Sandew Hira en president Desi Bouterse op een boomstronk in Brokobaka. |
Zojuist mogen constateren, dat Hira mij op zijn Facebookpagina
”De Getuigenis van president Bouterse” heeft geblokkeerd.
Ik beschouw dat als een compliment, omdat Hira mij kennelijk
als een lastige criticus beschouwt……
Als een vriend dat tegen me zegt, beschouw ik het als een waarschuwing. Als een opponent dat tegen me zegt, beschouw ik het als een bedreiging.”
[15]
Het gaat hier dus puur om een interpretatie van Hira, die niet gestaafd
wordt door doorwrochte feiten.
Maar het wordt erger, want naar aanleiding van die zogenaamde
”bedreiging” heeft Hira Essed aangegeven bij de Veiligheidsdienst…..[16]
PERSCONFERENTIE SANDEW HIRA OP 8 DECEMBER 2015
Nu naar de ”persconferentie”, die Hira zo ”fijngevoelig” op 8 december
2015 hield [17]
Hierbij zij uitdrukkelijk gezegd, dat ik niet in de val trap door op alle
ellenlange uitweidingen van Hira in te gaan.
Ik beperk mij tot datgene, wat ik het meest van belang vind bij
Hira´s goedpraten van zijn straffeloosheidsproject:
De belangrijkste overeenkomst is dat mensen zijn vermoord om politieke redenen. In Fort Zeelandia hebben executies plaatsgevonden. In de Binnenlandse Oorlog hebben executies plaatsgevonden. De verantwoordelijken in beide gevallen zijn bekend, hoewel over de specifieke daders van 8 december onduidelijkheid bestaat.” [29]
WAT EEN GROFFE MISLEIDING!
De ”overeenkomst” dat zowel de Decembermoordenslachtoffers als
de slachtoffers tijdens de Binnenlandse Oorlog tussen D Bouterse en
zijn voormalige lijfwacht [ook iets, dat Hira niet noemt], R Brunswijk
[Jungle Commando] [30], ”om politieke redenen” zouden zijn vermoord,
slaat nergens op!
De 15 slachtoffers van 8 december zijn gedood
omdat zij critici van het militaire regime Bouterse waren [31],
wat dit tot ”politieke” moorden maakt.
De slachtoffers in de Binnenlandse Oorlog, zowel
de burgers als gevangengenomen militairen [de gesneuvelde
militairen aan beide zijden zijn niet ”vermoord”, maar als
combatanten gesneuveld], zijn niet om politieke redenen
vermoord, maar slachtoffer van oorlogsmisdaden. [32]
Dat is een wezenlijk verschil.
Hira heeft nog meer op te merken onder zijn punt 1 [de context
van de getuigenis], waarbij hij voornamelijk psychologiseert, terwijl;
hij daartoe niet deskundig is.
Kwalijk is daarbij, dat hij de verschillende groepen nabestaanden
van slachtoffers tegen elkaar uitspeelt.
Want niemand heeft ooit beweerd, dat de slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog minder aanspraak zouden maken op sympathie
of dat er niet geijverd zou moeten worden voor gerechtigheid voor hen.
Wrong is wrong.
Maar Hira’s intentie is duidelijk:
Het afleiden van de aandacht van en het houden van een pleidooi
voor straffeloosheid.
PERSCONFERENTIE
2
ENKELE OPMERKELIJKE ZAKEN UIT HET GESPREK
MET DE PRESIDENT
We gaan de komende maanden relaties opbouwen in het leger en inlichtingenapparaat om deze informatie te zoeken. De president heeft zijn medewerking hiertoe toegezegd.´´ [44]
Met bovenstaande uitspraken bevestigt Hira zijn pleidooi
voor straffeloosheid.
Want in feite zegt hij, in zijn onderzoek naar de ”waarheidsvinding”
vertrouwensbanden te willen opbouwen met mogelijke verdachten
van de Decembermoorden [hetzij reeds verdachten in het afgeblazen
Decemberproces, hetzij nieuwe verdachten], om achter de ware
toedracht van de Decembermoorden te komen, met medewerking
van de hoofdverdachte van het Decembermoordenproces,
president D. Bouterse.
Nogmaals samengevat:
In ruil voor ”eerlijkheid” wil Hira mogelijke verantwoordelijken
voor misdrijven tegen de menselijkheid [45] vrijuit laten gaan, na
een ”vertrouwensband” met hen te hebben opgebouwd.
Een grotere minachting voor gerechtigheid is haast ondenkbaar.
En niet te vergeten:
Lieden, die mogelijk ook verantwoordelijk zijn voor de dood
van Hira’s eigen broer…….
Het antwoord is eenvoudig: dat weten we niet, althans voorlopig niet. De belangrijkste stap is gezet: we hebben nu uit zijn mond een aantal belangrijke verhalen gehoord. Dat hebben we niet eerder gehad.
De vraag is nu: hoe kunnen we met deze gegevens een traject opzetten om zijn verhaal te controleren? Dat is niet zo gemakkelijk.
We hebben toegang nodig tot bronnen die gesloten zijn zoals de logboeken van de Nederlandse ambassade of de communicatie tussen veiligheidsdiensten. En zelfs dan kun je niet met zekerheid stellen wat er is gebeurd in een gesprek tussen twee mensen waar niemand verder bij was. Als de ene persoon ontkent, dan betekent dat dat één van de twee liegt, maar je weet niet wie.
Laten we kijken naar een mogelijke aanpak over de Decembermoorden. In een wetenschappelijk traject kun je de zaak in een aantal hapklare brokken kappen, bijvoorbeeld het besluitvormingsproces, de karakters van de hoofdrolspelers, en de tijdlijn van gebeurtenissen.
Per onderdeel kun je verschillende methoden en technieken toepassen om de puzzel te maken. Daarbij heb je een stevige theoretische basis nodig. Neem het vraagstuk van de besluitvorming. Vaak nemen mensen aan dat besluiten genomen worden in een sfeer van rationele overwegingen waarbij alle deelnemers hun argumenten voor en tegen op tafel leggen en vervolgens criteria gebruiken waarmee de argumenten worden gewogen om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Maar in een situatie als de decembermoorden is het heel goed mogelijk dat besluiten niet op basis van redelijkheid worden genomen en in goed overleg en dat er geen gemeenschappelijke doelen waren. In een militaire situatie is denkbaar dat de besluitvormers gewapenderhand met elkaar in confrontatie kunnen komen en dat machtsverhoudingen en emoties minstens zo belangrijk zijn als argumenten en gemeenschappelijke doelen.
