[5]
J.PRESSER
ONDERGANG
De vervolging en verdelging van het Nederlandse
Jodendom
1940-1945
Anti-Joodse maatregelen in Nederland vanaf 1940
01-07-1940 | Verbod voor Joden om in de luchtbeschermingsdienst te werken. |
02-07-1940 | Joden worden uitgesloten van tewerkstelling in Duitsland. |
31-07-1940 | Verbod op ritueel slachten wordt aangekondigd. Vanaf5 augustus 1940 wordt de ‘Verordening ter vermijding van het kwellen van dieren bij het slachten’ van kracht. |
28-08-1940 | Het College van secretarissen-generaal krijgt informeel de opdracht geen persoon van ‘Joodschen bloede’ in overheidsdienst te benoemen, te kiezen of te bevorderen. |
04-09-1940 | Alle niet-Nederlandse Joden dienen op last van de Duitse autoriteiten de kustgebieden te verlaten. In de periode tussen 4 en 9 september vond dit gedwongen vertrek in Den Haag plaats. |
06-09-1940 | Verbod om Joden in overheidsdienst aan te nemen. Joden die al in dienst zijn mogen niet bevorderd worden. Kort daarop wordt dit uitgebreid van departementen en universiteiten naar alle gesubsidieerde instellingen. |
13-09-1940 | Verordeningen betreffende het werk van joden en anderen in overheidsdienst. |
14-09-1940 | Joden worden geweerd van markten in Amsterdam. |
26-09-1940 | Verbod op publicatie van Joodse kranten, met uitzondering van Het Joodsche Weekblad. |
30-09-1940 | Circulaire aan plaatselijke overheden waarin een jood wordt gedefinieerd als iemand met een joodse grootouder die lid is geweest van de joodse gemeenschap. |
01-10-1940 | Elke Nederlander moet zich kunnen legitimeren met een distributiestamkaart met pasfoto, een geldig paspoort, een bewijs van Nederlanderschap of een door de Burgemeester afgegeven tijdelijk identiteitsbewijs. In aansluiting hierop wordt op 14 oktober 1940 besloten door de Secretarissen Generaal tot invoering van de legitimatieplicht en op 17 oktober 1940 kwam het besluit tot invoering van het Persoonsbewijs. Op 2 november 1940 zou de invoering van het Persoonsbewijs officieel in de pers bekend worden gemaakt. De Duitsers hadden besloten dat hiervoor één centraal systeem moest worden ingevoerd. |
05-10-1940 | Alle medewerkers aan universiteiten, departementen en gesubsidieerde instellingen moeten een Ariërverklaring invullen over hun afstamming. |
22-10-1940 | Afkondiging van een verordening (VO 189/1940) waarin werd bepaald dat Joodse ondernemingen zich moesten aanmelden bij de Wirtschaftsprüfstelle, een afdeling van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft, met een opgave van het vermogen van hun onderneming. Deze verordening regelt in grote lijnen ook wie wel en wie niet als Jood beschouwd dient te worden. De omschrijving is vooral bedoeld om ervoor te zorgen dat de bedrijven niet te makkelijk op naam kunnen worden gezet van anderen. De definitie in artikel 4 zal echter later bij de deportaties veelvuldig worden toegepast. Dat Artikel 4 van de verordening bepaalt wat onder een ‘Jood’ moet worden verstaan: Jood is een ieder, die uit ten minste drie naar ras voljoodse grootouders stamt;Als Jood wordt ook aangemerkt hij die uit twee voljoodse grootouders stamt enhetzij zelf op de negende mei 1940 tot de joodskerkelijke gemeente heeft behoord of na die datum daarin wordt opgenomen;hetzij op de negende mei 1940 met een Jood was gehuwd of na dat ogenblik met een Jood in het huwelijk treedt.Een grootouder wordt als voljoods aangemerkt, wanneer deze tot de joods-kerkelijke gemeenschap heeft behoord. |
