[Vanwege privacy overwegingen zijn Wijenberg’s adres en telefoongegevens
drs J.J. Wijenberg
‘s-Gravenhage
onderwerp: het ABP, het uitbesteden, het beleid, de politiek, het institutioneel geheugen en investeringen in Israël
cc. de heer H. Hannen, Voorzitter Raad van Toezicht ABP
de fracties van het ABP-Verantwoordingsorgaan
Prof. dr. J.A. van Manen, voorzitter Raad van Commissarissen, APG
de heer G. van Olphen, voorzitter Raad van Bestuur, APG
mevrouw A. Mosman, lid, Raad van Bestuur, APG
referenties:
* Addameer = Geweten
Annual Violations Report, Violations of Palestinian Prisoners’ Rights in Israeli Prisons, 2015
The Economic Exploitation of Palestinian Political Prisoners, 2016
Annual Violations Report, Violations of Palestinian Prisoners’ Rights in Israeli Prisons, 2017
I’ve Been There, Study of torture and inhumane treatment in Al-Moscobiyeh interrogantion center, 2018
* correspondentie
1 Gretta Duisenberg, Jan Wijenberg, ABP’s investeringsbeleid, 2007-03-23
2 ABP, zonder onderwerp, 2007-04-12
3 Jan Wijenberg, ABP beleggingen, 2014-01-14
4 ABP, beleggingen in Israëlische banken, 2014-02-10, kenmerk BB-14-19
5 Jan Wijenberg, ABP beleggingen in Israël, 2014-02-15
6 ABP, beleggingen in Israëlische banken, 2014-03-28, kenmerk BB-14-19.1
* The Rights Forum [TRF]
ABP blijft beleggen in illegale Israëlische kolonisering, 2018-06-05
ABP houdt verontruste burgers voor de gek, 2018-06-17
Open brief aan het ABP, 2018-06-20
The Rights Forum in gesprek met ABP, 2018-12-20
Israëlisch geweld tegen palestijnse bevolking piekte in 2018, 2019-01-09
* Max Blumenthal, Goliath, Life and Loathing in Greater Israel, 2013, Nation Books, New York
* de NRC, Jannie Schipper, ABP blijft via banken indirect nederzettingen financieren, 2018-05-29
* bijlage, Jan Wijenberg, Israël, een dodelijk zieke patiënt, 2de druk, 2017-10
a f z e n d e r s
Geachte mevrouw Wortmann,
Mevrouw Duisenberg en ik zijn niet de enigen die destijds van hun verontwaardiging over het Israël beleid bij het ABP Bestuur tot uitdrukking hebben gebracht. Gretta Duisenberg en ik – beide in het genot van een ABP pensioen gesteld – hebben dit aspect al in 2014 aan de orde gesteld. Het NRC-bericht in referte brengt zo’n vijf jaar later het schokkende nieuws dat het ABP – ondanks alle aangedragen valide en indringende argumenten – nog steeds doorgaat met het bijdragen aan de financiering van de illegale Israëlische bezetting van de Westoever, integraal onderdeel van de Staat Palestina. Sterker nog, The Rights Forum [TRF] citeert uw mededeling: “het proces van beoordeling is echter nog in gang en wordt pas in 2020 afgerond”.
Zoals uit de lijst van afzenders blijkt, wordt ook deze brief door een groot aantal personen en organisaties onderschreven.
1. overwegingen
Staat u ons toe om hieronder de contouren van het vraagstuk in kaart te brengen, een aantal aspecten nader te analyseren om vervolgens enige conclusies te trekken en aanbevelingen te doen.
Het geheel van de ABP-investeringen in Israël is, naar het voor komt, in financiële zin van ondergeschikt belang. Het financiële belang loopt waarschijnlijk weg in de afrondingsverschillen van de totale ABP-portefeuille. Vanuit die optiek zou het besluit om dit belang af te bouwen routine moeten zijn. Desondanks heeft het ABP-bestuur ter zake sinds tenminste 2014 geen besluit kunnen of willen nemen. Het is zelfs niet eerder verwachtbaar dan in 2020. Dit gebrek aan transparantie voedt onnodige speculaties.
