ZELFMOORD EN HONGERSTAKING: DE ONMENSELIJKE KANT VAN HET ASIELBELEID
De meeste mensen hebben er geen idee van hoe het leven in een gesloten detentiecentrum eruit ziet. De vluchtelingen die er opgesloten zitten leven in isolatie, ze hebben nauwelijks contact met de buitenwereld en als ze de centra verlaten, dan is dat meestal ofwel voor uitzetting, ofwel voor een leven in de illegaliteit. Mistoestanden of gebeurtenissen in de centra krijgen zo nauwelijks de kans om de maatschappij te bereiken.
Er zijn echter groepen mensen en organisaties die zich wel degelijk bekommeren om de omstandigheden in de gesloten centra: ze bezoeken de opgesloten vluchtelingen, brengen verhalen naar buiten, kaarten misstanden aan en vergaren informatie. Ze bieden een luisterend oor, geven praktische en soms juridische hulp en vormen zo een belangrijk steunpunt voor de opgesloten vluchtelingen.
Werkgroep Deportatieverzet (NL), No Border Network (NL) en Getting The Voice Out (BE) delen de verhalen die ze vanuit de centra hoorden. Simon Blackley, coördinator van CRER, en Elvire Delwiche van Caritas International vertellen over hun ervaringen met de bezoeken die ze brengen aan gesloten centra.
CRER (Coordination contre les Rafles, les Expulsions pour la Régularisation) is een groep vrijwilligers met een vaste samenstelling van ongeveer 25 personen. Zij bezoeken de twee gesloten centra bij Zaventem, Caricole en 127bis. CRER heeft geen officieel statuut maar bezoekt de centra tijdens de toegestane bezoekuren als vriend van de opgeslotenen. Ze biedt praktische hulp en geeft informatie door aan Zoe Génot, federaal politica van Ecolo.
Caritas International heeft toestemming van de Dienst Vreemdelingenzaken om bezoeken te brengen aan gesloten centra. De organisatie maakt deel uit van de zogeheten Transitgroep[1]. Caritas luistert naar het verhaal van de vluchtelingen, doorbreekt hun isolement en voorziet juridische bijstand. Samen met andere organisaties naar wie de ervaringen en verhalen worden teruggekoppeld, houdt de organisatie de toestand en behandeling van vluchtelingen in detentie in de gaten en trekt ze aan de alarmbel bij misstanden.
“Cynici zouden zeggen dat het toch niks uitmaakt, onze bezoeken. Maar we merken wel degelijk dat de gesprekken helpen, al is het voor een relatief kleine groep vluchtelingen, dus het werk voelt nooit nutteloos”, zegt Elvire Delwiche, die sinds drie jaar namens Caritas International het centrum 127bis in Steenokkerzeel bezoekt.
Zelfmoord
In Nederland werd het debat rond de opvang en behandeling van asielzoekers begin dit jaar aangewakkerd met de zelfmoord van de Russische politiek vluchteling Aleksandr Dolmatov. Dolmatov was ingenieur en lid van oppositiegroep Het Andere Rusland. Hij vluchtte naar Nederland, waar hij asiel aanvroeg. In december 2012 kreeg hij negatief bericht, en op 17 januari 2013 pleegde hij zelfmoord.
De Inspectie Veiligheid en Justitie voerde een onderzoek uit naar de zelfmoord van Dolmatov, en stelde vast dat “Dolmatov ten onrechte in vreemdelingenbewaring is gesteld, dat er ten aanzien van de verleende rechtsbijstand niet conform wet- en regelgeving is gehandeld en dat de verstrekte medische zorg tekort is geschoten”.
Een rapport van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken stelde dat vluchtelingen vaak te lang en te snel worden opgesloten in een detentiecentrum, dat opsluiting te vaak onterecht gebeurt en dat alternatieven niet genoeg in aanmerking worden genomen.