04-11-1940 | Aankondiging dat per 21 november alle Joodse ambtenaren zullen worden geschorst en later ontslagen. |
21-11-1940 | Er gaat een aankondiging uit, waarbij Joden uit hun overheidsfuncties worden ontheven. |
19-12-1940 | Verbod voor Joden om Duits huishoudelijk personeel in dienst te hebben. |
07-01-1941 | De Nederlandse bioscoopbond bepaalt dat joden niet meer tot bioscopen mogen worden toegelaten, wat op 12 januari in dagbladen wordt bekend gemaakt. |
10-01-1941 | Alle Joden of personen met tenminste één Joodse grootouder moeten zich laten registreren bij de bevolkingsadministratie. Binnen vier weken na afkondiging moeten alle gemeenten opgave hebben gedaan, wat niet geheel binnen de termijn werd gedaan maar ook geen problemen opleverde omdat de Duitsers de gewenste gegevens ook konden verkrijgen vanuit de bevolkingsregisters en de administratie van de joodse gemeenten. Slechts een enkeling (twintig volgens dr. Lou de Jong) binnen de Joodse bevolking weigert. Er staan officieel 160.820 Joden geregistreerd, waarvan 15.549 half-Joden en 5.719 kwart-Joden. |
16-01-1941 | Voor Amsterdam, de stad waar verreweg het grootste deel van de Joodse bevolking woont, volgt een extra maatregel. Zij dienen ook op te geven hoeveel huizen en hoeveel winkels de Joden bezitten, waar hun scholen en synagogen zich bevinden, welke tram- en buslijnen naar die wijken lopen, welke culturele instellingen er zijn. |
01-02-1941 | Invoering van een numerus clausus in het onderwijs. |
05-02-1941 | Artsen moeten opgeven of zij van Joodse bloede zijn. |
11-02-1941 | Joden mogen niet meer naar de universiteit. |
12-02-1941 | De buurt met veel Joodse mensen in Amsterdam wordt met prikkeldraad afgezet en omgedoopt tot de Joodsche Wijk. De versperring verdwijnt kort daarop, maar de borden blijven staan. |
13-02-1941 | Oprichting van de Joodse Raad onder voorzitterschap van Abraham Asscher en David Cohen, die de dubieuze opdracht krijgt alle Duitse maatregelen uit te voeren, waaronder bepalen welke groep Joden met het eerstvolgende transport mee moet en alle protesten direct in de kiem smoren. Ze kunnen hiervoor beschikken over de enige Joodse krant, Het Joodsche Weekblad. Voor drie grote en negen kleine groepen was een tijdelijke vrijstelling van deportatie, een Sperre (bis auf weiteres freigestellt vom Arbeitseinsatz), die voor bijna iedereen in feite slechts het verschil tussen ‘een latere dood of een vroegere dood’ betekende. Die twaalf groepen waren: Joden die werkzaam waren voor de Joodse Raad of door de Joodse Raad van belang werden geacht voor het Joodse gemeenschapsleven, 17.500 personen;de zgn. Rüstungsjuden, namelijk Joden die werkzaam waren in bedrijven die belangrijke Duitse orders uitvoerden, 4.500 personen;gemengd gehuwden, 12.000 personen;Joodse diamantairs en diamantbewerkers, enkele honderden personen;vermogende Joden die tegen betaling van fl. 20000 – fl. 30.000 aan diamanten goud of juwelen voor zichzelf en familiedeun een vrijstelling kochten, ongeveer 1300 personen;Joden waarvoor een emigratiecertificaat naar Palestina was aangevraagd, ongeveer 2000 personen;Joden met een neutrale of geallieerde neutraliteit, enkele tientallen personen; Joden die lid waren van de NSB, circa 60 personen;de Blaue-Reiter, ofwel Joden die vanwege speciale verdiensten voor Duitsland geen Jodenster hoefden te dragen, enkele tientallen personen;de Groep Frederiks-van Dam, namelijk Joden met een grote maatschappelijke betekenis voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog voor Nederland of Duitsland, uiteindelijk zo’n 650 personen;Door protestantse kerkgenootschappen beschermde Joden, ongeveer 1600 personen;Een groep Portugese Joden, die volgens Calmeijer geen Joden maar Ariërs waren, enkele honderden personen |