Het ABP heeft voornamelijk procedurele argumenten naar voren gebracht. Over de inhoudelijke argumentatie tasten we in het duister. Die omstandigheden vragen op z’n minst om een grondige analyse, voor zover de beschikbare openbare informatie dat tenminste toelaat.
De zoektocht naar de niet goed te verklaren ABP-weerstand tegen ons voorstel brengt ons ook op het vraagstuk van de rol van de Algemene Pensioen Groep [APG]. Dit commerciële bedrijf concurreert in al zijn beleidsdoelstellingen met het totaal aan taken van het ABP.
Om verschillende redenen is het zorgwekkend te constateren dat het ABP ons slechts deels bekende, maar onvervreemdbare kerntaken aan concurrent APG heeft uitbesteed.
Niet alleen de doelstellingen van het ABP, maar ook die van de APG, pleiten voor het beëindigen van het investeringsbelang in Israël. Desondanks gebeurt dat om niet opgehelderde redenen nog steeds niet.
De ongemakkelijke symbiose tussen beide organisaties roept een veelheid van beleidsvragen op. Deze symbiose kan mogelijk de onderliggende verklaring zijn waarom nog steeds geen afscheid van de Israëlische beleggingen werd genomen en welke de vooruitzichten daarvoor feitelijk zijn.
Het besluit om de ABP-belangen in Israël te handhaven is, zo veronderstellen wij, ook onderhevig aan oneigenlijke politieke druk. Wij baseren ons verzoek op morele overwegingen, risico afwegingen en vooral het internationaal recht.
2. ‘ABP zegt “niet aan politiek” te doen’, NRC, 2018-05-29
Aannemende dat de kwaliteitskrant het ABP juist citeert, leidt deze opmerkelijke uitspraak tot een paar observaties:
– de stelling geeft voedsel aan een veronderstelling. Het negeren van de Nederlandse politieke context is een belangrijke, wellicht doorslaggevende verklaring dat de pensioenen al ongeveer een decennium lang zijn bevroren. Dat betekent een beduidend verlies aan individuele en collectieve koopkracht;
– de clientèle van het ABP bestaat uitsluitend uit Nederlandse ambtenaren. Het pensioenfonds is in termen van beleggingen evenwel een omvangrijk internationaal opererend concern. De vele en zeer verschillende politieke omgevingen verschaffen relevante, soms cruciale indicatoren voor de rate of return on capital en voor de korte en lange termijn risico’s van de ABP-beleggingen.
Door de politieke component niet in de afwegingen te betrekken, negeert de ABP- leiding het risico van deze voor beleggingen in Israël relevante factoren. Dit kan tot toekomstige schade aan de belangen van de pensioentrekkers leiden.
De staat Israël is onderhevig aan allerlei ingrijpende politiek en economisch destabiliserende condities. Deze ontwikkelingen dienen permanent op hun afbreukrisico te worden beoordeeld;
– het ABP zou het adagium ‘ook wanneer jij niet aan politiek doet, bemoeit de politiek zich wel met jou’ serieus moeten nemen. Dit geldt ten zeerste voor beleggingen in Israël.
3. Hoe sterk is de ABP-organisatie?
De indruk is bepaald ontstaan dat het ABP-beleggingen proces is omgeven door zorgwekkende institutionele zwakheden. Ook bestaat een aantal hiaten tussen de beleden doelstellingen van het ABP en de praktijk. Voor details, zie de vijf hierboven vermelde analyses van TRF.
Het tijdsbeslag dat de besluitvorming over beleggingen in Israël – een beperkt en bepaald overzichtelijk vraagstuk – vergt, loopt al van 2014 tot 2020, nog steeds zonder resultaat. Dat lijkt te duiden op zowel een ondoeltreffende uitbesteding van ABP-kerntaken, op een zwak ontwikkeld institutioneel geheugen, als op een stroperige bureaucratie.
