woensdag 17 januari 2017
Het is verkiezingstijd. Op 15 maart worden we allemaal ontboden om onze stem uit te brengen. De uitkomst dreigt een radicaal rechtse partij tot grootste te maken, andere rechtse partijen aan een stevige positie te helpen en de linkse (???) partijen zwaar gehavend en verzwakt achter te laten. Dat is geen vrolijk vooruitzicht, ook niet voor een anarchist als ik die parlementaire machtsvorming niet bepaald als hefboom voor noodzakelijke veranderingen ziet. Ook mij laat de uitkomst bepaald niet onverschillig. Ik zie er alleen geen reden in om me alsnog achter één van de partijen te scharen, , zelfs niet achter de meest linkse en meest sympathieke. Deelname aan linkse verkiezingscampagnes is geen goed idee en kan, als het verslaan van verrechtsing op alle fronten het doel is,.zelfs contraproductieve effecten hebben. Hieronder tracht ik uit te leggen waarom ik dat denk.
Laten we beginnen bij een op het eerste gezicht heel eenvoudige vraag. Maakt de verkiezingsuitslag uit? Jazeker. Het revolutionaire argument dat ik tegen verkiezingsdeelname, parlementaire machtsvorming en dergelijke in stelling breng, is niet gebaseerd op onverschilligheid jegens de uitkomst. Een kabinet Wilders en/of Rutte heeft andere consequenties dan een kabinet Asscher en/of Pechtold, een presidentschap van Trump wordt anders dan een presidentschap van Clinton zou zijn geworden. Die verschillen ontkennen komt neer op je hoofd in het zand steken een relevant stuk werkelijkheid ontkennen. Dat is zeer onverstandig, en ook respectloos naar hele groepen mensen die van bepaalde vormen van politiek nog ernstiger het slachtoffer worden dan veel anderen. Voor molims maakt de vraag of Wilders wel of geen premier wordt, beslist uit. Dus dient het voor solidaire mensen van welke herkomst of achtergrond dan ook, eveneens iets uit te maken. Dat maakt onverzettelijke strijd tegen de PVV en alles waar die voor staat, aan de orde. Maar daaruit volgt nog helemaal niet dat we dus ook naar de stembus moeten om die strijd te voeren. En er volgt al helemáál niet uit dat we ons voor één van de partijen actief uit de naad moeten gaan rennen.
Lang niet altijd is het verschil trouwens zo helder als hierboven geschetst. Vaak is het verschil niet te vangen onder de woorden ‘beter’ versus ‘erger’. Het gaat nogal eens om varianten die allemaal schadelijk voor ons zijn. Trump versus Clinton is hiervoor illustratief. Trump zal het deporteren van immigranten zonder verblijfspapieren escaleren en er stoer over doen. Maar onder Obama – wiens wettige erfgenaam Clinton dacht te worden – was het aantal van die deportaties al wenorm. Ted Rall in Counterpunch op 18 november 2016: “Donald Trump wil drie miljoen illegale immigranten deporteren, en is bereid om families op te splitsen om dat te doen (…) Obama deporteerde er 2 miljoen – meer dan elke andere president. Duizenden kinderen raakten hun ouders kwijt.” Trump wil een muur tegen immigranten uit Mexico. De afgelopen jaren is er al een imposant systeem van hekken en grensbewaking – ambtelijk en op free lance basis – gerealiseerd. Trump gaat verder waar ook Democreatische presidenten hem voor gingen. Trump zal de binnenlandse repressie opvoeren, de politie nog meer ruimte gunnen als ze zwarte mensen neerknalt, milieubescherming uithollen en destructieve energie- en grondstoffenwinning ruim baan gunnen. Trump zal de militaire uitgaven vergroten en de neiging vertonen om bij conflicten diplomatieke stappen maar over te slaan en meteen met bombarderen te beginnen.
Clinton zou het vast subtieler hebben aangepakt, beter verpakt, maar juist daardoor niet minder gevaarlijk. Clinton erfde een anti-Russisch beleid waar ze zelf enthousiast gangmaker van was toen ze minister van Buitenlandse Zaken was. Dat anti-Russische beleid zou wel eens tot snelle confrontatie hebben kunnen leiden als zijn president was geworden. Trump heeft andere obsessies, niet minder gevaarlijk. Maar de kans op oorlog met Rusland is onder de komende president beduidend kleiner, hetgeen natuurlijk een schrale troost is als uit een handelsoorlog met China een militaire botsing voortkomt.
