vrijdag 12 februari 2016
Een kleine week nadat antifascisten de Slag om Amsterdam op punten wonnen van de Pegida-fascistenmenigte, is er best reden om nog eens op de gebeurtenissen en diverse reacties er op terug te blikken. De gang van zaken is er belangwekkend genoeg voor, en sommige commentaren verdienen aandachtige reflectie en reactie. Ze bieden immers een goede gelegenheid om de noodzaak van een stevig antifascistische aanpak nogmaals te beklemtonen.
Krachtsverhoudingen
Het eerste punt dat ik wil maken is dit. Antifascisten dwarsboomden het samenkomen en ongestoord marcheren van Pegida redelijk effectief. Ons succes was groter dan ik de dagen ervoor had durven hopen. In die zin was het een overwinning. Maar de overwinning was tactisch, en bepaald niet strategisch van aard. Het was een overwinning die de kracht van het fascisme niet wezenlijk heeft aangetast. We hebben ze hinderlijk voor de voeten gelopen, maar inmiddels marcheren ze verder.
Ik bedoel het volgende. Pegida deed haar ding niet in één van de bolwerken van rechts en uiterst rechts. Dit was geen Almere, geen Steenbergen, geen Venlo. Het is de stad van Jordaanoproer en Februaristaking, van Provo, Nieuwmarktrellen, Geen Woning, Geen kroning, op 30 april 1980, van kraakstrijd en stakingen. Nog maar tien jaar geleden zou de stad een no-go-area voor fascisten in groepsverband zijn geweest. Die zouden door boze mensen, van antifascistische krakers tot en met Ajax-supporters, zonder omhaal in de gracht zijn gedeponeerd. Als het al tot een samenkomst van de fascisten zou zijn gekomen, want er is alle kans dat burgemeesters destijds een excuus hadden weten te vinden om een hypothetische Pegida-mars niet te laten plaatsvinden, en zeker niet in de voormalige Joodse buurt. Dat Pegida alleen al het lef heeft om het te proberen, tekent de naar rechts verschoven verhoudingen. Dat hun hatelijke samenzijn niet in een volledig debacle – in die spreekwoordelijke Amsterdamse grachten derhalve – is gegooid, tekent die verschuiving eveneens.
De verhoudingen b lijken ook getalsmatig. Pegida had vast op meer gehoopt maar hun opkomst was niet miniem. Berichtgeving is hier tegenstrijdig. Volkskrant en
Tegenover die pakweg honderd fascisten stonden hooguit enkele honderden antifascisten die actief Pegida tegenwerkten. Zij duwden Pegida in de verdediging. Maar overweldigend was ons overwicht bepaald niet. We mogen er bepaald niet op rekenen dat we in andere plaatsen – waar linkse en radicale bewegingen veel en veel zwakker staan – net zo succesvol zullen zijn. Een goed humeur na afgelopen zaterdag hebben alle antifascisten zeer verdiend. Triomfalisme is echter misplaatst. We hebben versterking nodig, vroeg of laat gaat het anders een keer echt helemaal mis.
Dat brengt me op een tweede belangrijk punt: die gelederen. Daadwerkelijk Pegida dwarsbomen deden groepen van bescheiden omvang. Gelukkig waren zij echter niet de enigen die de straat op waren gegaan om hun afkeer van racisme, fascisme en dus pegida te laten blijken. Vele honderden – zeker duizend, mogelijk 1500 – mensen waren op de manifestatie ‘Vluchtelingen welkom, racisme niet’. Hun aanwezigheid droeg wel degelijk bij aan een sfeer waarin de stasd toch meer ‘van ons- antiracisten in brede zin – was dan van ‘hun’, van de fascisten en hun maten. Vanuit de manifestatie optrekken naar de Pegida-verzameplek kon alleen omdat er die manifestatie wás. Die droeg dus indirect bij aan het antifascistisch succes even verderop.
