vrijdag 4 maart 2016
Het wordt nu toch wel tijd dat ik aandacht besteed aan de prijsuitreiking na mijn favoriete soapserie. Of is het een wedstrijd, dat Amerikaans presidentskampioenschap? Dan is er tenminste één kijksport waar ik fan van ben. Hoe dan ook, de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen dus. Wat zal ik er eens van zeggen? Eén: Hillary Clinton wordt de nieuwe president, and it will be hell as usual, of nog wat erger. Twee: Donald Trump is de Grote Rechtse Boeman, tegen wie de Democraten iedereen naar de stembus hopen te jagen onder het motto: díé wil je toch niet in het Witte Huis? En ja, Trump drukt een gevaarlijke rechtse trend uit, maar het gevaar wordt door Democraten ook welbewust om tactische reden extra zwaar aangezet. Drie: Bernie Sanders zorgt voor links vertier en ook nog wel iets meer. Laten we daar eens mee beginnen.
President gaat Sanders hoogstwaarschijnlijk niet worden, maar de discussies die rond zijn campagnes op komen, zijn wel degelijk van enig belang. Enkel en alleen maar het hoofd afwenden, de boel de boel laten en en de electorale arena rechts laten liggen, is soms verleidelijk maar vanuit radicaal gezichtspunt niet verstandig. Minstens zo onverstandig is het echter om daadwerkelijk zelf die arena te willen betreden, of er het middelpunt van een radicaal verhaal van te maken.
Bernie Sanders en zijn campagne en maken nogal wat enthousiasme los. Dat enthousiasme is best opmerkelijk, en best positief ook. De man trekt volle zalen met soms ettelijke duizenden belangstellenden op zijn campagnebijeenkomsten. De man heeft in enkele staten met overtuigende meerderheden voorverkiezingen gewonnen. De man heeft duidelijk een verhaal dat aanspreekt. En het is een verhaal waar veel van klopt. Sanders haalt uit tegen de rol van het grote geld in de Amerikaanse politiek. Hij fulmineert tegen het feit dat een handvol rijken maar incasseren, en dat de rest van de bevolking de eindjes amper of zelf niet meer aan elkaar weet te knopen. Hij benoemt daarmee een absoluut wezenlijk punt: klassenverschil, klassentegenstelling, en het diepe onrecht dat daar in schuilt. Dat tientallen procenten van de bevolking sympathie heeft voor dat verhaal, is positief.
Het gaat verder. Hij noemt zich socialist. In de jaren vijftig tot en met negentig was puur en alleen dat woord ‘socialist’voldoende geweest om je tot kansloze kandidaat te bestempelen. Nu kennelijk niet. Maar liefst 47 procent van ondervraagden blijkt iemand die zich socialist noemt, eventueel best in het Witte Huis te willen zien. Sanders laat zien dat het taboe op dat woord ‘socialist’ is doorbroken. En ook ‘politieke revolutie’, dat andere buzzword dat hij gebruikt, werkt niet in zijn nadeel. Hert hele politieke debat blijkt opeens minder smal, minder beperkt, minder door anti-linkse taboes geterroriseerd te zijn dan dit sinds de late jaren dertig het geval is geweest. Want let wel: zelfs in de jaren zeventig, toen relatief progressieve kandidaten binnen de Democratische partij niet kansloos erkwamen en soms zelfs de kandidatuur bemachtigden, noemden die zich hooguit ‘liberal’ of ‘progressive’. Socialist noemde zich noch Robert Kennedy, noch Eugene McCarthy, beiden links-van-het-midden-
Dat socialisme van hem, stelt het echter veel voor? Dat valt dus tegen. Het gaat om een herleving van het New Deal-gedachtengoed van Roosevelt uit de jaren dertig. Het gaat om sociaaldemocratisch beleid zoals dat in landen als Noorwegen en Zweden tijdenlang heeft gefunctioneerd. Het gaat om een aangepast, iets minder rauw kapitalisme, met gezondheidszorg voor iedereen, sociale zekerheid die wat voorstelt, mogelijk ook vakbondsrechten. In Nederlandse verhoudingen zou hij prima in het CDA terecht kunnen. Mensen die Sanders zien als wegbereider van radicale antikapitalistische verandering, zien iets wat er niet is. Maar in het politieke klimaat van de VS is dat niet de essentie. Precies de discussie over de vraag wat dat socialisme van Sanders voorstelt, opent al interessante ruimte voor de vraag: wat is socialisme sowieso eigenlijk? En hetzelfde geldt voor die politieke revolutie die hij bepleit, iets dat hij meteen al deed toen hij zijn kandidatuur aankondigde. Hij ziet daar kennelijk een door grote aantallen mensen gedragen electorale campagne in om mensen meer en het grote geld minder invloed te geven in de politiek. Maar nu de kreet ‘politieke revolutie’ eenmaal rondzingt, is het voor mensen die veel radicaler veranderingen voorstaan, wel een stuk makkelijker om het daar expliciet over te hebben.
