Nederland is een huis, waarin Nederlanders een familie vormen. Zoals in veel huizen ontvangen wij gasten die weer vertrekken en is er een logeerkamer met een warm bed voor familie of bekenden, die het zwaar hebben en wat langer moeten blijven. Maar in de laatste decennia belden er zo veel hulpbehoevenden aan voor een plekje, dat de grond van de logeerkamer bezaaid ligt met matjes. En ons éigen familieleven wordt aangetast door onze gastvrijheid. Juist om dat originele warme bed te blijven bieden, moeten we voorlopig “nee” verkopen aan veel hulpbehoevende kennissen.
Asielmigratie-reductie korte termijn
Op de korte termijn moeten Nederland en de EU stevige maatregelen nemen, die binnen de verdragen passen, om een nieuwe inhumane asielcrisis in de zomer te voorkomen. De inzet van de BBB op dit vlak focust op drie punten:
Ontwikkelingslanden, die weigeren uitgeprocedeerde asielzoekers terug te nemen, moeten gekort worden op de financiële steun die Nederland en de EU bieden. En bij aanhoudend weigeren, moet de subsidiekraan dicht en de uitkeringenstroom gestopt worden richting die landen. Als landen weigeren ons te steunen in een crisis en hun eigen staatsburgers niet terug willen nemen, zijn ze geen goede buren en verdienen ze ook niet onze steun.
De buitengrenzen van de EU moeten versterkt worden. Dit kan onder meer door de bouw van grenshekken op kwetsbare locaties voor migrantenstromen. Maar ook is het nodig dat Frontex (het Europees agentschap dat de buitengrenzen bewaakt) stevig versterkt wordt in bevoegdheden, middelen en manschappen.
Europese migratieafspraken moeten actief worden nageleefd. In de Dublin-verordening staat dat een asielzoeker asiel moet aanvragen in het eerste veilige Europese land waar hij aankomt. Nu gebeurt dit vaak niet en reizen asielzoekers via andere Europese landen naar Nederland om een asielaanvraag te doen. Landen aan onze buitengrenzen (zoals Italië en Bulgarije) laten dit toe of faciliteren dit zelfs, om zelf maar van het probleem af te zijn. Als de Dublin-afspraken zouden worden nageleefd, zou de asielinstroom in Nederland al gauw behapbaar worden. Europees Naoberschap houdt ook in dat we goede buren voor elkaar zijn. Afspraken die gemaakt zijn, of gemaakt worden, moeten worden nageleefd. Het is simpel voor BBB: of de Dublin-verordening wordt strikt nageleefd, of Nederland stelt Brussel op de hoogte dat het zich niet meer gebonden voelt door de afspraken.
Asielmigratie-reductie lange termijn
Nederland heeft zich in het verleden gebonden aan allerlei verdragen, die op dat moment een nuttig doel dienden. Het Vluchtelingenverdrag van 1951, voortvloeiend uit de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, is daar één van. Echter het doel van het verdrag in 1951 was nooit dat het de hedendaagse asielchaos tot gevolg zou hebben. Migratie is sindsdien enorm veranderd, in omvang en vorm. En als de uitkomst van een verdrag anders uitvalt dan de bedoeling was bij het tekenen, moet Nederland ook bereid zijn om te sleutelen aan de inhoud van een verdrag. Als de uitkomst anders is dan het doel, dan moeten er dus nieuwe afspraken komen die er wél voor zorgen dat het verdragsdoel wordt bereikt.
Nederland moet inzetten op een update van het Vluchtelingenverdrag van 1951 en toewerken naar een Vluchtelingenverdrag van 2023. Wat BBB betreft moet zo’n verdrag de deelnemende landen de handvaten geven om grote asieltoestromen te dempen. Dit bijvoorbeeld door asielprocedures buiten de eigen grens te kunnen behandelen, een terugnameverplichting in te stellen voor landen wier onderdanen elders zijn uitgeprocedeerd en door het terugsturen of terugbrengen van uitgeprocedeerde asielzoekers te vereenvoudigen. Uiteraard zijn er talloze andere voorstellen die ook gewogen moeten worden in een nieuw verdrag.
Acute asielstop
Niet elk land staat te juichen bij heronderhandeling van het Vluchtelingenverdrag van 1951. Sommige landen hebben economisch, sociaal of zelfs politiek profijt bij de oude afspraken en de chaos die ze ermee in andere landen kunnen veroorzaken. Daarom ziet BBB een acute asielstop tijdens het ontstaan van een asielcrisis als een effectief middel om:
de asielinstroom te dempen;
aan te tonen dat het verdrag van 1951 onwerkbaar is;
een drukmiddel richting andere landen om de verdragen te heronderhandelen
Mocht niks werken dan kan Nederland niet uitsluiten dat het als laatste redmiddel, samen met gelijkgezinde landen uit het verdrag stapt (zoals we recent uit het Energy Charter Treaty zijn gestapt) en met hun nieuwe afspraken maakt.
Pushbacks
Het is een natuurlijke reactie om een mens in nood te helpen. Niemand kijkt met de handen in de zakken toe hoe een ander verdrinkt, laat staan dat ze hem een trap na geven. Daarom wil BBB dit ook niet opleggen aan onze agenten aan de buitengrenzen van Europa. Het terugduwen van lekke bootjes, of mensen buiten de deur te houden zonder enige zorg en daarmee mensen veroordelen tot verdrinking of uitdroging, ziet BBB niet als menswaardig, zowel voor de pusher als de gepushte. Daarom zal BBB zich uitspreken tegen de pushbacks op zee waarvan aangenomen kan worden dat dit tot de dood leidt. Zoals hierboven aangetoond kunnen Nederland en de EU heel veel doen om migratie te beperken, voordat we ons zo diep verlagen. BBB is natuurlijk niet voor het toestromen van illegalen in de EU. BBB is wel voor het op een humane manier terugsturen van deze mensen naar het land van herkomst.
Uiteindelijk wil BBB toe naar een migratiesysteem waarin mensen die écht op de vlucht zijn voor oorlog of onderdrukking, in Nederland veiligheid kunnen vinden. Waar we deze mensen een warm bed kunnen bieden in ons huis, zonder dat het huis daardoor ontwricht raakt. En voor de tijd die ervoor nodig is. Terugkeer naar land van herkomst, wanneer dat veilig is, verdient de voorkeur.
Voordat we daar zijn, hebben we nog een lange weg te gaan, maar we hoeven geen dingen te doen die we onze kinderen en kleinkinderen niet zouden kunnen uitleggen.
Arbeids- en studiemigratie
Om in de brede zin aan migratiereductie te werken moeten we niet alleen naar asielmigratie kijken maar ook naar migratie die voorkomt uit arbeid en studie. Ook deze stromen zijn groot en leggen veel beslag op voorzieningen, al leveren ze vaak ook welvaart op.
Op het gebied van arbeidsmigratie wil BBB kijken welke mensen Nederland nodig heeft en welke arbeidsmigranten meerwaarde creëren voor de Nederlandse economie. Onze stip op de horizon is hier een systeem van Orange Cards; waar na een jaarlijkse inventarisatie van behoeften en tekorten in de arbeidsmarkt er buitenlandse werknemers worden uitgenodigd om naar Nederland te komen om hier te werken. De kaart geeft hen dan een verblijfsstatus voor een bepaalde tijd, waarna de kaarthouder weer terug moet keren naar het land van herkomst óf onder specifieke voorwaarde het Nederlands staatsburgerschap kan aanvragen. In de huidige praktijk betekent dit dat Nederland deze Orange Cards vooral uitgeeft aan bijvoorbeeld technisch of medisch geschoold personeel en arbeiders die nodig zijn voor onze voedselzekerheid.