Ik bedoel maar te zeggen: Clinton en Trump zijn niet hetzelfde. Maar ze vertegenworodigen allebei een vorm van levensgevaarlijke, reactionaire politiek. Mijn afkeer van Trump komt uit mijn tenen, maar daar vloeit geen enkele nostalgie naar Obama uit voort, en evenmin spijt dat Clinton niet heeft gewonnen. Verschillen erkennen is niet hetzelfde als één van de alternatieven steunen.
In de VS was de keus tussen neoliberaal rechts en autoritair, fascistoïde rechts. In Nederland ligt het wel anders. Hier zijn immers ook grotere partijen die doorgaan voor links in de aanbieding: SP, GroenLinks, PvdA, Denk, Partij voor de Dieren, Artikel 1. Ik ga hier even niet in op de vraag welke van deze partijen het label ‘links’ wel, niet of slechts enigszins verdienen. In de beeldvorming en de verhoudingen met de openlijk rechtse partijen vormen zij het linkse kamp in het parlementaire politieke bestel. Winnen zij, dan zal wellicht de neiging om allerlei hard neoliberaal beleid door te duwen, geringer zijn, dan komen er meer doekjes voor het bloeden, meer sociale uitzonderingen op asociale regels, en een vertraging van de doordenderende neoliberale afbraakpolitiek. Wellicht. Winnen zij, dan zal wellicht het criminaliseren van vluchtelingen en moslims en zwarte mensen in de breedste zin van dat woord, minder scherpte hebben. Wellicht, want lang niet altijd brengt linkse regeringsdeelname zelfs deze beperkte voordelen.
Verliezen de linkse partijen en winnen hun rechtse rivalen, dan gaan de sluizen van de haat en van het racisme hoe dan ook verder open, en de grenzen voor vluchtelingen verder dicht. Dan zullen er voor witte arbeiders misschien hele beperkte verbeteringen zijn, waartegenover een veel aanzienlijker verbetering van de positie van ondernemers staat. Voor mensen in migrantengemeenschappen wacht dan nog gewelddadiger uitsluiting en onderwerping. Buitenparlementair linkse en radicale opponenten van rechts zullen een verder opgevoerde repressie tegen demonstraties tegenkomen, meer massa-arrestaties, steeds vaker bovendien preventief van aard, en nog grover politiegeweld. Dit geldt, of de VVD nu de grootste wordt of de PVV. Maar met de PVV als grootste dreigt ook nog eens de vorming van een regering met rechtstreeks fascistische inslag, een regering die al deze reactionaire trends zal aanscherpen om een racistische politiestaat in vol ornaat van de grond te krijgen. De PVV in de regering dreigt meteen door te schakelen, niet zomaar naar het crisisbeleid van 1929-1933, maar rechtstreeks naar een flinke dosis 1933.
Griezelige vooruitzichten dus, als rechts wint sowieso en als de PVV gaat regeren helemaal. Doen alsof het niet uitmaakt of dit slag rechts wel of niet de dienst gaat uitmaken, is onverantwoordelijk en onsolidair naar mensen die nog eerder en veel ernstiger het slachtoffer dreigen te worden dan ik als witte ‘autochtone Nederlander’ loop. Rechts escaleert reactionaire trends, parlementair links remt de ongebreidelde opmars ervan misschien een beetje af. Nogmaals: misschien, want zelfs dat staat niet vast. De richting van de ontwikkelingen ten kwade zal door een regering van linksere partije niet veranderen. Wie daaraan twijfelt, raad ik een kleine studie van de recente geschiedenis van Griekenland aan, waar de overwinning van het linkse Syriza na veel gedoe uitmondde in… voortzetting van de bezuinigingen waarmee ze beloofd had te breken. Maar het tempo, de verkeerde kant op, zal met links in de regering vermoedelijk omlaag gaan, hetgeen mensen aan de onderkant meer tijd geeft om verzet op te bouwen. Als ze zich dan maar zich niet afhankelijk opstellen van ‘hun’ linkse regering.
Is dat echter een reden om linkse partijen te gaan steunen? Naar mijn mening geenszins, en wel om twee redenen. De eerste is dat tegenover een beperkt voordeel dat niet eens vaststaat – misschien een iets minder hard rechts beleid – een enorm nadeel staat: inkapseling, afhankelijkheid van wat ‘de politiek’ ons toeschuift. Als links, in welke vorm dan ook, regeert, dan weerspiegelt en versterkt dat de houding onder veel mensen om politici als gulle gevers, als bondgenoten, soms zelfs als bevriende figuren, te zien. ‘Onze mensen’ zullen toch wel tegemoet komen aan onze gerechtvaardigde verlangens, nadat we zo enthousiast campagne voor ze hebben gevoerd? Zij zullen toch die dreigende uitzetting van dat gezin dat hier al acht jaar woont, toch wel tegenhouden? Zij zullen dat minimumloon topch wel eens verhogen? Zij zullen toch wel de Oostvaardersplassen redden uit handen van toeristenbranche en projectontwikkelaars? We moeten ze dan natuurlijk wel de tijd gunnen, en niet met ‘voorbarige’ acties vor de voeten lopen. En ja, als het resultaat van links beleid een beetje tegenvalt, bedenk dan maar hoeveel erger het onder rechts zou zijn…. Zo raakt verzet bij voorbaat al verstrikt in illusies en verlamd door de intimiderende verwijzing naar de terugkeer van rechts.