En weliswaar hecht ik als anarchist voor mezelf weinig meer aan het etiket ‘socialisme’. Het is wel degelijk mogelijk om de zaken waar anarchisten voor staan te framen als een authentiek, anti-autoritaire tak van het socialisme, ja als het enige soort socialisme dat die naam echt waard is. Immers, wie de staat accepteert, accepteert mensen die de baas zijn… en hopsakee, daar gaat de door socialisten bepleite gelijkheid alweer. Socialisme is staatloos en anti-autoritair, en daarmee feitelijk anarchisme, of het is geen socialisme, zo kan ik als anarchist uitstekend staande houden. Als de campagne van Sanders de discussie rond dat s-woord makkelijker maakt, waarom zouden we daar dan niet ons voordeel mee doen en ons voluit in de discussie storten?
Negeren van de Sanders-campagne, en wat die losmaakt, is dus niet verstandig, want dan missen radicalen hele bruikbare kansen. Maar om die kansen te benutten die het Sanders-verschijnsel biedt, is het niet nodig om diens campagne daadwerkelijk te steunen, zoals een enkele anarchist bepleit in een betoog waar wel heel weinig vertrouwen in anarchistische principes uit blijkt Sterker, zulke steun lijkt mij een valstrik van formaat. Sanders is geen radicaal, en is daar zelf ook heel duidelijk over. Hij wil het kapitalisme een beetje bijschaven, en het zou voor heel veel arme mensen prettig zijn als dat kon lukken. Probleem één: het kan zelfs in eigen termen niet lukken, vanwege de partij wiens kandidaat hij wil worden. De Democratische Partij is, via fondsenwerving en via partijbaronnen en – structuren, volstrekt onderdeel van de kapitalistische politiek. Die partij gaat geen beleid doorzetten dat tegen de top van het grote bedrijfsleven in gaat, zelfs al zou Karl Marx in eigen persoon uit de dood herrijzen om presidentskandidaat van de Democraten te worden. Serieuze hervormingen die tegen het kapitaalsbelang in gaan zijn via die partij zo ongeveer uitgesloten. Iedereen die het langs die weg heeft geprobeerd, heeft zich uiteindelijk aangepast aan de kapitalistische prioriteiten, of is ontgoocheld weggelopen.
Zelfs rolmodel Roosevelt kon zijn New Deal-hervormingen alleen maar doorzetten voorzover het een deel van de kapitalistenklasse goed uit kwam. Koopkrachtverhoging – en dus meer afzet – plus inkapseling van de opkomende arbeidersbeweging via de vakbonden – en dus sociale vrede en ongestoortde productie – waren destijds de lokkertjes voor ondernemers. Vandaag de dag is er geen stormachtig opkomende arbeidersstrijd die ingekapseld zou moeten worden. En voorzover het kapitaal koopkrachtverhoging zoekt, regelt ze dat via goedkope kredieten, niet via sociale zekerheid en de bijbehorende hogere belastingen. Een serieus deel van de kapitalistenklasse dart serieuze progressieve hervormingen zelfs maar zou tolereren, ontbreekt. Dat maakt partijen van die heersende klassse prin cipieel onbruikbaar voor zulke hervormingen. Bernie Sanders is bij de Democratische Partij dus simpelweg op de verkeerde plek.