Als je uitgaat van de theorie van rationele besluitvorming en gemeenschappelijke doelen dan ziet je puzzel er anders uit dan als je ervan uitgaat dat de partijen verschillende doelen hebben en in een ongemakkelijke balans zitten die ieder moment uit evenwicht kan raken en zelfs uitmonden in een gewapende confrontatie. De besluitvorming ziet er anders uit en je puzzel wordt dan anders.” [49]
Voor de rest is het proces een aangelegenheid van juristen. Daar doe ik geen uitspraken over. Ik beoordeel het proces op basis van de vraag wat het bijdraagt aan waarheidsvinding, dialoog en verzoening.” [52]
- Mijn reactie op het besluit van het Hof van Justitie om het OM te vragen om de strafvervolging door te zetten
Het hof:
beveelt de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam [voornamen] Verdachte, geboren op[geboortedatum en -plaats], Suriname, te vervolgen wegens de feiten waarop de beklagen betrekking hebben, gepleegd op of omstreeks 8/9 december 1982 in Paramaribo, Suriname;
gelast de officier van justitie bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam
een vordering te doen strekkende tot instelling van een gerechtelijk vooronderzoek met betrekking tot genoemde feiten;
– stelt de tekst van deze beschikking algemeen verkrijgbaar.
Deze beschikking is gegeven door de vijfde meervoudige burgerlijke kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. H.L.C. Hermans, J.H.M. Willems en M.W.E. Koopmann, bijgestaan door mr. M.R. Jöbsis als griffier, en uitgesproken in raadkamer op 20 november 2000.”
ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8395
In 2000 schreef hij, op verzoek van het Gerechtshof Amsterdam als Amicus Curiae (speciaal deskundige) een gedocumenteerd rapport over de vraag of de folteringen en moorden van 8 december 1982 kwalificeerden als misdrijven tegen de menselijkheid. Zijn antwoord, in de terughoudende stijl van de adviseur geschreven, liet er geen misverstand over bestaan:
‘De folteringen en moorden in Paramaribo in 1982 lijken te vallen binnen de definitie van misdrijven tegen de menselijkheid. Ze werden gepleegd door militaire autoriteiten in Suriname (staatsactoren) tegen een groep burgers die tot doelwit werden, niet vanwege hun individuele eigenschappen maar vanwege hun status als leiders van de Surinaamse intellectuele elite. Bovendien, zij werden gepleegd op een systematische manier als onderdeel van een georganiseerd plan, met gebruikmaking van publieke middelen, gericht op vernietiging van potentiële opponenten van de militaire autoriteiten’. Dugard wees er bovendien op dat ernstige schendingen van de mensenrechten door het militaire regime zich ook voor en na december 1982 hadden voltrokken.”
Een voorbeeld van een ander idee dat we hebben opgedaan in Zuid Afrika is de kwestie van de uitbreiding van de getuigenis van president Bouterse. Zo hebben we met Zuid-Afrikanen gediscussieerd over de vraag: hoe weet je dat de president de waarheid spreekt? Uit de discussie kwam naar voren dat je zijn getuigenis zou moeten afzetten tegen andere getuigenissen van mensen die een rol hebben gespeeld in die periode. Dus niet alleen Bouterse, maar ook mensen die nu nog leven zoals president Venetiaan en de Nederlandse premiers of ministers van buitenlandse zaken zouden opgeroepen moeten worden om hun getuigenis af te leggen over deze periode. Dat lijkt me een prima suggestie. Door die verschillende getuigenissen wordt een bijdrage geleverd aan waarheidsvinding en kan een genuanceerder beeld ontstaan.”
[8]
Ik heb namelijk reeds op 6 augustus 2015, op strikt persoonlijke titel, mijn bezorgdheid aan de heer Baboeram kenbaar gemaakt in verband met zijn veiligheid. Ik heb hem toen in een persoonlijk onderhoud voorgehouden dat naar mijn mening de heer Bouterse hem gebruikt en dat de recente geschiedenis van Suriname geleerd heeft dat ook personen die hand- en spandiensten aan de heer Bouterse hebben verleend, er soms niet goed vanaf zijn gekomen.
Ik heb de heer Baboeram erop gewezen dat Roy Horb, die deel uitmaakte van het tribunaal dat de 15 mannen ter dood heeft veroordeeld, niet lang na de decembermoorden hangend aan een koortje van zijn onderbroek werd aangetroffen in een cel en dat anderen in de schaduw een dodelijk zonnesteek hebben opgelopen en weer een andere bij een gezellig partijtje pootje baden, de verdrinkingsdood stierf. Zelfs verdwenen inheemse jongemannen geheel van de aardbodem na een forensische reconstructie onder leiding van de militaire politie”
Als een vriend dat tegen me zegt, beschouw ik het als een waarschuwing. Als een opponent dat tegen me zegt, beschouw ik het als een bedreiging.”
Als een vriend dat tegen me zegt, beschouw ik het als een waarschuwing. Als een opponent dat tegen me zegt, beschouw ik het als een bedreiging.
Maar ik heb het luchtig opgenomen en hoop dat het een verspreking was, ook al werd die verspreking tweemaal geuit. Ik heb het voor de zekerheid gemeld bij de veiligheidsdienst. Ik wil het hierbij laten wat dit onderwerp betreft.”
oud politici in 1980/1981 en de slechte detentieomstandigheden van de in augustus 1980
gearresteerde militairen Sital, Mijnals en Joeman, met wie Bouterse cs een politiek-ideologisch conflict hadden
EEN BESCHRIJVING IN VOGELVLUCHT
NATIONALE MILITAIRE RAAD
lives and their moral and physical integrity. They shall in all circumstances be protected and treated humanely
without any adverse distinction.”
ARTICLE 1, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
ARTICLE 2, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
De belangrijkste overeenkomst is dat mensen zijn vermoord om politieke redenen. In Fort Zeelandia hebben executies plaatsgevonden. In de Binnenlandse Oorlog hebben executies plaatsgevonden. De verantwoordelijken in beide gevallen zijn bekend, hoewel over de specifieke daders van 8 december onduidelijkheid bestaat.”
Likewise, prisoners of war must at all times be protected, particularly against acts of violence or intimidation and against insults and public curiosity.
Measures of reprisal against prisoners of war are prohibited.”
lives and their moral and physical integrity. They shall in all circumstances be protected and treated humanely
without any adverse distinction.”