In 2014 hebben verschillende personen en organisaties de onderbouwing geleverd die onomstotelijk wijzen op de onwenselijkheid van ABP-beleggingen in Israël. TRF heeft in de loop van 2018 soortgelijke en aanvullende feiten aangedragen. Bepaald verontrustend is, dat het ABP weliswaar beweert waarden en normen te respecteren, maar in de praktijk geen respect toont voor relevant Nederlands recht, dwingend internationaal recht [waaronder de mensenrechten] en voorschriften en richtlijnen [waaronder van de OESO].
De tekortschietende beoordeling op basis van het vigerend internationaal recht van het Israëlische regime door de nalatige Nederlandse politiek en de structureel onvolledige berichtgeving in de media, zijn geen enkel excuus voor de nalatigheid van het ABP om zich een eigen oordeel te vormen.
4. De Algemene Pensioen Groep [APG]
[Merkwaardigerwijs wordt de officiële naam van de organisatie op de website aangeduid als de APG Groep, dus als de Algemene Pensioen Groep Groep.]
In een discussie in 2014 met de heer C. de Veer bleek dat het beheer van de financiële stromen van de organisatie is uitbesteed aan derden. Gesprekspartner was over dit aspect weinig mededeelzaam. Deze thesaurierfunctie is een van de weinige kerntaken van het ABP.
Grote internationaal opererende organisaties met omvangrijke financiële middelen houden gebruikelijk de treasury functie in eigen beheer. [1] Beschikt het ABP zelf over robuuste treasury expertise ter beoordeling van de prestaties van de met het financieel beheer belaste externe partij? Het betreft een gedegen en gedetailleerd, en vooral gespecialiseerd inzicht in de vele miljoenen transacties – nieuwe investeringen, innen van valuta van vervallen contracten, rollovers, etc. – die jaarlijks worden verricht.
De veronderstelling dat het ABP-toezicht op de participatie in Israëlische banken afdoende was en is, vergt openbare onderbouwing.
Naar nu blijkt – AD 2019-01-18 – heeft het ABP de thesauriers functie uitbesteed aan de APG. Hun website is het consulteren waard. Het presenteert een informatief overzicht van de doelstellingen en taken van de organisatie. Onmiddellijk valt op dat APG impliciet zegt ook vrijwel alle taken van het ABP op zich te kunnen nemen.
Hieronder wordt een beperkt aantal opmerkelijke aspecten belicht:
– de APG-doel- en taakstellingen zijn dermate omvattend, dat zich de dringende vraag aandient waar het ABP zelfstandig beleid voert en waar het, behalve het al op afstand gezette management van beleggingen-gerelateerde ontvangsten en uitgaven, taken aan APG heeft uitbesteed. Zo biedt de APG onder andere ook het behandelen van de relaties met de toekomstige en huidige pensioentrekkers aan;
– waar het ABP zich verre houdt van de politiek, heeft de APG daar – terecht – geen enkele moeite mee. Het adviseren van overheden over pensioenen ziet de Groep als een belangrijke taak;
– de APG: “Maatschappelijk verantwoord beleggen. Wij roepen bedrijven ter verantwoording door middel van ons stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en door met hen in dialoog te treden met positieve veranderingen als doel. […] Van bedrijven verwachten we dat ze handelen volgens de beginselen van de VN Global Compact. We evalueren regelmatig de aandelen- en obligatieportefeuilles die wij voor u beheren. We gaan een dialoog aan met bedrijven als we denken dat zij niet in lijn handelen. […]”.