Probleem twee: Sanders kan zijn progressieve beloften niet betalen omdat hij een aantal heel wat minder progressieve uitgaven ongemoeid wil laten. Wie sociale zekerheid, bijvoorbeeld een ziektenkostenstelsel voor iedereen, uit belastinggeld betaald, wil realiseren, ontkomt er nauwelijks aan om elders in de begroting te snijden. Waar in de begroting? De enorme oorlogsuitgaven liggen zeer voor de hand. Daar gaan enorme sommen geld heen. Daar kan best flink wat van af, namelijk een slordige honderd procent.
Maar precies daar zit Sanders’grote zwakke plek. Hij accepteert de oorlogspolitiek zoals die door Bush en door Obama is gevoerd, al is hij op onderdelen kritisch (net als Trump trouwens, zoals we nog zullen zien..). Hij accepteert de zogeheten Oorlog tegen Terrorisme. Hij accepteert het gooien van drones als wapen tegen ‘terroristen’, en de dodelijke gevolgen daarvan. Hij steunt de staat Israël in haar bezettingspolitiek. Hij steunt de bouw van een dure militaire straaljager, omdat die bouw banen oplevert. Hij accepteert het geldverslindende militarisme dat de Amerikaanse maatschappij overschaduwt en de hele wereld tot doelwit maakt. Dat is in zichzelf al verkeerd. Het betekent ook dat hij zijn verkiezingsbeloften niet zal kunnen betalen, tenzij hij de rijken en de ondernemers zeer hardhandig gaat belasten. Ik vermoed dat zelfs maar een fluistercampagne op de golfbaan en in de rijkeluisclubs voldoende zal zijn om hem van dat laatste af te houden. Alleen al een hint van investeringsstaking plus kapitaalvlucht als antwoord op zoiets kan de beurzen onderuithalen en het Witte Huis in een onmogelijke positie brengen. En die andere route – de oorlogsuitgaven drastisch inperken – wil hij dus expliciet niet. Ik vermoed trouwens dat Sanders’ houding hier heel weloverwogen is. Hij weet dat hij, wil hij binnen de Democratische Partij maar enige kans maken, één van de kernprincipes van die partij moet onderschrijven: loyaliteit aan het Amerikaanse imperium. En dat doet hij, loyale democraat die hij intussen feitelijk is.
De steun die Sanders geeft aan het Amerikaanse imperium en de bijbehorende wapens, functioneert als een soort loyaliteitsverklaring aan het Amerikaanse establishment. Het is niet de enige loyaliteitsverklaring die hij heeft afgelegd. Al aan het begin van zijn campagne heeft hij gezegd dat, mocht hij de voorverkiezingen verliezen, hij dan de winnaar van die verkiezingen zal steunen. Hij betoonde zich ook op dat punt al een loyale Democraat. Nu al weet Hillary Clinton zich dus van Sanders’ steun verzekerd als zij van hem wint. Of die steun met enthousiasme gegeven wordt of niet, het is wel steun. En dat is tamelijk ernstig, want Clinton accepteert niet alleen de Amerikaanse oorlogspolitiek, ze is een fan van het militarisme. Van haar wordt wel gezegd dat ze nog nooit een oorlog is tegengekomen die ze niet leuk vond. Ze heeft als minister van buitenlandse zaken in Obama ’s eerste ambtstermijn een redelijk macabere staat van dienst, met NAVO-luchtaanvallen op Libië en steun aan een rechtse staatsgreep in Honduras als wapenfeiten. Het idee dat je je aan haar kandidatuur zelfs maar de geringste steun geeft, is weerzinwekkend. Toch is dat wat Sanders kennelijk van plan is, gezien zijn eerdere aankondiging.