ARTICLE 1, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
ARTICLE 2, BASIC RULES OF INTERNATIONAL LAW IN ARMED
NPS
De oud-couppleger vertelde dat Bouterse hem de laatste tijd twee keer heeft bezocht met het verzoek geen belastende verklaringen over hem af te leggen. Volgens Rozendaal rust er al dertig jaar ‘een last’ op Suriname door de moorden, en moeten Bouterse en de ‘Groep van 16’ daarom opbiechten wat er is gebeurd. Rozendaal: ‘Ik ben geen moordenaar. Ik wil dat de waarheid wordt verteld.”’
(39)
,,Ik heb nooit gehoord dat mensen achteruit wegrennen.”
In 2000 schreef hij, op verzoek van het Gerechtshof Amsterdam als Amicus Curiae (speciaal deskundige) een gedocumenteerd rapport over de vraag of de folteringen en moorden van 8 december 1982 kwalificeerden als misdrijven tegen de menselijkheid. Zijn antwoord, in de terughoudende stijl van de adviseur geschreven, liet er geen misverstand over bestaan:
‘De folteringen en moorden in Paramaribo in 1982 lijken te vallen binnen de definitie van misdrijven tegen de menselijkheid. Ze werden gepleegd door militaire autoriteiten in Suriname (staatsactoren) tegen een groep burgers die tot doelwit werden, niet vanwege hun individuele eigenschappen maar vanwege hun status als leiders van de Surinaamse intellectuele elite. Bovendien, zij werden gepleegd op een systematische manier als onderdeel van een georganiseerd plan, met gebruikmaking van publieke middelen, gericht op vernietiging van potentiële opponenten van de militaire autoriteiten’. Dugard wees er bovendien op dat ernstige schendingen van de mensenrechten door het militaire regime zich ook voor en na december 1982 hadden voltrokken.”
De oud-couppleger vertelde dat Bouterse hem de laatste tijd twee keer heeft bezocht met het verzoek geen belastende verklaringen over hem af te leggen. Volgens Rozendaal rust er al dertig jaar ‘een last’ op Suriname door de moorden, en moeten Bouterse en de ‘Groep van 16’ daarom opbiechten wat er is gebeurd. Rozendaal: ‘Ik ben geen moordenaar. Ik wil dat de waarheid wordt verteld.”’
In 2000 schreef hij, op verzoek van het Gerechtshof Amsterdam als Amicus Curiae (speciaal deskundige) een gedocumenteerd rapport over de vraag of de folteringen en moorden van 8 december 1982 kwalificeerden als misdrijven tegen de menselijkheid. Zijn antwoord, in de terughoudende stijl van de adviseur geschreven, liet er geen misverstand over bestaan:
‘De folteringen en moorden in Paramaribo in 1982 lijken te vallen binnen de definitie van misdrijven tegen de menselijkheid. Ze werden gepleegd door militaire autoriteiten in Suriname (staatsactoren) tegen een groep burgers die tot doelwit werden, niet vanwege hun individuele eigenschappen maar vanwege hun status als leiders van de Surinaamse intellectuele elite. Bovendien, zij werden gepleegd op een systematische manier als onderdeel van een georganiseerd plan, met gebruikmaking van publieke middelen, gericht op vernietiging van potentiële opponenten van de militaire autoriteiten’. Dugard wees er bovendien op dat ernstige schendingen van de mensenrechten door het militaire regime zich ook voor en na december 1982 hadden voltrokken.”
[De video van de persconferentie is op Youtube te bekijken via: https://www.youtube.com/watch?v=xGCApMs1B8s]
Goedemiddag dames en heren,
Ik zal u een analyse geven van de getuigenis van president Bouterse.
Ik zal de volgende onderwerpen met u doornemen in 40 minuten.
- De context van de getuigenis.
- Enkele opmerkelijke zaken uit het gesprek met de president.
- De gevolgen van het gesprek voor het verdere onderzoek.
- Mijn reactie op het besluit van het Hof van Justitie om het OM te vragen om de strafvervolging te vervolgen.
- De oprichting van een comité van slachtoffers en nabestaanden van alle processen van geweld sinds 1980.
- De context van de getuigenis.
Om de betekenis van de getuigenis van president Bouterse goed te kunnen beoordelen is het van essentieel belang om de geschiedenis van politiek geweld in Suriname te begrijpen.
In januari 1979 begonnen onderofficieren van het Surinaamse leger te midden van grote sociale onrust met demonstraties tegen de regering en legerleiding. Ondanks de miljardensteun aan ontwikkelingshulp was de armoede en ongelijkheid toegenomen en werd het protest van onderofficieren in de loop van het jaar deel van een groter protest tegen de regering. Het had een haartje gescheeld of de eerste doden sinds de onafhankelijkheid zouden zijn gevallen toen gewapende eenheden van de politie de Memre Boekoe kazerne wilde ontzetten en hun geladen wapens richtten op ongewapende militairen.
De eerste slachtoffers van politiek geweld vielen op 25 februari 1980. Luitenant Van Aalst, sergeant majoor Comvalius en politieagent Sultan kwamen om het leven bij de eerste coup sinds de onafhankelijkheid. Ze hadden een vader, een moeder en mensen die hen lief hadden. In de euforie van het moment en de massale steun voor de coupplegers verdween hun leed in de voetnoten van de geschiedenis. In plaats van een gerechtelijk vooronderzoek, forensisch bewijs en getuigenverklaringen naar drie moorden, werd amnestie verleend en iedereen ging over tot de orde van de dag. Toen was de grote massa met de sleutelfiguren van het moment er het over eens dat politiek boven mensenleed komt. Niks rechtszaak, geen poeha over de rechtsstaat.
De coup had een impopulaire regering omver geworpen. Maar dat maakte geen einde aan de politieke tegenstellingen. Integendeel. Geweld had haar intrede in de politiek gedaan en zou sindsdien lange tijd doorwerken.
Twee maanden na de coup ondernam Fred Ormskerk een poging tot een staatsgreep, de tweede coup sinds de onafhankelijkheid. Hij moest het met de dood bekopen. Hij had een vader, een moeder en mensen die hem lief hadden. Maar zijn dood werd geaccepteerd als een ongelukkig resultaat van zijn eigen handelen. Want Ormskerk had ook zijn dodenlijst opgesteld met 53 namen. Had hij gewonnen, dan waren anderen vermoord.
Elf maanden later, op 15 maart 1981, ondernam Wilfried Hawker een couppoging. De derde coup sinds de onafhankelijkheid mislukte. Voor Hawker was dit zijn tweede coup, want hij zat ook in de groep van zestien. Maar Hawker werd niet gedood. De tegenreactie was deze keer niet executie, maar gevangenschap. Zijn vader, moeder en mensen die hem lief hadden waren waarschijnlijk blij. De mensen die op zijn dodenlijst stonden en hun familieleden wisten van niets.
