dagen start bij de ontvangst van het beroepschrift.(8)
Wanneer sprake is van een kennisgeving start de termijn al bij de aanvang van de bewaring.(9) Wanneer procedures met een kennisgeving starten en de kennisgeving de rechtbanken niet al op de dag van de inbewaringstelling bereikt, moeten rechtbanken dus nog sneller uitspraak doen dan binnen 15 of 21 dagen.(10) Vaker starten met een kennisgeving betekent ook dat het vooraf indienen van schriftelijke beroepsgronden door de advocaat nog minder vaak zal gebeuren dan nu al het geval is en alles aankomt op de behandeling van het beroep ter zitting van de rechtbank. Tenslotte is voor de toename van de druk op de rechtspraak van belang dat in het AMP in meer gevallen bewaring mogelijk wordt gemaakt.
Korte termijn ook voor andere vormen van bewaring
Ten tweede wijs ik op het volgende. In het wetsvoorstel wordt de keuze gemaakt omwille van ”zoveel mogelijk harmonisatie”(11) ook voor de vormen van bewaring waarvoor het AMP dit niet voorschrijft voortaan uit te gaan van dezelfde korte termijnen. De termijnen van het voorgestelde artikel 94, vijfde lid, gelden immers voor alle soorten bewaring genoemd in het eerste lid van artikel 94 Vw 2000. Daarmee worden de termijnen ook van toepassing voor de terugkeergrensprocedure, zoals geïntroduceerd in artikel 5 van de betreffende Verordening 2024/1349. De Verordening zelf schrijft deze termijnen niet voor. Ook voor bewaring met het oog op uitzetting, zoals geregeld in artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn (2008/115; géén onderdeel van het AMP) zal de korte termijn gelden, terwijl de Terugkeerrichtlijn dit niet voorschrijft.
In het licht van de verzwaring die al voortvloeit uit het AMP, meen ik dat de keuze om die verzwaring ook door te voeren waar het niet hoeft nadere toelichting of afweging behoeft, zo nodig in samenspraak met de rechtspraak.
Wat betreft de gevolgen voor de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep in bewaringszaken wijs ik erop dat naar mijn verwachting de grotere druk op de eerstelijns bewaringsrechter zoals hierboven beschreven, ook zal leiden tot een toename in het aantal hoger beroepen met (spoed)verzoeken om opheffing bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Bij de behandeling van die hoger beroepen zal de Afdeling bestuursrechtspraak mogelijk ook vaker ambtshalve op onrechtmatigheden in de bewaring stuiten die door tijdgebrek en grote werkdruk bij de rechtbanken in beroep niet aan het licht zijn gekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak is immers op grond van de rechtspraak van het EU-Hof van Justitie net als de rechtbanken gehouden om ook ambtshalve – dus zonder dat het door de vreemdeling is aangevoerd – gebreken in de bewaringsmaatregel vast te stellen. Als de beoordeling door de rechtbank te veel onder druk komt te staan, kan het zijn dat de Afdeling bestuursrechtspraak meer en vaker ambtshalve onderzoek moet doen en dat zij ook meer dan nu tot een vernietiging zal komen.
Conclusie
Afrondend benadruk ik nogmaals dat de uitvoering van het AMP vanaf juni 2026 als zodanig van de procespartijen en de rechtspraak een enorme inspanning zal vragen. Het Pact brengt een grootscheepse herijking van het asielrecht teweeg. De asielrechtspraak zal deze uitdaging – waar nodig met raadpleging van het EU-Hof van Justitie – na invoering moeten aangaan. Gezien het grote aantal nieuwe regels en bijbehorende rechtsvragen zal dit zeker jarenlang een groot beslag leggen op de rechtspraak.
Om de beoogde doelen van het AMP te bereiken (onder meer efficiëntere en snellere besluitvorming) meen ik dat het van belang is om ervoor te zorgen dat de uitvoerende instanties en de rechtspraak hun werk zorgvuldig kunnen doen en niet overbelast worden. Zoals hierboven geschetst, voorzie ik een reëel risico dat de asielprocedures door de gemaakte keuzes juist langer zullen gaan duren. Dat effect zal maar ten dele kunnen worden opgelost door extra menskracht, voor zover die al op zo korte termijn gevonden zou kunnen worden. In dat licht geef ik u in overweging om het wetsvoorstel voor de implementatie van het AMP te beperken tot wat dwingend uit het Pact voortvloeit en elke keuze daarbovenop die tot extra verzwaring leidt, zorgvuldig te bezien.
