Joannes Benedictus van Heutsz | ||
Van Heutsz in goudgeborduurde rok, geschilderd door Hannké (1909)(Rijksmuseum, Amsterdam) |
GENERAALSCHAP IN ”NEDERLANDS INDIE”, DIE ZONDER
https://nl.wikipedia.org/wiki/
Jan van Riebeeck | ||
Jan van Riebeeck |
je ANNO 2017 door de Utrechtse Lombok buurt loopt…….
”Wij allen, als praktizerende Christenen, waren vervuld met afschuw over de manier waarop deze zaak werd afgehandeld en we hadden geen plezier in dergelijke aangelegenheden” [20]
Agenda gemeenteraad
Memo’s
ID | 269 |
Onderwerp | Memo Dialoog over koloniale verleden |
Datum invoer | 31-10-2017 |
Portefeuillehouder | Wethouder Diepeveen |
Beleidsveld | Welzijn |
Bijlage | Memo Dialoog over koloniale verleden.docx |
Waar: Veteranendag, Den Haag, Netherlands
Wanneer: 24/06/2017 – 03:06Weiger Indië veteranen bij VeteranendagActiegroep De Grauwe Eeuw roept de initiatiefnemers van Nederlandse Veteranendag en met name generaal Scheffer, voorzitter van het veteranenplatform, op om Indië veteranen te weren tijdens deze dag. Nederlandse militairen hebben tijdens “politionele acties” zware oorlogsmisdrijven begaan en een deel van deze veteranen zijn daar medeplichtig aan of getuigen hiervan geweest. Het laten deelnemen van deze veteranen is daarom, volgens De Grauwe Eeuw, koloniale verheerlijking in de meest lelijke zin van de definitie. De Grauwe Eeuw strijdt landelijk tegen koloniale verheerlijking en daarom staat dit onderwerp hoog op hun lijst van prioriteiten. De Grauwe Eeuw zal zich bij een afwijzing van het verzoek dan ook niet neerleggen.
Nederland (en dus ook Comité Veteranendag) moet stoppen met het verheerlijken van kolonialisme en met het bagatelliseren van Nederlandse koloniale misdaden door bijvoorbeeld deze “zwarte bladzijden uit onze geschiedenis” te noemen. De misdaden die Nederland wereldwijd pleegde zijn talrijk en verspreiden zich over eeuwen. Ook zijn door die misdaden de machtsverhoudingen wereldwijd tussen Europa en haar koloniën (VS, Canada, Australië, Zuid Afrika, Nieuw Zeeland) en de rest van de wereld scheef. Dit stoppen met verheerlijken moet beginnen met per direct Nederlandse daders van invasies en van misdaden op burgers die tijdens bezetting gepleegd zijn en de getuigen van die misdaden te weren. Hiermee doelen doelt De Grauwe Eeuw specifiek op het weren van de Indië veteranen tijdens komende veteranendag, zaterdag 24 juni, en tijdens alle verteranendagen die hierna volgen. Ook zetten zij voor de toekomst de deur open voor andere misdaden die nog niet bekend en/of erkend zijn.
Veteranendag is een initiatief van het Veteranenplatform en het ministerie van Defensie, deze laten tot nu toe alle veteranen uit de koloniale oorlog 1945-50 te Nederlands-Indië toe. Ongeveer 1 op de 10 van de overlevende veteranen is volgens De Grauwe Eeuw echter zelf dader van grote oorlogsmisdrijven. Het gaat dan om 1.300 nog levende, nooit berechte ex-militairen. Er leven nog 13.000 Indië veteranen die meededen aan de oorlog in Nederlands-Indië, dat blijkt uit het pas verschenen jaarverslag de Veteranenombudsman van de Tweede Kamer. Volgens De Grauwe Eeuw zijn minstens de helft van deze 13.000 getuige geweest van ‘zeer ernstige oorlogsmisdrijven’. De Grauwe Eeuw vindt dat de initiatiefnemers van de Veteranendag daarmee rekening moeten houden. Ook vindt de Grauwe Eeuw dat het aanwezig staatshoofd zich hiertegen zou moeten uitspreken. De koning mag zich eigenlijk niet uitlaten over politieke aangelegenheden maar met zijn aanwezigheid maakt hij al een politiek statement, namelijk het statement dat oorlogsmisdadigers vereerd worden met Koninklijke aanwezigheid. Dit is vooral erg zuur voor de nabestaanden van slachtoffers die de koning hebben aangeschreven maar niet eens op een reactie mochten rekenen.
De Grauwe Eeuw onderschrijft een publicatie van een maand geleden van de AFVN-BvA, met de conclusie over de aantallen daders en getuigen. Velen van de Indië veteranen zijn ouder dan 85 en in matige gezondheid. Oorlogsmisdrijven verjaren echter niet, stelt De Grauwe Eeuw, dit mag dan ook geen vrijbrief voor oorlogsmisdadigers zijn. Zo waren er voor enkele van deze misdrijven recentelijk nog gerechtelijke uitspraken tegen de Staat, waarin eisers van een schadevergoeding in het gelijk gesteld werden.
Deze kwestie raakte sinds oktober vorig jaar in een stroomversnelling toen een zeer uitvoerige wetenschappelijke studie van 1.100 pagina’s over het Nederlandse massageweld in Nederlands-Indië verscheen. De titel is ´De brandende kampongs van Generaal Spoor´. Het boek is intussen aan zijn derde druk. De Zwitsers-Nederlandse historicus auteur dr Rémi Limpach heeft daarin alle Nederlandse gegevens over het gruwelijke en structurele geweld, vooral tegen burgers in Nederlands-Indië, bijeengebracht. In zijn studie noemt hij steeds de namen van de daders indien die bekend zijn, namen van de slachtoffers of hun aantallen, plaatsnamen en data. Voor zover nu bekend zijn er minstens 100.000 burgerdoden onder de oorspronkelijke bevolking van Nederlands-Indië. Aangezien Nederland officieel pas vanaf 27 december 1949 de souvereiniteit van Indonesië erkent zijn dit dus burgerdoden onder eigen onderdanen. De Nederlandse Staat en defensie doen er alles aan om dit laatste feit in de doofpot te stoppen.
Er vielen onder de 200.000 ingezette Nederlandse soldaten 6.000 doden. De reactie van veel veteranen en hun organisaties op dit alles is, volgens De grauwe Eeuw, voornamelijk ontkenning. Al in 2015 verscheen het boek ‘Soldaat in Indië’ onder redactie van prof dr Gert Oostindie van de Universiteit van Leiden. Hierin staan fragmenten uit dagboeken en brieven van soldaten waarin zeer vaak over het massageweld wordt gesproken. Ontkenning is met die publicatie dus reeds ontkracht.
Het boek van Limpach in deze vorm is als een dossier van de openbare aanklager. Volgens De Grauwe Eeuw kan deze studie uitstekend dienen om alsnog processen wegens oorlogsmisdaden tegen deze personen te gaan voeren. Dit vindt De Grauwe Eeuw noodzakelijk zodat nabestaanden van de slachtoffers ook dit hoofdstuk kunnen sluiten en zodat er een duidelijk signaal aan de Staat afgegeven wordt dat de onverschillige houding m.b.t. dit verleden, die zij steeds weer toont, onwenselijk is. De AFVN-Bond van Antifascisten en andere organisaties steunen ook acties voor rechtvaardigheid voor de slachtoffers.
De Grauwe Eeuw is geen tegenstanders van een veteranendag, maar pleit uitdrukkelijk voor meer gevoeligheid bij de organisatoren voor de actualiteit. Ook maakt De Grauwe Eeuw bezwaar tegen het opnemen van veteranen in de dodenherdenking van 4 mei op de Dam. Daarvoor geldt eveneens dat een aantal van de dode veteranen tevens daders zijn van zware oorlogsmisdaden, zoals generaal Spoor, die de leiding had over de koloniale oorlog in Nederlands-Indië.
De Grauwe Eeuw roept via dit bericht tevens alle belangenorganisaties, naties en individuën wereldwijd die slachtoffer zijn van Nederlandse invasies en daaruit voortkomende misdaden van 1492 tot nu op om zich bij hen aan te sluiten zodat ze dit protest breder kunnen trekken dan alleen de Indië veteranen tijdens Veteranendag en 4 mei.
”Waarom maken jullie je zo druk om personen en gebeurtenissen van vierhonderd jaar geleden?
Het zijn juist de filmmakers en hun sponsors die zich blijkbaar druk maken om een persoon die indertijd leefde. Zij steken veel tijd, geld en menskracht in een propagandistische spektakelfilm. Ze proberen het leven van De Ruyter, pardon: De Rover, op zo’n manier te verbeelden dat het in hun nationalistische straatje past. Waar wij ons tegen verzetten, is hoe de gebeurtenissen in de zeventiende eeuw in het dominante publieke vertoog worden verdraaid, hoe de misdaad van de transatlantische slavenhandel onder tafel wordt geveegd, hoe daarmee een groot deel van de mensheid uit de geschiedenis wordt weggeschreven, alsof ze nooit hebben bestaan, alsof de verschrikkingen die ze hebben ondergaan nooit hebben plaatsgevonden. Dat gebeurt in de film waar wij kritiek op leveren. En dat gebeurt door de hele samenleving heen, al eeuwenlang. De manier waarop we nu naar onze geschiedenis kijken, zegt veel over onze samenleving nu, over onszelf, over ons zelfbeeld. In een samenleving die deze film omarmt en er miljoenen euro’s in steekt, een film die de zogenaamde Gouden Eeuw verheerlijkt, liever gezegd: de Grauwe Eeuw, in een samenleving die een staatspiraat en koloniale vechtersbaas als volksheld heeft, tiert racisme, kolonialisme en nationalisme welig. Dat moet stoppen, vinden wij.”
”
Medio februari hebben wij een verzoek gestuurd naar de Directeur-Generaal Dronkers van Rijkswaterstaat, het verzoek om de naam van de Coentunnelte wijzigen. We kunnen jullie verzekeren dat dit ministerie de reputatie van bureaucratisch en chaotisch overheidsorgaan meer dan waar gemaakt heeft.
Via de door Rijkswaterstaat zelf aanbevolen procedure is ons verzoek de eerste maal nooit aangekomen. Alle stappen die we namen waren te volgen in hun systeem behalve het aankomen van de brief (en mail want die hadden we ter backup gestuurd). Na veel heen en weer bellen kregen we het advies om het verzoek nogmaals te versturen maar een oplettende volger attendeerde ons erop dat Directeur-Generaal Dronkers zeer recentelijk hen vertrek had aangekondigd. Dit wetende hebben we besloten te wachten tot de aanstelling van een opvolging.
Per 15 mei is de nieuwe Directeur-Generaal drs. Michèle Blom en omdat we hen een tijdje gunden om zich te installeren hebben we gewacht met het nogmaals indienen van ons verzoek. Tot vandaag dan.
Vanmiddag zijn er twee handgeschreven verzoeken per reguliere post verstuurd, een naar het adres wat wij van de call center medewerkers van Rijkswaterstaat ontvingen, de ander naar hen persoonlijk postbus. Ook zijn er twee emails verstuurd, een naar het algemene email adres van Rijkswaterstaat en de andere naar hen privé email. Allemaal bevatten ze ons originele verzoek met een kleine toevoeging. Ook sturen wij zo een persbericht uit. De gehele tekst die Directeur-Generaal Blom ontvangt luidt als volgt:
—————
Geachte Directeur-Generaal Blom,
Alvorens wij tot het daadwerkelijke verzoek overgaan een korte introductie zodat u ons verzoek beter zult begrijpen.