Actievormen
Dit is dan ook een goede plaats om te reageren op opmerkingen die Arnold J. van der Kluft op de website Krapuul in mijn richting plaatste. Hij geeft aan dat hij vroeger sceptisch was over dit type manifestatie, maar laat daarop volgen: “Ik denk daar nu anders over. (…) Dus ben ik het niet eens met kameraad Peter Storm (…) Ik zie het belang er van in je vreedzaam te manifesteren en vreedzaam te uiten.” Maar dat belang zie ik dus ook! Dáár zijn we het over eens, beste kameraad Arnold! Maar het is één vanv de actievormen, niet dé actievorm, niet de belangrijkste en niet de vorm die volgens mij het meest acuut versterking vereist. Ja, ik gaf ongenoegen aan in mijn verslag, ik word van de opzet van dit soort acties soms inderdaad “kregel”. Van de kritiek op de passieve rol waarin aanwezigen gestopt worden, waarin deelnemers nauwelijks meer zijn dan toeschouwers, figuranten of achtergrondkoor, neem ik ook niets terug. Ik wil actie, geen participatie in een Gesamstkunstwerk. Maar van de woorden waarin in aangaf dat ik snap dat anderen dat anders ervaren, en dat ik best het bemoedigende effect voor veel aanwezigen inzie, neem ik óók niets terug.
Voor veel mensen is zo ’n manifestatie precies wat ze nodig hebben en bij kunnen dragen. Er komt wellicht een tijd dat er voor mij ook niet zo veel meer inzit dan dat. Een flink stukje rennen vor chargerende ME-ers lukt nu nog, maar over vijftien jaar niet meer, en natuurwetten zijn nog altijd sterker dan persoonlijke voorkeuren en politieke keuzes… Hoe dan ook, ik heb zulke manifestaties liever groot dan klein. Maar ik zie ze tegelijk ook graag bewegen, lópen, veranderen in actievere actievormen, in demonstraties en weet ik wat. Met alléén dit type manifestaties gaan we Pegida niet tegen houden en slechts weinig afremmen. Het is allebei nodig: brede mobilisaties en demonstraties – maar dan graag actiever, met inbreng van de aanwezigen – én stevige confrontaties waarmee we de fascisten de opmars versperren Laten we tussen die twee actievormen geen muur op trekken, dat is helemaal niet nodig en niet goed. Laat iedereen doen wat haar of hem het beste ligt.
Willen de verschillende actievormen optimaal elkaar versterken, is het wel nuttig als we elkaar wederzijds als legitiem en nuttig erkennen, ook als je voorkeur hebt boven de ene boven de andere.. Ik hoorde echter vanaf het podium van de manifestatie geen enkel warm of waarderend woord richting die antifascisten die voor een meer confronterende actievorm kozen. Van de politieke partijen vers wacht o ik ook niets anders. Van de Internationale Socialisten zou je echter wel iets meer mogen verwachten: die erkennen in principe immers de noodzaak van fysieke confrontatie om fascisten terug te drijven. Catherine Black van deze organisatie hield een stevige toespraak vol goede punten zoals de felle taal tegen PvdA-politici;.Ik heb hemgelezen en ook beluisterd . Maar de speech repte ook nergens van wat er even verderop al aan het gebeuren was. Wel: “het is dan ook aanstootgevend dat een paar honderd meter hier vandaan de raciastuische organisatie Pegida staat, nota bene op de plek waar gherdenkingsstenen ligfgen voor joodse slachtoffers”. Maar geen melding van het feit dat antiracisten die racisten ter plekke aan het tegenwerken waren, ten koste van reële fysieke risico ‘s. De support aan militanter antifascisme blijft op die manier niet aleen in woorden steken, maar die woorden bleven op het kritieke moment ook nog eens achterwege.