Ik wijs in dit verband met name op de keuze in dit wetsvoorstel om de termijnen voor beroep in de standaardprocedure asiel te halveren, het in de toelichting geuite voornemen om in de bestuurlijke fase rechtshulp af te schaffen en de keuze om de kortere termijnen voor uitspraak in bewaringszaken ook uit te strekken tot vormen van bewaring waarvoor dat niet verplicht is. Eerder wees ik al op de gevolgen voor de rechtspraak van andere elementen die ook in dit voorstel zijn opgenomen, zoals het afschaffen van de voornemenprocedure en de invoering van een tweestatusstelsel.(12) Alles bij elkaar kunnen deze maatregelen een ontwrichtend effect hebben op het functioneren van de rechtspraak en daarmee de rechtsbescherming. Op het terrein van het asielrecht waar het gaat om grondrechten van mensen die over het algemeen sterk afhankelijk zijn van bijstand, acht ik dit zeer onwenselijk.
Ik verzoek u dan ook de invoering van onverplichte maatregelen bij de invoering van het AMP te heroverwegen, ervan af te zien dan wel deze in een later stadium gefaseerd in te voeren.
Hoogachtend,
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
Mr. R. Uylenburg
Voetnoten
(1) Zie ook de adviezen van de Afdeling advisering over die wetsvoorstellen van 5 februari 2025, met nummers W03.24.00362/II en 364/II.
(2) Zie het voorgestelde artikel 69, tweede lid, onderdeel b, van de Vw 2000. In de “verkorte behandelingsprocedure” blijft de termijn in de daar genoemde gevallen (daaronder begrepen de asielgrensprocedure) een week (artikel 69, tweede lid, onder a, van de Vw 2000).
(3) Memorie van toelichting, blz. 28.
(4) Memorie van toelichting, blz. 35.
(5) Artikel 11, derde lid, van de Herschikte Opvangrichtlijn en het voorgestelde artikel 94, vijfde lid, van de Vw 2000.
(6) Zie artikel 11, derde lid, juncto artikel 10, vierde lid, onder d, van de Herschikte Opvangrichtlijn.
(7) Memorie van toelichting blz. 46-47.
(8) Zie voorgesteld artikel 94, vijfde lid, onder b.
(9) Zie voorgesteld artikel 94, vijfde lid, onder a.
(10) Onder het voorgestelde stelsel moet de minister de rechtbank ”onverwijld” in kennis stellen van de bewaring. Dus niet pas na uiterlijk 28 dagen, zoals nu in artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 is bepaald. Zoals in de memorie van toelichting, blz. 46, wordt erkend, zal dit spoed van de zijde van het ministerie vergen.
(11) Memorie van toelichting, blz. 46 laatste alinea.
(12) Zie mijn brief van 2 december 2024 over de wetsvoorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en het Tweestatusstelsel.EINDE
RAAD VAN STATE
SAMENVATTING ADVIEZEN ASIELNOODMAATREGELEN EN
WET INVOERING TWEESTATUSSTELSEL
10 FEBRUARI 2025
Gepubliceerd op 10 februari 2025
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de minister van Asiel en Migratie de wetsvoorstellen Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel in de huidige vorm niet in te dienen bij de Tweede Kamer. Het doel van deze voorstellen is om de asielketen per direct en duurzaam te ontlasten en de instroom van asielzoekers in Nederland te verminderen. In de toelichting bij de wetsvoorstellen wordt echter niet aannemelijk gemaakt dat de maatregelen daadwerkelijk zullen bijdragen aan het beperken van de instroom of een efficiëntere asielprocedure. De kans is groot dat de maatregelen juist tot een extra belasting leiden voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de rechtspraak. Daarbij komt dat Nederland in 2026 het Europese Asiel- en Migratiepact zal moeten uitvoeren. Wanneer de wetsvoorstellen daarop niet goed worden afgestemd, doet dit afbreuk aan de rechtszekerheid en kan dit tot extra problemen leiden in de uitvoering en de rechtspraak.
Asiel en migratie in Nederland
Het maatschappelijk debat over asiel en migratie wordt in Nederland en daarbuiten volop gevoerd. Veel mensen vinden dat mensen die vluchten voor oorlog of vervolging een veilig heenkomen moet worden geboden. Tegelijkertijd zijn veel mensen bezorgd of de Nederlandse samenleving de komst van grote groepen migranten wel kan dragen. Deze zorgen gaan over de sociale samenhang in ons land, maar ook over de toegang tot voorzieningen zoals huisvesting, zorg en onderwijs. Daarbij moet bedacht worden dat niet alleen asielzoekers naar Nederland komen, maar ook arbeidsmigranten, studenten en migranten in het kader van gezinshereniging.