22-02-1941 | Op deze dag en op 23 februari vinden de eerste arrestaties in Amsterdam van 427 Joden plaats, die worden afgevoerd naar Mauthausen, na gewelddadige protesten tegen de maatregelen. Als reactie hierop breekt de Februaristaking uit, de enige anti-pogromstaking in de hele oorlog. |
27-02-1941 | Joden mogen niet meer als bloeddonor optreden. |
28-02-1941 | Maatregelen tegen joodse organisaties zonder economisch doel. |
12-03-1941 | Afkondiging van een tweede verordening (VO 48/1941) bepaalde dat kleine Joodse ondernemingen geliquideerd en grote of economisch belangrijke Joodse ondernemingen geariseerd moesten worden, dat wil zeggen voortgezet door niet-Joden. Kleine bedrijfjes werden geliquideerd door de Omnia Treuhandgesellschaft in samenwerking met door de Omnia aangestelde Liquidationstreuhänder. |
31-03-1941 | Oprichting van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, het centrale kantoor voor de emigratie van Joden. Het kantoor in Amsterdam organiseerde vanaf van de oprichting, die nooit officieel werd afgekondigd, tot het najaar van 1943 de deportatie van de Joden uit Nederland naar de concentratiekampen in Duitsland en Polen. De Nederlandse Zentralstelle werd op bevel van Reinhard Heydrich en op verzoek van Arthur Seyss-Inquart opgericht. |
01-04-1941 | Bordjes met de tekst ‘Voor Joden verboden’ worden in Nederlandse cafés verplicht. |
01-04-1941 | In april 1941 werd begonnen met de uitreiking van persoonsbewijzen aan iedereen in Nederland van 14 jaar en ouder. Het was een algemene verplichting en dus in die zin geen typische anti-Joodse maatregel, maar het document was wel een belangrijke administratieve schakel in de onderdrukkingspolitiek van de Duitse bezetter, gericht op de arrestatie van Joden en de opsporing van mensen in het verzet. Via Verordening nr 6/1941, artikel 9 werd namelijk bepaald dat voor personen van geheel of gedeeltelijk Joodse afkomst een bewijs van aanmelding moest worden opgemaakt. Dit bewijs van aanmelding gaf een aanduiding hoeveel Joodse voorouders iemand had. Het was verplicht om dit gele kaartje bij het persoonsbewijs bij zich te hebben, maar velen ‘vergaten’ dat, waardoor de opsporing van Joden bemoeilijk werd. Als gevolg daarvan moesten Joden zich vanaf 3 juli 1941 nogmaals aanmelden om een zwarte J op het persoonsbewijs te laten zetten. Er kwam één zwarte J naast de pasfoto en één J op de voorkant. Vanaf 23 januari 1942 hadden alle Joodse burgers twee grote zwarte J’s gestempeld op het hun persoonsbewijs. . |
15-04-1941 | Bevel van General kommissar Hanns Rauter aan alle joden om hun radiotoestellen in te leveren op grond van een verordening van 11 februari.Op 13 mei 1943 zal dit voor de andere Nederlanders van toepassing worden. Met de invordering bij de politie wordt op 2 april 1941 begonnen. |