Studentenmigratie
Bij studiemigratie wil BBB ook kijken naar de behoefte in Nederland. Voor veel universiteiten in de regio zijn internationale studenten een basisvoorwaarde om onderwijs aan te kunnen bieden aan Nederlandse studenten. Bij technische studies leveren internationale studenten een grote bijdrage aan innovatie en ontwikkeling van de Nederlandse techniek. Ook kan een klein aandeel internationale studenten op een studie goed zijn om kennis te maken met nieuwe ideeën en perspectieven. Helaas zijn voor een aantal grote universiteiten in de Randstad internationale studenten een winstmodel van uitbuiting geworden, wat bijvoorbeeld de lokale huizenmarkt ontwricht en studies ‘verengelst’. Net als bij arbeidsmigratie wil BBB hier dus kijken naar welke studenten een meerwaarde vormen voor regionale ontwikkeling, innovatie of ons academisch klimaat. Terwijl we intussen de gezonde balans voor de huizenmarkt en de rol van universiteiten als koploper in een onderscheidende Nederlandse academische cultuur, bewaken.
Reacties uitgeschakeld voor Noot 20/Opmerkelijkheden
Bij de Oekraïense grens registreren grenswachten steeds vaker vluchtelingen die terugkeren naar eigen land. In Nederland worden de laatste dagen weinig extra opvangplekken gevonden voor inkomende Oekraïense vluchtelingen.
Ongeveer 600 duizend Oekraïners teruggekeerd, ondanks aanhoudend oorlogsgeweld
Terwijl dagelijks tienduizenden het oorlogsgeweld in Oekraïne ontvluchten en heil zoeken bij een van de buurlanden, besluiten ook velen het tegenovergestelde te doen: terugkeren naar huis. In totaal zijn ongeveer 600 duizend Oekraïners sinds de Russische inval teruggekeerd via de westelijke grens met de EU en Moldavië, blijkt uit cijfers van de Oekraïense grenswacht. De redenen voor de terugkeer zijn divers: sommigen kunnen geen geschikte huisvesting vinden, kampen met geldgebrek of zoeken hereniging met familie. Volgens de grensdienst bestaat de meerderheid van de terugkeerders uit mannen die willen meevechten tegen Rusland. Sinds 1 maart zijn iedere dag minstens elfduizend personen teruggekeerd, oplopend naar gemiddeld twintigduizend per dag in de afgelopen week.
Meer dan 4,2 miljoen mensen zijn Oekraïne ontvlucht in de afgelopen zes weken. Het grootste deel vertrok naar Polen. Zeker 6,5 miljoen personen zijn binnenlands op de vlucht geslagen. Dat betekent dat ongeveer een op vier Oekraïners het huis heeft verlaten sinds de Russische invasie.
Aantal opvangplekken voor Oekraïners groeit nauwelijks
Nederlandse gemeenten hebben de laatste dagen weinig extra opvangplekken voor Oekraïners gevonden. Sinds afgelopen donderdag kwamen er verspreid over Nederland 42 opvangplekken bij. Dat blijkt uit de recentste cijfers van het ministerie van Justitie en Veiligheid. In dezelfde periode steeg de bezetting van de bedden met bijna 1.800. Afgelopen donderdag waren 21.113 bedden bezet. Inmiddels zijn dat er 22.907. Daarmee is nu ruim 70 procent van de opvangplekken in gebruik. In de laatste week van maart kwamen er in door gemeenten beschikbaar gestelde locaties nog dagelijks gemiddeld 870 bedden bij. De totale capaciteit van de opvang ligt nu op 31.862 bedden.
EINDE ARTIKEL
”Het aantal Oekraïense vluchtelingen in Nederland neemt nog altijd toe. Maar tegenover alle mensen die hier binnenkomen, staat af en toe ook iemand die besluit om Nederland weer te verlaten en terug te gaan naar Oekraïne. Dat laten meerdere veiligheidsregio’s weten”
”De regio’s benadrukken dat het nog niet om grote aantallen gaat. ,,Op dit moment zien wij regionaal geen trend, er zijn slechts enkele gevallen bekend op de opvanglocaties”, aldus de regio Midden- en West-Brabant. IJsselland laat weten dat er terugkeerders zijn “maar wij zien hierin geen patroon, het gaat om een handjevol mensen”. Twente ziet “wel een enkele vluchteling vertrekken, soms richting familie en vast ook een enkele keer richting Oekraïne, maar dit zijn geen substantiële cijfers”.
….
….
”Volgens de regio IJsselland vertrekken Oekraïners onder meer om te worden herenigd met “achterblijvers die in een relatief rustige plaats in Oekraïne zijn. En soms kunnen mensen niet aarden in Nederland en willen ze daarom terug naar Oekraïne.”
AD
HER EN DER KEREN VLUCHTELINGEN TERUG
NAAR OEKRAINE: ”SOMS KUNNEN MENSEN
NIET AARDEN”
16 APRIL 2022
Het aantal Oekraïense vluchtelingen in Nederland neemt nog altijd toe. Maar tegenover alle mensen die hier binnenkomen, staat af en toe ook iemand die besluit om Nederland weer te verlaten en terug te gaan naar Oekraïne. Dat laten meerdere veiligheidsregio’s weten.
De regio’s benadrukken dat het nog niet om grote aantallen gaat. ,,Op dit moment zien wij regionaal geen trend, er zijn slechts enkele gevallen bekend op de opvanglocaties”, aldus de regio Midden- en West-Brabant. IJsselland laat weten dat er terugkeerders zijn “maar wij zien hierin geen patroon, het gaat om een handjevol mensen”. Twente ziet “wel een enkele vluchteling vertrekken, soms richting familie en vast ook een enkele keer richting Oekraïne, maar dit zijn geen substantiële cijfers”.
De regio Hollands Midden (Leiden en Gouda) hoort wel geluiden over terugkerende Oekraïners “maar wij hebben het nog niet in de cijfers terug gezien”. Gelderland-Zuid hoort het “hier en daar in de regio, maar heel concreet is dat niet”. Brabant-Noord krijgt “enige signalen, maar wij hebben er geen concrete voorbeelden van”.
Volgens de regio IJsselland vertrekken Oekraïners onder meer om te worden herenigd met “achterblijvers die in een relatief rustige plaats in Oekraïne zijn. En soms kunnen mensen niet aarden in Nederland en willen ze daarom terug naar Oekraïne.”
Andere regio’s zeggen dat ze geen zicht op terugkerende Oekraïners hebben. De vluchtelingen zijn vrij om binnen de Europese Unie te reizen, dus ook naar de grens met Oekraïne. ,,Als een vluchteling onze regio verlaat, wordt niet geregistreerd waar hij of zij zich naartoe verplaatst”, verklaart Zuid-Limburg, dat aan zowel Duitsland als België grenst. Ook de regio’s Flevoland, Utrecht, Gooi en Vechtstreek, Noord-Holland Noord, Zaanstreek-Waterland en Zuid-Holland Zuid weten niet of Oekraïners terugkeren naar hun vaderland.
EINDE ARTIKEL
[23]
ZIE NOOT 21
[24]
”Dat betekent dat we deze vluchtelingen niet zozeer moeten zien als gasten in ‘ons’ land, maar als nieuwkomers die – zo goed en zo kwaad als het gaat – hier een nieuw leven zullen moeten opbouwen. En dat betekent ook dat ze net als ieder ander een stem zouden moeten hebben in het hoogoplopende maatschappelijk debat dat nu vooral óver hen wordt gevoerd, maar waar ze zelf vooralsnog niet in worden gehoord. Wat zijn precies hun wensen en verwachtingen? Wat stellen zichzelf eigenlijk voor bij hun toekomst in Nederland? Het zijn vragen waar veel verschillende antwoorden op mogelijk zijn. Vragen die bovendien niemand anders voor deze vluchtelingen kan beantwoorden.”