Nederland kent een verleden van massamoord, slavernij en kolonisatie. Een verleden waar niet bepaald met trots op teruggekeken kan worden en een verleden dat recent beëindigd maar nog lang niet afgerond is. Nederland erkent nog lang niet alle gruwelijkheden die het vele miljoenen mensen heeft aangedaan, zo heeft de staat pas recentelijk een onderzoek aangevraagd naar de misdaden gepleegd door Nederlandse militairen tijdens de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Een periode die voor de schrijver van dit verzoek persoonlijk erg dichtbij komt. Nederland kent ook een andere geschiedenis en dat is een geschiedenis van het oppoetsen of verzwijgen van alle gruwelijkheden gepleegd tijdens kolonisatie. Zo associeert bijna iedereen in Nederland slavernij met de West-Indische Compagnie en niet met de Vereenigde Oostindische Compagnie. Dit laatste is vreemd en zeer kwalijk aangezien onderzoeken uitwijzen dat het VOC aandeel in de handel en het houden van tot slaaf gemaakten even groot en in periodes zelfs groter was dan het WIC aandeel. Ook zijn er door de VOC en namens Nederland vele genocides gepleegd. Kinderen leren dit op school en dat is niet voor niets; de Nederlandse staat vertrouwt op dit soort educatie die bedoeld is om kinderen ongevoelig voor genocide te maken d.m.v. dit soort racistische indoctrinatie.
In een maatschappij, zoals de onze, die vertrouwt op racistische indoctrinatie als deze is het van belang dat op allerlei subtiele manieren de (onterechte) superioriteit van de witte Europeanen wordt benadrukt. Dit indoctrineren doet die maatschappij d.m.v. taal, stereotyperingen, “humor”, framing (bijv. foto’s van niet witte mensen naast geweldsdelicten plaatsen) en andere signalen. Het verheerlijken van koloniale massamoordenaars is bedoeld om genocide ten behoeve van winst te normaliseren. Hiermee doet Nederland alsof het goed is om gehele volken uit te moorden voor de welvaart van Europa. Dat uitmoorden uit kapitalistische motieven is niet iets van vroeger want het gebeurt nog steeds op grote schaal. Omdat wij van kinds af aan hebben meegekregen dat dit iets goeds is worden er geen vragen gesteld bij dit soort massamoorden.
Een ander doel van koloniale verheerlijking is het afgeven van een heel krachtig signaal aan alle niet witte mensen in Nederland. Het signaal dat de niet witte geschiedenis ondergeschikt is aan de welvaart van dit land. Het signaal dat niet witte mensen onbelangrijk zijn in dit land, inferieur zelfs. Nederland heeft namelijk geen enkele schaamte voor de massamoorden die het pleegde op de niet witte bevolking. Aan de ene kant legt de maatschappij nadruk op de gruwelijkheden die groeperingen uit andere volken plegen (bijv. een IS) maar tegelijkertijd vereert diezelfde maatschappij mensen en organisaties die dingen gedaan hebben die vele malen gruwelijker zijn dan die waar zij nadruk op proberen te leggen.
Wij vinden het verheerlijken van genocideplegers een kwalijke zaak, genocide verjaart namelijk niet. Maar ook omdat wij vinden dat het afgelopen moet zijn met het oppoetsen van gruwelijkheden en indoctrineren van kinderen in het bijzonder, zijn wij in navolging van vele actiegroepen wereldwijd gestart met een campagne tegen koloniale verheerlijking. Dit is ook een antwoord op een breed gedragen geluid uit de samenleving. In het kader van die campagne trachten wij altijd eerst via de officiële procedures ons doel te bereiken. Wij hebben via enkele omwegen vernomen dat u degene bent bij wie we een verzoek als het onze moeten neerleggen en daarom richten wij ons tot u wanneer wij het volgende verzoeken:
Wij, Actiegroep De Grauwe Eeuw, verzoeken de Nederlandse staat om per onmiddellijk te stoppen met het verheerlijken van massamoordenaar Jan Pieterszoon Coen d.m.v. van de tunnel die u naar hem vernoemd heeft. Dit verzoek is maar op één manier in te willigen en dat is via een naamsverandering van de desbetreffende tunnel. Komt de Nederlandse Staat ons niet tegenmoet met dit verzoek dan zullen er acties volgen waarmee wij zullen trachten om alsnog deze het stopzetten van dit soort koloniale verheerlijking af te dwingen. De acties zullen ook gericht zijn aan uw persoon, aangezien u de enige bent die het eigenlijk besluit hierover kunt nemen. Wij gaan er van uit dat u afstand zult nemen van de etnische zuiveringen en hebzucht van uw voorouders.
N.B. dit is het derde verzoek wat we sturen, de eerste twee maal waren gericht aan uw voorganger Dronkers en aan de Directeur-Generaal in het algemeen, beide verzoeken bleven onbeantwoord. Wij gaan ervan uit dat het uitblijven van een reactie te maken had met de functieoverdracht. Wij hebben om die reden ook gewacht tot heden met het verzoek nogmaals te verzenden. Wij hebben dit verzoek in viervoud verstuurd, waaronder twee maal schriftelijk. Wij zullen vanavond ook een persbericht uitsturen.
Wij zien graag z.s.m. uw reactie via mail tegenmoet.
___________
Wanneer deze maal weer een reactie uitblijft weten we dat we bewust genegeerd worden en dan gaan we op een andere manier zorgen dat we de volledige aandacht hebben voor onze zaak.”
[7]
ZIE VOOR STOPZETTING OVERLEG MET ACTIEGROEP
”DE GRAUWE EEUW” DOOR DE GEMEENTE, NOOT 2
[8]
VERF TEGEN VOORDEUR BAUDET
https://www.indymedia.nl/node/ 41185
VOLKSKRANT
WONING THIERRY BAUDET IN AMSTERDAM BEKLAD
DOOR ANARCHISTISCHE ACTIEGROEP
7 SEPTEMBER 2017
HUIS THIERRY BAUDET BEKLAD DOOR ANARCHISTISCHE
ACTIEGROEP/ADHESIEBETUIGING
ASTRID ESSED
8 SEPTEMBER 2017
‘Dispereert niet.’ Met die woorden sloot koningin Wilhelmina op 14 mei 1940 haar toespraak tot het Nederlandse volk af. Ze citeerde de lijfspreuk van Jan Pieterszoon Coen: “Dispereert niet, ontziet uw vijanden niet, want God is met ons.”
Het leek de juiste tekst op het juiste moment. De stichter van Batavia en gouverneur-generaal in Nederlands-Indië (1587-1629) hoorde voor de meeste Nederlanders nog gewoon thuis in het rijtje van Hollandse helden. Toch waren het eigenlijk precies de foute woorden voor dat ogenblik. Leek de manier waarop Coen in zijn tijd huishield in de Oost niet verschrikkelijk veel op het brute optreden van de Duitse bezettingsmacht? Was het zelfs niet een graadje gruwelijker?
De koopmanszoon Jan Pieterszoon Coen was er vooral op uit om voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) het monopolie op de handel met Indië te verwerven. Hij schuwde daarbij geen enkel middel. Zelfs in eigen kring trad Coen hard en streng op. Maar berucht werd vooral zijn optreden op de Banda-eilanden, waar bewoners hun muskaatnoten ook aan de Britten leverden.
De Hollanders namen er, zelfs voor die jaren, op ongekend wrede wijze wraak. Japanse samoerai-beulen in dienst van de VOC onthoofdden een groot deel van de leiders. Van de andere vijftienduizend Bandanezen overleefde slechts een fractie de strafexpeditie. Een VOC-officier verbaasde zich over de gruwelijke orders die hij moest uitvoeren: “De mensen stierven zonder ook maar één geluid te laten horen, behalve één die Nederlands sprak. Die zei: ‘Heeren, heeft dan niemand van U medelijden?’ Alles wat gebeurde was zo afschuwelijk dat we erdoor verstomd waren. Alleen God weet wie gelijk heeft. Wij allen, als praktizerende Christenen, waren vervuld met afschuw over de manier waarop deze zaak werd afgehandeld en we hadden geen plezier in dergelijke aangelegenheden.”
Zelfs de Heeren Zeventien, de bestuurders van de VOC, lieten later weten dat het wel wat minder had gekund. Coen zelf noteerde na zijn ingrijpen tevreden: “De inboorlingen zijn meest allen door de oorlog, armoede en gebrek vergaan. Zeer weinig is er op de omliggende landen ontkomen.”
De geschiedschrijving benadrukte lang de grootheid van Coen. Al waren er criticasters.
De negentiende-eeuwse schrijver en criticus Conrad Busken Huet bijvoorbeeld: “De daden van geweld, waardoor men oudtijds zich van Banda en van zoveel andere punten in de Archipel heeft meester gemaakt, gaan zozeer de maat te buiten van hetgeen ons heden ten dage toeschijnt zelfs met de hardste en minst nauwgezette staatkunde bestaanbaar te zijn, dat de toestand van uitdroging en kwijning, waarin de Moluksche Eilanden in later tijd allengs geraakt zijn, verkieslijk moet schijnen boven de vroegere vruchtbaarheid.”
Maar de negentiende eeuw was ook de eeuw van het nationalisme. Nederlands trots ging pleinen opsieren: Oranjes, staatslieden, kunstenaars, zeehelden en ook kolonialen als Coen. Zijn beeld in Hoorn werd in 1893 onthuld.
Nieuw protest kwam met de golf van maatschappijkritiek die in de jaren zestig opkwam. Waren de in steen vereeuwigde Hollandse helden wel helden? In 1965 kreeg de jonge Relus ter Beek (later in zijn leven minister van defensie voor de PvdA) vijftig gulden boete voor het plaatsen van een kritisch bord bij het beeld van generaal Van Heutsz in diens geboorteplaats Coevorden. In 1967 was het monument voor dezelfde pacificator van Atjeh doelwit van een bomaanslag. Een jaar eerder werd een tunnel onder het Noordzeekanaal in Amsterdam nog gewoon Coentunnel genoemd.
Het beeld in Hoorn bleef sommige mensen ergeren. De aanstaande aanpassing van de tekst volgt uit een burgerinitiatief. “Zowel tijdgenoten als historici uitten kritiek op Coens bijzondere handelspolitiek”, memoreert het nieuwe bijschrift, waarna het “bijzondere” wordt uitgelegd met het voorbeeld van de Banda-eilanden.
Het beeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn blijft, maar de tekst erbij gaat wel wat meer recht doen aan ’s mans schaduwzijden. Kritiek op zijn optreden was er al van tijdgenoten.
Door Astrid Essed (Journalist/Historica) op 7 november 2017 18:26
MASSAMOORDEMAAR!MASSAMOORD IS EEN MISDAAD
VAN ALLE EEUWEN
Schandalig, in een woord, dat er zelfs maar sprake is geweest van
een discussie rond het standbeeld/monument van Jan Pieterszoon
Coen, een van de ergste koloniale bloedjassen in de reeds met bloed
doordrenkte Nederlandse koloniale geschiedenis!
Als Gemeentebestuur zou ik mij schamen, dat ik het beeld van deze
massamoordenaar niet veel eerder gewoon met de grond gelijk
gemaakt had.