Dit zou allemaal nog weinig uitmaken als zijn supporters aldoor al Democraten waren die nu even achter Sanders aan lopen en morgen weer achter Clinton. Maar het is aannemelijk dat Sanders ook nieuwe mensen trekt, jongeren die helemaal geen fan zijn van de Democraten maar die Sanders een verademing vinden, met op zichzelf goede redenen. Als hij deze mensen in het Democratische kamp trekt, om ze vervolgens aan te raden om Clinton te stemmen, dan kan ik alleen maar hopen dat ze zich ontgoocheld afwenden, niet alleen van Clinton maar ook van degene die hen deze weg op probeert te sturen. Maar dat zou er dan wel op neerkomen dat wéér een hele grote groep mensen via misplaatste hoop tot diep cynisme is gebracht. Dat is een symptoom van wat de Sanders-campagne zo door en door problematisch maakt. Mensen worden enthousiast voor iets dat aantoonbaar niet gaat werken omdat het niet kán werken. En de desillusie die dan wacht, brengt mensen bepaald niet automatisch tot radicaler engagement en strijd.
Intussen tekent de nederlaag van Sanders tegen Clinton zich af. Hij is wel een flink eind gekomen, maar na afgelopen dinsdag, toen Clinton in zeven staten won en Sanders in vier, is de zaak waarschijnlijk bijna bekeken. Eenmaal kandidaat zal ze waarschijnlijk tegenover Donald Trump komen te staan. En dan heeft ze drie troefkaarten die haar waarschijnlijk de overwinning zullen bezorgen. De eerste kaart heet Trump. De tweede heet Trump. En de derde heet Trump.
De eerste kaart is simpel. Tegenover de rechtse rauwdouwer Trump zal het Clinton geen enorme moeite kosten om zich neer te zetten als redelijk alternatief, als pragmaticus tegenover rechts fanatisme, als verantwoordelijk versus onbesuisd. Dat is nauwelijks een kwestie van politieke verschillen, het is een kwestie van stijl en uitstraling. De tweede kaart is een beroep dat ze kan doen aan het establishment zelf, inclusief de Republikeinse vleugel ervan: ‘willen jullie de B.V. Amerika echt overlaten aan een oververhitte demagoog? Willen jullie het Amerikaanse wereldrijk echt laten besturen door een avonturier die ruzie zoekt zoals bijen honing zoeken?’ Het is helemaal niet ondenkbaar dat een deel van het Republikeinse kamp richting Clinton deserteert vanuit dit soort afwegingen. En het is zeer aannemelijk dat Clinton en haar campagnestrategen daar kansen ruiken. De derde Trump-kaart speelt ze uit via linksere kiezers. Tegen hen zal ze ongeveer kunnen zeggen: ‘okay, jullie hadden liever Bernie gehad. Dat snap ik best. Maar nu staan we allemaal tegenover het rechtse gevaar, nu de fascist Trump aan de horizon is verschenen. Even slikken, op mij stemmen, en samen die gevaarlijke Trump tegenhouden’.
De narigheid is dat die derde troef nog kan werken ook. Nota bene Noam Chomsky heeft al gezegd dat hij uit anti-Trump-overwegingen desnoods bereid is om op Clinton te stemmen. Het sentiment er achter is te snappen. De uitkomst is echter dubbel tragisch: een door bijna iedereen gesteund Clinton-presidentschap kan zeker zoveel kwaad als Nixon en Johnson bij elkaar. En wie nu Clinton steunt tegen het vermeende Grotere Gevaar, doet daarmee af aan wat werkelijk nodig is: niet-electoraal, buiten-arlementair protest en verzet opbouwen tegenover welke huidige en toekomstige bewoner van het Witte Huis dan ook.
Clinton zal winnen, omdat heel veel mensen, juist ook binnen het establishment, Trump absoluut niet willen. Clinton zal het gevaar dat van die man uitgaat breed uitmeten, overdrijven voorzover nog mogelijk. Hopelijk houden flink wat linkse en radicale mensen het hoofd koel en blijven ze Clinton en het Democratisch establishment bejegenen met de vijandschap die zij niet minder verdienen dan Trump. Het betreft verschillende typen reactionaire politiek. Maar het is verkeerd om de één principieel en kwalitatief gevaarlijker te achten dan de ander, en de ander dus maar te slikken als het kleinere kwaad. Jhet betreft ongelijksoortig kwaad, het is niet hetzelfde. Maar zelfs tegenover Trump verdient Clinton geen steun.