Een jaar later stelde een groep militairen onder leiding van sergeant Sheombar zich tijdens de Phagwa viering verdekt op in een Hindoetempel aan het Pad van Wanica. Ze hadden de instructie om de gasten die uitgenodigd waren – Bouterse en zijn aanhang – te vergiftigen of dood te schieten als ze in de tempel waren aangekomen. Iedereen had een vader, moeder en mensen die hen lief hadden. Niemand kon weten wie zou treuren en wie zou juichen, want de vierde coup sinds de onafhankelijkheid ging niet door omdat de gasten niet kwamen opdagen.
Twee dagen later ondernam Surendre Rambocus de vijfde coup sinds de onafhankelijkheid. De coup was bijna geslaagd. Hij bevrijdde Hawker, die aan zijn derde coup begon, uit de gevangenis. Hawker had bij het afschieten van een granaat zichzelf verwond. Hij werd gevangen genomen en geëxecuteerd door een krijgsraad te velde. Militair Badal liet het leven bij de coup.
Ze hadden een vader, moeder en mensen die hen lief hadden. Zij moeten hun verdriet dragen met het vreselijke adagium: wie wind zaait, zal storm oogsten.
Rambocus werd gevangen genomen, maar opvallend genoeg niet geëxecuteerd. Hij kreeg een gevangenisstraf, maar bleef doorgaan met het organiseren van nieuwe acties. Hij heeft een vader, moeder en mensen die hem liefhebben. Die moeten blij zijn geweest dat hij heelhuids uit zijn coup is gekomen.
Een intellectuele steunpilaar van de Rambocus coup, Baal Oemrawsingh, vluchtte naar Nickerie en pleegde daar zelfmoord. Hij heeft een vader, moeder en mensen die hem liefhebben. Een moord is al moeilijk te dragen. Een zelfmoord is misschien nog zwaarder.
Na één gelukte en vier mislukte coups sinds de onafhankelijkheid was de situatie in 1982 naar een kookpunt gegroeid en leek de zesde coup in de maak te zijn. In de nacht van 7 op 8 december werden zestien tegenstanders van het militaire regime opgepakt. Vijftien werden geëxecuteerd in de nacht van 8 op 9 december. John Baboeram, mijn broer, was één van de slachtoffers. Ze hebben allen een vader, moeder en mensen die hen liefhebben. Ik weet uit ervaring hoe groot de impact van 8 december is geweest op mijn familie en mij.
In februari 1984 ondernamen Bottse en Mahabier met steun van huurlingen een poging om vanuit Frans-Guyana een coup te plegen in Suriname. Ze werden gefilmd en de film werd vertoond op de Surinaamse televisie. De Franse autoriteiten zette hen uit waardoor de zevende couppoging mislukte en daardoor leed werd bespaard voor een onbekend aantal vaders, moeders en mensen die de mogelijke slachtoffers lief zouden hebben gehad.
Twee jaar later pleegde Ronnie Brunswijk bankovervallen in Moengo en Commewijne en toonde daarmee zijn vermogen om gewelddadige acties te kunnen ondernemen. Een half jaar daarna, op 21 juli 1986, worden 12 militairen op de militaire post te Stolkertsijver gevangen genomen. Later op de dag wordt de militaire post op Albina aangevallen. De Binnenlandse Oorlog was begonnen. Kort daarvoor had Bouterse aangekondigd dat het jaar daarop vrije verkiezingen zouden worden georganiseerd na aanname van een grondwet via een referendum.
Een week later, op 28 juli, werd in New Orleans een groep huurlingen aangehouden die met financiering van een Surinaamse ondernemer George Baker en een zakenman uit Curaçao een coup wilde plegen in Suriname. Ze zouden zich voordoen als bankiers die wilden investeren in Suriname. Tijdens een ontmoeting met Bouterse zouden ze hem doodschieten. Het zou de achtste couppoging sinds de onafhankelijkheid zijn.
Het is niet duidelijk of alle tegencoups ook dodenlijsten hadden, maar iedereen die coups en tegencoups bestudeert, zal niet verbaasd zijn als dat wel het geval zou zijn geweest.
De Binnenlandse Oorlog was andere koek voor vaders, moeders en familie van nabestaanden en slachtoffers. De oorlog werd uitgevoerd door het Jungle Commando, maar de sturing, steun en financiering kwam vanuit de Nederlandse regering en het verzet in Nederland. De Nederlandse staat is verantwoordelijk voor de wreedheden die begaan zijn tijdens de Binnenlandse Oorlog. Premier Lubbers heeft persoonlijk de woordvoerder van het Jungle Commando gebeld om een bijeenkomst te organiseren over de vraag hoe een paar miljoen kon worden doorgesluisd naar het Jungle Commando om de oorlog te kunnen voeren.
De regels voor oorlogsvoering – arrestatie, krijgsraad al dan niet te velde, advocaten en verdediging, schieten en beschoten worden – waren verdwenen.
De oorlog die tot 1991/92 duurde werd gekenmerkt door ongekende wreedheden. De 39 moorden bij Moiwana zijn breed uitgemeten in de media en bij internationale instanties omdat ze uitgevoerd zijn geweest door het Nationaal Leger.
Op mijn eerdere persconferentie heb ik de voorbeelden genoemd van soldaat Tjokrodirjo die gevangen genomen werd en op bevel van de leiding van het Jungle Commando in stukjes werd gekapt. Een andere gevangene, Ewout Leeflang, is onthoofd en zijn lichaam en hoofd gescheiden geplaatst om gevonden te worden. Twee soldaten die in een omgekantelde voertuig gevangen genomen werden, zijn op wrede wijze vermoord. De ene soldaat zijn hoofd werd met een bijl gespleten. De andere soldaat zijn hoofd werd met een pikhouweel verbrijzeld. Ze hebben allen een vader, moeder en mensen die hem liefhebben.
Dit blijkt nu het topje van de ijsberg te zijn. Ik kreeg in Nederland een telefoontje vanuit het binnenland van Suriname van de heer Eddy Weewee. Hij wilde zijn verhaal van de Binnenlandse Oorlog met me delen als ik in Suriname zou zijn. Afgelopen week was ik bij hem in Brownsweg Wakibasu 1. Hij vertelt dat op 19 juni 1989 zijn broer Gerrit Weewee, een voorman in de kerk, thuis werd opgezocht door het Jungle Commando op verdenking van sympathieën voor Bouterse. In het bijzijn van zijn kind werd hij beschoten en gevangen genomen. Hij werd met een boot weggevoerd naar Lispansi. Daar is hij met een mes bewerkt. Vervolgens werd een liter palm whisky in zijn wonden gegooid waardoor hij van de pijn bezweek. Zijn lijk werd ergens begraven. De familie weet tot de dag van vandaag niet waar hij is begraven.