Dan wordt zij [het Gemeentebestuur hierop gewezen, weigert het
beeld te verwijderen en zet er een tekst bij, waarbij weliswaar wordt
verwezen naar het gewelddadige optreden van Coen, maar de termen
”massamoord” en ”genocide” niet worden genoemd.
Waarom niet?
De in Hoorn geboren J.P. Coen, koopman, boekhouder-generaal en later
Gouverneur Generaal van de [in 1601] opgerichte VOC voerde inm
1621 een militaire expeditie uit tegen de Banda eilanden, waarbij meer
dan vijftienduizend
inwoners op gruwelijke wijze [kijk maar op Wikipedia] werden vermoord.
Dat heet MASSAMOORD.
Het was vooropgezet [een militaire expeditie], met als doel die
bevolking te ”straffen”, die in hun EIGEN land, tegen de uit
EUROPA afkomstige VOC orders in, nootmuskaat
bleef verhandelen met de Engelsen.
Het vooropgezet uitmoorden van een bevolkingsgroep
heet GENOCIDE.
Zoiets is in iedere tijd een misdaad, dat is universeel.
Trouwens, ook tijdgenoten van J.P. Coen, waaronder een VOC officier,
hadden kritiek
Ik citeer een van deze officieren
”Wij allen, als praktizerende Christenen, waren vervuld met afschuw over de manier waarop deze zaak werd afgehandeld en we hadden geen plezier in dergelijke aangelegenheden”
https://www.trouw.nl/home/optr eden-jp-coen-had-w …
En ook zijn VOC opdrachtgevers, de Heren Zeventien, hadden kritiek.
ZO
Ik denk, dat ik een en ander afdoend heb toegelicht.
Hoorns Gemeentebestuur, ga je schamen.
Massamoordenaars eer je niet, noch laat je hun standbeelden
staan!
[21]
”Ook leidde hij een expeditie op de Banda-eilanden die zo bloedig was, dat hij er door zijn bevelhebbers in Nederland voor op de vingers werd getikt”
[23]
”Daar komt bij dat in de discussie over het standbeeld van Coen vaak wordt vergeten dat het beeld al omstreden was voordat het de binnenstad van Hoorn ging ontsieren. In 1887 schreef bijvoorbeeld de historicus J.A. Van der Chijs over de mogelijkheid van zo’n standbeeld: “Ik betwijfel of zulks nog zou verrijzen. Aan zijn naam kleeft bloed.” Zes jaar later kwam het beeld er alsnog.”
Over precies een jaar, op 20 maart 2002, vindt in aanwezigheid van koningin Beatrix in de Haagse Ridderzaal de ‘nationale viering’ plaats van 400 jaar VOC. De feestdag is onderdeel van een uitgebreid programma dat gedurende heel 2002 voorziet in onder meer een nationale jubileumexpositie in Rotterdam en Amsterdam, talrijke andere tentoonstellingen en diverse toeristische manifestaties. Van de Amsterdamse beurs tot het Rijksarchief, overal zijn de voorbereidingen in volle gang.
Maar markeert het ontstaan van de VOC niet ook het begin van een vaak agressieve vaderlandse expansie, later uitmondend in koloniale onderdrukking?’
De behoefte om stil te staan bij zo’n verstrekkend historisch moment kan ik begrijpen’, zegt cultureel antropoloog en Indonesië-specialist N. Schulte Nordholt. ‘
Maar ik hoop dat deze herdenking niet louter de glorie van de Gouden Eeuw zal ademen. Toevallig is het morgen vijftig jaar geleden dat de Kota Intan, het eerste schip met Molukkers, in Nederland arriveerde.
Voor groepen die niet de jubel maar de ballast van het verleden dragen, moet volgend jaar ook aandacht zijn.’Dat zal gebeuren, verzekert E. Hessing, Tweede-Kamerlid voor de VVD en initiator van de herdenking. ‘De schaduwzijden van het VOC-verleden horen erbij.
Al laten de donkere kanten zich lastig verenigen met het karakter van een viering, ze worden wel gewoon meegenomen.
‘Hessing beheert in zijn fractie de portefeuille buitenland en deed het idee voor de VOC-viering twee jaar geleden op tijdens een begrotingsbehandeling. In 1997 was hij de stuwende kracht achter de vijftigjarige herdenking van de Marshall-hulp, die in Rotterdam plaatsvond in aanwezigheid van Bill Clinton.’Ik raak enthousiast als ik de synergie tussen buitenlands en economisch beleid zichtbaar kan maken.
De VOC is daarvan een voorbeeld bij uitstek. Wereldwijde oriëntatie, innovatie, vakmanschap en ondernemerschap zijn trefwoorden die je in een rechte lijn vanuit het verleden kunt doortrekken naar het heden en de toekomst.’
De VOC-viering kan bogen op een in de samenleving al langer levende belangstelling voor het onderwerp. Sinds de jaren zeventig heeft zich een veel publicerende school van VOC-historici gemanifesteerd.
Replica’s van de schepen Amsterdam en Batavia werden publiekstrekkers.
De ANWB verspreidt gidsjes met lokale VOC-routes.Hessing verwierf politiek draagvlak voor zijn idee. Het kabinet stelde enkele miljoenen beschikbaar. Onder Hessings voorzitterschap is, ter ondersteuning van alle activiteiten, de stichting Viering 400 jaar VOC opgericht. In het comité van aanbeveling zitten onder anderen de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer. Sinds enkele weken reist een bij werkgeversorganisatie VNO/NCW gedetacheerde coördinator door het land. Nog voor de zomer volgt een definitief programma.
Toerisme Recreatie Nederland heeft voor de landelijke promotie een contract gesloten met Economische Zaken.’Er is geen reden om aan dit geschiedkundige feit voorbij te gaan’, zegt J. Breman, hoogleraar Azië-studies in Amsterdam. ‘Maar de mondialisering begon niet bij de VOC. Globalisering deed zich in Zuidoost-Azië al eerder voor. De VOC kwam in regio’s met een eigen geschiedenis.
Het binnenhalen van de specerijen ging gepaard met vernietiging van inheemse handelsroutes. Mondialisering gaat altijd gepaard met geweld, en door de geschiedenis heen zijn de slachtoffers daarvan steevast weggemoffeld.’
Breman zegt te hopen dat de viering niet ontaardt ‘in jubel over wat Nederland vermocht’. Hij bepleit ook aandacht voor de ondergang van de VOC, aan het einde van de achttiende eeuw.
‘Met de overgang van particulier handelsmonopolie naar staatsmonopolie deed de koloniale staat haar intrede. Dat was, op z’n zachtst gezegd, bepaald geen verbetering voor lokale bevolkingen.
‘Historica E. Jacobs, bij het Scheepvaartmuseum belast met het Amsterdamse deel van de jubileumtentoonstelling, zegt een goede mix te zoeken tussen de witte en zwarte bladzijden van de VOC-geschiedenis. ‘Daar worden we allemaal beter van.’
[28]
DOORBRAAK/GEBLADERTE
HOLLANDSE KOOPMANSGEEST GEEN REDEN TOT FEEST
ZOMER 2002
http://www.doorbraak.eu/geblad erte/10842f52.htm
[29]
Dezelfde dag hielden Indonesische veteranen van de onafhankelijkheidsstrijd tegen Nederland in Jakarta een demonstratie voor de Nederlandse ambassade. Indonesische kranten veegden de vloer aan met het zelfgenoegzame Nederlandse feestje: “Indonesië was het slagveld waarop naties als Nederland, Spanje en Portugal hun oorlogen uitvochten”, en: “De VOC was een bezettingsmacht, namens Nederland”
…..
…..
”Na 20 maart zijn in Nederland de protestactiviteiten voortgezet. Op 13 april hielden het Molukse maandblad Marinjo en de vereniging voor Indische Nederlanders Blimbing het symposium “Wat valt er te vieren?”. Op de website van Marinjo druipt tegen een duistere en spookachtige achtergrond het bloed van het VOC-teken af. Op 2 mei voerden leden van het comité “Viering VOC? Nou nee!” actie tegen de aankomst van het nagebouwde VOC-schip Duyfken in Amsterdam. Ze achtervolgden de VOC-replica met een eigen protestschip. Aan boord bevonden zich mensen van “alle bevolkingsgroepen die Nederland ten tijde van de VOC tot slaaf maakte”
DOORBRAAK/GEBLADERTE
HOLLANDSE KOOPMANSGEEST GEEN REDEN TOT FEEST
ZOMER 2002
http://www.doorbraak.eu/ gebladerte/10842f52.htm
constateren
dat ons land een modderfiguur slaat als de gemeente Hoorn eer bewijst aan genocidepleger J.P. Coen door diens gevallen standbeeld terug te zetten op zijn sokkel
en verzoeken
het Hoornse gemeentebestuur haar besluit te heroverwegen.
HOORN VANDAAG
HOORN ONTKENT GENOCIDE DOOR KERMISATTRACTIE COEN
14 MAART 2012
https://hoorn.vandaag.nl/ hoorn-ontkent-genocide-door- kermisattractie-coen/
””De indiener van het burgerinitiatief vindt deze aangepaste tekst nog steeds te neutraal. Hij had graag gezien dat de tekst concreet de volkerenmoord benoemt die Coen in 1621 zou hebben aangericht. Wethouder Peter Westenberg liet al weten dat de gemeente geen moreel oordeel wil vellen. De meerderheid van de gemeenteraad sloot zich daar bij aan.”
HOORN VANDAAG
HOORN ZET PUNT ACHTER DISCUSSIE TEKST JP COEN
14 MAART 2012
https://hoorn.vandaag.nl/hoorn -zet-punt-achter-discussie-tek st-jp-coen/
Van de Beek had graag onderstaande tekst op het beeld zien verschijnen, maar dinsdagavond werd duidelijk dat dat niet zal gebeuren.
“Coen ontvolkte in 1621 de Banda-eilanden, nadat de inwoners tegen het verbod van de VOC in nootmuskaat hadden geleverd aan de Engelsen. Duizenden Bandanezen kwamen hierbij om het leven. Honderden werden als slaaf naar Batavia gedeporteerd, waar ze alsnog werden gedood of van ellende omkwamen. Aan deze volkerenmoord ontleent Coen zijn bijnaam ‘de slachter van Banda’. De gemeente Hoorn, die het door Ferdinand Leenhoff vervaardigde standbeeld plaatste in 1893, ziet het niet langer als eerbetoon.”
HOORN VANDAAG
HOORN ONTKENT GENOCIDE DOOR KERMISATTRACTIE COEN
14 MAART 2012
https://hoorn.vandaag.nl/hoorn -ontkent-genocide-door-kermisa ttractie-coen/
Toen Van Teijn wegens gezondheidsredenen aftrad en in 1891 door Pompe van Meerdervoort werd opgevolgd, vroeg en verkreeg Van Heutsz overplaatsing en werd benoemd tot garnizoenscommandant te Batavia. Hier schreef hij zijn brochure De onderwerping van Atjeh (‘s-Gravenhage, 1893) – eerder gepubliceerd in het Indisch Militair Tijdschrift – waarin hij pleitte voor het weer instellen van een marineblokkade als middel tot de onderwerping van Atjeh.