België is sinds 2009 negen keer veroordeeld geweest door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, voor het schenden van mensenrechten in haar beleid voor de opvang en uitzetting van vluchtelingen, onder andere met betrekking tot de opvang van minderjarigen. Nederland heeft tot nu toe vier veroordelingen te pakken van datzelfde gerechtshof, een aantal zaken lopen nog.
Hongerstaking
Het uitzicht (of beter, het gebrek aan uitzicht) op een toekomst in een ontvlucht land waar het niet veilig is, heeft zowel in België als Nederland de afgelopen jaren tot verschillende wanhoopsacties geleid in gesloten centra. Honger- en zelfs dorststaking is er daar een van. Maar het zijn niet enkel de vooruitzichten van de asielzoekers die hen tot hongerstaking drijven, ook de omstandigheden en behandeling in gesloten centra voor detentie laten soms te wensen over.
Begin mei kwamen via de werkgroep Deportatieverzet verschillende berichten de wereld in over een grootschalige hongerstaking in Nederlandse detentiecentra, naar aanleiding van de behandeling van vluchtelingen in de centra. In centrum Schiphol hielden twintig mensen al vier dagen een hongerstaking, in het detentiecentrum van Rotterdam maar liefst 111 personen.
Zes van hen begonnen twee dagen later aan een dorststaking, een nog grotere noodkreet. De hongerstaking op Schiphol eindigde al snel, nadat de hongerstakers in de isoleercel werden gegooid en geïntimideerd door de bewakers.
In het gesloten centrum van Brugge startten 50 vrouwen een hongerstaking, deze duurde echter maar een dag. Eind mei begonnen een aantal vluchtelingen daar opnieuw een hongerstaking, maar ook deze duurde – volgens de directie van het centrum althans – slechts een dag.
Het is moeilijk om te bepalen hoeveel mensen er op dit moment nog in hongerstaking zijn in gesloten asielcentra in Nederland en België. De opgesloten vluchtelingen hebben geen of nauwelijks contact met de buitenwereld, en hongerstakers worden vaak zonder pardon gedeporteerd. Dit gebeurde onlangs nog met een groep hongerstakers die ondanks hun medische situatie – ze hadden tien weken niet gegeten – op het vliegtuig werden gezet naar Guinee.
Een hongerstaking kan vrij lang worden volgehouden: tenzij er complicaties optreden kan een gezond mens in principe twee maanden zonder voedsel. Een dorststaking daarentegen is veel ingrijpender en eindigt na een week al in overlijden. Een hongerstaking is dus een wanhoopsdaad die moeilijk onderschat kan worden, en bij een dorststaking staat het beoogde doel al helemaal niet in verhouding tot de opoffering die gemaakt wordt.
“Er gebeuren zelfmoordpogingen en hongerstakingen in gesloten centra. In de wanhoop ziet de vluchteling een hongerstaking soms als enige manier om de noodzaak van verblijfsrecht duidelijk te maken aan de autoriteiten. Het helpt meestal weinig”, zegt Elvire Delwiche.
Gesloten centra voor detentie
België kent vijf gesloten centra: Caricole, 127bis (beiden in Steenokkerzeel), en centra in Merksplas, Brugge en Vottem. In totaal kunnen hier, officieel, maximaal 654 mensen worden opgesloten. In de gesloten centra mogen vluchtelingen maximaal twee maanden verblijven, maar in de praktijk duurt dit vaak langer. Telkens wanneer het niet lukt om een uitgeprocedeerde asielzoeker het land uit te zetten, begint deze termijn namelijk weer van voren af aan.
De meerderheid van de vluchtelingen in 127bis bestaat uit mensen die in de Dublin-procedure zitten, vertelt Delwiche. Dat betekent dat zij in afwachting zijn van uitzetting naar het Europese land waar zij het eerst de Schengen-zone binnenkwamen. Ze moeten daar dan een eerste asielprocedure starten[2]. Een tweede, kleinere, groep mensen in het centrum 127bis zijn de uitgeprocedeerden en degenen die nooit asiel hebben aangevraagd, de ‘illegalen’.
