HERDENKING, BEKLEMMING EN GEVAAR
donderdag 24 juli 2014
Beklemmend vond ik het, die herdenking van de mensen die omgekomen zijn bij de vliegramp in Oekraïne. Ja, mensen verdienen het dat er even aan ze gedacht wordt. Nabestaanden kunnen troost en ondersteuning goed gebruiken, en dat er in het hele land aan ze gedacht is, heeft ze hopelijk goed gedaan. Maar de opgedrongen en nationale manier waarop dit plaats vond, hoort in een maatschappij van vrije mensen niet thuis, en is deel van de groei van een gevaarlijke stemming.
Gistermiddag zat ik met een kameraad op een terras in Dordrecht. Iemand van de bediening komt vriendelijk naar ons toe met ‘u weet dat er om vier uur één minuut stilte wordt gehouden voor de doden?’ Kort erna was het vier uur, en inderdaad: mensen zwegen, er daalde een stilte neer op het terrassen. Op het terras naast ons begonnen mensen op te staan, een enkeling keek op zich heen met een blik alsof hij de rest ook tot opstaan wilde vermanen. Een deel van de mensen dacht ongetwijfeld oprecht aan de doden. Een deel van de mensen keek vooral alsof ze andere mensen in de gaten wilden houden: u zwijgt toch wel eensgezind?! U bent toch wel aan het herdenken?! Ik weet niet hoe er gereageerd zou zijn als ik was opgestaan en me uit de voeten had gemaakt. Ik heb het maar niet geprobeerd. Gelukkig bleef aan ‘ons’ terras vrijwel iedereen zitten, zodat de ‘sta-op’-pressie weerstaan kon worden.
Toen de minuut ruimschoots voorbij was en mensen weer begonnen te praten zei ik tegen mijn maat: ‘dus zo ziet totalitarisme er dus uit’ . Beangstigend, maar het had bijna iets lachwekkends ook. Ik kan het op zulke momenten bijna niet laten om even te denken aan dat Noordoost-Aziatische land, ingeklemd tussen Zuid-Korea en China., dat geacht wordt het summum aan massamobilisatie en manipulatie te zijn.
De beklemming was zo groot omdat er geen enkele openlijke dwang achter zat. Er was geen politie die in de gaten hield of iedereen wel zweeg, geen grotesk paraderende militairen, geen kanonschoten op het moment suprème. Zelfs het totalitarisme werkt hier ‘op vrijwillige basis’, de ‘participatiemaatschappij’ was een minuut lang realiteit. Ik vond de aanblik en de druk ervan onbehaaglijk. Ik word liever openlijk door de geüniformeerde vijand gedwongen dan door een onzichtbare collectieve nationale alomtegenwoordige publieke pressie. En mijn beleving staat niet op zichzelf: ik begrijp dat via Twitterberichten mensen ookschande werd gesproken over ‘respectloos’ gedrag. Met zo ‘n houding onder de bevolking is een openlijke politiestaat vrijwel overbodig.
Wat dit alles zo problematisch maakt is niet het feit van de collectieve rouw op zich, maar het verplichte, opgedrongen karakter ervan, en de politieke lading die het mee kreeg. Dat verplichte karakter was voelbaar: niet meedoen was vrijwel onmogelijk, alhoewel technisch niet strafbaar. De politieke lading lag besloten in de term “dag van nationale rouw”; het was iets nationaals, niet iets algemeen-menselijks. Het was iets van wij-Nederlanders-samen., iets waarmee “de verbondenheid van een heel volk, van de gehele natie op een indrukwekkende manier weergegeven (werd)”, zoals Sylvain Ephimenco het beschreef. Alsof ‘Nederland’ door de crash is aangevallen, in plaats van dat eenvoudig de inzittenden van die crash en hun nabestaanden – uit meerdere landen afkomstig – door die crash zijn getroffen. De gebeurtenis zelf had, naar Nederland en haar bewoners toe, niets nationaals. De herdenking maakte er echter wel een nationaal evenement van. Dat sluit mensen in met het ‘juiste’ paspoort. Het sluit onvermijdelijk ook mensen uit: degenen die niet bij ‘de natie’ behoren.
We maken ons hier soms zo vrolijk over chauvinisme elders. Wat we dezer dagen rond de crash zien, is van chauvinisme bepaald niet vrij. Menselijk leed wordt gemanipuleerd tot nationaal leed. Dat nationale sentiment – gemanipuleerd, maar tegelijk doortrokken van echt en oprecht verdriet – is een instrument voor politici om een interne eenheid af te dwingen, zich te profileren als vaderlijke welwillende lieden, terwijl ze intussen een hek om het land zetten om buitenstaanders te weren, de onderkant vermanen om harder te werken ‘voor het landsbelang’ en zelf van de macht blijven genieten. Zo gaat het al in vredestijd. De eenheid die met nationalisme in de hand wordt geforceerd, is een eenheid die de mensen aan de onderkant inpalmt, inkapselt en beoogt onschadelijk te maken voor de machthebbers. Dat voorspelt weinig goeds.
Dat geldt in vredestijd al. Maar het is nauwelijks vredestijd, en dat maakt de zaak nog ernstiger. De nationale herdenking is ook daarom zo eng omdat deze sentimenten gekoppeld raken aan een oproep om een vuist e maken tegen Rusland, dat als medeplichtig aan de crash is aangewezen. Gisteren ging het om een nationale herdenking. Vandaag gaat het om een“politiemissie” die Nederland naar Oekraïne wil sturen. Gewapende Nederlandse aanwezigheid in oorlogsgebied dus. De stemming van nationale eenheid maakt een nee tegen zulke militair ingrijpen moeilijker.
Zo ‘n nee is echter wel nodig, willen we Nederland niet verder in een oorlogsmoeras zien wegzinken, niet zien bijdragen aan een oorlog die van alle kanten onrechtvaardig is en aan alle kanten slachtoffers eist. Willen we de nationale medeplichtigheid daaraan verder uitbreiden? Met de bijbehorende risico ‘s? Straks landt er een granaat – van regeringstroepen, van separatisten – op Nederlandse agenten of soldaten. Dan krijgen we vast wéér een moment van nationale herdenking. Maar het militaristische karakter zal dan aanzienlijk moeilijker te miskennen zijn dan het gisteren op dat Dordtse terras nog was. Willen we die kant op?
De griezelige nationale eenheid van gisteren werkt zo ‘n rampzalige koers in de hand. De herdenking was griezelig, als ervaring maar ook vanwege de bijdrage aan de oorlogsstemming die in Nederland is opgekomen. Dat die bijdrage voor veel mensen onbedoeld is, maakt een waarschuwing ertegen méér noodzakelijk, niet minder.
Peter Storm