Het ABP dient in het eigenstandige takenpakket eveneens evaluatie en dialoog te gebruiken. Er is alle reden tot het in dialoog treden met de Israëlische banken waarin het ABP één of meerdere belangen heeft. Daar is echter niet van gebleken. In dit specifieke geval zijn de beginselen van de VN Global Compact minder van belang. Maatgevend is de bindende uitspraak van 9 juli 2004 van de hoogste rechter ter wereld, het Internationaal Gerechtshof [IGH]. Deze draagt Israël, op grond van bestaand en dwingend internationaal recht, onder andere op zich achter de Groene of Bestandslijn van voor 1967 terug te trekken. Het IGH bepaalt hiermee dat de nederzettingen in alle – herhaal: alle – Palestijnse bezette gebieden op grond van bestaand internationaal recht – voor allen bindend – illegaal zijn. Bovendien formuleert het Hof deze conclusie expliciet in apart geredigeerde passages.
De Israëlische banken schenden het internationaal recht door in deze nederzettingen te investeren. Op grond van Israëlisch recht, strijdig met ook Israël bindend internationaal recht, zijn deze banken verplicht dit soort verplichtingen aan te gaan. Zij zullen zich, wanneer aangesproken op het schenden van het internationaal recht, beroepen op hun Israëlische wettelijke verplichtingen. Onder die omstandigheden heeft noch het ABP, noch de APG een andere optie dan het beëindigen van de deelname in die banken;
– het ABP lanceerde dezer dagen het initiatief om fors in klimaat te investeren. AD, 2019-01-18. Komt deze beleidswijziging voort uit aanwijzingen van de APG? De Groep stelt namelijk:“Beleggen met oog voor milieu, maatschappelijk en goed bestuur”; “Bijdragen aan een leefbare samenleving voor toekomstige generaties”; “Ecologische voetafdruk minimaliseren”;
– de APG: “Risico’s in de hand met een strak en geavanceerd beleid”; “Het risicomanagement kent drie niveaus (verdedigingslinies)”. Aantoonbaar hebben de ‘geavanceerde’ verdedigingslinies gefaald, zowel waar Israël naar het oordeel van toonaangevende Israëlische analisten een inherent instabiel land is, als naar de illegale investeringspraktijken van Israëlische banken;
– de APG: “Voor een goed en betaalbaar pensioen is sparen niet genoeg. Daarom is het ook nodig te beleggen, want dat levert meer op. Door alleen te sparen zouden de pensioenpremies hoger zijn en de pensioenen lager. Beleggen betekent ook risico’s nemen. We doen er alles aan om de verhouding tussen risico’s en rendement voor u optimaal te houden. Dit doen we door risico’s tijdig te herkennen en te beheren in alle stadia van het beleggingsproces en de bedrijfsvoering van APG Asset Management.”
Deze verklaring zou het ABP inhoudelijk zeker niet misstaan. Echter, de pretentie dat beleggen de hoogte van uitgekeerde pensioenen bevordert, wordt in het huidige tijdbestek niet waargemaakt. Bovendien, de risico’s van de Israël portefeuille zijn kennelijk niet tijdig onderkend;
– de APG heeft twee Nederlandse vestigingen, één in Heerlen en een andere op de prijzige Amsterdamse Zuidas. Hoogst opmerkelijk is, dat beide organisaties exact hetzelfde adres voeren. De postbus van het ABP is gemakkelijk te vinden, die van de APG is op hun website zelfs niet traceerbaar. Dit alles leidt tot de veronderstelling dat de APG, in tegenstelling tot de teksten op de website, slechts één klant heeft: het ABP. Wellicht bevinden zich nog enige kleine pensioenfondsen ook onder de clientèle van de APG. Onduidelijk is waar het AGP-hoofdkwartier is gevestigd. Verondersteld kan worden dat deze is ondergebracht in de ABP-vestiging in Heerlen;
– APG: “80 procent van onze [?] beleggingsportefeuille beheren we in eigen huis”. Mocht de Groep slechts één klant, het ABP, hebben, waar wordt de andere 20% beheerd?
Duidelijk is dat de symbiose van het ABP en de APG tal van ongemakkelijke vragen oproept over het doelmatig en doeltreffend functioneren van beide organisaties. Het geheel overziende, dringt zich ook de vraag op naar het benodigde gespecialiseerde kennisniveau van de ABP-organisatie, de noodzakelijke omvang van de ABP-staf, het functioneren van de interne accountantsdienst, de Raad van Toezicht en het ABP-Verantwoordingsorgaan.