Waarom kon er vanaf het podium niet eens een ‘Terwijl wij hier staan, staan anderen vlakbij Pegida om hun afkeuring te laten blijken.Voor wie die die keus maken: sterkte mensen, let op jezelf en elkaar!’ van af op zo ’n moment? Of ‘wij kiezen misschien andere wegen in onze strijd maar het is wel allemaal ónze strijd’? Waarom moet het feit dat toch enkele honderden mensen méér willen dan staan luisteren en applaudisseren, zo ongeveer worden verzwegen? Morgen zijn de antifascisten misschien echt met te weinig. Dan is er voor al die ME minder ‘reden’ in de optiek van Van der Laan. Wat als de Pegida-fascisten dan echt opmarcheren naar zo ’n manifestatie? Wordt de noodzaak om de fascisten fysiek te weerstaan dán pas relevant genoeg om er melding van te maken?
Ik zie de aanwezigen op de manifestatie nadrukkelijk als bondgenoten die een iets andere invulling geven aan hun antiracisme dan ik, maar met wie ik iets wezenlijks deel. Maar worden wij – waarmee ik nu even degenen bedoel die Pegida probeerden uit te jouwen, te overschreeuwen, te blokkeren en anderszins fysiek tegen te werken – door de sprekers op het podium ook als zodanig gezien? Ik heb er niets van gemerkt. Intussen stonden op de tijdlijn van Laat Ze Niet Lopen wél waarschuwingen waar ook aanwezigen op de manifestatie wat aan hadden. Die maniefestatie werd daar ook gewoon genoemd. Militanter antifascisten zien dus wèl de noodzaak om buiten eigen kring te kijken en het oop te nemen voor iedereen die gevaar liep door fascisten te worden belaagd.
Over meningsvrijheid, confrontatie en het afschrikken van ‘gematigden’
Intussen leg ik wel nogmaals de nadruk op de noodzaak van zo ’n militant antifascisme. Enkele reacties op mijn vorige stuk over deze dag vragen daarom nog om wat commentaar. Zo is er de vraag naar de hypocrisie: klagen als de demonstratievrijheid van anarchisten door de politie wordt ingeperkt, maar intussen wel de uitingsvrijheid van Pegida fysiek hinderen. “Hebben zij geen recht op vergaderen, wandelen en meningsuiting?”schreef SG over de Pegida-memsen. Er is het verwijt dat de zinnen aan het eind, over Amsterdamse grachten en lijn tien. “Laten we niet dezelfde gewelddadige retoriek die fascisten gebruiken”, aldus Jeroen. En Kelbo: “die laatst we woorden over lijn tien, ja ik snap dat je er zo over denkt, maar het is niet constructief. Een meer gematigd persoon zal hierdoor afhaken en juist nu moeten we ook de meer gematigde lieden erbij betrokken worden, anders loopt het uit de hand”.
In de eerste plaats: die vier zinnen zijn een liedje. Je kunt dat wegzetten als ‘gewelddadige retoriek’, maar dan misken je de knipoog. Feitelijk is het liedje al oud, ik ken het van demonstraties tegen van alles en nog wat. “O die Ritzen (Lubbers, Deetman, Rutte, vul maar in…) en zijn plannen, weet je waar ik die het liefste zou zien…” Niemand zag daarin meer dan een lekker botte uiting van protest. Niemand had het toen over het overnemen van “gewelddadige retoriek” van wie dan ook. Actieliedjes zijn geen letterlijk te nemen politieke verklaringen. Over hoe smaakvol het is, kun je het natuurlijk hebben, maar niemand hoeft mee te zingen, en als je een aardiger liedje naar de barricaden meebrengt, is dat natuurlijk prima.
Maar ik hou wel staande dat fysieke confrontatie – fascisten van de straten jagen, desnoods de gracht in – nodig is. Een menigte fascisten die zich uit door zich te verzamelen en te gaan lopen, uit niet zomaar een ‘mening’. Ze stellen een daad van intimidatie. Fascistische samenkomsten en optochten zijn pogingen om de straten te veroveren. Ze gaan veelal gepaard met het bedreigen van mensen wiens (vermeende) herkomst, achtergrond of identiteit ze niet aan staat. Pegida aan de wandel is straatterreur in embryo. Ik beklemtoon de noodzaak om die straatterreur te de kop in te drukken, desnoods hardhandig, en dat ook niet aan de staat en de politie over te laten, wiens agenda net zo min solidair en vrijheidslievend is als die van de fascisten zelf. Ik pleit voor militante confrontatietactieken tegen georganiseerd, groepsgewijs optredend fascisme, niet omdat ik denk dat op die manier hun mening verandert, maar simpel als een doortastende vorm van zelfverdediging, en van solidariteit met degenen die zich niet altijd fysiek kúnnen verdedigen.