Drie soldaten die gevangen genomen waren werden met snijbranders bewerkt op een zodanige manier dat de verkoolde lijken op elkaar lagen zonder dat ze afzonderlijk konden worden geïdentificeerd. Het is onduidelijk of de snijbranders gebruikt waren toen ze nog in leven waren.
Een gevangen genomen soldaat werd vermoord door kruisiging.
Op Brownsweg Wakibasu I heeft het Jungle Commando 100 huizen in brand gestoken. De bewoners werden uit hun huizen gejaagd en moesten toezien hoe hun bezittingen waar ze jaren voor hadden gewerkt in vlammen opgingen. In Pokigron overkwam dit het hele dorp.
Een basja van Brownsweg vertelt mij hoe het Jungle Commando huizen binnenviel, de mannen vastbonden en de vrouwen de kleren van het lijf rukten om in het bijzijn van hun man verkracht te worden.
In reactie op aanvallen van het Jungle Commando op dorpen van Inheemsen en andere marrons zijn gewapende groepen ontstaan al dan niet met steun van het Nationaal Leger om hun leefgemeenschappen te beschermen. Ook daar zijn doden gevallen.
Al deze slachtoffers hebben een vader, moeder en mensen die om hen geven. Maar hun leed en hun menswaardigheid wordt doodgezwegen en niet erkend. Waarom?
Laten we de overeenkomsten en verschillen tussen de 8 decembermoorden en de moorden tijdens de Binnenlandse Oorlog op een rijtje zetten.
De belangrijkste overeenkomst is dat mensen zijn vermoord om politieke redenen. In Fort Zeelandia hebben executies plaatsgevonden. In de Binnenlandse Oorlog hebben executies plaatsgevonden. De verantwoordelijken in beide gevallen zijn bekend, hoewel over de specifieke daders van 8 december onduidelijkheid bestaat.
De verschillen zijn als volgt. De schaal is verschillend. Bij 8 december ging het om 15 moorden. Bij de Binnenlandse oorlog ongeveer 450.
De sociale samenstelling is verschillend. De slachtoffers van 8 december worden gepresenteerd als de intellectuele elite. De slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog zijn eenvoudige mensen zowel in het leger als bij de Marrons.
De amnestiewet voor de Binnenlandse Oorlog staat niet ter discussie. De amnestiewet die de decembermoorden omvat staat wel ter discussie.
Het niet berechten van de moorden van de Binnenlandse Oorlog wordt niet beschouwd als een aantasting van de rechtsstaat. Het niet berechten van de 8 decembermoorden wordt wel beschouwd als een aantasting van de rechtsstaat.
Wat betekent deze dubbele moraal voor de nabestaanden en slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog en 8 december?
Dat hangt af van je eigen moraal, je eigen waarden en normen. Laat mij voor mezelf spreken.
Jarenlang hebben slachtoffers van de 8 decembermoorden van het publiek sympathie gevraagd voor hun lijden. Nu we de feiten van de Binnenlandse Oorlog kennen, vind ik dat we onze sympathie moeten uitstrekken naar de nabestaanden en slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog. Het is immoreel om te vragen dat zij zich inleven in ons lijden terwijl wij weigeren hetzelfde te doen voor hun lijden. Het gaat niet alleen om inleven, maar ook om het samen verwerken van het leed. Want 8 december is niet uit de lucht komen vallen. Zo heeft ook de Binnenlandse Oorlog een voorgeschiedenis.
Wat gebeurt er als we het gesprek met elkaar voeren? Ik heb dat meegemaakt vorige maand en weet dat het niet gemakkelijk is. Sommige nabestaanden van 8 december denken uitsluitend in termen van pro of contra Bouterse en willen de dialoog niet eens aangaan. Sommige nabestaanden en slachtoffers van de Binnenlandse Oorlog vinden dat menselijk leed uitsluitend gebruik wordt voor politiek gewin en hebben geen enkele sympathie voor het lijden van de nabestaanden van 8 december.
Ik heb geleerd dat dialoog bruggen kan slaan tussen wat onoverbrugbare standpunten leken te zijn. Maar de wil moet aanwezig zijn.
Die wil vertaalt zich in de manier waarop je een moord benadert. Als je dit los ziet van politieke omstandigheden, dan vind je dat de rechter het laatste woord heeft. Dan ben je tegen amnestie en dus ook tegen de vrede van de Binnenlandse Oorlog.
Als je een moord in een politieke context plaatst, dan probeer je een politieke oplossing te vinden. Amnestie is zo’n oplossing.
Mijn probleem met de beide amnestiewetten is niet dat er een politieke oplossing gezocht moet worden, maar de wijze waarop omgegaan is met de verwerking van het leed van nabestaanden en slachtoffers. Ik vind dat een essentieel onderdeel van amnestie moet zijn waarheidsvinding en erkenning van het leed dat geleden is.
Daarom ben ik tegen beide amnestiewetten.
De tweede amnestiewet heeft Bouterse vrijgesteld van rechtsvervolging. Bovendien heeft hij de verkiezingen van dit jaar met een meerderheid gewonnen. En hoewel nu vanwege de economische crisis de kritiek op hem toeneemt, heeft hij geen reden om mee te willen werken aan een onderzoek naar waarheidsvinding. Hij had nee kunnen zeggen tegen mijn verzoek om deze medewerking. Dat zou verder niets veranderen aan zijn positie. Door in te stemmen heeft hij zich kwetsbaar opgesteld. Dat is ook gebleken in de tweede aflevering van de serie waar we een harde confrontatie hadden over de decembermoorden.
Maar waarheidsvinding is een essentieel element in amnestie en in verzoening en dialoog.
Het gesprek met de president is een onderdeel van een politieke oplossing voor spanningen in de Surinaamse gemeenschap. Ik zet me in voor een samenleving waarin er geen plaats is voor een dubbele moraal t.a.v. de rechtsstaat. Een samenleving waarin we moeilijke emotionele problemen niet uit de weg gaan, maar open en bloot op tafel leggen om te verwerken. Het gesprek met de president is een stap in dit proces.
Ik zal daarom meer vertellen over de inhoud van het gesprek met de president.
- Enkele opmerkelijke zaken uit het gesprek met de president.