Van Heutsz leerde in deze jaren Snouck Hurgronje (Islam-deskundige en adviseur Inlandse Zaken) kennen en waarderen. Beiden waren van oordeel dat Atjeh eerst militair onderworpen diende te worden alvorens er een civiel bestuur gevestigd kon worden en waren tegen de bezuinigingspolitiek van het Indisch gouvernement. Zij zetten vragen bij de methodes van generaal Deykerhoff om Teukoe Oemar met geld te bewegen zijn verzet op te geven. Snouck Hurgronje had dan ook alle waardering voor de militaire uitgangspunten van de brochure De onderwerping van Atjeh. In 1894 werd Van Heutsz bevorderd tot luitenant-kolonel en in die rang in 1895 benoemd tot gewestelijk militair commandant van Sumatra’s Oostkust in Medan. Snouck Hurgronje, adviseur van gouverneur-generaal Van der Wijck, prees Van Heutsz aan als de enige die de Nederlandse tegenslagen in de Atjehoorlog aan kon pakken. Toen in 1896 het bericht kwam dat Teukoe Oemar zich tegen Deijkerhoff had gekeerd, werd Van Heutsz opnieuw overgeplaatst naar Atjeh als deelnemer aan de expeditie onder leiding van generaal Vetter. Van Heutsz werd in 1897 benoemd tot kolonel, chef van de generale staf te Batavia.
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ/JAREN TE ATJEH
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz# Jaren_te_Atjeh
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz
[46]
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ/GOUVERNEUR GENERAAL
VAN NEDERLANDS-INDIE
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz
Atjehoorlog (periode 1896-1901)
[Dit was de tijdsperiode waarin massamoorden plaatsvonden
onder leiding van Bloedjas Van Heutsz.
De gehele Atjeh oorlog duurde van 1873-1914]
…..
…….
”Van Heutsz ontwikkelde de zogenaamde marechaussee-tactie k verder; oorlogsvoering met kleine goed bewapende mobiele eenheden van voornamelijk Menadonese en later Ambonese en Javaanse sol daten onder leiding van Europese officieren. In 1903 verklaarde Van Heutsz, die in 1898 gouverneur van Atjeh was geworden, dat de oorlog was gewonnen. Aanleiding was de plechtige overgave van sultan Mohammed Daoed aan Van Heutsz, met op de achtergrond een bijna levensgroot staatsieportret va n Koningin Wilhelmina.”
WIKIPEDIA
ATJEH OORLOG
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Atjehoorlog
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ/GOUVERNEUR GENERAAL
VAN NEDERLANDS-INDIE
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz
Atjehoorlog (periode 1896-1901)
[Dit was de tijdsperiode waarin massamoorden plaatsvonden
onder leiding van Bloedjas Van Heutsz.
De gehele Atjeh oorlog duurde van 1873-1914]
…..
…….
”Van Heutsz ontwikkelde de zogenaamde marechaussee-tactie k verder; oorlogsvoering met kleine goed bewapende mobiele eenheden van voornamelijk Menadonese en later Ambonese en Javaanse sol daten onder leiding van Europese officieren. In 1903 verklaarde Van Heutsz, die in 1898 gouverneur van Atjeh was geworden, dat de oorlog was gewonnen. Aanleiding was de plechtige overgave van sultan Mohammed Daoed aan Van Heutsz, met op de achtergrond een bijna levensgroot staatsieportret va n Koningin Wilhelmina.”
WIKIPEDIA
ATJEH OORLOG
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Atjehoorlog
[48]
”In 1883 keerde Van Heutsz terug naar Nederlands-Indië en was achtereenvolgens gedurende zes jaren commandant van verschillende garnizoenen. Hij werd in 1889 voor de derde maal, nu in de rang van kapitein (1886), naar Atjeh overgeplaatst, waar hij onder generaal-majoor Van Teijn alle kansen kreeg zich te ontplooien. Van Heutsz ging deel uitmaken van het Korps Marechaussee te voet en nam onder meer deel aan de verovering van Kota Toeankoe in 1890. In datzelfde jaar werd Van Heutsz bij keuze bevorderd tot majoor. Toen Van Teijn wegens gezondheidsredenen aftrad en in 1891 door Pompe van Meerdervoort werd opgevolgd, vroeg en verkreeg Van Heutsz overplaatsing en werd benoemd tot garnizoenscommandant te Batavia.”
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ/JAREN TE ATJEH
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz# Jaren_te_Atjeh
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz
[49]
WIKIPEDIA
GODFRIED COENRAD ERNST VAN DAALEN (1863-1930)
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Gotfried_Coenraad_Ernst_van_Da alen_(1863-1930)
[50]
”Hoewel succesvol, is Van Heutsz’ manier van optreden heden ten dage op zijn zachtst gezegd omstreden te noemen. Hij trad genadeloos op en hij wordt als verantwoordelijke gezien voor de massale slachtpartijen die er tijdens deze langdurige oorlog in de Atjehse dorpen werden aangericht. Tienduizenden, volgens sommigen zelfs zeventigduizend Atjehers vonden de dood.”
NPO ANDERE TIJDEN
VAN HEUTSZ
http://www.npogeschiedenis.nl/ andere-tijden/afleveringen/199 9-2000/Van-Heutsz.html
TEKST
VAN HEUTSZ
In Amsterdam is een discussie over het Van Heutsz monument. Wat te doen met een besmette koloniale erfenis?
Het Van Heutsz monument in Amsterdam
Je moet het wel even weten: het gevaarte op de Apollolaan is bedoeld als monument voor generaal J.B. van Heutsz. Te zien is een ruim vier meter hoge vrouwenfiguur op een stenen sokkel, onder een enorme zonneboog. En verder twee leeuwen met wapenschilden van Amsterdam en Batavia, een vijvertje en een aantal reliëfs met verwijzingen naar Nederlands-Indië. Niets dat wijst op een eerbetoon aan de generaal, die Atjeh met harde hand onder Nederlands bewind bracht aan het begin van de vorige eeuw.
Van Heutsz heeft zijn monument in zekere zin aan zijn graf te danken. Hij werd begraven op 4 juni 1927, in een imposante graftombe op de Nieuwe Ooster Begraafplaats in Amsterdam. Voor deze tombe was geld ingezameld, naar later bleek zoveel, dat er na de bouw genoeg over was om ook elders in de stad een monument op te richten. Niet iedereen zat daarop te wachten. Vooral in socialistische kringen bestond veel weerstand tegen Van Heutsz en was men fel gekant tegen een eerbetoon aan de gouverneur-generaal. Twee jaar lang discussieerden voor- en tegenstanders in en buiten de gemeenteraad over het monument. Uiteindelijk kwam het tot een soort ruil-overeenkomst: de socialisten kregen een monument voor Domela Nieuwenhuis en de kolonialen een monument voor Van Heutsz.
De gemeente schreef in 1930 een ontwerpwedstrijd uit, die werd gewonnen door beeldhouwer Frits van Hall en architect G. Friedhoff. Zij hadden samen het ontwerp ingestuurd dat nu nog te zien is op de Apollolaan. Wel is de bronzen plaquette met daarop de beeltenis van Van Heutsz sinds 1984 verdwenen. Toch ging het ook de makers niet zozeer om Van Heutsz, maar om het verbeelden van de historische betrekkingen tussen Nederland en Indie. De staande vrouw symboliseert het Nederlandse gezag in Nederlands-Indie, de vijver staat voor het water tussen Nederland en Indie, en de stralenboog verbeeldt de vriendschap tussen de twee. Van Hall heeft waarschijnlijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat Van Heutsz nog omstredener zou worden. Tegen collega Jan Meefout zou hij hebben gezegd: ‘Vervang het door de letters Vrijheid, Merdeka of Indonesia, en je hebt een Vrijheidsbeeld’.
Sinds 1935 is het monument regelmatig onder vuur komen te liggen. Een van de meest opmerkelijke protesten kwam van de zoon van Van Heutsz zelf, in 1943. Van Heutsz junior, die lid was van de SS, protesteerde tegen het monument voor zijn vader omdat het ’te week’ zou zijn. De meeste protesten kwamen echter uit linkse hoek. Zeker in de jaren zestig stond het Van Heutsz-monument symbool voor de Nederlandse koloniale onderdrukking en het was een populair doelwit van de provo’s. Tweemaal, in 1967 en in 1984 werd het getroffen door een bomaanslag. In 1984 werd de plaquette met de beeltenis van Van Heutsz gestolen. De plaquette, en ook de letters van zijn naam, zijn nooit teruggevonden.
In 1997 stond het monument opnieuw in de belangstelling toen de gemeente aankondigde het te willen renoveren. Tegenstanders van het monument protesteerden tegen elke vorm van eerbetoon aan Van Heutsz, en al helemaal tegen het opnieuw ophangen van de plaquette met de beeltenis van Van Heutsz. De renovatie beperkt bleef tot het zandstralen van het monument en het wieden van onkruid, maar de onrust was gezaaid. Oud-provo Roel van Duyn maakte er een politieke kwestie van door bij de verkiezingscampagne voor de Groenen in 1998 een fictief gesprek met Van Heutsz te voeren bij het monument. Als afsluiting onthulde hij demonstratief een blanco plaquette.
Eind 1998 diende het Comité Herdenking Gevallenen Nederlands-Indie een aanvraag in tot naamsverandering van het monument. De deelraad Amsterdam Oud-Zuid zat nu in een lastig parket, aangezien het monument intussen ook in de procedure zat om rijksmonument te worden. In de hoop dat een externe instantie uitkomst zou kunnen bieden werd begin 1999 Instituut Clingendael om een advies gevraagd. Wat moet er gebeuren met het monument, dat de gemeente al 65 jaar last bezorgt? Clingendael heeft een aantal discussierondes georganiseerd met historici, vertegenwoordigers van belangengroepen, en buurtbewoners. Deze week komt het advies. Moet de Van Heutsz-plaquette terugkomen, krijgt het monument een nieuwe naam, wordt het een slachtoffer-monument, komt er een extra informatiebordje?
Andere monumenten voor Van Heutsz
Het monument aan de Apollolaan is niet het enige dat herinnert aan Van Heutsz. Aan de Vijzelstraat in Amsterdam is, hoog in het gebouw van de ABN-AMRO, een afbeelding van Van Heutsz te zien, samen met Jan Pietersz. Coen en Daendels. In Arnhem staat de buste die oorspronkelijk in de hoofdstad van Atjeh stond en ook in zijn geboorteplaats Coevorden staat een beeld. Bij dit laatste gedenkteken plaatsten de latere Minister van Defensie Relus ter Beek en Allard van Lenthe, toentertijd provo en redacteuren van de ‘Rooie Drentse Courant’, op 9 april 1965 een bord met een protest. Op dit bord stond te lezen: ‘Ontslapen onder het hakenkruis; gesneuveld bij het uitmoorden van het 39ste Atjehse dorp; bij het verkrachten van de 79ste Atjehse vrouw’ om het geschokte vertrouwen van het Nederlands-Indische bestuur opnieuw te funderen’.
Van Heutsz en Atjeh
Johannus Benedictus van Heutsz werd op 3 februari 1851 geboren te Coevorden. De beroemdste generaal uit de Nederlandsch-Indische geschiedenis zou vooral bekend worden als de ‘Pacificator van Atjeh’. De uit een familie van beroepsmilitairen stammende Van Heutsz nam op 16-jarige leeftijd dienst bij het Instructie Bataljon te Kampen. De infanterie, ‘de koningin van het slagveld’ werd zijn grote liefde. Toen in 1873 de oorlog met Atjeh uitbrak, ontstond er bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) grote behoefte aan manschappen en officieren. De avontuurlijke Van Heutsz meldde zich aan en vertrok naar Indië.