Voor asielmigratie geldt dat de IND en de rechtspraak grote achterstanden rapporteren, waardoor asielzoekers lang moeten wachten op een uitkomst in hun procedures. Tijdens deze procedures verblijven mensen in opvanglocaties die soms overvol zijn.
Onzorgvuldige voorbereiding
De regering heeft besloten om de wetgevingsprocedure versneld te doorlopen vanwege de urgentie van de asielproblematiek. Een beperkt aantal instanties, waaronder de IND en de rechtspraak, heeft slechts één week de tijd gehad om een zienswijze op de wetsvoorstellen te geven. De Afdeling advisering wijst erop dat de inbreng van burgers, uitvoeringsorganisaties en rechtspraktijk in een vroeg stadium van groot belang is om tot goede wetgeving te komen. Hier is in het regeerprogramma ook op gewezen. Dat er een politieke wens is om met spoed stappen te zetten tot aanscherping van het nationale asielbeleid, is onvoldoende grond om stappen in de voorbereiding van wetgeving over te slaan of hiervoor te weinig tijd te nemen. De voorbereiding van deze wetsvoorstellen is dan ook onzorgvuldig geweest.
Effectiviteit en uitvoering
In de toelichting bij de wetsvoorstellen wordt niet verwezen naar inzichten uit de asielpraktijk of wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de voorgestelde maatregelen zullen bijdragen aan het beperken van de instroom of een efficiëntere asielprocedure. Er zijn daarentegen wel duidelijke aanwijzingen dat bepaalde maatregelen juist zullen leiden tot een verhoging van de belasting van de asielketen. Verschillende maatregelen zullen ertoe leiden dat de IND meer en ook bewerkelijkere beslissingen moet nemen. Over deze beslissingen zal ook meer geprocedeerd worden, wat de druk op de rechtspraak verhoogt. Wanneer procedures langer duren, verblijven mensen bovendien langer in de asielopvang.
Het Europese Asiel- en Migratiepact
In juni 2026 worden de maatregelen uit het Europese Asiel- en Migratiepact van toepassing met als doel de Europese buitengrenzen te versterken. Dit betekent dat de Nederlandse asielwetgeving vóór dat moment ingrijpend moet worden gewijzigd. Uit de toelichting blijkt niet hoe de huidige wetsvoorstellen van de minister zich verhouden tot de maatregelen die nodig zijn om het Asiel- en Migratiepact uit te voeren. Zo’n toelichting is wel nodig, omdat de nu voorgestelde maatregelen al heel snel opnieuw moeten worden aangepast of geschrapt.
Daarbij komt dat de maatregelen uit het Europese pact grote gevolgen hebben voor onder andere de IND en de rechtspraak. Wanneer daarnaast ook de voorliggende wetsvoorstellen in de huidige vorm worden ingevoerd raakt de ontlasting van de asielketen verder uit beeld, terwijl die ontlasting juist een van de hoofddoelen van de wetsvoorstellen is. Een goede afstemming van de wetsvoorstellen met de uitvoering van het Europese pact is daarom noodzakelijk en moet met prioriteit worden opgepakt. In het verlengde hiervan verdient het nadere toelichting waarom (onderdelen van) de wetsvoorstellen niet zijn samengevoegd met het wetsvoorstel ter uitvoering van het Asiel- en Migratiepact.
Grondrechten
De Afdeling advisering maakt verschillende opmerkingen over de juridische houdbaarheid van de wetsvoorstellen. Daarnaast adviseert zij om, ook waar de voorgestelde maatregelen op zichzelf beschouwd juridisch mogelijk zijn, toe te lichten hoe deze zullen worden toegepast in de praktijk. Gebeurt dat niet, dan is het risico dat procedures onzorgvuldig verlopen en grondrechten in de uitvoering worden geschonden omdat hiermee bij de vormgeving van het uitvoeringsbeleid onvoldoende rekening is gehouden. Bijvoorbeeld als blijkt dat de IND en de rechtspraak niet binnen een redelijke termijn kunnen beslissen over de verblijfsrechten van asielzoekers en nareizigers. Dan komt hun recht op een eerlijk proces in het geding.
Juridisch problematisch is dat aan de maatregelen zogeheten onmiddellijke werking wordt verleend. Dat betekent dat het nieuwe recht direct na inwerkingtreding zal worden toegepast, ook in lopende procedures. Dit heeft als gevolg dat verschillende groepen vreemdelingen met verschillende besluiten kunnen worden geconfronteerd, zonder dat daarvoor een goede reden bestaat. Dit leidt tot ongelijke behandeling en strijd met het beginsel van rechtszekerheid.