Het gesprek met de president heeft ongeveer 6 uur geduurd verspreid over zaterdag en zondag. Van dit materiaal zijn vier uitzendingen gemaakt die vanaf vanavond om 22.00 uur in vier afleveringen bij de STVS te zien zullen zijn. Van dinsdag tot en met vrijdagavond wordt een aflevering vertoond om 22.00 uur en herhaald op de volgende dag om 12.00 uur ‘s middags.
Ik zal u eerst iets vertellen over hoe we met elkaar omgingen in Brokobaka alvorens dieper in te gaan op enkele inhoudelijke kwesties.
Toen ik aankwam in Brokobaka voelde ik een grote spanning in mijn lichaam. De president heeft mij en mijn vrouw op een warme wijze verwelkomd. We hebben eerst gesproken over de omgeving. De president is bezig met sjamanen om de waarde te beoordelen van hun traditionele geneeskunst in relatie tot de westerse geneeskunde, met name rond kankerbestrijding. Hij vroeg of ik pattas had voor een wandeling, maar ik had sandalen. Die waren ook goed. De sfeer werd minder gespannen en gemoedelijker.
We gingen toen een wandeling maken door het oerwoud. We gingen zitten op een boomstronk. Al vrij snel begon de inhoudelijke discussie: wat willen hij en ik bereiken met dit gesprek. Ik nam het voortouw en vertelde dat ik, die hem 33 jaar gehaat heb, op zoek ben naar vrede en dat waarheidsvinding een instrument is om vrede te bereiken. Waarheidsvinding betekent eerlijkheid en respect voor elkaar. Het betekent dat we diepgaande meningsverschillen niet moeten verhullen, maar voor de camera moeten blootleggen zonder dat het gesprek stokt. Hij was het er mee eens.
Eigenlijk was het inhoudelijk gesprek vrij snel afgerond. Daarna zijn we gaan wandelen en hebben geen inhoudelijke zaken besproken. Hij legde me uit hoe het oerwoud werkt en welke wandelwegen hij gebruikt.
Toen we terugkwamen bij de hut waren we bezweet. Na de lunch zijn we in de middag begonnen met het interview en hebben doorgetrokken tot de avond.
De volgende dag zijn we vroeger in de ochtend begonnen.
Ik zal nu enkele hoogtepunten uit ons gesprek behandelen. Ik heb met de president een interview voor de camera afgenomen. In de pauzes gingen we door met onze discussies. Tijdens de lunch en avondeten hebben we in de hut uitgebreid gesproken niet alleen met hem maar met de mensen uit zijn veiligheidsteam. Dit alles staat niet op camera omdat we geen reality tv hebben gemaakt. Maar ze hebben wel bijgedragen tot de inzichten in wat er de afgelopen 35 jaar is gebeurd in Suriname.
Ik zal nu enkele onderwerpen behandelen uit ons gesprek.
Decembermoorden
In de tweede aflevering zult u een scherpe confrontatie zien tussen mij en de president over 8 december. We hadden felle discussies over lijst van de slachtoffers, de aard van de tegencoup, de verhouding Cuba Grenada en zijn rol in de moorden. Ik heb in mijn column van vorige week daar kort over bericht. De conclusie is dat we grote meningsverschillen hebben die eindigden met de vraag: als hij niet moorden heeft gepleegd, wie dan wel?
En die vraag heeft vervolgens een nieuwe richting geopend in de discussie. Bouterse stelt met 100 procent overtuiging vast dat hij niemand heeft doodgeschoten en ook geen voorstander was om dat te doen. Hij vindt wel dat hij verantwoordelijk is voor de moorden. Maar hij vindt dat diepgaand onderzoek nodig is naar wie het wel gedaan zou kunnen hebben en zegde zijn volledige medewerking hiervoor toe.
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Om dat uit te zoeken moeten we diep gaan graven in het militaire apparaat. Volgens Bouterse hadden burgers geen rol gespeeld in de besluitvorming tot arrestatie. Onze methode van onderzoek is echter niet het politieverhoor, omdat veel mensen dichtklappen. Onze methode is die van het opbouwen van relaties met sleutelfiguren in het militaire apparaat die beschikken over relevante informatie en bereid zijn die te verschaffen als ze niet in een positie van verdachte komen te staan. Waarheidsvinding staat soms haaks op de methode van het verhoor waar een vertrouwensrelatie niet de primaire basis is om informatie los te krijgen.
We gaan de komende maanden relaties opbouwen in het leger en inlichtingenapparaat om deze informatie te zoeken. De president heeft zijn medewerking hiertoe toegezegd.
De coup van 25 februari 1980
We zijn ons gesprek begonnen met een historisch overzicht van de coup van 25 februari 1980. Volgens Bouterse vond de coup wel plaats in een situatie van sociale onrust en een falende regering, maar was het geen uit de hand gelopen vakbondsconflict. Ook heeft kolonel Valk geen enkele rol van betekenis gespeeld bij de coup. Valk onderhield contacten met hem en andere militairen, maar van een adviserende of sturende rol was geen sprake. Bouterse voerde eerst gesprekken met kolonel Elstak om hem over te halen om mee te doen, maar die weigerde. Opvallend genoeg heeft hij Bouterse ook niet aangegeven bij de autoriteiten als potentiële couppleger. Vervolgens probeerde hij een samenwerking aan te gaan met Rambocus, maar die bleek van plan te zijn om Bouterse te elimineren in het proces van de coup. Het plan was dat Bouterse het wapendepot op Zanderij zou overnemen. Bouterse had, zonder dat Rambocus het wist, toevallig gehoord hoe die opdracht gaf aan zijn soldaten om te schieten op iedereen die naar de bunker zou komen.
De groep van zestien is niet door hem maar door Horb gerekruteerd. Hij kende veel van de mensen oppervlakkig. Hij was pas in 1975 teruggekeerd uit Nederland.
De Rambocus coup
Bouterse had bij sommige onderdelen moeite om de exacte gegevens te herinneren van gebeurtenissen van 30 jaar geleden. Daarom hebben we Kenneth Slooten, een ex-militair met een encyclopedisch geheugen en naaste medewerker van de president samen met Melvin Linscheer, directeur Nationale Veiligheid, bij het gesprek gehaald. Eén van de interessante onderdelen was een analyse van de Rambocus coup. Eén analyse is dat de coup al was gelukt, maar Rambocus had dat niet door. Rambocus concentreerde zich op het versterken van de kazerne en steunpunten in de stad en liet achterwege om Fort Zeelandia met massale mankracht en vuurkracht in te nemen. Had hij dat gedaan, dan had hij de macht overgenomen. Het is de vraag of hij een dodenlijst had en die zou gaan afwerken.