Met dit soort redeneringen dempt een linksige regering plus haar aanhang dus dreigend protest en verzet. Terwijl precies protest en verzet noodzakelijke middelen zijn om rechts beleid tegen te werken, onuitvoerbaar te maken, de politieke prijs er van op te drijven totdat die zo hoog is dat rechts – en ingekapseld links! – er maar van afziet. En linkse regering verzwakt daarmee die ene beslissende factor die zaken wél naar een sociale, antiracistische en duurzame richting, naar gelijkwaardigheid in vrijheid, kan duwen: autonome strijd van onderop, vriendelijk waar zoiets mogelijk en vruchtbaar is, keihard confronterend waar nodig. Links-aan-de-regering is dan ook niet op dezelfde manier de vijand als rechts. Maar het is wel de vijand. Ook links aan de regering bestuurt het huidige systeem, met alle inherente onrechtvaardigheden van dien. Het linksige bijschaven en verzachten van het leed doet daar niets aan af.
De tweede reden vloeit daaruit vort. Ja, links ziet soms kans om verslechteringen enigszins af te remmen, en bescheiden verbeteringen te bereiken. Maar alles binnen het kader van wat het systeem en de machthebbers daarbinnen – de grote ondernemers bovenal – aanvaardbaar vinden, ter wille van de stabiliteit en de koopkracht van mensen wellicht zelfs toejuichen. Links wil nogal eens de loopjongen zijn voor een deel van die kapitalistische heersende klasse die van bepaalde vormen van progressief beleid denkt te profiteren. Milieumaatregelen bijvoorbeeld: die zijn, naast allerlei dingen meer, gewoon ook een markt voor producenten van zonnecollectoren, windmolens en isolatiemateriaal. Met links aan de regering krijgt een ander slag kapitalisme wat meer ruimte dan onder rechts. Dat is de achtergrond van de uitdrukking die sommige radicalen soms bezigen, en die ik in de loop der jaren steeds minder absurd ben gaan vinden: partijpolitiek links maakt deel uit van de ‘linkervleugel van het kapitaal’.
Aan de onderliggende ongelijkheden, de chronische verarming van grote aantallen mensen en het schameler worden van allerlei voorzieningen, verandert intussen onder een linksige regering dus weinig tot niets. Die verarming en verschraling zal frustraties en boosheid helpen voeden. Met rechts in de regering is het relatief makkelijk om die frustraties en woede tegen rechts te helpen richten: die zijn als regering immers verantwoordelijk. Met links in de regering is dat lastiger: die zijn dan immers zeolf verantwoordelijk voor datgene waar mensen gefrustreerd door zijn.
Als er dan geen autonome, radicale krachten actief zijn tegen rechts in al haar vormen – inclusief de consessies die regerend links onvermijdelijk aan rechts doet – dan is de ruimte voor een rechtse oppositie tegen regerend links overweldigend, en levensgevaarlijk groot. Links in de regering, met alle teleurstelling die dat onvermijdelijk meebrengt, is keer op keer een hele gunstige situatie vor de opkomst van hard, agressief en racistisch rechts.Juist onder een regering van Wim Kok en zijn PvdA zagen we de doorbraak van Pim Fortuyn als uiterst rechtse gangmaker. Juist tijdens regeringen met de PvdA erin zagen we uiterst rechts, fascistisch rechts in de vorm van de PVV, steeds verder opmarcheren.
Je ziet iets soortgelijks in andere landen. In Frankrijk, waaron onder de linkse president Hollande het fascistische Front National steeds verder groeit in aanhang en op niet al te lange termijn mogelijk zelfs het presidentschap verovert. En kijk wederom naar Griekenland waar op basis van de linkse Syriza-regering de desillusies, de bitterheid groeien… en waar de nazi’s van Gouden Dageraad het initiatief weer dreigen te nemen. Zo was er een gerichte intimidatiepoging door een Gouden Dageraad-parlementslid plus aanhangers tegen een school in Athene waar voorbereidingen werden getroffen om vluchtelingen onderwijs te geven waar Aljazeera op 17 januari 2017 verslag over deed.
