– Algemeen bestuur
– Bestuurscommissie Vervoersautoriteit
– Adviescommissie Vervoersautoriteit
Geacht Bestuur
EPILOOG
In the past few weeks, 130 Israeli companies and 60 international corporations operating in Israel received warning letters from United Nations High Commissioner for Human Rights Zeid bin Ra’ad al-Hussein cautioning them of their impending inclusion in a “blacklist” of companies active beyond the Green Line in “violation of international law and UN resolutions.”
Ynet has gained access to part of the list, which is set to be published in late December and cites 25 well-known Israeli companies. The companies operate in different sectors—some in food manufacturing, others in services, pharmaceuticals and even high-tech—but have one thing in common: they all operate in settlements, east Jerusalem and the Jordan Valley.
Amisragas, Angel Bakeries, Arison Investments, Ashdar, Clal Industries, Café Café, Cellcom, Danya Cebus, Electra, HP, Hot, the Israel Aerospace Industries, Matrix Systems, Motorola, Nesher, Partner, Paz, Rami Levy, Remax, Housing & Construction (Shikun Binui), Shufersal, Sonol and Trima.
The above companies are joined by the 12 companies already published on Channel 2 News including Bank Hapoalim, Bank Leumi, Bezeq and Bezeq International, Coca Cola, Africa Israel, Teva, IDB, Egged, Mekorot, Netafim and Elbit Systems.
The “Washington Post” published American companies will also be appearing on the list, including Caterpillar, Tripadvisor and Airbnb.
Some of the companies to be included on the list are still considering their response, but others are already fighting back with the claim their inclusion on the list may cause them financial harm and tarnish their brand, and are therefore looking into filing suits against the Commissioner and the UN’s Human Rights Council that called for the list’s preparation in the first place.
The companies claim the list’s creation was politically motivated and point to the fact that the commissioner constructed no such lists pertaining to other regions of conflict—such as the Crimean Peninsula and Western Sahara—as proof.
Both Israel and the US have been working behind the scenes in the past few weeks to prevent the list’s publication, but it appears it may be presented with a fait accompli. Despite the fact the list carries no operational or legal ramifications, the symbolic move nevertheless caused concern among the Ministry of Foreign Affairs officials due to the fact it may provide a serious boost to BDS efforts, deter foreign investors and convince foreign companies operating in Israel to reduce their operations.
“It may cause large investment firms or pension funds carrying stocks of various Israeli companies to divest in them because they, in turn, operate in the settlements. It may lead to a snowball effect that will greatly harm the Israeli economy eventually,” said a senior Israeli official.
The Ministry of Foreign Affairs estimates the Human Rights Commissioner received most of his information about the Israeli firms from Israeli non-profits operating in the settlements and investigating business activities beyond the Green Line.
AIPAC goes to war
In an effort to scuttle the move, the pro-Israel American Israel Public Affairs Committee (AIPAC) lobby has been working in the US on promoting rapid legislation in Congress determining any company divesting its business dealings from Israel will be considered to have “capitulated” to the Arab boycott, and would thus be in violation of American law.
The Human Rights Council’s efforts to isolate Israel—executed through the office of the commissioner—have largely been facilitated by what Israel frequently slams as the UN body’s years-long anti-Israeli majority which has a long record of a bias slant.
Bezeq CEO Stella Handler published a Facebook post 12 days ago in which she made public the overture she received from the UN’s Human Rights Commissioner. After the Ministry of Foreign Affairs contacted her, Handler took the post down.
“Here’s something the UN’s Human Rights Council doesn’t want you know: we’ve received a message from Special Assistant to UN High Commissioner for Human Rights Mohammad Ali Alnsour. Alnsour communicated to us that Bezeq was to be included on a list of Israeli companies operating in the West Bank. He asked us to keep that information confidential and to not publically comment on it,” Handler’s Facebook post said.
“Before we get started, here’s some background about the UN’s Human Rights Council. Since it was founded in 2006, it published 68 decisions denouncingIsrael, making up 50 percent of the total resolutions pertaining to specific countries the council has made. Not North Korea, not Syria, not Sudan and not Yemen were afforded such attention,” the post continued.
“We will not be cooperating with a move that’s entirely anti-Israeli propaganda. Despite the council’s attempts to harm Israel by harming Bezeq, we give you our solemn commitment to keep focused on what we do best: providing all of Israel’s citizens with quality service, to provide our employees with a fair workplace and to manufacture profits for our shareholders. That is our role as Israel’s communications infrastructures company,” Handler concluded.
”De concessie Waterland omvat het busvervoer in de regio Waterland, ten noorden van Amsterdam. Het lijnennet is gericht op Amsterdam. Vanuit de meeste plaatsen zijn er meerdere busverbindingen naar Amsterdam Centraal. Op de Slochterweg in Amsterdam-Noord rijden op enkele momenten van de dag 20 buslijnen van of naar Amsterdam. In Purmerend heeft elke wijk (aansluiting op) een snelle buslijn naar Amsterdam, hiermee heeft de bus een groter marktaandeel dan de trein; een unicum in Nederland.