De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), de handelsorganisatie die de handel met Indië verzorgde, werd in 1799 failliet verklaard. Haar bezittingen gingen over in handen van de Nederlandse staat. De VOC had echter, omdat het een handelsorganisatie was, nooit de ambitie gehad het land, dat gelegen was achter de handelsposten (factorijen) langs de kust, aan haar bestuur te onderwerpen. Ze was slechts uit op handel met de verschillende inlandse vorsten. In de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de grote Europese naties steeds meer land aan hun bestuur toe te voegen en zich op deze wijze koloniën toe te eigenen. Ook Nederland was begonnen met het onderwerpen van de inlandse vorsten aan het Nederlandse gezag, daarmee de kolonie Nederlandsch-Indië creërend. In dat licht moet de langste en bloedigste van de Nederlandse koloniale oorlogen gezien worden, tegen het machtige en onafhankelijke sultanaat Atjeh. Deze oorlog in het noordoostelijke deel van het eiland Sumatra duurde van 1873 tot 1912.
De oorlog verzandde al snel, nadat de eerste pogingen Atjeh in te lijven in 1873 waren mislukt. Rond 1890 kwam hierin verandering met de oprichting van het ‘Korps Marechaussee te voet’, gericht op het bestrijden van de guerrilla door middel van contra-guerrilla. Van Heutsz, intussen opgeklommen tot chef-staf van de militaire troepenmacht in Atjeh, kreeg de kans zijn bekwaamheid te tonen in de uitzichtloze oorlog. De soldaten waren intensief getraind, bewapend met een korte karabijn, klewang en rentjong (Atjehse kris), lichte bepakking, tropenhoed in plaats van ongeschikte helm en maakte zo weinig mogelijk gebruik van dragers. Het korps, bestaande uit Ambonezen en Javanen, met inlandse en Afrikaanse onderofficieren en Europese officieren, zou uitgroeien tot een elitekorps en als leerschool fungeren voor de reguliere troepen. Het gebruikte een offensieve tactiek, vooral bestaande uit onophoudelijke patrouilles en achtervolgingen. Het korps was in staat snelle acties en verrassingsaanvallen uit te voeren en bleek het antwoord op de guerrilla van de Atjehers. In 1896 en 1897 werd het kerngebied van Atjeh onder Nederlands gezag geplaatst. Van Heutsz’ credo ‘Hard toeslaan, zonder wankelmoedigheid’ kan gezien worden als een typering van de tactiek van het korps.
Van Heutsz behaalde zijn eerste grote succes tijdens de expeditie naar Pedië in juni 1898. Zijn persoonlijke leiderschap droeg in hoge mate bij aan het succes, maar ook de wetenschappelijke adviezen van de arabist en islamkenner Christiaan Snouck Hurgronje, die officieren leerde dat de islamitische Atjehers een Jihad (heilige oorlog) vochten tegen de Nederlanders en pas op zouden geven wanneer ze de ‘voet op den nek’ zouden voelen. Hoewel succesvol, is Van Heutsz’ manier van optreden heden ten dage op zijn zachtst gezegd omstreden te noemen. Hij trad genadeloos op en hij wordt als verantwoordelijke gezien voor de massale slachtpartijen die er tijdens deze langdurige oorlog in de Atjehse dorpen werden aangericht. Tienduizenden, volgens sommigen zelfs zeventigduizend Atjehers vonden de dood. Toch wordt hij ook nu nog in door militair-historici gezien als een specialist op het gebied van het voeren van de contra-guerilla.
In 1898 werd Van Heutsz Gouverneur van Atjeh. Het korps, dat met haar hoge mobiliteit tot in alle hoeken van Atjeh kon komen, rekende met behulp van technologische ontwikkelingen, zoals het repeteergeweer, stoomschepen die troepen sneller konden verplaatsen in de archipel en beteren medische verzorging, rond de eeuwwisseling af met een groot deel van het verzet. In 1903 onderwierp de Sultan van Atjeh zich aan de Nederlandse overheersing. Daarna bestond de oorlog voor een groot deel uit opstanden in geïsoleerde gebieden, maar het duurde toch tot 1912 voordat het hardnekkige Atjeh geheel bij de kolonie was ingelijfd.
Als beloning voor de pacificatie van Atjeh werd Van Heutsz in 1904 benoemd tot Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië, de hoogste post binnen het koloniale bestuur. Hij zou deze functie bekleden tot 1909 en in die periode de eilanden buiten Java, de buitengewesten, onder Nederlands gezag brengen. Daarmee wordt Van Heutsz door velen gezien als de man die Nederlandsch-Indië tot een eenheid smeedde; de eenheidsstaat, waarin het huidige Indonesie zijn oorsprong vindt. Van Heutsz keerde, nadat hij de functie van Gouverneur-generaal had neergelegd, terug naar Nederland, maar ging in 1922 vanwege zijn gezondheid in Zwitserland wonen. Daar overleed hij op 11 juli 1924 te Montreux, 73 jaar oud. Drie jaar later volgde een officiële staatsbegrafenisbegrafenis. Met veel eerbetoon en onder grote belangstelling werd de kist vanaf het Paleis op de Dam naar de Nieuwe Ooster Begraafplaats vervoerd.
Het Van Heutsz regiment
De naam Van Heutsz leeft voort in het nog altijd bestaande Regiment van Heutsz en is het meest gedecoreerde regiment van de Koninklijke Landmacht. Dit Regiment werd in 1950 opgericht als opleidingseenheid, met als doel de voortzetting van de traditie van het KNIL, dat na de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië werd opgeheven. In oktober 1950 werd een deel van het Regiment Van Heutsz in het kader van de Verenigde Naties uitgezonden naar de oorlog in Korea. Het regiment kreeg in 1955 een eigen vaandel uitgereikt door Koningin Juliana en was begin 1991 het grootste regiment binnen de Landmacht. Herstructurering bracht het voortbestaan in gevaar, maar het regiment Van Heutsz overleefde. Tijdens parades wordt nog altijd in het karakteristieke uniform, met tropenhoed, korte karabijn en klewang het vaandel gepresenteerd.
Tekst: Rob Bruins Slot en Laura van Hasselt
Reportage: Gerda Jansen Hendriks, Laura van Hasselt, Rob Bruins Slot
”Van Daalen vervulde een doorslaggevende rol in de Atjehoorlog door niets-ontziend de tactiek van de verschroeide aarde te volgen. Om het verzet in Atjeh te breken verwoestte Van Daalen dorpen in Atjeh waarbij tenminste 2.900 Atjehers de dood vonden waaronder 1.150 vrouwen en kinderen”
WIKIPEDIA
GODFRIED COENRAD ERNST VAN DAALEN (1863-1930)
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Gotfried_Coenraad_Ernst_van_Da alen_(1863-1930)
”Kuta Reh (in het Nederlands: Koeto Reh of Koetö Réh) is een plaatsje in de Alaslanden van Atjeh. Op 14 juni 1904 werd hier onder leiding van de Nederlandse generaal Van Daalen een massamoord gepleegd .”
WIKIPEDIA
KUTA REH
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Kuta_Reh
[51]
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ/GOUVERNEUR GENERAAL
VAN NEDERLANDS-INDIE
ORIGINELE BRON
WIKIPEDIA
JOANNES BENEDICTUS VAN HEUTSZ
https://nl.wikipedia.org/wiki/ Joannes_Benedictus_van_Heutsz
AMSTERDAM, 15 APRIL. Hendrikus Colijn, in de jaren twintig en dertig minister-president, is als 25-jarige bevelvoerende officier in 1894 verantwoordelijk geweest voor de executie van Balinese vrouwen en kinderen door zijn Ambonese soldaten. Dat gebeurde na afloop van de aanval op Tjakra Negara, een paleiscomplex op het Indonesische eiland Lombok.
Dit vermeldt de historicus Herman Langeveld in het eerste deel van zijn biografie Hendrikus Colijn 1869-1944. Dit leven van krachtig handelen (uitgeverij Balans), die vandaag is verschenen.
Langeveld ontleent het feit aan twee brieven van Colijn aan respectievelijk zijn vrouw en zijn ouders. Twee eerdere biografen (de historici Van Reest in de jaren dertig en Puchinger in de jaren zestig) hebben hier nooit melding van gemaakt.
In 1894 nam Colijn deel aan een tweede militaire expeditie tegen een Balinese vorst op Lombok, nadat de koloniale strijdmacht in de eerste was verslagen. Tijdens de aanval leidde hij een eenheid Ambonezen.
Volgens Balinees gebruik namen ook de vrouwen deel aan de verdediging. Toen zijn eenheid het paleis had veroverd, stuitten de soldaten op vrouwen en kinderen die om genade smeekten. Ze werden desondanks gedood.
In de brief aan zijn vrouw, de meest openhartige, beschrijft Colijn hoe een vrouw met een klein kind op de linkerarm en een lange lans in de andere op zijn eenheid afstormde. Moeder en kind werden door geweervuur gedood. ,,We mochten toen geen genade meer geven. Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen, die genade vroegen, op een hoop moeten zetten en ze zoo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar ’t kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten.”
In de brief aan zijn ouders schrijft Colijn over jonge, schone vrouwen die met zuigelingen op de arm meestreden en van de daken stukken lood wierpen. ,,Gelukkig stonden mijn dappere Amboneezen als een muur. Na den 8en aanval bleven nog eenige weinigen over, die genade vroegen, ik geloof 13. De soldaten keken mij vragend aan. Een 30-tal mijner manschappen was dood of gewond. Ik keerde mij naar achteren om een sigaar op te steken. Eenige hartverscheurende kreten klonken en toen ik mij weer omdraaide, waren ook die 13 dood.”
De tweede expeditie naar Lombok eindigde met een overwinning. Een aantal militairen, onder wie Colijn, kreeg het ridderkruis van de Militaire Willemsorde. Tot in de jaren dertig mochten Lombokstrijders paraderen voor koningin Wilhelmina, die hen tot de heldhaftige Nederlanders rekende.
Pagina 2: ‘Gevolg verzuilde achtergrond’
Volgens Langeveld hebben ook de vroegere biografen van Colijn, R. van Geest en G. Puchinger deze passages wel gelezen maar er geen melding van gemaakt ,,kennelijk om het verheerlijkend karakter van hun werken niet in gevaar te brengen”.
De historicus dr. J.C.H. Blom, directeur van het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie, is daarover ,,enigszins verbaasd”. Weliswaar was al bekend dat Colijn ,,binnen het KNIL behoorde tot de officieren die uitblonken door hun hardheid”, maar de tekst van de brieven ,,is een opvallend gegeven dat je als auteur niet gauw laat liggen”. Volgens Blom hebben ze dat nagelaten door hun verzuilde achtergrond. ,,Het was geen bewuste manipulatie, maar hun focus was een hele andere.”