De resterende relevante vraag is: wie is, dan wel zijn, aanspreekbaar voor het ABP-Israël beleid? Niet kan worden uitgesloten dat de APG, in plaats van het ABP, zich verzet tegen beëindiging van investeringen in Israël. Is dit de verklaring van het gebrek aan ABP-openheid en aan besluitvorming ten aanzien van Israël?
5. ‘From now on we are neither democratic nor Jewish. We’re just a zealous, racist, evil, arrogant caliphate that is a danger to itself and its environment.’ B. Michael, The story of the 50 years can be summed up in one short sentence: “The occupation will corrupt, is corrupting, and has corrupted”. 2017-09-05, Haaretz
Waarom is Israël een ongewenste bestemming voor ABP-beleggingen? Het antwoord kan niet korter worden samengevat dan zoals door B. Michael. Deze vraag werd overigens dezerzijds al in 2014 ten behoeve van de ABP-besluitvorming uitvoerig onderbouwd beantwoord. TRF voegt daar nieuwe argumenten aan toe.
In eerdere correspondentie werd uw aandacht gevestigd op het verslag van Max Blumenthal, verslaggever van the New York Times, over drie jaar observatie in Israël en bezet Palestina. Daarin wordt de hersenspoeling van het joodse segment in Israël en de rauwe werkelijkheid ter plaatse in huiveringwekkend detail beschreven. Wij brengen het u weer onder de aandacht. Het verschaft de noodzakelijke invulling en uitwerking van de boven geciteerde uitspraken van B. Michael.
Bovendien verwijzen wij naar de uitgebreide onderbouwing in de bijlage: Israël, een dodelijk zieke patiënt. [IDZP]
De essentie – zonder enige overdrijving: waar alles voor het Israëlische regime om draait – zijn de twee hoofddoelstellingen. Het begin van de uitvoering daarvan vond ruim voor het stichten van de staat Israël in 1948 plaats: het realiseren van Eretz- of Groot Israël en het vernietigen van de samenlevingen van de Palestijnen en de bedoeïenen [beide afgewezen door het Internationaal Gerechtshof]. (IDZP, 1-1, 1-2).
Dit heeft in de dagelijkse praktijk rampzalige gevolgen:
– de vertaling van die doelstellingen zijn op hoofdlijnen in kaart gebracht in de paragrafen IDZP, blz. 4 t/m 6 en de paragrafen 1-3 t/m 1-11;
– het lot van de Palestijnen en de bedoeïenen is niet veel anders dan van de Rohingya (IDZP, blz. 6 t/m 8). Het verschil is: het vernietigingsproces voltrekt zich snel voor de Rohingya, voor de Palestijnen en de bedoeïenen in slow motion, helaas met als succesvol doel de westerse wereld niet of zo weinig mogelijk in het harnas te jagen;
– het resultaat van dit beleid is racisme, apartheid, fascisme en genocide. (IDZP, paragrafen II-1 t/m II-4);
– Israël is als gevolg van interne factoren een zeer instabiel land dat kan imploderen. [IDZP, paragraaf III-1];
– het oplossen van dit probleem is gelegen in het opleggen van het internationaal recht op het Israëlische regime en in de, vooralsnog onvoldoende, politieke wil van de EU. [IDZP, III-2 en III-3 en Deel IV].
Zoals hierboven overvloedig werd aangetoond, wordt de niet-Joodse bevolking van Israël en de bezette gebieden onderworpen aan duizenden wetten, regels en maatregelen bedoeld om hun samenleving te vernietigen, hun solidariteit te breken, hen te beroven, te vernederen, frequent te vermoorden en vooral om hen onderworpen te houden. Het grootste deel van IDZP, blz. 31 wordt in beslag genomen door de beschrijving van de Israëlische wandaden waaraan gevangenen dagelijks worden onderworpen. Onder ‘nummer 10′ stelt Addameer: […] medical neglect, as well as the Israeli Prison Service’s deliberate actions to maintain the meagre conditions of prison clinics that do not bare minimal medical care standards. [2]
Addameer is de Palestijnse, uiterst competente en gewetensvolle ‘Prisoners Support and Human Rights Association’.