De exploitatie kwam per 11 december 2011 in handen van de Israëlische busvervoerder EBS die de concessie overnam van Arriva. Het lijnennet ging hierbij op de schop, mede door de komst van het R-NET. De concessie duurt ten minste acht jaar, met eventueel twee jaar verlenging. Vanwege de te scherpe inschrijving die EBS had gedaan, leden ze veel verlies en daarop werd per augustus 2014 een geheel nieuwe dienstregeling ingevoerd. Op 10 december 2015 werd bekend dat EBS de concessie Waterland tot eind 2021 mag exploiteren.”
WHO PROFITS
Terwijl Palestijnen in uitgedroogde dorpen elke dag een lijdensweg moeten doorstaan om genoeg water te vinden, vullen Israëlische kolonisten hun zwembaden. Naar aanleiding van Wereldwaterdag op 22 maart plaatst Amnesty dit schreeuwend onrecht in de aandacht.
Al jarenlang zorgt het discriminerende waterbeleid van de Israëlische overheid voor een structureel tekort aan veilig en zuiver drinkwater in de bezette Palestijnse gebieden. Israël controleert de waterbronnen in de bezette gebieden en eigent zich een disproportioneel deel toe terwijl het Palestijnse waterverbruik aan banden wordt gelegd. De gemiddelde Palestijnse waterconsumptie bedraagt amper 70 liter per persoon per dag. Dit is ruim onder het minimum van 100 liter dat door de Wereldgezonheidsorganisatie (WGO) wordt voorgeschreven. De Israëlische waterconsumptie is gemiddeld 4 keer zo hoog.
In sommige onwettige Israëlische nederzettingen wordt er tot 20 keer meer water geconsumeerd dan in de omliggende Palestijnse dorpen. Bijna 200.000 Palestijnen in rurale gebieden hebben geen toegang tot stromend water. Zelfs in steden en dorpen die wel zijn aangesloten op het waternet staat de kraan regelmatig wekenlang en zelfs maandenlang droog. In Gaza is 90% van het water dat er wordt opgepompt ongeschikt voor menselijke consumptie. Naar aanleiding van Wereldwaterdag op 22 maart plaatst Amnesty deze schrijnende discriminatie nog eens in de aandacht.
ISRAËLISCH CONTROLE WATERBRONNEN: ONWETTIGE ISRAËLISCHE NEDERZETTINGEN RIJKELIJK VOORZIEN
Sinds 1967 controleert Israël de watervoorraden in de bezette Westelijke Jordaanoever. Het eigent zich meer dan 80% van de “Bergaquifer” toe, een gedeelde grondwatervoorraad onder Israël en de Westelijke Jordaanoever. Het is de enige watervoorraad voor de Palestijnen, slechts één van de vele voor Israël. Israël eigende zich ook het volledige Palestijnse deel van de Jordaanrivier toe. Israël gebruikt Palestijns water om de Israëlische nederzettingen in de bezette Westelijke Jordaanoever, bijvoorbeeld te voorzien van zwembaden, rijkelijk besproeide groene grasperken en grote geïrrigeerde boerderijen.
Dit contrasteert enorm met omliggende Palestijnse dorpen die dagelijks worstelen om aan hun waterbehoeften te voldoen. In sommige delen van de Westelijke Jordaanoever gebruiken de Israëlische kolonisten tot 20 keer meer water als de naburige Palestijnse dorpen. De inwoners van sommige Palestijnse dorpen moeten rondkomen met amper 20 liter per persoon per dag. Dit is het absolute minimum dat de WGO voorschrijft voor noodsituaties.
Gedurende 43 jaar bezetting ontwikkelde Israël enkel de waterinfrastructuur voor de onwettige Israëlische nederzettingen. De waterinfrastructuur voor de Palestijnen in de bezette gebieden werd verwaarloosd. Tegelijkertijd verhindert Israël de Palestijnen zelf infrastructuur te bouwen of herstellingen uit te voeren. Als resultaat van de Oslo Akkoorden (1994) werd de Palestijnse Water Autoriteit (PWA) opgericht. Dit orgaan heeft een zeer beperkte controle over de waterbronnen in de Westelijke Jordaanoever. De hoeveelheid water die mag worden opgepompt staat onder strikte controle van Israël, net als alle beslissingen in verband met boringen, de opwaardering van bronnen en andere watergerelateerde projecten.
Zo moeten op vele plaatsen waterzuiveringstations worden gebouwd, onder meer omdat Israël al geruime tijd het Palestijnse grondgebied gebruikt om afval te dumpen, waardoor het grondwater vervuild raakte. Het Israëlische leger weigert echter regelmatig vergunningen af te leveren voor dergelijke projecten. Israël schendt daarbij zijn verplichtingen als bezettingsmacht. Samen met slecht bestuur en interne strubbelingen binnen de PWA zorgen deze restricties ervoor dat 1/3 van de watervoorraad waarover Palestijnen beschikken (al slechts 20% van het totaal) verloren gaat door lekkages.