Dr. G.J. Schutte, hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit, nuanceert deze verklaring. Volgens Schutte is de omissie niet alleen aan het verzuilde karakter van de geschiedschrijving te wijten. Het ligt ook aan de visie van deze auteurs op Colijn. ,,Het kan zijn dat Puchinger, after all een behoudend man, dacht: als ik dit meld, wordt het verhaal over Colijn onevenwichtig” , aldus Schutte. Dat zegt volgens hem meer over Puchinger dan over de VU. ,,Aan de VU werd Colijn in de jaren zestig niet meer bewierrookt. Puchinger is ook nooit werkzaam geweest aan de historische faculteit van de Vrije Universiteit. Misschien is dat niet toevallig. Voor de historici aan de VU is hij nooit aanvaardbaar geweest.”. Onder economen was het beeld van Colijn, mede onder invloed van AR-leider dr. J. Zijlstra, al eerder gekanteld. De historici aan de VU volgden in de jaren zestig. Bovendien is ,,onze gevoeligheid voor geweld de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen en onze gevoeligheid voor de werkelijk van de oorlog afgenomen. Wat Colijn in 1894 deed, wordt nu daarom als een doodzonde gezien”, aldus Schutte.
Van Reest is inmiddels overleden en Puchinger (77) is door ziekte niet meer aanspreekbaar.
MET BEELDEN VAN DE ONTHULLING VAN HET VAN HEUTSZ MONUMENT
NPO ANDERE TIJDEN
VAN HEUTSZ
http://www.npogeschiedenis.nl/ andere-tijden/afleveringen/199 9-2000/Van-Heutsz.html
NPO ANDERE TIJDEN
VAN HEUTSZ
http://www.npogeschiedenis.nl/ andere-tijden/afleveringen/199 9-2000/Van-Heutsz.html
MET BEELDEN VAN DE ONTHULLING VAN HET VAN HEUTSZ MONUMENT
NPO ANDERE TIJDEN
VAN HEUTSZ
http://www.npogeschiedenis.nl/ andere-tijden/afleveringen/199 9-2000/Van-Heutsz.html
Welke Nederlanders hebben zo’n grote invloed gehad op de twintigste eeuw dat na hen de wereld niet meer dezelfde was? Beroemd, berucht of onderschat, wie veroorzaakte een wending in onze levenswijze, markeerde een doorbraak in ons denken? Met het eind van de eeuw in zicht blikt Podium in Tijdsgewricht iedere dinsdag terug op invloedrijke landgenoten in de afgelopen honderd jaar.
De actualiteit van Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924) omspant deze hele eeuw. In 1902 werd hij in Nederland met eerbewijzen overladen als ‘pacificator van Atjeh’. Nu, aan het einde van de eeuw, scharen de Atjehers zich nog steeds niet onder het gezag van Jakarta en komen er van noord-Sumatra dezelfde berichten als honderd jaar geleden: guerrilla en schending van mensenrechten.
Toen en nu zag Van Heutsz kans volstrekt tegengestelde reacties op te roepen. Aan het begin van deze eeuw was er in de Tweede Kamer (niet alleen aan de linkerzijde) een kleine en hardnekkige kern, die vol afschuw over het optreden van de militaire en civiele gouverneur van Atjeh sprak. Aan het eind van de eeuw, in 1893 kwam de Nederlandse ambassadeur in Jakarta naar Atjeh met een door oud-Knil-militairen betaalde kopie van een plaquette met Van Heutsz’ kop voor het gouvernementshuis of het museum in de hoofdstad Banda Atjeh. De ambassadeur deed dat op verzoek van een tot minister gepromoveerde oud-gouverneur van Atjeh.
“Het eerste Nederlandsch-fascistische machtsvertoon” noteerde de schrijver, Frans Coenen bij Van Heutsz’ pompeuze herbegrafenis vanuit het paleis op de Dam op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Dat was op 9 juni 1927 – dus vijf jaar na Mussolini’s mars op Rome en vijf jaar voor Hitlers aantreden als rijkskanselier. “Créateur de valeurs” karakteriseerde op 15 juli 1935 de toenmalige premier Hendrikus Colijn hem bij de onthulling door koningin Wilhelmina van het Van Heutsz-monument bij het Olympiaplein in Amsterdam. Colijn doelde daarbij vooral op de door Van Heutsz’ overwinningen verwerkelijkte eenheid van de kolonie. Een mooie paradox: de Indonesische president Soekarno maakte in de jaren vijftig, dwars tegen Nederland en Colijns erfgenamen in, hetzelfde thema tot zijn ideaal: ‘Van Sabang tot Merauke’.
In 1892 schreef majoor Van Heutsz in een brochure, teleurgesteld door het (zo’n 20 jaar durende) falen van het Indische leger, dat “de Atjehers zich nooit anders dan gedwongen zullen onderwerpen en dat slechts hij, die toont de macht te bezitten om zijn wil te doen eerbiedigen, de meester zal zijn, aan wiens bevelen zij zich zullen onderwerpen”.
In 1898 kreeg hij met zijn benoeming tot civiel en militair gouverneur van Atjeh de kans het hele programma uit te voeren. In het beeld van Van Heutsz overweegt de herinnering aan het militaire geweld, maar het is op z’n minst rechtvaardig er ook aan te herinneren hoe hij als gouverneur van Atjeh zich verzette tegen het elders verwerken van de zojuist in Atjeh gevonden aardolie door de Koninklijke Olie. Het economisch voordeel daarvan moest aan de bevolking van Atjeh ten goede komen. “Het gaat toch niet aan dat de ontwikkeling van het gewest opgeofferd zou worden ten bate van een maatschappij, die eens bijzonder voordelig exploiteren wil”, schreef hij de gouverneur-generaal in Batavia. Maar Van Heutsz miskende het bijzondere karakter van de misprijzend als ‘een maatschappij’ aangeduide Koninklijke. De minister van koloniën in Den Haag liet de gouverneur-generaal weten dat Van Heutsz moest inbinden.
Een paar jaar later, zelf gouverneur-generaal in Batavia, botst Van Heutsz weer op Den Haag. Hij heeft tot groot ongenoegen van de Nederlandse gemeenschap in Indië een subsidie gegeven aan het tijdschrift Bintang Hindia dat op een voorzichtige wijze leiding probeerde te geven aan de culturele ontwikkeling van de enigszins geschoolde Indonesiërs, onder wie nogal wat militairen van Indonesische afkomst. Dat paste in Van Heutsz’ beleid, net als zijn steun aan de ontwikkeling van het volksonderwijs, want bedenk wel: hij was benoemd door minister Idenburg om diens ‘ethische’ politiek in Indië uit te voeren. Van de kritiek in Indië trok Van Heutsz zich niets aan – zo was nu eenmaal zijn karakter – maar de arm van zijn tegenstanders was lang. Idenburgs opvolger als minister in Den Haag kwam er tenslotte aan te pas om het subsidie aan het tijdschrift te verbieden.
In de jaren zestig was het Van Heutsz-monument in Amsterdam het mikpunt van de voor deze nuances niet zo toegankelijke provo’s. “Zou er in deze stad een standbeeld van Van Heutsz staan, / men moest het onopvallend maar vandaag nog slopen” dichtte J.B. Charles in die jaren in zijn cyclus over Amsterdam, maar hij vond merkwaardig genoeg het eerst weerklank in Coevorden, Van Heutsz’ geboortestad, waar ook een Van Heutsz-monument staat. Twee studenten richtten hun actie tegen dat beeld om ‘de groei van de fascistische gedachte in deze tijd’ te bestrijden. Eén van hen was de 22-jarige Relus ter Beek, die het nog tot minister van defensie en commissaris van de Koningin in Drenthe bracht, ondanks het strafblad (vijftig gulden boete of tien dagen hechtenis) dat hij toen opliep.
Op de Nieuwe Oosterbegraafplaats, in een uithoek van Amsterdam (en daarom onttrokken aan het oog van oproerkraaiers) ligt Van Heutsz begraven in een negen meter diepe grafkelder onder een on-Nederlands ogend (3,5 meter hoog en 2,5 meter breed) mausoleum van grijsrood en onverwoestbaar Zweeds graniet van de architect D. Rosenberg en met merkwaardig, art déco-achtig beeldhouwwerk van B. Ingen Housz.
Het in 1932 in Batavia, naar een ontwerp van Dudok gebouwde monument hebben de Indonesiërs na de oorlog gesloopt. Het andere Amsterdamse monument (van de architect G. Friedhoff en de communistische – alweer zo’n paradox – beeldhouwer Frits van Hall) is inmiddels onttakeld doordat de plaquette met Van Heutsz’ portret is verdwenen.
Misschien is er aanleiding alsnog een plaquette aan te brengen en dan liefst niet met de beeltenis van een martiale militair, maar van een civiele bestuurder uit de tropen die in voorgalerij van zijn huis, in pyjama, pantoffel bungelend aan zijn voet, een sigaartje rookt. Dat beeld hebben zijn bewonderaars ons ook geschilderd.
”As the demand for agricultural land, especially pastures grew continuously, and the settlement steadily spread from Table Bay towards the north and north-east. The Khoikhoi, disparagingly called Hottentots, were forced to recede although they increasingly resisted the expansion. In 1659, a Khoi uprising resulted in their complete defeat and forced them to retreat further to the north.”
SOUTH AFRICAN HISTORY ONLINE
JOHAN ANTONISZOON ”JAN” VAN RIEBEECK
http://www.sahistory.org.za/pe ople/johan-anthoniszoon-jan-va n-riebeeck
San = Sanqua = Soaqua was a name given to hunters by the Khoekhoen of the Cape. The word means ‘people different from ourselves’ and became associated with those without livestock, or people who stole livestock.
The name ‘Bushman’ or ‘Bossiesman’ was given to low status people by the Dutch settlers in the 1600’s, and referred to those who collected their food off the land and had no domestic animals.
Khoekhoen = Khoikhoi = Kwena is a general name which the herding people of the Cape used for themselves. The word can be translated to mean ’the real people’ or ‘men of men’, meaning ‘we people with domestic animals’ as opposed to the Sonqua or Bushmen who had none.
Khoesaan = Khoisan is a general term which linguists use for the click language of southern Africa. Physical anthropologists use it as a biological term to distinguish the aboriginal people of southern Africa from their black African farming neighbours.”
ONTEIGENING EN ETNISCHE ZUIVERINGEN VAN KHOIKHOI EN
The Dutch continued to order the Khoikhoi to graze their cattle out of sight of the fort and company settlement. The VOC further inflamed the rising tensions by granting land to free burgers on Saldanha Bay, Swartland and Table Bay. Van Riebeeck also ordered the plating of bitter almonds trees, brambles and thorn bushes as boundaries along farms to keep the Khoikhoi cattle out of ‘company owned’ land. These were lands that were grazing routes seasonally used by the Khoikhoi. The loss of grazing pastures became a constant source of friction between Khoikhoi and the Dutch. Van Riebeek noted that the Khoikhoi leaders complained and conceded that “ …we had been appropriating more and more of their land which had been theirs all these centuries and on which they had been accustomed to let their cattle graze…It would be of little consequence if you people stay here at the fort, but you come right into the interior and select the best land for yourselves, without even asking whether we mind or whether it will cause us any inconvenience…As for you claim that the land is not big enough for us both, who should in justice rather give way, the rightful owner of the foreign intruder?” (As quoted in Feinstein, C. H, (2005), An Economic History of South Africa, p.15)”
Establishment of the Cape and its impact on Khoikhoi and Dutch
The formation of the VOC in Netherlands in 1602 increased Dutch dominance of the in the maritime trade. Acting on behalf of the Dutch government, the company expanded Dutch influence by taking possession of land, expanding trade routes and establishing trade outposts in the Dutch East Indies. In 1651 the VOC issued instructions to Jan van Riebeeck to establish refreshment station at the Cape to provide fresh supplies of vegetables, fruit and meat for VOC ships on their way to the East Indies.