Nóg een linksige regering in Nederland baant langs dit soort lijnen de weg om de PVV of een soortgelijke formatie nog veel groter, sterker en meer geworteld te doen worden, zodat ze straks helemaal geen VVD meer nodig hebben om aan een meerderheid te komen. Parlementair links nu steunen houdt de PVV nu misschien even op afstand. De prijs ervoor is de vorming van een situatie die de PVV op termijn juist in de kaart speelt.
Wat deze hele tragische cyclus – openlijk rechtse regeringen afgewisseld met linksige regeringen die de weg bereiden voor volgende rondes van verrechtsing – kan doorbreken is niet ons stemgedrag. Wat deze cyclus kan helpen doorbreken is verzet, gekoppeld aan en beargumenteerd door radicale kritiek. De vijand in dat verzet en die kritiek is niet alleen de openlijk rechtse politiek. De vijand is de verrechtsing en het systeem waarvan die verrechtsing de scherpste uitdrukking is. De vijand is het hele reactionaire gedachtengoed dat ongelijkheid legitimeert en helpt doordrukken, de ondermijning van solidariteit en het platwalsen van vrijheid in gelijkwaardigheid rechtvaardigt en de verwoesting van de planeet en wat er op leeft als ‘efficiënt’ en ‘noodzakelijk’ helpt propageren. De vijand is de politieke praktijk, het beleid waarmee dit gedachtengoed wordt doorgedrukt. Of dat doordrukken gebeurt door openlijk rechtse politici of door mensen die zich links noemen, maakt hier niet wezenlijk uit. Deze verrechtsing dient te worden bestreden, net als iedere concessie die linkse politiek-in-de-regering aan deze verrechtsing doet.
Om die strijd tegen verrechtsing te voeren, kunnen we niet bouwen op linkse politici, hoe oprecht ze ook zijn, en hoe mooi hun programma ook is. Die strijd vergt autonome actievormen en netwerken, fundamentele maatschappijkritiek en de bereidheid tot confrontatie – juist ook met degenen die zich als bondgenoot presenteren maar wiens verstrengeling in de bestaande orde ook hen functioneel tiot vijanden zal maken als het er op aan komt.
Willen we goedbedoelende supporters van linkse politici en politici-in-spe van die vijandige rol weerhouden, dan dienen we ze niet te sterken in hun illusies, in hun misplaatste geloof dat verkiezingscampagnes en parlementsdeelname de manieren zijn om rechts te verslaan. Dan dienen we een radicale beweging op te bouwen als vijand van rechts en tevens als alternatief tegenover parlementair links dat rechts in essentie tegemoetkomt omdat het op hetzelfde kapitalistische fundament bouwt. Dan dienen we een radicale beweging op te bouwen, zo overtuigend en zo sterk en zo aantrekkelijk dat zelfs links-parlementair politiek actieve mensen deserteren uit hun partij en alsnog naar het radicale kamp overlopen.
Juist een effectief uitdagend optreden van dit radicale kamp kan er ook weer aan bijdragen dat de politieke atmosfeer minder beklemmend en minder rechts wordt – waarmee tegelijk de kans dat rechts ook electoraal domineert weer iets kleiner wordt. Tegelijk voelt een gegroeid links dan meteen de druk van autonome krachten buiten het parlement, zodat de ruimte voor parlementair links om alles in te kapselen en weg te polderen, kleiner is. Je hoeft dus niet achter de verkiezingspolitiek aan te hollen om er met je daden toch invloed op te hebben. Deelnemen aan verkiezingsstrijd door campagne te voeren voor een partij? Nergens voor nodig. Des te harder nodig is het deelnemen aan directe, buitenparlementaire strijd tegen rechts. Als het effect ook doordreunt tot in de verkiezingsuitslag en de parlementaire krachtsverhoudingen prima. Maar dat maakt de stembus en de verkiezingscampagne nog niet tot ons wapen. Je neemt toch ook geen medicijnen op basis van alleen hun mogelijke positieve bijwerkingen, als de hoofdwerking zo dubieus is?
Dan moet dat radicale kamp er dus wel eerst zijn. Dat is nu nauwelijks het geval. Dus dat kan maar beter veranderen. Daar dienen we dus onze energie, onze inzet en onze tijd in te helpen steken. Maar geloven we echt dat we dit radicale kamp helpen opbouwen door toch maar weer achter één van de linkse parlementaire partijen aan te hobbelen, uit die zo verlammende, deprimerende en desoriënterende angst dat het anders nóg erger wordt?
Peter Storm