Niemand in het land kan het zijn ontgaan. Al maandenlang voert de komst van duizenden vluchtelingen naar Nederland de boventoon in het publieke debat. Hoe en waar moeten al die mensen worden opgevangen? Hebben ze een toekomst in Nederland? En hoe zou die er dan uitzien? Maar wat wel opvalt, is dat dit debat eigenlijk alleen óver, en nooit mét die vluchtelingen wordt gevoerd. En dat is, op z’n zachtst gezegd, problematisch. In een samenleving die pretendeert “democratisch” te zijn, zou iedereen die het aangaat immers een stem moeten hebben in dat democratisch debat. En dat geldt dus ook voor deze groep nieuwe inwoners van Nederland.
Diverse Nederlandse gemeenten hebben zich de afgelopen maanden bijzonder gastvrij opgesteld, en honderden of zelfs duizenden vluchtelingen in hun midden verwelkomd. Dat is een groot goed: het is lang geen sinecure om in één keer zoveel mensen een onderdak te bieden en om de benodigde middelen daarvoor vrij te maken. Dit laatste geldt ook zeker niet in de laatste plaats voor Nijmegen. In het nabijgelegen Heumensoord werden maar liefst drieduizend slaapplaatsen voor vluchtelingen beschikbaar gemaakt. Spontaan meldden honderden Nijmegenaren zich aan als vrijwilliger om op het kamp in Heumensoord een steentje bij te dragen. Talloze gezinnen stelden hun huis open en verwelkomden vluchtelingen met een warme maaltijd. Nijmegen staat inmiddels te boek als de meest gastvrije stad in Nederland, en dat is best iets om trots op te zijn.
Gastvrijheid
Maar tegelijkertijd heeft “gastvrijheid” natuurlijk ook zo haar beperkingen. Want hoewel het natuurlijk heel fijn is om je ergens welkom te voelen, wordt van gasten doorgaans niet verwacht dat ze ook mee mogen praten over hoe het huishouden van de gastvrouw of -heer wordt bestierd. Gasten horen niet te klagen over de omstandigheden van hun verblijf. En het is uiteindelijk ook niet aan die gasten om te bepalen of, en hoe lang, ze nog mogen blijven.
De veelgemaakte vergelijking tussen vluchtelingen en “gasten” schiet om die reden wel een beetje tekort. Deze vluchtelingen hebben er immers niet voor gekozen om huis en haard te verlaten. Ze hebben een sprong in het onbekende gemaakt, puur omdat ze geen andere opties meer zagen. Of, wanneer en onder welke omstandigheden ze ooit nog naar het land van herkomst zullen kunnen terugkeren, valt bovendien nog maar te bezien. Maar ondertussen koesteren zij – net als ieder ander – wensen, hoop en verwachtingen voor hun toekomst. En die toekomst ligt, zoals het er nu naar uitziet, in Nederland.
Dat betekent dat we deze vluchtelingen niet zozeer moeten zien als gasten in ‘ons’ land, maar als nieuwkomers die – zo goed en zo kwaad als het gaat – hier een nieuw leven zullen moeten opbouwen. En dat betekent ook dat ze net als ieder ander een stem zouden moeten hebben in het hoogoplopende maatschappelijk debat dat nu vooral óver hen wordt gevoerd, maar waar ze zelf vooralsnog niet in worden gehoord. Wat zijn precies hun wensen en verwachtingen? Wat stellen zichzelf eigenlijk voor bij hun toekomst in Nederland? Het zijn vragen waar veel verschillende antwoorden op mogelijk zijn. Vragen die bovendien niemand anders voor deze vluchtelingen kan beantwoorden.
Democratie
Nederland gaat er prat op een democratisch land te zijn. Maar “democratie” betekent meer dan eens in de vier jaar stemmen. Het wil ook niet zeggen dat de mening van een meerderheid altijd doorslaggevend moet zijn. “Democratie” betekent in de eerste plaats dat de mensen wiens welzijn en toekomst het meest op het spel staan, zelf een belangrijke rol kunnen spelen in het debat. En dat de macht om uiteindelijk in dat debat tot belangrijke keuzes en beslissingen te komen, in eerste instantie vooral bij die betrokkenen zelf moet liggen. “Democratie” vooronderstelt dat je meer doet dan nieuwkomers in je gemeenschap als “gasten” te verwelkomen, maar dat je ze ook de ruimte geeft om mee te discussiëren en beslissen, en dat je hun wensen en noden serieus neemt.
Echte democratie vooronderstelt dan ook dat wie die rol in het maatschappelijk debat wordt ontzegd, uiteindelijk een grotere zicht- en hoorbaarheid voor zichzelf zal moeten opeisen. Dat doe je niet alleen of bij monde van iemand anders, maar zelf en gezamenlijk. En niet in halflege vergaderzalen of stoffige achterkamertjes, maar op straat, in het zicht van de hele samenleving.
Demonstreren
Dat is de reden dat we op 21 november gaan demonstreren. Om duidelijk te maken dat vluchtelingen meer zijn dan slechts “gasten” in een verwelkomende stad. Om gezamenlijk de stem te claimen waar zij als nieuwkomers in deze samenleving recht op hebben. En om te benadrukken dat we in Nederland minder moeten discussiëren óver vluchtelingen, en meer – veel meer – mét hen.
Mathijs van de Sande
EINDE ARTIKEL
”Maar volgens de Nijmeegse burgemeester Hubert Bruls (eveneens CDA, overigens) benadelen de demonstrerende Syriërs vooral hun eigen zaak. Hij begrijpt de verontwaardiging onder sommige van zijn eigen, “autochtone” burgers maar al te goed. “De onvrede van deze groep vluchtelingen voelt als ondankbaarheid”, zo laat hij in een lokale krant optekenen. En inderdaad: veel Nederlanders zullen dit protest ongetwijfeld zo opvatten – net zoals dat van Belal, die uiteindelijk onder druk toch maar naar Franeker is vertrokken. Geheel belangeloos stelden ze hun leegstaande vakantieparken, hun kapotgesubsidieerde sportzalen, en hun van God vergeten evenementenveldjes ter beschikking. En wat krijgen ze er nu voor terug? Stank voor dank! Waar halen die vluchtelingen het überhaupt vandaan om zo onbeschaamd te klagen over de behandeling die ze hier krijgen? Ze zijn hier potdorie toch te gast? Als je bij iemand blijft logeren, dan ga je toch ook niet staan actievoeren op het moment dat iets je even niet bevalt? In zo’n geval pas je jezelf toch ook gewoon maar een beetje aan?
Flesje wijn
Inderdaad: als ik thuis gasten ontvang, dan slapen ze doorgaans gewoon in het bed dat ík voor hen heb opgemaakt, en eten ze wat ík voor hen heb gekookt. En – niet onbelangrijk – op het moment dat ík genoeg van hen heb, zullen ze ook weer moeten vertrekken. Maar dat is dan ook meteen al waar de veelgemaakte vergelijking spaak loopt. Want Nederland is niet mijn huis, en de vluchtelingen die hier de afgelopen maanden strandden, zijn ook niet mijn gasten”
….
….