Van Riebeeck arrived at the Cape on 6 April 1652 as an employee of the VOC to spearhead the establishment of the refreshment outpost at the Cape. Central to ensuring a stable supply of refreshments and meat was the acquisition of land to cultivate a garden and rear livestock. A mud and wooden fort was erected in the Table Bay area for shelter and defence. Its vulnerability to the elements such as strong winds and flooding drove the need to build a more permanent structure. In 1652 the VOC granted men permission to own land, build farms and improve food supply and by 1655 some company employees were growing their own vegetable plots near the castle. The vegetable garden also failed to thrive and produce enough food, while reluctance by the Khoikhoi to barter with Dutch settlers deprived them of fresh meat. In 1657 the VOC released some employees from their contracts and granted them freehold rights on lands along the Liesbeeck Valley for them to start farming.
It was Dutch encroachment and expansion into areas around Table Bay and beyond that resulted in conflicts with the Khoikhoi. Dutch perceptions of land as a commodity with monetary value which could be privately owned, exchanged or sold, was at odds with Khoikhoi views of land and grazing pastures as property of the community not individuals. This is highlighted by the early tensions over land occupied by the Dutch around the castle area. For instance, in 1655 when the Khoikhoi built their shelter and grazed their cattle close to the fort, the Dutch attempted to chase them away. The Khoikhoi refused to move declaring that the land was theirs and that they would attack the Dutch if they were not permitted to graze their cattle or build their huts wherever they chose.
The Dutch continued to order the Khoikhoi to graze their cattle out of sight of the fort and company settlement. The VOC further inflamed the rising tensions by granting land to free burgers on Saldanha Bay, Swartland and Table Bay. Van Riebeeck also ordered the plating of bitter almonds trees, brambles and thorn bushes as boundaries along farms to keep the Khoikhoi cattle out of ‘company owned’ land. These were lands that were grazing routes seasonally used by the Khoikhoi. The loss of grazing pastures became a constant source of friction between Khoikhoi and the Dutch. Van Riebeek noted that the Khoikhoi leaders complained and conceded that “ …we had been appropriating more and more of their land which had been theirs all these centuries and on which they had been accustomed to let their cattle graze…It would be of little consequence if you people stay here at the fort, but you come right into the interior and select the best land for yourselves, without even asking whether we mind or whether it will cause us any inconvenience…As for you claim that the land is not big enough for us both, who should in justice rather give way, the rightful owner of the foreign intruder?” (As quoted in Feinstein, C. H, (2005), An Economic History of South Africa, p.15)
The first Khoi-Dutch War
Rising tensions over loss of pastures between 1654 and 1659 exploded into open conflict in the first Khoi-Dutch war from 1659-60. Angered by the colonists increasing cultivation and restrictions to prime grazing land, a group of Khoikhoi men led by Doman seized seven of the company’s draught oxen. The Khoikhoi hoped the colonists would desist from farming activities and thus open up grazing land. An armed militia was organised by the company and sent to recover the cattle while some settlers fled to seek refuge at the fort. Doman, who led the assault on the Dutch, attacked them on rainy days when the gunpowder on their muskets would not ignite.
On 19 July 1659, he was injured in battle and retreated to Saldanah Bay to recuperate. The war continued until the Dutch concluded a peace treaty with the Goringhaiqua and the Goarchoqua (groups of Khoikhoi who were at the forefront of the resistance) around April and May 1660. After the war, Khoikhoi lost more land to Dutch settlers. Doman returned to the Table Bay area and died in December 1663. The Khoikhoi were also restricted in their movement as they were forced to walk designated footpaths and to use designated gates when entering the fortified area. By 1676, the Khoikhoi were also excluded from residing in the area near the castle.
The Second Khoi-Dutch War
Dutch settlers continued to expand further inland relieving the Khoikhoi of their land and cattle. In response the Khoikhoi fought back and retreated inland. In the 1670s the Khoikhoi were defeated by the Dutch in numerous armed confrontations in the Saldanha Bay and Boland regions. For instance, in 1673 the Council of Policy (the governing authority of the Cape Colony) sent a punitive expedition to the Cochoqua marking the start of the second Khoi-Dutch War. After the war, the VOC claimed the land by conquest and allocated seized land to farmers. Successive defeats of the Khoikhoi resulted in their loss of independence and pushed them into servitude where they began to work alongside slaves in farms.
In 1713 a smallpox epidemic further weakened the Khoikhoi whose fortunes were already dwindling due to Dutch expansion. Some Khoi entered into arrangements with farmers where they would be allowed to graze their cattle on the farmers’ land in return for providing labour. Although the Khoikhoi were not enslaved by the VOC as a matter of policy, their impoverished status brought them under the control of the VOC. As the conflict spread further inland San communities living as hunter gatherers also joined the resistance against Dutch expansion.
For instance, in the 1730s both the Khoikhoi and the San intensified guerrilla attacksagainst white settler farmers in the Piketberg area. The VOC eventually gained control of the area by sending a major commando. However, this did not stop the resistance which continued until the end of the eighteenth century as some Khoikhoi and San leaders formed alliances to raid Dutch farmers. Resistance became more isolated and fragmented as commandos killed more people, captured woman and children who were in turn used as indentured labour. Furthermore, the shortage of slaves led to the incorporation of Khoikhoi and San labourers into the economy.”
EINDE TEKST
NIEUWE LINK:
EERST: DEEL VAN TEKST
Dutch expansion into areas around Table Bay and beyond resulted in conflicts with the Khoikhoi who lost grazing pastures as settlers occupied their land and in some instances seized their cattle. Tensions over loss of pastures between 1654 and 1659 resulted in open conflict in the first Khoi-Dutch war from 1659-60.
By the 1660s, the settlement showed growth in the number of buildings and European visitors began to refer to the settlement as a town. The expansion was so evident that the VOC complained in 1661 that Van Riebeeck was establishing a colony and a town a plan that had been discouraged by the company.”
LINK
SOUTH AFRICAN HISTORY ONLINE
THE DUTCH SETTLEMENT
http://www.sahistory.org.za/ article/dutch-settlement
”As the demand for agricultural land, especially pastures grew continuously, and the settlement steadily spread from Table Bay towards the north and north-east. The Khoikhoi, disparagingly called Hottentots, were forced to recede although they increasingly resisted the expansion. In 1659, a Khoi uprising resulted in their complete defeat and forced them to retreat further to the north.”
SOUTH AFRICAN HISTORY ONLINE
JOHAN ANTONISZOON ”JAN” VAN RIEBEECK
http://www.sahistory.org.za/pe ople/johan-anthoniszoon-jan-va n-riebeeck
Wisten jullie dat Jan van Riebeeck neergezet wordt als een ontdekkingsreiziger? Wisten jullie dat hij dol was op het verbouwen van groente en fruit en zijn eigen tuinalmanak bijhield? En vooral dat hij een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van Zuid-Afrika? Dat vertellen ze in het Van Riebeeck-museum in Culemborg. De genocide, de landroof, de slavernij en de martelpraktijken door Jan van Riebeeck worden schaamteloos verzwegen.”
DIE GOUDEN KOETS SLEEPT EEN ROTTE GESCHIEDENIS
MET ZICH MEE
7 SEPTEMBER 2015
http://www.doorbraak.eu/die-go uden-koets-sleept-een-rotte-ge schiedenis-met-zich-mee/
”De actiegroep ‘Citizens for Truth en die Waarheid’ wist enkele maanden geleden al een groep betogers op de been te brengen die eiste dat het standbeeld van Van Riebeeck op de kop van de Heerengracht in Kaapstad van z’n sokkel werd getrokken om vervolgens te worden ‘opgesloten’ in de Pollsmoor-gevangenis. De actievoerders waren bang dat men met de herdenking weinig aandacht zou besteden aan het lot van de oorspronkelijke bewoners van de Kaap, de KhoiSan. Deze ‘bosjesmannen’ werden door Van Riebeeck en kornuiten bij ‘bosjes’ afgeslacht.”
RAVAGE
ROOF, MOORD EN PLUNDERING
5 APRIL 2002
http://www.ravagedigitaal.org/ 2001_2002/0205a6.htm
De kritische geluiden waren afkomstig van de actiegroep ‘Citizens for Truth en die Waarheid’, die een handvol betogers op de been had weten te brengen om te protesteren tegen de herdenking, volgend jaar, van het feit dat de Verenigde Oostindische Compagnie 350 jaar geleden voet aan wal zette op Kaap de Goede Hoop om er een verversingspost te stichten op de handelsroute tussen Holland en het Verre Oosten.
De actievoerders vrezen dat de herdenking weinig aandacht zal besteden aan het lot van de oorspronkelijke bewoners van de Kaap, de KhoiSan. ‘Deze stad is ouder dan Van Riebeeck. Alleen de koloniale structuren zijn 350 jaar oud’, aldus de groep, die wil dat er een waarheidscommissie komt die de misdaden tegen de KhoiSan in kaart brengt.
Het huidige bestuur van Kaapstad noch de West-Kaapprovincie of de nationale regering in Pretoria hebben behoefte om het jubileum te vieren.
De herdenking wordt overgelaten aan Kaapse particulieren: de VOC-stichting van dr Jan Visagie, en de Van Riebeeck Vereniging, een al in 1918 opgericht Zuid-Afrikaans geschiedkundig gezelschap.Omdat het volgend jaar ook 400 jaar geleden is dat de VOC werd opgericht, belegt de stichting begin april 2002 in Stellenbosch een internationale conferentie over de ‘werkwijze, prestaties, mislukkingen en vooral de nalatenschap’ van ’s werelds grootste handelsonderneming van de 17de en 18de eeuw.
Volgens Visagie krijgt ook kritiek op de VOC de ruimte. Zo komen er zwarte historici uit Nigeria en de VS, en zullen slavernij, onderdrukking en verzet de revue passeren.
Ook is de KhoiSan-raad uitgenodigd. ‘
We proberen een balans te vinden tussen de goede en slechte zaken.’En het standbeeld , moet dat naar de gevangenis? ‘Jan van Riebeeck is geschiedenis’, vindt Visagie. ‘Dat beeld kan gewoon in de Adderleystraat blijven.’
Hij staat er nog, de oude boef, op de kop van de Heerengracht in Kaapstad – Jan van Riebeeck, hoog op zijn sokkel, de blik op de Tafelberg, rug naar de Tafelbaai. Zijn vrouw Maria staat op haar eigen sokkel gezellig naast hem, in het plantsoen tussen het voortrazend verkeer.
Van Riebeecks beeld is een cadeau uit 1899, geschonken door Brits koloniaal entrepreneur Cecil John Rhodes.
Het monument voor Maria heeft de stad blijkens het bord op de sokkel te danken aan ‘het Nederlandse Volk’, dat in 1952 prins Bernhard naar de Kaap afvaardigde om het kunstwerk over te dragen.
Dat waren andere tijden: Jan een held, Bernhard boodschapper van het Volk, en de inboorlingen wisten nog hun plaats.
Daar trapt het nieuwe Zuid-Afrika niet meer in.’Jan van Riebeeck is een misdadiger en een dief’, klonk het enkele maanden geleden door de straten van Kaapstad.