Door die strategische fout wist de legerleiding vanuit Fort Zeelandia het initiatief naar zich toe te trekken. De politie steunde de legerleiding door karabijnen te brengen om haar te bewapenen. De leiding herstelde de communicatielijnen. De YP die Lachman had gebracht om het fort te beschieten werd overgenomen. Toen de militairen begrepen dat de legerleiding niet dood was, lieten ze Rambocus als een blok vallen en liepen massaal over naar Bouterse.
Rambocus vluchtte met een YP naar Saramacca en werd later gearresteerd.
De relatie met Nederland
De president vertelt het volgende over de relatie met Nederland.
Aanvankelijk leek het erop dat Nederland twijfelde welke houding het moest aannemen ten aanzien van de coup. De vaste steunpunten in het machtscentrum waren weggeschoten. Een belangrijk besluit dat de nieuwe leiders moesten nemen betrof het Kabalebo project, een project van ruim een miljard. Bouterse had in 1980 een vergadering belegd met voor- en tegenstanders van het project en na een lange vergadering nam hij het besluit om het project te stoppen. Hij kreeg vervolgens een uitnodiging van Bram Peper die in Suriname was om in de Nederlandse ambassade een gesprek te voeren over dit project. Peper sprak namens de Nederlandse regering. Hij gaf aan dat het Nederlandse bedrijfsleven in de startblokken stond voor het Kabalebo project en enorm teleurgesteld was in het besluit van Bouterse. Hij bood toen Bouterse aan om 30 miljoen NF aan smeergeld aan te nemen en te verdelen onder zijn mensen om het project door te laten gaan. Toen Bouterse weigerde, werd de ontwikkelingshulp stopgezet. Volgens Bouterse was de hulp niet stopgezet na de Decembermoorden, maar veel eerder.
In 1996 bood Nederland opnieuw smeergeld aan aan Bouterse. Deze keer ging het via vice-premier Pertap Radhakishun die namens Nederland zes miljoen dollar aanbood als Bouterse Suriname zou verlaten. Hij zou zich in Monaco kunnen vestigen waar Bouterse een kasteel zou kunnen krijgen en hij zijn buurman zou worden.
Nederland speelde een belangrijke rol in de Binnenlandse Oorlog. Eddy Jozefzoon vertelde mij in een apart interview hoe premier Lubbers hem had benaderd als woordvoerder van het Jungle Commando met de vraag hoe het Jungle Commando gesteund kon worden met geld. Een ambtenaar voerde vervolgens namens Lubbers de onderhandelingen. Er werd besloten om enkele miljoenen via de Zeister Zending te sluizen naar Frans-Guyana. Een deel werd besteed aan hulpgoederen en een ander deel aan wapens voor het Jungle Commando.
Dit verhaal werd door Bouterse bevestigd.
- De gevolgen van het gesprek voor het verdere onderzoek.
Ik kan uren doorgaan met vertellen, maar het beste is dat u uren gaat kijken naar de uitzendingen die vanavond beginnen.
Ik wil beginnen met de vaststelling dat het materiaal van groot historisch belang is. Bouterse heeft nooit zo openhartig gesproken, ook niet tegenover zijn intimi. Sommige dingen zijn nooit eerder verteld.
Ik wil nu de vraag behandelen: hoe weten we dat Bouterse de waarheid spreekt?
Het antwoord is eenvoudig: dat weten we niet, althans voorlopig niet. De belangrijkste stap is gezet: we hebben nu uit zijn mond een aantal belangrijke verhalen gehoord. Dat hebben we niet eerder gehad.
De vraag is nu: hoe kunnen we met deze gegevens een traject opzetten om zijn verhaal te controleren? Dat is niet zo gemakkelijk.
We hebben toegang nodig tot bronnen die gesloten zijn zoals de logboeken van de Nederlandse ambassade of de communicatie tussen veiligheidsdiensten. En zelfs dan kun je niet met zekerheid stellen wat er is gebeurd in een gesprek tussen twee mensen waar niemand verder bij was. Als de ene persoon ontkent, dan betekent dat dat één van de twee liegt, maar je weet niet wie.
Als het antwoord niet te vinden is in kant-en-klare bronnen, hoe ga je dan tewerk in de wetenschap? Dat is ons niet vreemd.
Laten we kijken naar een mogelijke aanpak over de Decembermoorden. In een wetenschappelijk traject kun je de zaak in een aantal hapklare brokken kappen, bijvoorbeeld het besluitvormingsproces, de karakters van de hoofdrolspelers, en de tijdlijn van gebeurtenissen.
Per onderdeel kun je verschillende methoden en technieken toepassen om de puzzel te maken. Daarbij heb je een stevige theoretische basis nodig. Neem het vraagstuk van de besluitvorming. Vaak nemen mensen aan dat besluiten genomen worden in een sfeer van rationele overwegingen waarbij alle deelnemers hun argumenten voor en tegen op tafel leggen en vervolgens criteria gebruiken waarmee de argumenten worden gewogen om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Maar in een situatie als de decembermoorden is het heel goed mogelijk dat besluiten niet op basis van redelijkheid worden genomen en in goed overleg en dat er geen gemeenschappelijke doelen waren. In een militaire situatie is denkbaar dat de besluitvormers gewapenderhand met elkaar in confrontatie kunnen komen en dat machtsverhoudingen en emoties minstens zo belangrijk zijn als argumenten en gemeenschappelijke doelen.
Als je uitgaat van de theorie van rationele besluitvorming en gemeenschappelijke doelen dan ziet je puzzel er anders uit dan als je ervan uitgaat dat de partijen verschillende doelen hebben en in een ongemakkelijke balans zitten die ieder moment uit evenwicht kan raken en zelfs uitmonden in een gewapende confrontatie. De besluitvorming ziet er anders uit en je puzzel wordt dan anders.
Neem de kwestie van de karakters van de sleutelfiguren Bhagwandas, Horb en Bouterse. Hoe zijn hun karakters? Zijn ze in staat om zonder pardon mensen neer te schieten of zoeken ze eerst naar oplossingen die niet gewelddadig zijn. Wat is hun historie in het omgaan met geweld? Een beoordeling van de karakters kun je doen door ze gedurende langere periode te volgen in hun gedrag en de omstandigheden waaronder ze besluiten nemen te bestuderen. Je doet het niet voor middel van een goed psychologisch gesprek.