”Hoe vaak de vergelijking ook wordt aangehaald: vluchtelingen zíjn niet onze gasten. De keuze om naar Nederland te komen, is grotendeels niet door, maar voor hen gemaakt. Niemand – inclusief zijzelf – heeft om hun komst naar Europa gevraagd. Hun recht op onderdak, voeding en een ‘humane’ behandeling is ontleend aan het feit dat zij ook mensen zijn – niet aan de mate waarop wij al of niet bereid zijn hen hier “welkom” te heten”
Belal is het beu. In de maand nadat de Syrische vluchteling in Nederland is aangekomen, werd hij al op vijf verschillende opvanglocaties ondergebracht. Samen met zijn zwangere vrouw werd hij talloze keren kriskras door het land gesleurd: van Ter Apel en Zeist, naar Hardenberg, Zwolle en Vriezenveen. En nu worden ze opnieuw geïnstrueerd hun koffers te pakken, want de bus staat al klaar om hen naar Franeker te torsen. Het valt nog maar te bezien, hoe lang ze daar dan weer zullen mogen blijven. Ten einde raad zoekt Belal de aandacht van de pers, aan wie hij vertelt niet langer aan overplaatsingen mee te werken, zolang er in zijn asielprocedure geen vooruitgang wordt geboekt.
Maar ook CDA-er Cornelis Visser, burgemeester van Vriezenveen, is bereid zijn woordje voor de camera te doen. Natuurlijk begrijpt hij dat het vervelend is voor deze mensen om zo van hot naar her door het land te worden versleept. Maar die vluchtelingen moeten ook begrijpen dat de burgemeester aan de dorpsbewoners had beloofd dat het maar tijdelijk zou zijn. Dat de dorpelingen echt “álles hebben gedaan wat ze konden om deze mensen te helpen”. Maar dat ze de sportfaciliteiten, waarin de vluchtelingen tijdelijk waren gehuisvest, nu toch echt terug in gebruik moeten nemen. De herfstvakantie staat namelijk voor de deur, en dan willen de kinderen graag naar het zwembad.
U leest het goed: vluchtelingen worden voor de vijfde keer in één maand naar een volgende aftandse sporthal gesjouwd, omdat de kinderen uit Vriezenveen willen zwemmen. En wellicht dat ze dan nog ‘geluk’ hebben dat ze niet naar Oranje hoeven, waar de lokale bevolking duidelijk te kennen heeft gegeven hen daar niet te willen hebben. Of naar Woerden, waar de opvanglocatie door gemaskerde mannen met nitraatbommen werd bestookt. Of naar Heumensoord bij Nijmegen, waar binnenkort drieduizend vluchtelingen de winterkou moeten trotseren in evenementtenten – tenten die volgens een van Nederlands grootste leveranciers zeker niet geschikt zijn om personen in te laten overwinteren.
Protest
Een aantal van de eerste zevenhonderd bewoners heeft recentelijk al geprotesteerd tegen de omstandigheden in dat Nijmeegse tentenkamp, waar ze wellicht tot in het voorjaar zullen moeten blijven. De echte winter moet nog komen, maar het is er nu al bijtend koud. Er is bijzonder weinig privacy (men slaapt met meerdere gezinnen in één ruimte), en ook de hygiëne schiet tekort. Om nog maar te zwijgen van de dagelijkse verveling en de voortdurende onzekerheid over de toekomst.
Maar volgens de Nijmeegse burgemeester Hubert Bruls (eveneens CDA, overigens) benadelen de demonstrerende Syriërs vooral hun eigen zaak. Hij begrijpt de verontwaardiging onder sommige van zijn eigen, “autochtone” burgers maar al te goed. “De onvrede van deze groep vluchtelingen voelt als ondankbaarheid”, zo laat hij in een lokale krant optekenen. En inderdaad: veel Nederlanders zullen dit protest ongetwijfeld zo opvatten – net zoals dat van Belal, die uiteindelijk onder druk toch maar naar Franeker is vertrokken. Geheel belangeloos stelden ze hun leegstaande vakantieparken, hun kapotgesubsidieerde sportzalen, en hun van God vergeten evenementenveldjes ter beschikking. En wat krijgen ze er nu voor terug? Stank voor dank! Waar halen die vluchtelingen het überhaupt vandaan om zo onbeschaamd te klagen over de behandeling die ze hier krijgen? Ze zijn hier potdorie toch te gast? Als je bij iemand blijft logeren, dan ga je toch ook niet staan actievoeren op het moment dat iets je even niet bevalt? In zo’n geval pas je jezelf toch ook gewoon maar een beetje aan?
Flesje wijn
Inderdaad: als ik thuis gasten ontvang, dan slapen ze doorgaans gewoon in het bed dat ík voor hen heb opgemaakt, en eten ze wat ík voor hen heb gekookt. En – niet onbelangrijk – op het moment dat ík genoeg van hen heb, zullen ze ook weer moeten vertrekken. Maar dat is dan ook meteen al waar de veelgemaakte vergelijking spaak loopt. Want Nederland is niet mijn huis, en de vluchtelingen die hier de afgelopen maanden strandden, zijn ook niet mijn gasten. Het waren oorlog, honger, dictatuur en een toenemende uitzichtloosheid die deze mensen naar Nederland brachten, en niet de wens om mij met een bezoek te verblijden. Ook heb ik hen niet zelf uitgenodigd: de vluchtelingen trotseerden woeste zeeën, kilometers prikkeldraad en talloze grenscontroles om hier te geraken. Ze kwamen hier niet naartoe om weer eens met mij bij te kletsen, herinneringen op te halen of samen een glas te drinken – maar omdat ze elders niet konden blijven of er hun leven zelfs niet zeker waren. Oh, en in de meeste gevallen hadden ze niet veel meer bij zich dan een paar schone kleren – niet eens een flesje wijn of exotische cadeautjes voor de ‘gastheer’!
Hoe vaak de vergelijking ook wordt aangehaald: vluchtelingen zíjn niet onze gasten. De keuze om naar Nederland te komen, is grotendeels niet door, maar voor hen gemaakt. Niemand – inclusief zijzelf – heeft om hun komst naar Europa gevraagd. Hun recht op onderdak, voeding en een ‘humane’ behandeling is ontleend aan het feit dat zij ook mensen zijn – niet aan de mate waarop wij al of niet bereid zijn hen hier “welkom” te heten. Hun recht om hier te zijn en om zich vrij over grenzen te bewegen, is niet minder elementair dan het onze. En hun eis om hier te mogen blijven en om deelgenoot te zijn van het maatschappelijk debat dat zich momenteel over hun rug afspeelt, is daarom niet minder dan legitiem.
Dankbaar
Alle goede bedoelingen ten spijt, is er in dat opzicht misschien wel iets mis met de enthousiaste wijze waarop deze vluchtelingen hier de afgelopen maanden door sommigen werden onthaald. Want wat zeg je eigenlijk, wanneer je iemand ergens “welkom” heet? Wat is werkelijk je boodschap, wanneer je een vluchteling, bij wijze van spreken, als “gast” in je “huis” onthaalt?
Wel, ten eerste impliceert het dat het inderdaad jouw huis betreft, en dat aan die eigendomsvraag niet getornd zal worden. Dat het uiteindelijk alleen van jou afhangt om te bepalen wie er al of niet mag komen of blijven, en hoe lang. Dat die “gast” weliswaar recht heeft op een goede behandeling, maar niet om erover mee te praten – laat staan om erover te klagen. En dat het welzijn en lot van die “gast” uiteindelijk in jouw handen ligt, en niet in die van haar- of hemzelf. Te stellen dat iemand bij jou “welkom” is, impliceert dat je er een zekere erkentelijkheid en inschikkelijkheid voor terug verwacht. Goede gasten, immers, kunnen niet vaak genoeg benadrukken hoe dankbaar ze je zijn.