De Israëlische banken, waarin het ABP een belang heeft genomen, zijn een essentieel instrument in de Israëlische onderdrukking van de Palestijnen en de bedoeïenen.
Wij zijn er ons wèl van bewust dat sommigen in Nederland niet op de hoogte zullen zijn van deze misstanden. Echter, wilt u in overweging nemen dat beëindiging van ABP-deelname in de financiering van de Israëlische bezetting en de impliciete ondersteuning van de ernstige uitwassen algemeen als zeer welkom zullen worden ontvangen?
Geachte mevrouw Wortmann, in uw positie binnen het ABP behoort u tot de veel te kleine groep vrouwen die zijn doorgedrongen tot leidinggevende functies in de grootste organisaties. Daarom kunt u door veel vrouwen, en mannen, als voorbeeld gezien worden. Vanuit die context vragen wij uw speciale aandacht voor één indicatief aspect.
Addameer rapporteert dat Palestijnse vrouwelijke gevangenen routinematig aan seksueel en ander inhumaan geweld worden onderworpen. [3] Deze misstanden zijn, naast vele andere Israëlische verdragsovertredingen, in strijd met ten minste het VN Verdrag voor de Rechten van de Vrouw en de Derde en Vierde Geneefse Conventies.
Wilt u, mevrouw Wortmann, uw vrouwelijke medewerkers en de vele honderdduizenden vrouwelijke pensioenpremies betalende participanten en pensioenontvangers in het ABP juist vertegenwoordigen door de Israëlische mishandeling en minachting van vrouwelijke gevangenen mede in de afwegingen ter zake te betrekken? Kunnen deze vrouwen [en ook mannen] de ABP-beslissing om Israël te verlaten met tevredenheid vernemen?
6. conclusies
In het totaal van het belegde ABP-vermogen vormt het belang in Israëlische banken een fractie van het totaal. Gegeven de gunstige economische ontwikkelingen in Israël komt de veronderstelling als juist voor dat de return on capital voor het ABP op zich tot tevredenheid stemt.
Die positieve ontwikkeling wordt vooral ontleend aan de uiterst negatieve context. De producten en programma’s van de florerende export van militair ontwikkelde hard en software zijn ontegenzeggelijk van superieure kwaliteit. Dat kwaliteitsniveau en de handhaving daarvan werden en worden bereikt door voortdurend uittesten van nieuwe ontwikkelingen op menselijke proefkonijnen, de Palestijnse bevolking, met tienduizenden doden en honderdduizenden gewonden tot gevolg.
Wij schamen ons diep dat het ABP nog steeds de gespaarde tegoeden misbruikt ter ondersteuning van de illegale Israëlische bezetting in de staat Palestina en voor de daarmee onlosmakelijk verbonden wanpraktijken. In die opvatting staan wij bepaald niet alleen.
Waar het beleggingsbeleid ten principale de verantwoordelijkheid van het ABP betreft, doen mogelijke opvattingen van de APG niet ter zake. Er is geen enkele reden om het besluit tot terugtrekken van de beleggingen uit Israël uit te stellen. De maatregel is geheel conform het internationaal recht en in overeenstemming met het ABP-beleid, is ruim onderbouwd en kan binnen enkele dagen worden genomen.
7. advies
Gideon Levy, “The best of the ‘friends of Israel’ today are fascists and evangelicals, xenophobes and Islamophobes.”, 2017-08-20, Haaretz
Het ABP behoort zich, ondanks de mogelijk bevredigende beleggingsresultaten, verre te houden van ernstig besmette investeringen.