“Uitzetting naar een Europees land klinkt misschien beter dan uitzetting naar het land van herkomst, maar vaak is het tegendeel waar. Van landen als Hongarije, Italië en Griekenland is het bekend dat de leefomstandigheden voor asielzoekers er slecht zijn. Het is dus maar de vraag of vluchtelingen daar beter af zijn”, benadrukt Delwiche.
Volgens Koninklijk Besluit van 8 juni 2009 is een gesloten centrum een plaats waar “een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden”. Detentie kan volgens de Belgische wet enkel worden opgelegd als dat de verwijdering van de persoon makkelijker zou maken, zonder uitzicht op verwijdering mag een illegale vluchteling niet worden opgesloten.
In Nederland zijn er vier detentiecentra: in Rotterdam, Alphen aan de Rijn, Zeist en op Schiphol. De direct inzetbare capaciteit van de centra is 1.750 plaatsen. Gemiddeld worden er jaarlijks 6.000 tot 10.000 vluchtelingen opgesloten in Nederlandse detentiecentra. In België worden er jaarlijks gemiddeld 7.000 mensen in detentie gehouden in een gesloten centrum.
Een gesloten centrum of detentiecentrum wordt gebruikt om vluchtelingen vast te zetten die in feite niets hebben misdaan: zij zijn enkel zonder verblijfsvergunning in een land. De mensen die er opgesloten worden zijn in afwachting van de uitslag van hun asielverzoek of van uitzetting (gedwongen terugkeer). Zwangere vrouwen, ouderen en zieke mensen; iedereen wordt bij elkaar gezet.
Het regime in detentiecentra is hetzelfde als dat onder een strafrechtelijk gevangenisregime (in Nederland vallen de centra ook onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie): in feite worden mensen zonder papieren op dezelfde manier behandeld als criminelen.
Concreet betekent dat: slechts twee uur per dag buiten mogen, smakeloze maaltijden, gebrekkige medische zorg, twee uur per week toegestaan bezoek, en de mogelijkheid om in de isoleercel te worden gegooid. Waar iemand die daadwerkelijk een misdaad heeft begaan nog onderwijs- en arbeidsmogelijkheden krijgt in de gevangenis, is dat voor de mensen die in een asielcentrum zitten niet aan de orde.
Erger dan een gevangenis
“De mensen die vastzitten in een gesloten centrum leven voortdurend in onzekerheid over wat er met hen gaat gebeuren. Niemand legt hen uit waarom ze in het centrum zitten en hoe de toekomst er voor hen uit gaat zien. Een gesloten centrum is eigenlijk nog erger dan een gevangenis; gevangenen zijn tenminste op de hoogte van de reden van hun opsluiting en hebben een advocaat die hen vertelt wat mogelijke verdere juridisch stappen zijn”, vindt Blackley.
In Nederland komt daar nog de mensonterende praktijk van visitatie bovenop. Dat is een standaardprocedure bij binnenkomst in een detentiecentrum, en soms ook na bezoek van familie of een advocaat, waarbij een persoon een zeer grondig lichamelijk onderzoek moet doorstaan – inclusief de intieme delen.
Let wel, dit alles geldt voor mensen die vaak al de nodige fysieke en psychologische schade hebben opgelopen in hun land van herkomst: vluchten doen ze niet voor niks. Onderzoek van onder andere de Jesuit Refugee Service toonde aan dat opsluiting in een gesloten centrum bij veel vluchtelingen voor blijvende psychische schade zorgt.
Voor gezinnen met minderjarige kinderen biedt België sinds 2008 een alternatief voor een gesloten centrum: een terugkeerwoning. Terugkeerwoningen bieden meer vrijheid aan een gezin: kinderen kunnen gewoon naar school en er mag een supermarkt, arts of advocaat bezocht worden. De Belgische terugkeerwoningen vormen terecht een voorbeeld voor andere landen, maar in de praktijk blijkt het systeem niet goed toegepast te worden.