In dat licht bezien, is het eigenlijk best onzinnig om te stellen dat vluchtelingen hier “welkom” zijn. Het plaatst ons in een positie die we niet kunnen of mogen innemen, want het suggereert dat we deze vluchtelingen net zo goed de deur zouden kunnen wijzen. Impliciet ontwijkt de slogan juist datgene dat centraal zou moeten staan in onze steun aan vluchtelingen: namelijk dat iedereen een onvervreemdbaar recht heeft om te leven waar, hoe en met wie zij of hij wil. Het “welkom” heten van vluchtelingen zegt eigenlijk meer over onszelf en over de verheven gevoelens van ruimhartigheid en onbaatzuchtigheid die we hieraan menen te moeten ontlenen.
Frame
Moeten we als solidair, internationalistisch links dit succesvolle frame dan maar overboord gooien? Niet direct, misschien: in de strijd tegen de heersende domrechtse opinie en het welig tierende racisme in onze samenleving komt het allicht van pas als middel om ons duidelijk en krachtig tegen rechts te blijven positioneren. De boodschap dat vluchtelingen “welkom” zijn, is herkenbaar en polariserend, en heeft in dat opzicht dus een groot politiek potentieel. Maar tegelijkertijd moet die boodschap wel gepaard gaan met een begrip dat het “welkom” heten van vluchtelingen als zodanig altijd tekort zal schieten. Dat we – als een van de rijkste landen ter wereld – meer kunnen en moeten doen dan mensen maandenlang te laten overwinteren in tochtige tentenkampen. Dat men wel degelijk recht tot klagen heeft, wanneer men voor een vijfde keer in één maand wordt verkast, omdat de kinderen van Vriezenveen nu eenmaal willen zwemmen. En dat ieder maatschappelijk debat over het welzijn en de toekomst van vluchtelingen uiteindelijk niet over, maar mét die vluchtelingen gevoerd zal moeten worden.
Mathijs van de Sande
EINDE ARTIKEL
Reacties uitgeschakeld voor Noten 21 t/m 24/Opmerkelijkheden
Dobberneger.” “700 doden, ach… het scheelt weer geld.” “Laat ze maar verdrinken, die gelukszoekers, potentiële uitkeringstrekkers zijn het.” “Ze moeten het daar zelf oplossen, kunnen wij niks aan doen.” “Afrika is als eerste aan zet om mensensmokkelaars aan te pakken.” De laatste uitspraak was van premier Rutte en net zo walgelijk als de rest, omdat Rutte lijkt te vergeten dat vandaag de dag de Europese economie groeit door Sub-Sahara Afrika, de regio waar de ‘potentiële uitkeringstrekkers’ vandaan komen. We zijn een maand verder sinds het bootvluchtelingendrama en is er geen drol veranderd, de onzichtbare racistische apartheidsmuren zijn nog steeds om fort Europa heen gebouwd. Een klein lichtpuntje: de Europese Commissie heeft onlangs besloten 40.000 vluchtelingen in Italië evenredig te verdelen over Europa, maar toch blijft het eeuwenoude antwoord: “We kunnen natuurlijk niet iedereen opvangen.” Wat we wel kunnen, is rijkdommen stelen. Welkom in de wereld van het nieuwe westerse kolonialisme.
Er zijn vier manieren van uitbuiting die laten zien dat Rutte en de rest van de Europese elite een hypocriet en hebzuchtig zooitje zijn. En maar zeuren dat vluchtelingen ons geld kosten en de grenzen niet open kunnen. Dat grenzen wagenwijd open staan voor goedkope goederen, grondstoffen en diensten kan natuurlijk wel.
Toenemende landroof De eerste manier betreft de toenemende landroof in de grondstofrijke Sub-Sahara regio als gevolg van onzekere mondiale voedsel- en olievoorraden. Uit een uitgebreid onderzoek van Fred Pearce wordt duidelijk dat een gebied groter dan West-Europa in het afgelopen decennium door diverse multinationals in beslag is genomen als gevolg van onzekere voorraden. Dat hierdoor volledige gemeenschappen van hun landerijen worden weggedreven lijkt onbelangrijk, zoals blijkt in Mali waar volgens Oxfam “tenminste 23 dorpen met een inwoneraantal van 1644 mensen in een gebied waar 94000 mensen wonen worden verdreven zonder enige vorm van compensatie”.
Illegale kapitaalvlucht Desondanks moeten we een schouderklopje geven aan de westerse regeringen die uit liefdadigheid jaarlijks gemiddeld $ 26 miljard bijdragen aan ontwikkelingshulp in Sub-Sahara Afrika. Dat weegt dan wel weer op tegen het verdrijven van gemeenschappen toch? Nou nee. De tweede uitbuitingsmethode is illegale kapitaalvlucht wat betekent dat de noodzakelijke benodigdheden voor economische ontwikkeling van geld als investeringsmiddel voor infrastructuur – gebouwen, machines, internet enzovoorts – via illegale financiële constructies als belastingparadijzen en belastingontwijking wordt weggesluisd. Zodoende heeft de gerenommeerde Universiteit van Massachusetts berekend dat Sub-Sahara Afrika tussen 2005-2010 $ 310 miljard is kwijtgeraakt aan illegale kapitaalvlucht van voornamelijk westerse multinationals en enkele zeer rijke Afrikaanse partners die de winsten alleen maar zien stijgen. De ontwikkelingshulp is in vergelijking dus niets meer dan een kleine pleister op een veel te grote wond.
Rentes en afbetalingen koloniale leningen Bovendien zitten de leningen die verstrekt worden aan de regio inbegrepen bij de $ 26 miljard aan ontwikkelingshulp. Dat deze leningen erfenissen zijn van het koloniaal verleden en vaak door toedoen van dictators ontstaan zijn, lijken we te vergeten. Ondanks dat er af en toe een deel van de lening wordt kwijtgescholden, moeten volgens data van de Wereldbank landen in Sub-Sahara Afrika alleen al aan rentes en afbetalingen jaarlijks $ 250 miljard ophoesten. De kleine hoeveelheden die staten aan belasting binnenkrijgen als gevolg van illegale kapitaalvlucht worden dus vrijwel allemaal besteed aan de afbetaling van leningen. Zo kan je dus nooit een samenleving ontwikkelen.
De hierop aansluitende derde manier van uitbuiting komt van westerse organisaties (IMF, Wereldbank, WTO) die eisen dat vrije markten worden ingesteld vóórdat nieuwe leningen verstrekt worden, waar vervolgens oudere leningen mee worden afbetaald. Met andere woorden: schulden blijven toenemen terwijl multinationals gemakkelijker toegang kunnen krijgen tot de natuurlijke rijkdommen van de Sub-Sahara regio. De gevolgen van dit vrijemarktbeleid hebben volgens wederom een studie van de Universiteit van Massachusetts geleid tot een verlies van $ 490 miljard. Eigenlijk best logisch. Vergelijk de internationale vrije markt maar met een basisschool, in groep 1 konden we ook nog lang niet het niveau aan van de grote jongens en meisjes in groep 8. In Sub-Sahara Afrika kunnen de lokale bedrijven ook niet de internationale concurrentiestrijd aan met Shell, Monsanto of Unilever.