REACTIE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
OP VOORSTEL IMPLEMENTATIE ASIEL- EN
MIGRATIEPACT’
24 FEBRUARI 2025
Gepubliceerd op 24 februari 2025
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op verzoek van het ministerie van Asiel en Migratie haar reactie gegeven op het wetsvoorstel Uitvoerings- en implementatiewet EU Asiel- en Migratiepact 2026. Volgens haar vraagt de uitvoering van het Europese Asiel- en Migratiepact vanaf juni 2026 een enorme inspanning van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de rechtspraak. Het pact betekent een grootscheepse herijking van het asielrecht. Processen moeten opnieuw worden ingericht, termijnen worden korter, nieuwe rechtsvragen moeten worden beantwoord. Om de doelen van het Asiel- en Migratiepact te bereiken is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de uitvoerende instanties en de rechtspraak hun werk zorgvuldig kunnen doen en niet overbelast worden, aldus de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak in haar consultatiereactie die vandaag (24 februari 2025) is gepubliceerd.
Europees Asiel- en Migratiepact
In het Europese Asiel- en Migratiepact zijn verordeningen en een richtlijn opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de instroom van asielzoekers naar Nederland en andere Europese lidstaten wordt beperkt en de lasten tussen EU-lidstaten beter worden verdeeld. De nieuwe regels gaan vanaf 12 juni 2026 gelden. Kern van het pact is het versterken van de Europese buitengrenzen door het invoeren van een screening van vreemdelingen en een versnelde grensprocedure voor asielzoekers die afkomstig zijn uit landen met weinig perspectief op verblijf.
Keuzes bij implementatie
Het Europese Asiel- en Migratiepact moet worden geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. Daarvoor dient dit wetsvoorstel. Maar in het wetsvoorstel heeft de minister ook keuzes gemaakt. Verschillende keuzes leiden tot een verzwaring van de belasting voor de uitvoering en de rechtspraak, zonder dat de noodzaak daarvan direct uit het Asiel- en Migratiepact volgt. Het wetsvoorstel halveert bijvoorbeeld de termijnen voor beroep in de standaardprocedure voor asiel en legt kortere termijnen vast voor het doen van uitspraken in meer bewaringszaken dan waar het pact toe verplicht. De toelichting bij het wetsvoorstel kondigt bovendien aan dat wordt gewerkt aan het afschaffen van gesubsidieerde rechtsbijstand. Alles bij elkaar kunnen deze maatregelen een ontwrichtend effect hebben op het functioneren van de rechtspraak en daarmee de rechtsbescherming.
Beperken tot wat dwingend uit pact voortvloeit
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak geeft de minister in haar consultatiereactie dan ook in overweging om het wetsvoorstel voor de implementatie te beperken tot wat het Europese Asiel- en Migratiepact dwingend voorschrijft en elke keuze daarbovenop die tot verzwaring leidt, te heroverwegen, nu niet in te voeren of deze in een later stadium, gefaseerd in te voeren.
Consultatiereactie is geen advies van de Afdeling advisering
De minister van Asiel en Migratie zal de definitieve versie van het wetsvoorstel na verwerking van alle consultatiereacties te zijner tijd voor advies voorleggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Dat advies staat los van deze reactie van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op het consultatieverzoek.
NOS
RAAD VAN STATE NEGATIEF OVER ASIELWETTEN:
”DRAGEN NIET BIJ AAN BEPERKEN INSTROOM”
10 FEBRUARI 2025
De twee kabinetsvoorstellen voor een strenger asielbeleid moeten zoals ze nu zijn niet worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dat oordeelt de Raad van State in een advies waar met spanning naar is uitgekeken door de coalitie.
Het gaat om wetten die volgens het kabinet moeten leiden tot “het strengste asielbeleid ooit”. Maar volgens de Raad van State (RvS) wordt “niet aannemelijk gemaakt” dat de maatregelen zullen bijdragen aan het beperken van de instroom of een efficiëntere asielprocedure.
Het is volgens het adviesorgaan overigens wel “denkbaar” dat er minder asielzoekers komen, maar niet per se aannemelijk. In het advies wordt erop gewezen dat instroom “in grote mate afhankelijk is van internationale en geopolitieke ontwikkelingen” en dat het nationale asielbeleid “een beperkte rol” speelt bij de keuze van asielzoekers waar ze heen gaan.
Meer en ingewikkeldere beslissingen
De Raad van State, een belangrijk adviesorgaan van de regering, voorziet ook problemen in de uitvoering van de wetten. “De kans is groot dat de maatregelen juist tot een extra belasting leiden voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de rechtspraak.”