01-05-1941 | Joodse advocaten, apothekers en artsen mogen geen niet-Joodse klanten en patiënten hebben. Verder wordt Joden de toegang tot effecten- en handelsbeurzen verboden en mogen Joden niet langer markten bezoeken. |
06-05-1941 | Bepaalde straten in Amsterdam worden aangemerkt als ‘joodse straten’. |
15-05-1941 | Synagoge in Den Haag wordt door brand verwoest. |
15-05-1941 | Besloten wordt tot arisering van orkesten. |
27-05-1941 | Verordening betreffende de aangifte en verzorging van landbouwgronden in joodse handen. |
31-05-1941 | Verbod aan Joden om zwembaden en stranden te bezoeken. |
11-06-1941 | Weer een razzia en een deportatie van 300 Joden uit Amsterdam naar Mauthausen. |
01-08-1941 | Joodse makelaars mogen niet langer voor niet-Joden werken. |
08-08-1941 | Eerste LiRo-verordening VO 148/1941: Joden zijn verplicht hun banktegoeden van meer dan duizend gulden (ongeveer 450 euro) over te maken naar de Lippmann-Rosenthal Bank, een voormalige Joodse bank die door de Duitsers is overgenomen. |
01-09-1941 | Joodse kinderen mogen niet meer naar openbare scholen. |
14-09-1941 | Razzia in Twente. Er worden honderd Joodse mannen opgepakt en gedeporteerd naar Mauthausen. |
15-09-1941 | De beruchte plakkaten met het opschrift ‘Verboden voor Joden’ verschijnen. Joden mogen geen bezoeken meer brengen aan parken, dierentuinen, cafés, restaurants, hotels, pensions, schouwburgen, cabarets, variétés, bioscopen, sportinrichtingen, concerten, openbare bibliotheken, leeszalen of musea. |
16-09-1941 | Invoering van reisvergunningen. |
22-09-1941 | Joden worden geweerd uit alle verenigingen en stichtingen zonder economisch doel. |
24-09-1941 | Vergunningen verplicht voor het uitoefenen van bepaalde ambachten en beroepen. |
07-10-1941 | Razzia in Gelderland (Achterhoek, Arnhem, Apeldoorn en Zwolle). Er worden honderd Joden opgepakt en gedeporteerd. |
20-10-1941 | Verdere verordeningen betreffende het uitoefenen van beroepen van joden. De Joodsche Raad gaat akkoord met de samenstelling van een cartotheek van joden in Nederland. |
22-10-1941 | Joden moeten niet-joodse verenigingen verlaten en worden vanaf 7 november geweerd uit bridge-, dans- en tennisclubs. |
28-10-1941 | Duitsers erkennen nog slechts de Joodsche Raad als belangenbehartiger van de Nederlandse Joden. |
01-11-1941 | Via een verordening worden 1600 vergunningen ingetrokken tot het uitoefenen van een beroep door Joden. |
03-11-1941 | In Amsterdam worden Joodse markten ingesteld. |
07-11-1941 | Joden mogen zonder toestemming niet meer reizen of verhuizen. |
05-12-1941 | Alle buitenlandse Joden in Nederland moeten zich voor ‘emigratie’ laten registreren. |
01-01-1942 | Joden mogen geen niet-Joods huishoudelijk personeel meer hebben. |
01-01-1942 | Joodse mannen worden opgeroepen voor kampen van de Rijksdienst voor de Werkverruiming in Noord- en Oost-Nederland (de zgn. Joodse werkkampen) |
09-01-1942 | Openbaar onderwijs wordt voor Joden van alle leeftijden verboden. |
10-01-1942 | In het oosten en noorden van het land worden werkkampen voor Joden ingericht. De eerste Joden uit Amsterdam vertrekken naar deze Joodse werkkampen. |
17-01-1942 | De Zaandamse joden moeten naar Amsterdam verhuizen, waarmee de concentratie van Joden in het Judenviertel in Amsterdam begint. |
23-03-1942 | Verbod voor Joden om vervoermiddelen te bezitten of te besturen. |
25-03-1942 | Verbod voor Joden om met niet-Joden te trouwen. Buitenechtelijke seksuele omgang met niet-Joden zal zwaar gestraft worden. |