WATER ONTZEGGEN OM DE PALESTIJNSE BEVOLKING TE VERDRIJVEN
Doordat Palestijnen onvoldoende water via het waterverdelingsnetwerk ontvangen, staan hun kranen regelmatig droog. Tankers moeten dan water aanvoeren, maar die moeten vaak omwegen maken langs kleine wegen, door de honderden wegblokkades die het Israëlische leger heeft opgeworpen in de Westelijke Jordaanoever. Bovendien zijn de wegen bezaaid met Israëlische militaire checkpoints, waar de tankers vaak lang moeten wachten. Dat doet transportkosten en de prijs van water stijgen.
Honderden rurale gemeenschappen zijn niet aangesloten op het waterverdelingsnetwerk. Zij zijn aangewezen op watertankers en regenwatercisternen, waarin zij regenwater opvangen. Het Israëlische leger maakt er een gewoonte van om deze cisternen te vernielen, onder het voorwendsel dat ze illegaal werden gebouwd. Vergunningen die de Palestijnen moeten aanvragen bij het Israëlische leger (zelfs voor het aanleggen van levensnoodzakelijke cisternen) worden echter steevast geweigerd.
Palestijnse dorpelingen die traditioneel van veeteelt leven, kunnen het land niet meer cultiveren en worden gedwongen om hun kuddes te verkleinen omdat ze door het watertekort niet genoeg voedsel voor hun dieren kunnen produceren. Het voortbestaan van hun gemeenschappen in de regio wordt bedreigd. Het Israëlische leger maakt er geen geheim van dat het de bedoeling is om hen uit deze plattelandsgebieden te verdrijven. Terwijl de Palestijnen in uitgedroogde dorpen elke dag een lijdensweg moeten doorstaan om genoeg water te vinden voor hun basisbehoeften, sproeit het water in de Israëlische nederzettingen een eindje verderop rijkelijk uit irrigatiesproeikoppen.
BLOKKADE VAN GAZA VERHINDERT HEROPBOUW WATERINFRASTRUCTUUR
In de Gazastrook is de “Kustaquifer” de enige watervoorraad, die bovendien onvoldoende water bevat voor de 1,5 miljoen inwoners. Bijgevolg vermindert de kwaliteit van het water zienderogen door overexploitatie. Daarnaast zorgt vervuiling door de infiltratie van rioolwater en zeewater ervoor dat 90 à 95% van het beschikbare water niet geschikt is voor menselijke consumptie. Een waterzuiverings-infrastrucuur is in deze omstandigheden dus levensnoodzakelijk. Tijdens het 22 dagen durende Israëlische offensief vorig jaar in Gaza werd er echter voor 6 miljoen dollar schade aangericht aan de water- en rioolinfrastructuur. Aanvallen die zich doelbewust richten op de Palestijnse waterinfrastructuur en ondersteunende faciliteiten, zoals de stroomvoorziening, zijn flagrante schendingen van het internationaal humanitair recht. Door de Israëlische blokkade mogen bouwmaterialen de Gazastrook niet binnen. Dit maakt ook de heropbouw van de infrastructuur onmogelijk.
Door het gebrek aan waterzuiveringcapaciteit wordt de helft van het rioolwater uit Gaza (70.000m³/ dag) ongezuiverd in zee geloosd. Dit vervuilt de kusstrook en het visbestand van Gaza. De Werelbank rapporteerde dat in 2008 de meeste waterpompen in Gaza stopten met werken door een gebrek aan reservematerialen. Chloor om het water te ontsmetten is er niet meer. Nieuwe voorraden mogen van de Israëli’s de Gazastrook niet in. De ontziltingsinstallatie van Khan Younis produceert door het gebrek aan reservematerialen en chemicaliën slechts 1/3 van haar capaciteit. De helft van de huishoudens heeft geen stromend water meer.
DRINGENDE ACTIE NOODZAKELIJK
De Israëlische autoriteiten moeten onmiddellijk de restricties op de watervoorziening in de bezette Palestijnse gebieden opheffen. De praktijk van discriminatie die de Palestijnen benadeelt ten voordele van de Israëlische kolonisten moet stoppen. Alle bevelen tot vernietiging van waterfaciliteiten in “Zone C” van de Westelijke Jordaanoever (de zone waar Israël de volledige militaire en civiele controle heeft) moeten worden ingetrokken. De blokkade van Gaza moet worden opgeheven zodat reservematerialen en bouwmaterialen, hoognodig voor de heropbouw, de Gazastrook binnen kunnen.
Amnesty vraagt ook de Palestijnse Waterautoriteit om maatregelen te nemen. De onaanvaardbaar hoge waterverliezen moeten worden verminderd. Er zijn bovendien mechanismen nodig om te verzekeren dat het water veilig is voor de consumenten. Amnesty vraagt aan internationale donoren om de onderlinge coördinatie te verbeteren zodat de efficiëntie van individuele projecten wordt verbeterd en de bestaande bronnen maximaal worden benut. Israëlische acties die waterprojecten vertragen of verhinderen moeten door de donoren op transparante wijze worden gerapporteerd.
[11]