Neem ten slotte het maken van een tijdlijn. Als ik de verklaringen bestudeer die afgelegd zijn in het 8 Decemberproces dan valt me op dat veel verklaringen tegenstrijdig zijn. Een tijdlijn maken betekent dat je in een database vastlegt wie waar was en wanneer en ook wie welke handelingen pleegde. Vervolgens moet je de tegenstrijdigheden beoordelen en criteria vaststellen om de waarde van ieder getuigenis te kunnen beoordelen.
Het is niet gemakkelijk, maar wel te doen. Maar de centrale vraag zal zijn: wat willen we met dit onderzoek bereiken? Die vraag bepaalt hoe het onderzoek verder uitgevoerd zal worden.
Er zijn twee antwoorden mogelijk: vrede of oorlog. Wil je oorlog dan is het doel van het onderzoek om belastend materiaal te vinden waarmee Bouterse kan worden veroordeeld in een rechtszaal. Bouterse zelf beschouwt de rechtszaak als een politieke manoeuvre en niet als een objectief proces van waarheidsvinding. De acht decembermoorden worden geïsoleerd van de processen die zich ervoor en daarna hebben afgespeeld. De honderden moorden in de Binnenlandse Oorlog worden vanwege politieke redenen verzwegen en toegedekt.
Daarom wil hij niet meewerken aan een rechtszaak. Maar tegelijkertijd wil hij wel meewerken aan een traject van waarheidsvinding als dat leidt tot vrede in plaats van oorlog.
En dat is het doel van ons onderzoek. Het is een manier om te kunnen zeggen: op basis van alle gegevens die we hebben kunnen verzamelen weten we nu met grote zekerheid er gebeurd is. We vinden met zijn allen dat dit niet meer mag gebeuren. We willen de mechanismen kennen die het mogelijk hebben gemaakt en mechanismen introduceren waardoor het in de toekomst niet meer mogelijk zal zijn. We willen het leed van vaders, moeders en mensen die de slachtoffers lief hebben erkennen en een plek geven in ons nationaal geheugen en bewustzijn.
We kijken niet alleen naar 8 december maar naar alle processen die geleid hebben tot 8 december en de gebeurtenissen daarvoor en daarna hebben beïnvloed.
Deze benadering leidt tot een ander klimaat die waarheidsvinding vergemakkelijkt. Mensen weten dat hun bijdrage aan het onderzoek een positieve bedoeling heeft.
We zullen ons onderzoeksteam in de komende maanden verder versterken en breed inzetten. Ik heb met de president afgesproken dat ik nadere gesprekken met hem zal voeren.
Ik heb een goed gevoel overgehouden van het gesprek met de president. Ondanks onze harde confrontatie en misschien dankzij die confrontatie is de verstandhouding tussen ons er beter op geworden. Ik probeer me in te leven in zijn wereld en beleving en ik heb het gevoel dat hij begrijpt dat ik geen genoegen wil nemen met oppervlakkige antwoorden en in de diepte wil gaan, hoe pijnlijk dat proces ook kan zijn. Het interview in Brokobaka beschouw ik niet als een afronding van het onderzoek, maar het toevoegen van een nieuwe dimensie.
Ons onderzoeksteam van voornamelijk Adek studenten in het Nationaal Archief zullen de komende tijd deze dimensie uitwerken in het onderzoek.
- Mijn reactie op het besluit van het Hof van Justitie om het OM te vragen om de strafvervolging door te zetten
Ik heb eerder uitgebreid aangegeven hoe ik aankijk tegen een juridische oplossing voor een politiek probleem. Ook heb ik aangegeven hoe het gesprek met de president van invloed is op het verdere onderzoek. Het besluit van het Hof heeft geen enkel invloed op mijn onderzoek. Ik neem kennis van materiaal dat de rechter commissaris heeft verzameld en betrek dat bij mijn onderzoek. Ons materiaal zal gepubliceerd worden en als het proces nog loopt zal de rechterlijke macht daar ongetwijfeld kennis van nemen.
Voor de rest is het proces een aangelegenheid van juristen. Daar doe ik geen uitspraken over. Ik beoordeel het proces op basis van de vraag wat het bijdraagt aan waarheidsvinding, dialoog en verzoening.
- De aankondiging van de oprichting van een comité van nabestaanden en slachtoffers van alle processen van geweld sinds 1980
Ik heb ook tijdens dit bezoek gesprekken gevoerd met nabestaanden en slachtoffers van alle processen van geweld. Mevrouw Flemming, intussen gepensioneerd, heeft zich bereid verklaard om samen met mij een comité op te richten van slachtoffers en nabestaanden van alle processen van geweld. Haar man is vermoord tijdens de Binnenlandse Oorlog. Zij was vanuit het leger één van de mensen die belast om de boodschap te brengen aan nabestaanden van de militairen die zijn omgekomen. Op de eerste bijeenkomst was zij uitgesproken kritisch naar mij toe als deel van de groep van nabestaanden van 8 december. We hebben drie keer uitgebreid gesproken met elkaar. Ik ben blij dat ze bereid is om samen met mij het Comité van Nabestaanden en slachtoffers van alle processen van geweld sinds 1980 op te zetten en te trekken.
Het doel van het comité is tweeledig:
Ten eerste, we willen een gezicht geven aan alle mensen die vermoord zijn en de nabestaanden een hart onder de riem steken. We willen dat hun leed erkend wordt door hun verhalen te verzamelen en te publiceren.
Ten tweede, we willen een aanspreekpunt zijn voor de overheid en internationale organisaties voor beleid. We moeten nog nadenken over wat voor beleid we willen voorstellen, maar onderwerpen waarover we in de toekomst zullen praten zijn:
- De instelling van een dag van nationale rouw, waarbij alle doden en slachtoffers van politiek geweld worden herdacht. We zijn in de beginfase van het denkproces hierover.
- De verbinding van families van slachtoffers van politiek geweld om ervaringen uit te wisselen en het leed erkend te krijgen.
- De mogelijkheid van compensatie voor het leed.
- De kwestie van herdenken, gedenken en vastleggen in de geschiedenisboeken.
- En andere zaken die naar boven zullen komen.
We willen ook graag deelnemen aan de herdenkingsbijeenkomsten voor 8 december, omdat we als nabestaanden de pijn voelen van andere nabestaanden. Maar we willen voorkomen dat onze aanwezigheid als ongemakkelijk kan worden ervaren. We hopen dat we van de organisatoren een signaal kunnen krijgen dat onze aanwezigheid op prijs wordt gesteld.
We gaan de komende tijd dit netwerk opbouwen en zullen daarover regelmatig berichten. Ik wil mevrouw Flemming hartelijk dank zeggen voor haar bereidheid om de kar met mij te trekken.
Ik dank u voor uw aandacht.