Kinderen worden soms toch nog in een gesloten centrum vastgezet – opsluiting van kinderen die vergezeld worden van ouders of voogd in een gesloten centrum is niet verboden bij wet. Zo werd België in januari 2010 nog veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vanwege de detentie van vier jonge kinderen voor meer dan een maand, en de bewezen psychologische schade die de kinderen daardoor opliepen.
Misstanden
Het leven in een detentiecentrum of gesloten centrum is zwaar en kan voor vluchtelingen die al het nodige hebben meegemaakt traumatiserend zijn. De afgelopen jaren kwamen dan ook nog eens talloze misstanden aan de oppervlakte over de behandeling van vluchtelingen in de centra. Werkgroepen als Deportatieverzet in Nederland en Getting the Voice out in België zorgen ervoor dat hun verhalen de buitenwereld bereiken.
Nessar was de leider van een groep honger- en dorststakers in Rotterdam. Hij werd ‘s nachts naar een afdeling met enkel lege cellen overgeplaatst. De rest van de groep werd bedreigd met de isoleercel. In de cel was het ijskoud, en slaap was Nessar niet gegund. Hij werd ieder uur wakker gemaakt. De rechter oordeelde later dat Nessar onrechtmatig vastgehouden werd.
De isoleercel blijkt een veelvuldig gebruikt middel om de hongerstakers in het gareel te krijgen. Zo is een van hen – na eerst een pak slaag te hebben ontvangen – in de isoleercel gegooid, waar hij 32 dagen moest blijven. Vier keer per dag mocht hij eruit, om even een sigaret te roken. Ook Yassin, een jongetje van 13, werd in de isoleercel gegooid. Reden: hij huilde te veel.
Uit het gesloten centrum van Vottem zijn verhalen naar buiten gekomen van vluchtelingen die een injectie kregen om hen te kalmeren, maar er werd hen niet verteld wat hen werd ingespoten en waarom.
Op elkaar rekenen
“De vluchtelingen in het centrum moeten heel erg op elkaar rekenen: er zijn twee artsen (in shiften) en een psycholoog aanwezig, maar voor bepaalde verzorgende taken is er geen personeel voorzien. Zo was er onlangs een oudere vrouw die in haar bed had geplast, en omdat niemand van het personeel zich geroepen voelde om het schoon te maken – er is niemand die dat in zijn taakomschrijving heeft staan – moesten haar kamergenoten dat maar doen”, vertelt Delwiche.
De bewakers in het detentiecentrum in Rotterdam blijken niet terug te schrikken om geweld te gebruiken tegen de opgesloten vluchtelingen. Meermaals verschenen er getuigenissen van mensen die door bewakers zonder duidelijke reden werden geschopt of geslagen. Zo ook Bah, die zelfs na mishandeling in hongerstaking direct naar de zwaar beveiligde gevangenis in Vught werd overgeplaatst. Inmiddels is Bah gedeporteerd naar Guinee, ernstig verzwakt.
Delwiche: “Er is wel medische hulp voorzien in het geval dat vluchtelingen ziek worden of zijn, maar de mensen in de centra zijn vaak niet tevreden over het oordeel van de arts. Ze voelen zich onder druk gezet om ‘fit to fly’ te zijn, ook al zijn ze dat voor hun eigen gevoel niet. Daarnaast kan de stress en onzekerheid over hun (toekomstige) situatie ook tot een reflectie daarvan in lichamelijke klachten leiden, die niet direct door een arts te verhelpen zijn. De vluchtelingen in het centrum kunnen zich ook door een externe arts laten onderzoeken, maar die kosten moeten ze dan zelf betalen.”
Omer en zijn zwangere vrouw hebben vijf maanden opgesloten gezeten (de officiële maximale duur van detentie is twee maanden) in 127bis in Steenokkerzeel, waar ze uiteindelijk werden vrijgelaten zonder papieren. In zijn dagboek vertelt hij over de wanhoop en frustratie telkens ze een negatief antwoord kregen op hun asielaanvraag, de angst om terug te moeten keren naar de plek die ze moesten verlaten om te overleven en de nachtmerries over de toekomst.