‘Zijn standbeeld moet weg. Het moet naar de Pollsmoor-gevangenis, daar hoort hij.’
De kritische geluiden waren afkomstig van de actiegroep Citizens for Truth en die Waarheid, die een handvol betogers op de been had weten te brengen om te protesteren tegen de herdenking, dit jaar, van het feit dat de Verenigde Oostindische Compagnie 350 jaar geleden voet aan wal zette op Kaap de Goede Hoop om er een verversingspost te stichten op de handelsroute tussen Nederland en het Verre Oosten.
De actievoerders vreesden dat de herdenking weinig aandacht zou besteden aan het lot van de oorspronkelijke bewoners van de Kaap, de KhoiSan, in Nederland beter bekend onder hun koloniale naam Bosjesmannen.
‘Deze stad is ouder dan Van Riebeeck. Aleen de koloniale structuren zijn 350 jaar oud’, stelde de groep, die wil dat er een waarheidscommissie komt die de misdaden tegen de KhoiSan in kaart brengt.Want met de Bosjesmannen wisten de nieuwelingen op de Kaap wel raad. Ze werden soms als beesten afgeschoten. Wist u overigens dat die Van Riebeeck voor straf naar de Kaap was gestuurd, omdat hij in Indië op fraude was betrapt?
Een nieuwe waarheidscommissie zit er vooralsnog niet in in Zuid-Afrika, maar het VOC-jubileum heeft in Kaapstad wel – anders dan in Nederland, zo lijkt het – een bescheiden debat losgemaakt.
Was Jan van R. een misdadige uitbuiter of een Hollandse held? Jan was een beetje van allebei, zo is de voorlopige conclusie.Het lokale bestuur heeft daarom besloten dat het 350-jarig bestaan van Kaapstad behoedzaam zal worden gevierd.
Geen verheerlijking van Jan van R. en de VOC, zoals vroeger in de apartheidstijd. ‘Dit zal ’n herdenking wees van die hartseer en die vreugde – van die dingen wat verkeerd geloop het en die wat reg gebeur het’, zoals de plaatselijke krant Die Burger noteerde.
De jubileumviering wordt verder overgelaten aan geïnteresseerde Kaapse particulieren: de VOC-stichting van dr Jan Visagie, en de Van Riebeeck Vereniging, een uit 1918 stammend Zuid-Afrikaans geschiedkundig gezelschap.
De stichting belegt begin april in Stellenbosch – het eerste VOC-dorp in Zuid-Afrika – een internationale conferentie over de ‘werkwijze, prestaties, mislukkingen en vooral de nalatenschap’ van ’s werelds grootste handelsonderneming van de 17de en 18de eeuw.
‘We proberen een balans te vinden tussen de goede en slechte zaken’, aldus Visagie. Zo komen er zwarte historici uit Nigeria en de VS, en zullen slavernij, onderdrukking en verzet de revue passeren. Ook is de KhoiSan-raad uitgenodigd.Verder wil Visagie c.s. op 20 maart nog een bescheiden herdenking houden, met toneelstuk en muziek, in Kasteel De Goede Hoop, het voormalige hoofdkwartier van de VOC.
En het standbeeld van Jan van R. moet niet naar de gevangenis. ‘Van Riebeeck is deel van onze nationale geschiedenis’, zegt Visagie. ‘Dat beeld moet gewoon blijven staan waar het staat.’Van Riebeeck landde op 6 april 1652 op de Kaap om in opdracht van de VOC een verversingspost te stichten.
Aan de Tafelbaai moest een bescheiden nederzetting komen die graan, vlees, groente en drank zou gaan leveren aan de passerende schepen. De Compagnie zelf werd vijftig jaar eerder, op 20 maart 1602, in het leven geroepen met een handvest van de Staten-Generaal, een feit dat op 20 maart wordt herdacht met een officiële plechtigheid in de Haagse Ridderzaal.
Want de VOC was niet zomaar een handelsfirma. Het was een van ’s werelds vroegste multinationals, dit bijzondere samenwerkingsverband van de Kamers van Koophandel van Amsterdam, Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Opgericht om de Portugese concurrentie in ‘de Oost’ te beteugelen, en tegelijk een handig monopolie te vestigen teneinde de prijzen van de aangevoerde waren op een voor de Hollandse kooplui profijtelijk niveau te houden.
De VOC deed zaken in landen als Indonesië, Maleisië en Ceylon. Globalisering heeft een lange historie.Kaapstad werd het belangrijkste tussenstation van de VOC, en in stad en achterland zijn nog vele getuigen van die tijd te vinden. Je kunt in de stad zo een mooie historische wandeling maken, vanaf Kasteel De Goede Hoop langs de Groote Kerk uit 1704, naar de Compagniestuin achter de huidige parlementsgebouwen.
De tuin, waar vroeger honderden slaven groenten verbouwden om scheurbuik te voorkomen op de VOC-schepen, is nu de voornaamste groene long van het drukke stadscentrum.
Het oude slavenkwartier om de hoek herbergt tegenwoordig het cultuur-historisch museum.Wie meer VOC-sporen in de Kaap wil zien, moet het achterland in. Trokken de VOC-kolonisten met de ossewagen de Hottentots Hollandbergen over, tegenwoordig kan het eenvoudig met de auto. Of zelfs met de motor. Want aan de Buitengracht in Kaapstad zit sinds een paar jaar een verre nazaat van Van Riebeeck: Ad Keukelaar, een ondernemende Rotterdammer die inmiddels de grootste dealer van Harley-Davidson in Zuid-Afrika is.Keukelaar organiseert tailor made motorreizen, en dit jaar heeft hij voor de liefhebbers een speciale VOC-route gemaakt.
Zo komt het dat ik op een regenachtige Kaapse morgen in Houtbaai op het zadel van een enorm gevaarte, een H-D Heritage Special, klim, en dagenlang door het schitterende Kaapse achterland mag toeren.De eerste stop is Groot Constantia. De oude ambtswoning van VOC-gouverneur Simon van der Stel is nu een voorname wijnboerderij, die de schoonheid van de Kaaps-Hollandse bouwstijl etaleert.
Daarna de met wijngaarden beklede heuvels rond Stellenbosch in, naar Franschhoek, waar de Franse Hugenoten land kregen die de VOC in 1688 als eerste kolonisten naar de Kaap haalde. Naar Paarl, naar Riebeek-Kasteel en Riebeek-Wes.En toen, op een warme Kaapse middag, kwam Tulbagh. Historisch ‘dorpie’ aan de voet van de Witsenberge, tussen Gouda en Citrusdal, twee uur gaans van de Tafelbaai, over de vervaarlijke Bain’s Kloof-pas.
In Tulbagh geen gepalaver over historische oude gevoeligheden, Tulbagh grijpt het jubileum gewoon aan om ouderwets feest te vieren.’Die Kaap is weer Hollands’, luidt het politiek uiterst incorrecte motto van de plaatselijke VVV. Hou u vast: de lokale burgerij zal op 20 april uitpakken met ’typische bloemenarrangementen naar het voorbeeld van de Oude Hollandse Meesters’ in het Oude Kerk Volksmuseum, tulpen, bitterballen, haring en een rijsttafel met bier van Amstel en Heineken.Lokale dames zullen Hollandse lichte klassieke muziek ten gehore brengen, Oom Franz beroert de accordeon, er is een historische optocht en – het is niet verzonnen – Oranjebal na, in de dorpskroeg.
Alleen prins Bernhard ontbreekt nog. Vergeet overigens niet Afrika’s smeuiïgste melktert te proeven, bij Tassie en Christa Nel van De Oude Herberg aan de Kerkstraat.’Dit word een baie lekker party’, verheugt festival-coördinator Patty Nieuwoudt zich nu al. Laten ze er in Kaapstad maar geen lucht van krijgen.Maar Tulbagh heeft dan ook een aparte VOC-geschiedenis. In 1743, toen gouverneur-generaal Gustaf Willem van Imhoff op reis naar Batavia in Kaapstad verbleef, voerde hij een inspectietocht in de Kaapkolonie uit. Bij terugkeer rapporteerde hij de Politieke Raad dat hij met ‘verwondering en leedwese’ had moeten constateren dat het volk in de ‘buitenwijken’ zich langzaamaan van god noch gebod nog iets aantrok: ‘dat het aldaer eerder na eene versaameling van blinde heydenen als na eene Colonie van Europeërs en Christenen komt te gelijken’.
De VOC-Raad besloot ogenblikkelijk een dominee uit te sturen en een kerk te bouwen in wat nu Tulbagh is. En wat uiteindelijk de tragische invloed van Hollandse dominees op de historie van het land is geweest, dat zijn de meeste Zuid-Afrikanen nog lang niet vergeten.Terug naar de stad, langs de Kanonkop, Darling – de thuishaven van cabaretier Pieter-Dirk Uys – en wijnlandgoed Groote Post, een voormalig VOC-fort.Op het Kasteel, het oude VOC-hoofdkwartier bij de Tafelbaai, tref ik nog wat levende geschiedenis.
De speciale historisch en politiek verantwoorde VOC-tentoonstelling in het inpandige Iziko-museum gaat pas in april van start, maar dat deert even niet. De wisseling van de kasteelwacht – rond het middaguur, compleet met kanonschot – is bijna net zo boeiend.Een peloton bruine en zwarte soldaten, voor de gelegenheid in antiek blauw uniform gestoken, compleet met vrolijke oranje accenten, marcheert strak over de binnenplaats, voor de ogen van geamuseerde toeristen die bij coffeeshop De Goewerneur achter een glas mooie Kaapse wijn zitten.’Loop-ás! Loop-ás!’, schalt het over de paradegrond, uit de mond van de sergeant van dienst.
Jan van R. zou er tranen van in de ogen hebben gekregen.
RAVAGE
ROOF, MOORD EN PLUNDERING
5 APRIL 2002
http://www.ravagedigitaal.org/ 2001_2002/0205a6.htm
HET ECHTE KWAAD/DE VETERANENDAG
veteranen”’toe te laten bij Veteranendag vanwege de
grootschalige oorlogsmisdaden tijdens de politionele
acties is op zich goed en terecht, maar is in wezen ”symptoom
bestrijding”
De grote zwakte van dit initiatief schuilt hierin, dat het ”Veteranendag”
gebeuren als zodanig niet fundamenteel wordt bestreden.
Want, hoe terecht ook, het Kwaad schuilt niet in de aanwezigheid
van een of meer aan westerse superioriteitswaan lijdende
Indie Veteranen, van wie een deel regelrechte criminelen.
HET KWAAD SCHUILT IN DE VETERANENDAG ALS ZODANIG.
Want let’s face it:
Die Veteranendag is een herdenking van en verheerlijking van,
[neo]koloniale strafexpedities, waarvan de politionele Indie
oorlog er maar een is.
strafexpedities, zoals de oorlogen in Kosovo,
Afghanistan, Irak, etc, waar evenzeer oorlogsmisdaden
gepleegd zijn.
Zijn die oorlogsveteranen, van wie een aantal ook boter
op hun hoofd hebben, dan wel welkom?
Veteranendag, zoals ik destijds gedaan heb in een brief aan de
Metro tegen een in de Metro
geplaatste big size propaganda advertentie voor de Veteranendag 2016,
tijdens de politionele acties
in Afghanistan en in Irak
gericht zijn tegen de Veteranendag als zodanig
ZEG NEE TEGEN VETERANENDAG!