26-03-1942 | Huisraad in woningen van Joden mag niet worden verwijderd. |
01-04-1942 | Joden mogen niet meer trouwen in het stadshuis van Amsterdam. |
24-04-1942 | Een groot aantal joodse slagerijen moet sluiten. |
03-05-1942 | Alle Voljoden ouder dan zes jaar moeten een gele zespuntige Davidster met het woord “Jood” zichtbaar op hun kleding dragen. Halfjoden zijn uitgezonderd van deze verplichting. De leden van de Joodse Raad waren van de maatregel al op 29 april 1942 op de hoogte gesteld. |
12-05-1942 | Joden mogen geen rekening meer hebben bij de postgirodienst. |
21-05-1942 | Tweede LiRo-verordening VO 58/1942. Joden moeten al hun goud, zilver, antiek, kunstvoorwerpen, waardevolle spullen en cultuurgoederen inleveren bij Lippmann-Rosenthal aan de Sarphatistraat te Amsterdam. |
29-05-1942 | Joden mogen niet meer vissen |
05-06-1942 | Volledig reisverbod voor alle Joden. |
11-06-1942 | Joden worden geweerd van de vismarkt. |
12-06-1942 | Joden mogen slechts op bepaalde tijdstippen boodschappen doen bij een beperkt aantal winkels. Niet-Joodse winkels worden voor hen verboden. Ook wordt alle sport voor Joden verboden en moeten Joden hun fietsen en andere voertuigen inleveren. De maatregel wordt in Amsterdam pas een maand later van kracht. Ze kunnen hun fietsen tot en met 21 juli 1942 inleveren op het Frederiksplein, bij het Olympisch Stadion of in de Ter Gouwstraat. Wie zijn rijwiel niet inlevert, kan een celstraf van maximaal een half jaar of een geldboete van duizend gulden krijgen. Vanaf 28 juli 1942 moeten álle herenrijwielen ingeleverd worden, dus ook die van niet-Joden. |
26-06-1942 | De Joodse Raad wordt ingelicht over de aanstaande deportatie van Joden naar het Oosten, in versluierend taalgebruik Polizeilicher Arbeitseinsatz voor Joden tot 40 jaar. |
30-06-1942 | Instelling van de avondklok, Joden moeten tussen 20.00 uur en 06.00 uur thuis zijn. Ze mogen ook niet meer fietsen. |
05-07-1942 | Eerste oproepen van de Joodse Raad vallen in de bus. |
06-07-1942 | Verbod voor Joden om te telefoneren en verbod om bij niet-Joden op bezoek te gaan. Joden mogen in Joodse winkels alleen tussen 15.00 en 17.00 uur inkopen doen; in niet-Joodse winkels mochten ze sinds juni 1942 al niet meer komen. |
14-07-1942 | Razzia in Amsterdam en transport naar het doorgangskamp Westerbork. De verlaten Joodse huizen worden door de Duitsers leeggehaald. |
15-07-1942 | Vanuit Westerbork vertrekt de eerste trein met 1.135 Joden naar Auschwitz. Gedurende de gehele maand augustus vinden in Nederland razzia’s plaats. Tot 13 september 1944 zal wekelijks een trein naar Auschwitz of Sobibor gaan. |
17-07-1942 | Er wordt afgekondigd dat Joden alleen tussen 15.00 en 17.00 ’s middags mogen winkelen. |
22-07-1942 | De Hollandsche Schouwburg wordt in dienst genomen als verzamelplaats waar de Joden zich dienen te melden en opgehaalde en opgepakte Joden worden vastgehouden. |
31-07-1942 | Het wordt Joden verboden nog langer in kapsalons te komen. |
08-09-1942 | In Den Haag wordt het Joden verboden op publieke banken plaats te nemen. |
15-09-1942 | Joodse studenten krijgen een studieverbod opgelegd. |
02-10-1942 | Alle Joden uit werkkampen in Nederland (circa 5.000 man) worden overgebracht naar Westerbork. Op deze en de daarop volgende dag worden in vele kleinere provincieplaatsen hun gezinnen thuis opgehaald. Ongeveer 12.000 vrouwen en kinderen worden naar Westerbork vervoerd. |