Trump zal, als hij kandidaat wordt tegenover Clinton, waarschijnlijk worden verslagen, vermoedelijk zelfs verpletterd. Maar dat betekent nauwelijks een geruststelling, deels omdat Clinton meer dan genoeg schade kan aanrichten als president, en deels omdat er van Trump wel een langere-termijn-dreiging uitgaat die niet verdwenen zal zijn na dit campagnejaar. De man valt op met grof racisme en chauvinisme, en met seksistische grofheid. Tussen alle rechtsheid komt hij heel af en toe opvallend kritisch uit de hoek. Zo gaf hij aan dat de Amerikaanse aanval op Irak van 2003 op leugens was gebaseerd. “Ze logen. Ze zeiden dat er massavernietigingswapens waren en die waren er niet.” Hij kwam hiermee om Jeb Bush, de broer van de president die via leugens Irak aanviel, aan te vallen – alsof Jeb Bush verantwoordelijk was voor de misdadigheid van diens broer. Maar Trump overschreed daarmee wel een soort grens: zelfs relatief linkse Democraten kritiseren de Irak-oorlog hooguit als ongelukkig misverstand, verkeerd begrepen inlichtingenwerk, blunders en dergelijke, en niet als de regelrechte leugenpolitiek die het was. Trump sprak op dit punt, om opportunistische redenen, een waarheid die in de twee grote partijen zelden wordt uitgesproken.
Dit betekent niet dat Trump een tegenstander is van Amerikaanse agressiepolitiek. Het laat echter wel zien dat Trump binnen het establishment zijn eigen plan trekt. Dat kan hij doen, omdat hij zo steenrijk is dat hij niet naar geldschieters hoeft te luisteren. Hij is veel minder afhankelijk van de Republikeinse partij dan Hillary van de Democratische. Dat maakt Trump iets onafhankelijker, maar bepaald niet minder gevaarlijk. Niet alleen is hij een ongeleid projectiel waar het politieke en economische establishment knap nerveus van wordt. Hij roept kwaadaardioge geesten op die het beetje maatschappelijke gelijkwaardigheid en politieke vrijheid dat de VS kent – bekend onder dat misleidende woordje ‘democratie’ – vanuit rechts autoritaire hoek on der de voet dreigen te lopen als ze echt wind mee krijgen.
Want niet alleen kan hij roepen wat hij wil zonder bang hoeven te zijn van opdrogende geldstromen. Hij ontwikkelt in zijn radicale retoriek ook een wisselwerking met delen van zijn achterban die heel onaangemane aspecten heeft. Nu al krijgt hij sympathie uit hoek van de Ku Klux Klan (KKK) bij monde van ex-KKK-aanvoerder David Duke; vervolgens nam Trump desgevraagd slechts slechts heel traag afstand van de KKK. Nu al zie je zijn aanhangers zich met vrijwel openlijke fysieke agressie gedragen. Het heeft trekjes van Wilders ‘kom-in-verzet’-dynamiek. Het is deze dynamiek, gecombineerd met zijn sterkemannen- ik zal-het-fiksen-uitstraling en met zijn agressieve racisme, waarin Trump op zijn minst verwantschap met het fascisme vertoont. Dit vraagt om heldere, radicale en antifascistische antwoorden, en die komen niet van de Democratische partij. Achter een Clinton aanhollen – een politicus die de arme meerderheid weinig meer te bieden heeft dan voze beloften, bezuinigingen en oorlog – draagt bij aan de wanhoop aan het gevoel van in de steek gelaten te worden door ‘de politiek’ die de grote troefkaart is van Trump. Nu Clinton steunen is Trump op termijn vooruit helpen.
Bovenstaande afwegingen gaan er van uit dat we het slechts over drie kandidaten hoeven te hebben: sanders, op weg naar de uitgang. Clinton en Trump, op weg naar het hoofdpodium om vanaf de zomer rechtstreeks de degens te kruisen. Die wedstrijd gaat Clinton vermoedelijk winnen. Maar er zijn complicaties in dit verhaal.