Het succesvol gebruik van deze technieken betekent dat de geharde fascisten merken dat geen ruimte voelen, dat ze zonder enorme politiebescherming zich niet staande kunnen houden. Dat is niet goed voor hun zelfvertrouwen en verzwakt ze. En als sympathisanten van Pegida weten dat ze niet zonder gedoe en actieve tegenstand aan een Pegida-actie kunnen deelnemen, zullen ze zich ook twee keer bedenken voor ze meegaan. Zo houden we de opkomst van fasscistische acties klein.
Zodra de druk van assertieve antifascistische tegenwerking wegvalt, vervalt ook een reden voor wat minder fanatieke aanhangers van fascistenclubs om thuis te blijven. Dan vervalt ook de noodzaak (vanuit het gezag bezien) om grote horden ME-ers de straat op te sturen. Dán krijgen fascisten de ruimte, en dan heb je straks optochten van vele honderden of duizenden, bestaande uit geharde fascisten tot en met openlijke neo-nazi ‘s, vergezeld van grotere aantallen PVV-sympathisanten en ander rechts en uiterst rechts volk. Dat soort optochten zijn een acute bedreiging voor migranten, voor vluchtelingen, voor elke, döner- of shoarmazaak onderweg, van elk winkeltje langs de route dat kennelijk door mensen van Marokkaanse, Turkse of andere migrantenachtergrond wordt gedreven, en van iedereen die er uitziet alsof zij of hij wel eens links, antifascistisch of zelfs maar een beetje alternatief zou zijn.
Dáárom is het soort actie dat Laat Ze Niet Lopen keer op keer bepleit – tegen Pegida, tegen de NVU, noem maar op – zo noodzakelijk. Niet om fascisten ergens anders van te overtuigen dan dat we ze geen enkele ruimte gunnen. Wel om die fascisten die ruimte dus daadwerkelijk actief te betwisten, en ze zo zwak, ineffectief en gedemoraliseerd mogelijk te houden. Dan werken we tegelijk ook de trend tegen dat bijvoorbeeld de PVV dit slag straatfascisten gaat zien en benutten als min of meer hun knokploegen. Hoe zwakker die knokploegen, hoe minder interessant ze immers zijn voor iemand als Wilders.
Schrikt confrontatie en de bijbehorende taal ‘gematigden’ af? Ja, vast wel. Ook daarom is het goed dat er naast antifascistische confrontaties ook antiracistische manifestaties zijn. Ieder haar of zijn ding, prima. Maar daar mag dan wel iets bij. Met gematigdheid kan we het rechts-radicale gewelddadige project dat fascisme nu eenmaal is, niet worden verslagen. De antifascistische keus – ongeacht de precieze middelen – is ten diepste een radicale en onverzoenlijke keus die noodzakelijk is, willen we de m aatschappij niet overweldigd zien worden door nieuwe rondes van knokploeggeweld, racistische terreur en erger.
Sommige ‘gematigden’ zullen terugdeinzen. Sommige ‘gematigden’ zullen hopelijk radicaliseren – de antifascistische richting uit. Daarop hopen is uitstekend, daaraan bijdragen ook. Maar ons militante geluid in afwachting daarvan temperen? Terwijl we wachten totdat ‘gematigden’ de de radicale antifascistische keus beginnen te maken en de noodzaak van militante strijdvormen beginnen in te zien? Die tijd hebben we niet. Daarvoor is de fascistische dreiging te groot, te sterk en te acuut.
Peter Storm