Personeel van westerse multinationals Maar laten we eerlijk zijn, het BBP (bruto binnenlands product) van de regio is de afgelopen 10 jaar gemiddeld met 4,9 procent gegroeid. De multinationals lijken met hun investeringen dan toch wel wat goeds te doen. Nou niet dus. Het moet niet gekker worden, want wat blijkt nu uit een studie van Professor Ndongo Samba Sylla: gemiddeld betaalt de Sub-Sahara regio $ 40 miljard per jaar uit aan inkomens van westerse landen en andersom krijgt het niks binnen. De economische groei is dus niet voor de armsten in de regio maar voor het personeel van westerse multinationals en een rijke Afrikaanse elite.
“Wegkijken kan niet meer!!!” Ik ben het helemaal eens met minister Koenders – die dat wel doet, maar oké – dat wegkijken niet meer kan. Of moeten we eerst de mensensmokkelaars aanpakken in plaats van het economische systeem dat Sub-Sahara Afrika uitbuit? Toch Rutte? Het wordt tijd dat ook vandaag de dag westerse overheden erkennen dat de Europese en Nederlandse economische ontwikkeling mede te danken is aan Sub-Sahara Afrika. Al de miljarden die vanuit de regio richting het westen zijn uitgestroomd hadden Sub-Sahara Afrika namelijk al tien keer kunnen ontwikkelen.
Net als in het koloniale verleden waar goud, diamanten en slaven werden geroofd, wordt Sub-Sahara Afrika nu bestolen van het grote potentieel om zich te ontwikkelen tot één van de meest welvarende regio’s ter wereld. Maar tot de dag van vandaag blijven de grenzen voor MENSEN dicht en voor grondstoffen en goederen open.
UITBUITING IN HET ZUIDEN: WAT KUNNEN WE ERAAN DOEN?
17 NOVEMBER 2021
We leven in een zeer ongelijke wereld. In Afrika en Azië leven miljoenen mensen van enkele dollars per dag, elke dag strijdend tegen de honger. Ze zijn daardoor extra kwetsbaar voor uitbuiting. Dit is een schrijnend en moeilijk oplosbaar probleem, omdat deze mensen vaak in de steek gelaten worden door hun eigen overheid. Toch wil ik in dit stuk op zoek gaan enkele oplossingen.
De grondstoffenrace
Als gevolg van de groene energietransitie is er sinds een tiental jaren een wereldwijde jacht naar nieuwe grondstoffen losgebarsten. Om voldoende windmolens, zonnepanelen en autobatterijen te bouwen zijn er massa’s zeldzame aardemetalen (rare earth elements), koper, kobalt en lithium nodig.
Eigenlijk zijn deze zeldzame aarden niet zo zeldzaam, ze komen vaak voor in de aardkorst. Maar om ze te ontginnen heb je ertsen nodig voldoende rijk zijn aan zeldzame aarden, anders is het niet rendabel. Het probleem met zeldzame aarden is vooral geopolitiek: de mijnen liggen in landen met instabiel of autoritair regime. Zo komt het meeste kobalt uit Congo, het meeste lithium uit Chili en worden andere zeldzame aardmetalen, zoals neodymium en praseodymium, vooral gedolven in China.
Koloniale voorgeschiedenis
Om de huidige grondstoffenhandel tussen ontwikkelingslanden en rijke landen te begrijpen, moeten we terugspoelen naar de tijd van het kolonialisme. De geschiedenis van Belgisch-Congo is het meest bekende en schokkende voorbeeld. Na de Conferentie van Berlijn in 1878 werd Congo het persoonlijke bezit van koning Leopold II. Hij zag in de rubberbomen in Congo een ware goudmijn. De rubberontginning ging gepaard met massale dwangarbeid, verminkingen en zelfs genocide. Dorpen die niet genoeg rubber leverden werden in brand gestoken. Door het wanbeheer van Leopold II nam de Belgische regering de kolonie over in het begin van de 20ste eeuw. Maar de roof van grondstoffen ging gewoon door zoals voorheen. Belgisch-Congo was natuurlijk maar één voorbeeld. Ook landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Spanje maakten zich schuldig aan het koloniale uitbuiting.
De erfenis van het kolonialisme
Bij het koloniseren van Afrikaanse en Aziatische landen installeerden Europese kolonialisten ‘extractieve instituties’. Dit zijn instituties die gehanteerd worden door de besturende elite om zichzelf te verrijken, zoals dwangarbeid. De rest van de bevolking wordt gedwongen om de vruchten van hun arbeid af te staan aan de elite. Dit systeem wordt beschreven in het boek Waarom sommige landen rijk zijn en andere arm van Daron Acemoglu en James Robinson.
Het koloniaal systeem was erop gericht om zoveel mogelijk bodemschatten, suiker, tabak en katoen uit de kolonie te halen. Al het werk werd verzet door inheemse dwangarbeiders in mijnen en plantages. De grondstoffen en producten werden vervolgens verscheept naar Europa om daar verkocht te worden. De diefstal van grondstoffen, land en arbeid was al erg genoeg, maar het ergste gevolg van het kolonialisme was het verder bestaan van de extractieve instituties na de kolonisatie. In de periode tussen de Tweede Wereldoorlog en 1970 ontstond de dekolonisatiebeweging, waardoor er een heleboel nieuwe, onafhankelijke staten ontstonden. Tragisch genoeg werd het leven van de bevolking er nauwelijks beter op. De bevolking van de oud-kolonies werden nog steeds onderdrukt, dit keer door hun eigen leiders. Die gingen op hetzelfde élan verder als de Europese kolonisten.
Eén van de meest flagrante voorbeelden was Mobutu Sese Seko, die Congo leegplunderde voor eigen gewin. Met zijn rijkdommen bouwde hij paleizen in de jungle en stak hij politici en ondernemers smeergeld. Doordat Mobutu niet zorgde voor degelijke scholen, wegen of elektriciteitsvoorziening bleef de economie achteruitboeren. Het gevolg was dat de gewone Congolezen straatarm bleven.
De voorbije decennia woedden er in Congo ook etnische conflicten. Die zorgen voor nog meer economische onderontwikkeling. De rebellenmilities die betrokken zijn in deze conflicten hebben een groot deel van de mijnbouw van kritische metalen in handen. In de kobaltmijnen zetten ze zetten kinderen in als goedkope arbeidskrachten. Dit kobalt en andere metalen worden gebruikt in batterijen van elektrische wagens en in smartphones die op de westerse markten verkocht worden.
Wat kunnen we doen?
Het is wrang om vast te stellen dat veel metalen die in onze smartphones, computers en elektrische wagens zitten, afkomstig zijn van mijnen waar kinderen in gevaarlijke en mensonwaardige omstandigheden moeten werken. Er zijn verschillende acties mogelijk door individuen, bedrijven en overheden. Als individu kunnen we een Fairphone kopen. Dit bedrijf dat deze smartphones maakt, gebruikt enkel metalen die op een ethische manier gewonnen zijn, met respect voor mensenrechten en milieu. Dit is al een goed begin.
Een nog belangrijkere stap is om de grote smartphone- en batterijproducenten mee in het bad te krijgen. Apple en Google werden in de V.S. aangeklaagd door Congolese families wiens kind verminkt was geraakt of gestorven in een kobaltmijn. Door de publieke verontwaardiging hierover worden deze bedrijven onder druk gezet om beter toezicht te houden op hun toeleveringsketens. Dit kan de situatie verbeteren. Als grote bedrijven enkel zaken willen doen met uitbaters van mijnen die de mensenrechten respecteren, zullen de andere mijnen hopelijk voldoende gestimuleerd worden om geen kinderen meer in dienst te nemen en hun arbeiders beter te behandelen.