In de eerste plaats staat de zege van Trump binnen het Republiekeinse kamp minder vast dan die van Clinton in het Democratische. In die partij zit de schrik er goed in, omdat mensen daar de analyse die ik hierboven maak – Clinton gaat van Trump winnen, waarschijnlijk verpletterend – ook kunnen maken, en met meer informatie om die conclusie te onderbouwen. Bovendien is de Republikeinse top ook deel van precies dat establishment dat liever geen avonturier aan de leiding heeft. Vooraanstaande Republikeinen prefereren andere kandidaten. Mitt Romney, in 2012 Republikeins presidentskandidaat, heeft iets door en zegt: “Als Trump de Republikeinse nominatie wint, dan wordt Clinton zeker president.” Zelfs Cruz – minstens zo rechts als Trump, maar veel minder onafhankelijk en ruw – geniet in de Republikeinse elite waarschijnlijk de voorkeur boven Trump. Het sneue voor deze mensen is dat er een hele handvol Republikeinse kandidaten elkaar in de haren zitten, dat geen van allen er echt uitspringt, en Trump makkelijk over ze heen walst. Maar helemaal uitsluiten dat het establishment van de partij zich schaart achter Cruz of Rubio, de derde die nog een kansje maakt, kunnen we niet. En tegenover een kandidaat waar de Republikeinse partij en haar geldschieters zelf wat enthousiaster voor kunnen zijn dan voor die lastige Trump, krijgt Clinton het een stuk moeilijker, ook omdat ze dan mensen minder makkelijk via bangmakerij achter zich zal kunnen krijgen.
Helemaal onvoorspelbaar wordt de race als vanuit de kapitalistenklasse een soort joker wordt ingezet: Michael Bloomberg. In januari dook het bericht op dat hij overweegt zich als onafhankelijke kandidaat in de strijd te gooien. Bloomberg is een establishment-figuur bij uitstek: steenrijke financieel kapitalist, en tevens ex-burgemeester van New York. Als hij gaat meedoen, dan kan hij een eindn komen. Als de Republikeinen met Trump opgescheept zitten, en de Democraten Sanders toch als uiteindelijke kandidaat krijgen, zou de verleiding groot zijn (geweest) voor het establishment om Bloomberg als één van uit eigen kring, naar voren te schuiven. Nu Clinton, die andere establishmentfiguur, zich toch de halve outsider Sanders van het lijf weet te houden, en er dus tenminste één voor de kapitalistienklasse veilige kandidaat mee gaat doen in de slotrace, is de gevoelde noodzaak om met Bloomberg op de proppen te komen een stuk minder groot. Hij zou, volgens dat nieuws uit januari, ergens begin maart zijn beslissing nemen. Het is intussen 4 maart…
Echt leuk wordt het natuurlijk als ik het mis heb over Clinton versus Sanders. Als Clinton bijvoorbeeld uitglijdt in een schandaal – bijvoorbeeld rond die e-mails die ze als minister van buitenlandse zaken van een niet daarvoor bedoeld adres heeft verstuurd – kan Sanders alsnog de Democratische genomineerde worden. Veel wijst er op dat ook hij Trump aankan, mogelijk zelfs met grotere voorsprong dan Clinton. Precies in zo ’n confrontatie zal het enthousiasme voor Sanders bij linkse mensen nieuwe hoogten bereiken. Precies dan zullen de beperkingen van Sanders en zijn campagne dat enthousiasme van elke realiteitszin beroven. Natuurlijk zou het leuk zijn om te zien dat Sanders zijn rechtse tegenstanders zou verslaan. Maar kijkpret dienen we niet te vertalen in steun. Wint hij, dan zal hij een mainstream Democratische president zijn, een fractie linkser wellicht dan Obama maar dat is niet erg moeilijk. Hij zal oorlog voeren, zoals hij keurig duidelijk maakt. Hij zal zijn binnenlandse beloften niet waarmaken, precies omdat hij oorlog zal voeren, zoals zijn voorgangers stuk voor stuk deden. Politieke revolutie, lieve vriendinnen en vrienden, is toch echt iets anders. Om over socialisme in enige serieuze zin van het woord dan ook maar te zwijgen.
Maar ik blijf erbij dat de kansen dat Sanders zelfs maar de Democratische nominatie wint, niet erg groot meer zijn. De volgende president van de VS gaat Clinton heten. Be afraid, and be prepared. More war is coming.
Peter Storm