15-10-1942 | De crèche aan de Plantage Middenlaan 31 wordt gebruikt als dependance van de Hollandsche Schouwburg. Joodse kinderen wachten hier gescheiden van hun ouders op deportatie. |
15-01-1943 | Alle vondelingen worden beschouwd als Joodse kinderen; ze worden naar de crèche in Amsterdam gebracht en gedeporteerd. |
16-01-1943 | Vanuit de Hollandsche Schouwburg wordt een eerste groep van 450 Joden naar het nieuwe werkkamp Vught gebracht. In totaal zullen er in de oorlog 12.000 Joden gevangen worden gehouden. |
20-01-1943 | De Ordedienst van Kamp Westerbork verschijnt in de Joodse instelling voor verstandelijk gehandicapten Het Apeldoornsche Bos. Op het station van Apeldoorn wordt die dag een goederentrein met veertig wagons in gereedheid gebracht. De helft van het personeel en een klein aantal patiënten vlucht ’s nachts en duikt onder. |
21-01-1943 | In de nacht van donderdag 21 januari op vrijdag 22 januari 1943 worden alle patiënten van Het Apeldoornsche Bos in vrachtwagens naar de gereedstaande goederentrein gebracht. |
22-01-1943 | In alle vroegte vertrekt de trein met bijna 1200 patiënten en 50 personeelsleden van Het Apeldoornsche Bos, rechtstreeks naar Auschwitz. Bij aankomst enkele dagen later worden alle patiënten direct gedood. De resterende 300 personeelsleden en ruim honderd Joodse Apeldoorners worden met een gewone trein naar Westerbork vervoerd en van daaruit later gedeporteerd. |
05-02-1943 | Bepaling dat alle officiële post via de Joodsche Raad moet gaan. Joden mogen geen verzoekschriften of brieven meer rechtstreeks naar de Duitse autoriteiten sturen. |
02-03-1943 | Eerste transport vanuit Westerbork naar het nieuwe vernietigingskamp Sobibor. |
15-03-1943 | De Duitsers constateren dat zo’n 25.000 Joden ergens zijn ondergedoken. In een bijeenkomst in Den Haag besluiten Harster, Zöpf en Lages te gaan werken met premies om ondergedoken Joden op te sporen. Harster bepaalt de premie op zeven gulden en vijftig cent per Jood, een bedrag dat kan worden verdubbeld als de Jood de verordeningen heeft overtreden. |
10-04-1943 | Verbod voor Joden om te verblijven in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Alle Joden uit Noord-Brabant worden verplicht zich te melden bij Kamp Vught. |
22-04-1943 | Verbod voor Joden om zich te bevinden in de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland, met uitzondering van Amsterdam. In feite zijn hiermee alle Joden in Duitse gevangenschap, met uitzondering van een beperkt aantal Amsterdamse Joden, enkelen met een uitzonderlijke vrijstelling (“Sperre”) en ondergedoken Joden. |
23-04-1943 | De bezetter verklaart de Nederlandse provincies ‘judenrein’. |
05-05-1943 | De bezetter deelt schriftelijk aan alle instanties die betrokken waren bij de Jodenvervolging mee, dat in de maanden mei en juni 23.000 Joden gedeporteerd moesten worden. Het is de derde fase van de Jodenverdrijving, die betrekking kan hebben op al degenen die tot dan een Sperre hadden. Hiervan waren slechts een deel van de groep gemengd-gehuwde Joden en de groep Calmeyer-joden uitgezonderd. Voor de gemengd-gehuwden werd bepaald dat kinderloze gemengd-gehuwden naar Westerbork moesten worden afgevoerd. De overige gemengd-gehuwden kregen de keuze: deportatie of sterilisatie. Het streven naar een