Het mag duidelijk zijn dat wij met de meeste nadruk pleiten voor beëindiging van de ABP-participatie in de Israëlische banken. Wij vragen dan ook met klem dat de ABP-leiding de thesaurier instrueert de beleggingsportefeuille te ontdoen van alle Israëlische participaties en strak op de implementatie zal toezien. De uitvoering van het besluit kan natuurlijk omgeven worden met de gebruikelijke politieke, financiële en mediale voorzichtigheid.
Het ABP-besluit zich terug te trekken uit Israël zal vrijwel zeker tot de gebruikelijke woedende reacties van het Israëlische regime en van de in Nederland opererende Israël lobbies van joodse en orthodox-christelijke signatuur leiden.
Van vele andere zijden zijn u de overvloedige en zwaarwegende argumenten, leidend tot dit besluit, aangereikt. Die argumentatie is feitelijk onderbouwd, moreel verantwoord en wettelijk meer dan voldoende verankerd.
Het zal u niet moeilijk vallen om uw besluit, indien nodig, in het openbaar te onderbouwen en te verdedigen.
8. Tenslotte
Wij, maatschappelijk betrokken Nederlanders, zijn ons de huidige problemen waarmee het ABP worstelt niet ontgaan. Wij hebben ons beraden over de vraag of wij uw waarschijnlijk overbelaste agenda juist nu met ons verzoek zouden moeten lastig vallen. Onze zorgvuldige afweging leidde tot de conclusie dat het nu indienen van ons verzoek om zeven redenen verantwoord is:
– onze actie komt nooit gelegen, dus is er geen reden tot uitstel;
– de ernst van de situatie in Israël en de Palestijnse bezette gebieden duldt geen uitstel van de besluitvorming;
– het ABP heeft sinds tenminste 2014 alle gelegenheid gehad om ter zake te besluiten;
– ons voorstel is gebaseerd op dwingend internationaal recht en overige morele waarden en normen, en is strikt conform het ABP-beleid;
– de besluitvorming kan daarom en vanwege het geringe financiële ABP-belang onmogelijk veel tijd vergen;
– eventuele pressie vanuit Israël, de Nederlandse politiek en/of joodse en orthodox- christelijke lobbies om de investeringen in Israëlische banken te handhaven, is strijdig met dwingend internationaal recht, met centrale waarden en normen en staat haaks op het ABP-beleid;
– het uitstellen van het besluit blijft de agenda van het ABP-management belasten. Daarentegen bevrijdt het eenmaal genomen besluit en de uitvoering de ABP-agenda daar permanent van.
Met zeer veel belangstelling wachten wij uw reactie af.
Graag houden wij ons desgewenst beschikbaar voor nader schriftelijk en/of mondeling overleg.
[1] Uit eigen waarneming: zoals de Wereldbank, de Azatische Ontwikkelingsbank, het International Fund for Agricultural Development, het VN Special Fund, UNICEF, de Rijksoverheid.
[2] ter onderbouwing, slechts een uiterst kleine greep uit de diverse Addameer studies:
Gradual decrease of prisons’ ‘hasbaka’ provisions in terms of quantity and variety of items. The prison administration provided Palestinian prisoners with a hasbaka, material goods including meals, until 1990. The hasbaka included a significant portion of the prisoners’ basic necessities including cleaning materials, personal hygiene products, tea, coffee, and some winter and summer clothes. This hasbaka gradually reduced over time to only include minimal cleaning materials and personal hygiene products, which must be supplemented by canteen purchases. Now, only about 10% of prisoners’ needs are covered by the hasbaka.
The Israeli prison service imposes price surges in the canteens, refuses to address the prisoners’ needs, stalls on fulfilling their demands, and conducts repeated degrading raids in the prisons.
The policy of medical neglect is one of the most prominent punitive policies of the occupation. Throughout the period of detention, Palestinian detainees are subjected to physical and psychological torture in conjunction with intentional medical negligence, including detention in an environment that fosters disease, including infections and chronic illness, which threaten the lives of prisoners.