Tot slot zou ook de Congolese overheid meer controle kunnen uitoefenen. Westerse landen die handel drijven met Congo zouden in handelsakkoorden kunnen zetten dat de Congolese overheid haar bevolking beter moet beschermen tegen mensenrechtenschendingen. Maar dit is geen gemakkelijke opdracht. De Congolese overheid is nog steeds zwak én corrupt, en het ziet er niet naar uit dat dit op korte termijn zal verbeteren. Het zullen dus vooral Westerse bedrijven, de VN en ngo’s zijn die moeten proberen om de situatie ter plekke te verbeteren.
Europese mijnen
Er is nog een andere mogelijkheid om deze uitbuiting tegen te gaan. Europa zou zelf mijnen kunnen bouwen voor zeldzame aarde-metalen. Op dit moment schuiven we de milieulast van zulke mijnen af op landen als China, Congo en Chili. Het voordeel van Europese mijnen is dat er geen kinderarbeid en geen uitbuiting (of alleszins veel minder) zou plaatsvinden omdat hier de arbeidsnormen veel hoger liggen. We zouden het ook op een milieuvriendelijkere manier kunnen dan in arme landen omdat we hier over betere technologie beschikken. De vraag naar zeldzame aarde-metalen zal sowieso blijven stijgen, jaar na jaar. Dus Europese mijnbouw is zeker geen overbodige luxe.
Een andere manier om zeldzame aarden te winnen is door ze te hergebruiken via zogenaamde ‘urban mining’. Hierbij worden kapotte of versleten smartphones, lithiumbatterijen en elektrische motoren ingezameld, waarna de metalen worden gerecupereerd. Het probleem is dat de huidige smartphones niet circulair ontworpen zijn. Het kost te veel moeite om producten uit elkaar te halen en de waardevolle materialen te recupereren. In de toekomst zullen producten dus beter ontworpen moeten worden. Onderzoeker Peter Tom Jones (KUL) werkt met het Demeter-project aan een elektrische motor waarbij de metalen er makkelijk uit te halen zijn. Nadien moet de productie van deze motoren nog opgeschaald worden. Door meer zelfvoorzienend te worden kunnen Europese landen meer druk zetten op regimes waar de mensenrechten geschonden worden. We zullen dan minder afhankelijk zijn van mijnen in Congo, China en Chili. Als deze landen handel willen drijven in grondstoffen, kan Europa eisen dat de overheden beter toezien op de mensenrechten en het milieu.
Herstelbetalingen of donaties?
Wat dan met de verantwoordelijkheid voor de vroegere kolonisatie? Moeten Europese landen herstelbetalingen doen aan oud-kolonies? In principe zijn we die betalingen zeker aan hen verplicht. Zoals ik al zei heeft het koloniale bestuur veel landen in het Zuiden op het pad gedreven van onvrijheid en armoede. Het probleem is echter dat de herstelbetalingen in handen zouden komen van de autoritaire en corrupte leiders die nu aan de macht zijn. De kans is groot dat die leiders het geld voor henzelf houden en de bevolking laten stikken. We zouden kunnen proberen om het geld tot bij de gewone man of vrouw te krijgen maar dat is niet zo evident.
Een andere manier om de mensen in het Zuiden uit het slop te trekken, is manieren bedenken om de samenleving daar te versterken. Westerse ngo’s kunnen mensen leren hoe ze zich moeten organiseren en hoe ze hun rechten kunnen opeisen. Maar de eerste noodzakelijke stap is het bestrijden van armoede en dodelijke infectieziekten. Als mensen straatarm of ziek zijn, kunnen ze zich niet organiseren. Daarom focussen effectief altruïsten, een nieuwe lichting goeddoeners, eerst op het bestrijden van armoede en infectieziekten in ontwikkelingslanden. Dit doen ze via gerichte donaties aan goede doelen waarvan bewezen is dat ze enorm effectief zijn.
Effectief altruïsme is gegroeid vanuit geëngageerde individuen. De vraag is of westerse overheden ook bereid zijn om aan effectief altruïsme te doen. Een andere vraag is of dat ook zou werken. Overheden hebben hun eigen belangen en dat zou de zaak kunnen schaden. Ik weet niet of effectief altruïsten hierin . Als individu of organisatie kunnen we in ieder geval wel in actie schieten. Effectief altruïst Stijn Bruers wijst erop dat iedere Belg jaarlijks 1000 euro ‘steelt’ van mensen uit het Zuiden door de goedkope grondstoffen die we daar weghalen. We kunnen deze schade compenseren door te doneren aan effectieve goede doelen die extreme armoede en ziekte in het Zuiden bestrijden.
Conclusie
De ontginning van grondstoffen in algemeen en zeldzame aarden in het bijzonder gaat gepaard met dwangarbeid, kinderarbeid en milieuschade in het Zuiden. Die uitbuiting wordt veroorzaakt doordat de overheid in de desbetreffende landen te corrupt en te zwak is om controle uit te oefenen op de mijnen.
Wij in het westen dragen hier mee verantwoordelijkheid voor omdat die grondstoffen in onze producten zitten. We kunnen de menselijke en ecologische schade (deels) verminderen via verschillende maatregelen. Bedrijven zoals Google, Apple en Tesla kunnen enkel metalen afnemen van mijnen waar de mensenrechten en het milieu worden gerespecteerd. Europese landen kunnen hun eigen mijnen voor zeldzame aarden, lithium en kobalt bouwen. En wij kunnen als burgers mensen in het Zuiden helpen door te doneren aan effectieve goede doelen, zodat ze niet gedwongen worden om in ongezonde mijnen te werken.
EINDE ARTIKEL
[28]
””Ontwikkelingslanden die maar weinig schuld hebben aan de klimaatcrisis, worden wel keihard getroffen”, aldus Zagema. “Het is onethisch om hen leningen aan te bieden en rente te laten betalen om klimaatverandering aan te pakken.”
RTL NIEUWS
RIJKE LANDEN BREKEN BELOFTE AAN ARME LANDEN:
VEEL MINDER IN KLIMAATFOMDS
5 JUNI 2023
Jarenlang is er over een ‘klimaatfonds’ voor arme landen gesteggeld. Rijke landen beloofden uiteindelijk om jaarlijks 100 miljard dollar naar arme landen over te maken om klimaatverandering en de gevolgen daarvan tegen te gaan. In 2020 bleef de officiële teller steken op 83 miljard dollar. Maar wat blijkt nu? Slechts 21 tot 24 miljard daarvan zijn daadwerkelijk giften. De rest bestaat uit leningen die moeten worden terugbetaald.
Dat becijferde Oxfam op basis van publieke gegevens. “Het is alsof je een lening aanbiedt aan de eigenaar van de auto die je net zelf total loss hebt gereden”, schrijft de organisatie.
“Dat is extra schrijnend, omdat er een veelvoud van die 100 miljard nodig is”, zegt Bertram Zagema van Oxfam. Het geld is bedoeld voor zowel het terugdringen van de uitstoot (mitigatie), als voor het beter beschermen van de bevolking tegen de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie).
Niet eerlijk
“Ontwikkelingslanden die maar weinig schuld hebben aan de klimaatcrisis, worden wel keihard getroffen”, aldus Zagema. “Het is onethisch om hen leningen aan te bieden en rente te laten betalen om klimaatverandering aan te pakken.”
Frankrijk en Japan maken het wel heer erg bont. Zij rapporteerden respectievelijk bijna 6 en 9 miljard aan klimaatfinanciering over 2020, terwijl slechts zo’n 10 procent daarvan giften waren. Het leeuwendeel ervan bestond dus uit leningen.