judenrein Nederland moest betekenen dat nergens meer een Jodenster te zien mocht zijn. De duizenden gemengd-gehuwden moesten daarom sternbefreit worden, ofwel ontslagen van de verplichting een Jodenster te dragen. Ook kon men na sterilisatie weer de beschikking krijgen over vermogen dat was afgedragen aan de roofbank Lippmann-Rosenthal. Bovendien kon men onder bepaalde restricties weer deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De resterende beperking was dat in het paspoort een J stond om voor de bezetter als Jood herkenbaar te blijven. Dat was wel een kleinere en rode J. De groep werd gedwongen een verklaring te ondertekenen dat men vrijwillig tot deze ingreep had besloten. Slechts een beperkt deel van de groep stemde in met sterilisatie; de meeste verkozen onderduiken of deportatie. Van de ongeveer vierduizend gemengd-gehuwde Joodse vrouwen hoefden degenen van 45 jaar en ouder niet te worden gesteriliseerd. Onder de groep 45 jaar en jonger werd geprobeerd onder de verplichting uit te komen via valse verklaringen dat men om medische redenen niet langer vruchtbaar was en sterilisatie dus niet langer noodzakelijk was. Anderen trachtten via de onderduik aan de operatie te ontkomen. |
26-05-1943 | Razzia in Amsterdam. Duizenden Joden worden naar Westerbork overgebracht. |
07-06-1943 | Vertrek kindertransporten vanuit kamp Vught naar kamp Westerbork om daarvandaan op 8 juni naar Sobibor getransporteerd te worden, waar de kinderen direct na aankomst op 11 juni vergast werden. |
20-06-1943 | Opnieuw een grote razzia in Amsterdam met duizenden opgepakte Joden die naar Westerbork worden gestuurd. |
29-09-1943 | Laatste grote razzia in Amsterdam. Transport van de laatst overgebleven Joden uit Amsterdam naar Westerbork, waaronder de leden van de Joodsche Raad. Vanaf dit moment zijn er, met uitzondering van de groep gemengd-gehuwden, de groep Calmeijer en ondergedoken Joden geen Joden meer in Nederland. |
19-11-1943 | De Hollandsche Schouwburg wordt gesloten nadat de laatste groep opgepakte Joden uit de onderduik is afgevoerd. |
19-11-1943 | Eerste transport vanuit Westerbork naar Theresienstadt. |
11-01-1944 | Eerste transport vanuit Westerbork naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. |
02-02-1944 | Alle Portugees-israëlitische joden die als ‘Portugezen’ op de beschermende ‘Lijst-Calmeyer’ stonden alsnog uit hun huis gehaald en naar Kamp Westerbork overgebracht. Op 25 februari 1944 wordt deze groep van 308 personen eerst naar Theresienstadt gedeporteerd en enkele maanden later naar Auschwitz. |
01-03-1944 | Razzia in Amsterdam op gemengd gehuwden. |
01-05-1944 | Invoering van de TD-kaart, de Tweede Distributiestamkaart, als aanvulling op de in 1939 in Nederland in gebruik genomen distributiekaart voor de aanschaf van voedingsmiddelen. De TD-kaart werd gekoppeld aan de controle van persoonsbewijzen. Doel was te verhinderen dat Joodse onderduikers en verzetsmensen aan voedsel konden komen en in hun pogingen daartoe makkelijker op te sporen zouden zijn. |
16-05-1944 | Razzia’s naar zigeuners en asocialen. |
02-06-1944 | Laatste transport vanuit kamp Vught naar Auschwitz. Laatste transport vanuit Westerbork. 13-09-1944Laatste transport vanuit Westerbork. TRACES OF WAR ANTI-JOODSE MAATREGELEN VANAF 1940 https://www.tracesofwar.nl/articles/1938/Anti-Joodse-maatregelen-in-Nederland-vanaf-1940.htm |