Het gespannen leven van vijf maanden in het gesloten centrum – met gebrek aan privacy, smakeloos eten, nare behandeling van de bewakers en een troosteloze omgeving – leidde bovendien tot het verlies van hun ongeboren kind. “Je lot is in handen van een enkele beslissing. Wat moeten we nog meer doorstaan om te overleven? Hebben we geen mensenrechten?”, vraagt Omer zich af.
Leven als dieren
Een Braziliaanse student zat eind 2012 eerst vijf dagen vast in een cel in jongerencentrum St. Hubert, toen de rechter concludeerde dat hij niks verkeerd had gedaan. Vervolgens werd hij overgeplaatst naar het gesloten centrum van Merksplas: “Mensen leven hier als dieren, we leven zoals de bewakers beslissen. Als ze zeggen ‘Ga zitten.’, zit je, als ze zeggen ‘Sta op.’, sta je weer op”.
“De behandeling van de mensen in een gesloten centrum wisselt erg en hangt af van hun gedrag en de algehele spanning die er op dat moment in een centrum heerst. Dat heeft onder andere te maken met het aantal bewoners, soms gaan de centra hun capaciteit ver te buiten. Het eten is er niet erg goed en de medische behandeling laat ook te wensen over, bovendien zijn er weinig activiteiten voorzien. Deze zaken veroorzaken soms een verhoogde spanning in een centrum”, aldus Simon Blackley.
Detentie is nooit een goede oplossing. Voor bepaalde kwetsbare groepen zoals zieken, kinderen en (zwangere) vrouwen moet het al helemaal zoveel mogelijk vermeden worden. Nu gebeurt het nog te vaak, vindt Caritas.
Kinderen moeten normaal gezien in een terugkeerwoning wachten op hun uitzetting, maar het gebeurt nog steeds dat minderjarigen in een gesloten centrum belanden. De omgeving van zo’n centrum heeft ontegensprekelijk een negatieve invloed en kan zelfs traumatisch zijn voor de rest van het leven van het kind.
Maggie De Block deelde in juni trots mee dat ze maar liefst 90 miljoen euro van haar budget terug zou geven aan de regering. Een pertinente vraag dringt zich op: had ze nu echt geen goede bestemming kunnen vinden voor dat geld?
- [^ 1] De Transitgroep, officieel ‘groep grote transit’, bestaat uit de volgende organisaties:
Aide aux personnes déplacées, APD
Caritas International België
Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Etrangers (CIRE)
Jesuit Refugee Service Belgium (JRS Belgium)
Ligue des Droits de l’homme asbl.
Mouvement contre le Racisme l’Antisémitisme et la Xénophobie (MRAX)
Point d’Appui
Protestants Sociaal Centrum (PSC)
Sociale Dienst Socialistische Solidariteit
Vluchtelingenwerk Vlaanderen - [^ 2] De Europese Unie regelt de verantwoordelijkheid voor migranten sinds 1997, in de Dublin Conventie. In 2003 werd deze vervangen door Dublin II. Het hoofdidee daarachter is dat asiel van een vluchteling in slechts één lidstaat geregeld moet worden, concreet betekent dit meestal dat een asielzoeker teruggestuurd wordt naar het Europees land waar hij of zij het eerst de Unie binnenkwam. Dublin III is sinds 19 juli van kracht, deze bevat aanpassingen die de rechten van asielzoekers moet verbeteren. Of dat doel bereikt wordt, hangt af van hoe de lidstaten Dublin III zullen toepassen.In de praktijk komt het er in de huidige situatie op neer dat landen aan de zuid- en oostgrens van Europa een onevenredig aantal asielaanvragen te verwerken krijgen, en niet voldoende infrastructuur en opvangcapaciteit blijken te hebben om vluchtelingen op te vangen. Zo is Griekenland herhaaldelijk veroordeeld wegens nalatigheid voor mensenrechten in het beleid rond asielzoekers, zowel door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als het Europees Hof van Justitie.