Als de wetten worden ingevoerd moet de IND volgens de raad meer en ingewikkeldere beslissingen nemen. “Over deze beslissingen zal ook meer geprocedeerd worden, wat de druk op de rechtspraak verhoogt.”
De Raad voor rechtspraak waarschuwde daar eerder ook al voor. Als procedures langer duren, zitten mensen bovendien langer in de asielopvang, schrijft de Raad van State. En de asielopvang is al overvol.
De Raad van State zegt dat de uitvoeringsproblemen kunnen leiden tot “een schending van grondrechten”. Zo komt het recht op een eerlijk proces in het geding als IND en rechters niet op tijd kunnen beslissen. Ook voorziet de raad problemen met het recht op familie- en gezinsleven en de rechten van het kind, omdat gezinshereniging moeilijker wordt gemaakt in de plannen het kabinet.
Politieke wens
In het advies wordt verder de “onzorgvuldige voorbereiding” genoemd. “Dat er een politieke wens is om met spoed stappen te zetten tot aanscherping van het nationale asielbeleid, is onvoldoende grond om stappen in de voorbereiding van wetgeving over te slaan of hiervoor te weinig tijd te nemen”, aldus de Raad van State.
Wat zijn de voorstellen?
Het advies van de raad gaat over twee wetsvoorstellen: over een zogeheten tweestatus-stelsel en een met verschillende maatregelen die ertoe moeten leiden dat er minder asielzoekers naar Nederland komen.
Bij het tweestatusstelsel wordt onderscheid gemaakt tussen mensen die vluchten omdat ze als individu gevaar lopen in hun land (vanwege afkomst, seksuele geaardheid of religie) en groepen mensen die vluchten voor oorlog en (natuur)geweld. Die laatste groep krijgt tijdelijk asiel. Nu bestaat dat onderscheid niet.
Het andere wetsvoorstel regelt het verkorten van de tijdelijke verblijfsvergunning die asielzoekers kunnen krijgen van 5 jaar naar 3 jaar. Onder meer de Raad voor de Rechtspraak uitte al kritiek op de wetsvoorstellen, vanwege de uitvoerbaarheid en oplopende wachttijden en werkdruk.
De adviezen van de Raad van State over de kwaliteit van wetgeving en mogelijke gevolgen voor de uitvoering worden in Den Haag doorgaans zeer serieus genomen. Het staat ministers evenwel vrij om deze adviezen op te volgen of te negeren.
Minister Faber van Asiel hamerde daar ook herhaaldelijk op. “Het advies is niet bindend, ik kan ermee doen wat ik wil”, zei ze vrijdag nog. Haar partij, de PVV, wil dat de wetten zo snel mogelijk door het parlement komen. Partijleider Wilders zei vorige week dat de wetten “snel en ongewijzigd” moeten worden ingevoerd. “Geen aanpassingen en getreuzel en tegenwerkingen meer.”
In de coalitie is de spanning al enkele keren opgelopen vanwege het asielbeleid. De coalitiepartijen zijn het erover eens dat ze de asielopvang willen versoberen en de aantallen asielzoekers in Nederland omlaag willen brengen, maar over de manier waarop verschillen vooral NSC en PVV van mening.
De PVV wil zo snel mogelijk een strenger asielbeleid. NSC zegt zeer te hechten aan goed bestuur en zorgvuldige wetten die uitvoerbaar zijn, inclusief de nieuwe asielwetgeving.
Politiek verslaggever Jorn Jonker
“Naar deze adviezen werd in het kabinet en in de coalitie met spanning uitgekeken. Een deel van die spanning is weg, want de Raad van State had nóg negatiever over de wetten kunnen zijn.
Maar de Raad van State geeft deze voorstellen nog steeds een dikke onvoldoende, het zogeheten dictum C. Er zijn juridische bezwaren, maar de raad voorziet vooral problemen met de uitvoerbaarheid. Deze wetten zouden alleen nog maar meer werk betekenen voor de overbelaste IND en rechtspraak.
De Raad van State adviseert dus om de wetten in deze vorm niet in te dienen. Tegelijkertijd hecht de PVV veel belang aan de snelle invoering van deze wetten. Dat kan flink gaan botsen met regeringspartij NSC. Die partij zegt op te komen voor goed bestuur en zei eerder dat er altijd ruimte moet zijn om te kunnen toetsen op uitvoerbaarheid en wetten te kunnen verbeteren.
Of die ruimte er komt is de vraag, maar het is ook de vraag of NSC die ruimte echt gaat opeisen als dat een politieke crisis zou betekenen. Inhoudelijk is die regeringspartij ook voor zaken als de invoering van het tweestatusstelsel.”
EINDE