[3] slechts een paar voorbeelden:
The female prisoners informed Addameer that they are deprived of their basic right to health services, and food and water. They are subjected to strip searches as a punitive measure, detained in unhealthy conditions, and subjected to physical and psychological abuse. Conditions of detention and inhumane treatment of Palestinian women prisoners in detention centers cause long-term health, psychological and mental damage.
Methods of interrogation include prolonged isolation from the outside world, inhumane detention conditions, blindfolding, handcuffing, sleep, food and water deprivation, medical neglect, long-term bathroom deprivation
for days or weeks, and the use of screaming, abuse and sexual harassment.
The details of each incident differ, but the goal remains the same: To strip female prisoners of their human dignity and to break their spirit. Many women were subjected to humiliating physical searches, some of which were strip searched by female soldiers.
The detention, abuse, ill-treatment and torture of Palestinian women is part of a systematic policy aimed at fragmenting the structure of Palestinian society and preventing it from being able to resist the occupation. It also comes within the policy of collective punishment against the Palestinian people.
More than a third of the women in the interviewed sample had their menstruation period during interrogation. Prisoner S.A., 21 years old, said that the worst days of the interrogation coincided with her suffering PMS pains. The interrogators deliberately waited a long time before providing her with pain killers, which exhausted her physically and psychologically. Prisoner R.A., 19 years old, said that her health condition deteriorated during her arrest because she was left outside in November before she was transferred to Al-Mascobiyeh. The female soldier who was present during the arrest did not pay any regards to her condition, even though she told them that she was suffering from menstruation pains and was feeling extremely cold. The conditions inside Al-Mascobiyeh solitary confinement cells were not any better. The prisoner suffered from extreme cold conditions accompanied with head pain and abdominal aches.
Het Nederlandse pensioenfonds ABP blijft voorlopig investeren in Israëlische banken die betrokken zijn bij de bouw van nederzettingen in Palestijns gebied. Uit een dinsdag gepubliceerd rapport van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) blijkt dat de grote Israëlische banken bouwprojecten faciliteren. Bij twee van de genoemde banken staat ABP in de top-tien van grootste investeerders.
Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied zijn illegaal volgens internationaal recht. Israël bestrijdt dat de nederzettingen illegaal zijn. Volgens HRW zijn de Israëlische nederzettingen „onverbrekelijk verbonden aan beperking van bewegingsvrijheid voor Palestijnen, onrechtmatig verkrijgen van Palestijns land, huizensloop en ontheemding”.
ABP erkent dat het Israëlische nederzettingenbeleid leidt tot mensenrechtenschendingen, maar zegt „niet aan politiek” te doen. „De staat Israël is in die zin veroordeeld, de Israëlische banken niet”, aldus een woordvoerster. De Israëlische banken Leumi en Hapoalim worden echter genoemd als „begeleidende bank” bij grote bouwprojecten in nederzettingen. Ze bieden niet alleen financiering, maar worden ook gekend in de bouwplannen en worden eigenaar indien de projectontwikkelaar niet aan zijn verplichtingen voldoet. Daarnaast bieden de banken diensten aan in nederzettingen die niet beschikbaar zijn voor Palestijnse bewoners van de Westelijke Jordaanoever, zoals geldautomaten en hypotheken aan huizenkopers.
De activiteiten van de banken zijn niet nieuw. Ook in een database van bedrijven die bij nederzettingen betrokken zouden zijn, die de VN Mensenrechtenraad vorig jaar aankondigde, worden volgens Israëlische media de banken Leumi en Hapoalim genoemd. Pensioenbeheerder PGGM besloot in 2014 de aandelen in Israëlische banken te verkopen na berichten over de betrokkenheid bij nederzettingen.
De projecten zijn bij ABP bekend, maar zijn voor het pensioenfonds geen reden zich terug te trekken uit de Israëlische banken. Wel zegt het pensioenfonds alle bedrijven waarin wordt geïnvesteerd vóór 2020 langs „een strengere meetlat” te willen leggen, ook op het gebied van mensenrechten.