Daarbij vergeleken doet Nederland het toch heel netjes: alle financiering die Nederland rapporteerde ten behoeve van het klimaatfonds – 462 miljoen in 2020 – bestond uit giften.
Veel meer geld nodig
Veel geld, zou je denken. Maar de totale kosten van de benodigde adaptatie alleen al zijn volgens de VN milieuorganisatie UNEP een veelvoud van die 100 miljard. Voor mitigatie, het terugdringen van met name de CO2-uitstoot in arme landen, is zelfs 1,5 tot 3 biljoen (1000 miljard) per jaar nodig.
“Financiering voor adaptatie, zoals het beter beschermen tegen extreem weer en maatregelen voor de waterveiligheid, moet van publieke bronnen komen”, zegt Zagema. “Hoewel de maatschappelijke baten heel hoog zijn, zit er aan dergelijke projecten meestal geen verdienmodel.”
Dat is anders voor mitigatie. “Aan duurzame energie valt geld te verdienen, dus daar kun je meer privaat geld verwachten.”
Kwetsbare landen willen vooral geld voor beschermingsmaatregelen, adaptatie dus. Zij zien zich al geconfronteerd met de steeds erger wordende gevolgen van klimaatverandering, terwijl ze zelf nauwelijks aan het probleem hebben bijgedragen.
Het Oxfam-rapport komt uit op de dag dat de klimaatconferentie in het Duitse Bonn begint. “Hier wordt onder andere besproken in hoeverre de doelen en de beloftes die landen gedaan hebben, gehaald worden”, zegt Maarten de Zeeuw, die namens Greenpeace aanwezig is in Bonn.
“Financiering is daar een onderdeel van. In de plenaire bijeenkomst hadden de kleine eilandstaten het over de ‘gebroken belofte’, doelend op het volgens hun karig gevulde klimaatfonds.”
De EU, verschillende Latijns-Amerikaanse landen en kleine eilandstaten roepen op tot het uit faseren van fossiele brandstoffen. Dit zal de druk opvoeren in aantocht naar de klimaatonderhandelingen later dit jaar.
De door rijke landen geleverde financiële klimaatsteun aan ontwikkelingslanden blijft ver achter bij de toegezegde $ 100 miljard per jaar. Tegelijkertijd is een veelvoud van dit bedrag nodig. De werkelijke waarde van de geleverde klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden is minder dan een derde van het gerapporteerde bedrag. Ondertussen blijft uitvoering van het Parijse Klimaatakkoord achter waardoor de 1,5 graden Celsius doelstelling verder uit zicht verdwijnt en worden steeds meer landen getroffen door klimaatverandering. Dit blijkt uit het nieuwe Oxfam rapport dat vandaag wordt gepubliceerd bij de start van de jaarlijkse VN-klimaatonderhandelingen in Bonn.
Het nieuwe Oxfam-klimaatrapport Climate Finance Shadow Report 2023 analyseert de $ 83,3 miljard aan klimaatfinanciering die donoren over 2020 rapporteerden. De werkelijke waarde van deze klimaatfinanciering wordt door Oxfam ten hoogste geschat op $ 24,5 miljard in 2020 als verschillende vormen van overrapportage worden afgetrokken. Slechts $ 9,5 tot 11,5 miljard hiervan was specifiek bestemd voor klimaatadaptatie – dit is cruciale financiering voor landen om zich te kunnen weren tegen de toenemende schade van de klimaatcrisis.
Oxfam Novib klimaatexpert en mede-auteur van het rapport Bertram Zagema: “Denk niet dat $11,5 miljard dollar in de buurt komt van wat lage- en middeninkomenslanden nodig hebben om hun mensen te helpen om te gaan met meer en grotere overstromingen, orkanen, hittegolven, droogte en andere schade die veroorzaakt wordt door klimaatverandering. Alleen de jaarwinst van $ 40 miljard van Shell in 2022 was al ruim drie keer hoger dan $ 11,5 miljard aan geleverde adaptatiefinanciering wereldwijd “
Het Oxfam-rapport verwijst naar berekeningen van instellingen zoals het VN-milieuprogramma UNEP en het VN-klimaatpanel IPCC, die laten zien dat een veelvoud van $100 miljard per jaar nodig is om ontwikkelingslanden te helpen de klimaatcrisis onder controle te krijgen. Als dat niet lukt, ontstaat nog meer klimaatschade, waardoor de rekening nog veel hoger uit zal vallen. De komende twee weken in Bonn, en later in het jaar tijdens VN-Klimaattop in Dubai, wordt onderhandeld over een nieuw financieel doel voor de klimaatfinanciering vanaf 2026.
Slechts een kwart van de publieke klimaatfinanciering wordt verstrekt in de vorm van giften terwijl het merendeel bestaat uit leningen, inclusief commerciële leningen. Daardoor vergroot de klimaatfinanciering de al bestaande schuldencrisis in veel ontwikkelingslanden. Recent onderzoek laat zien dat 91 ontwikkelingslanden dit jaar gemiddeld 16,3% van hun overheidsinkomsten kwijt zijn aan rente en aflossingen. Analyse van het IMF laat zien dat 36 van de 73 lage-inkomenslanden al in een schuldencrisis zitten of op de rand daarvan staan.
“Ontwikkelingslanden die maar weinig schuld hebben aan de klimaatcrisis, worden wel keihard getroffen,” aldus Zagema. “Het is onethisch om hen leningen aan te bieden en rente te laten betalen om klimaatverandering aan te pakken. Het is alsof je een lening aanbiedt aan de eigenaar van de auto die je net zelf total loss hebt gereden.”
Komende donderdag debatteert de Kamer over de Voorjaarsnota van het kabinet: “Door de voorgestelde miljardenbezuinigingen van de regering op het budget voor ontwikkelingssamenwerking staat de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering op de tocht. Als één van de landen met de grootste uitstoot, zou Nederland zijn klimaatfinanciering juist fors moeten verhogen. We geven miljarden uit aan klimaatbeleid in eigen land, dat is heel goed. Maar we moeten ook verantwoordelijkheid nemen voor de kosten van klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden,” zo stelt Zagema.
Noot voor redactie:
Bertram Zagema, Oxfam Novib klimaatexpert, is beschikbaar voor interviews, contact Jules van Os, Oxfam Novib persvoorlichting, 0651573683. Zagema is tijdens de 2de week van de VN-klimaatonderhandelingen zelf in Bonn aanwezig.
De Oxfam-analyse wordt gepubliceerd op dag dat de VN-klimaatonderhandelingen in Bonn van start gaat. De onderhandelingen duren 2 weken.
De Oxfam analyse is gebaseerd op de recent gepubliceerde Vijfde Biennial Reports van ontwikkelde landen aan de UNFCCC, over 2019-20. https://unfccc.int/BR5
Het rapport laat zien dat instrumenten zoals leningen tegen de nominale waarde worden gerapporteerd, waarbij terugbetalingen en andere factoren worden genegeerd. De klimaatrelevantie van veel gefinancierde projecten zijn minder klimaatrelevant dan gerapporteerd. Al met al is de nettowaarde van op klimaatactie gerichte steun aanzienlijk lager dan de gerapporteerde cijfers.
In Bonn wordt onder andere gesproken over de uitwerking van het Klimaatschadefonds dat vorig jaar tijdens de klimaattop in Egypte is opgericht, maar waar nog geen geld in zit.
Ook wordt gesproken over een nieuw doel voor de klimaatfinanciering, als opvolger voor de $100 miljard belofte voor de jaren vanaf 2026.
EINDE
RAPPORT:
CLIMATE FINANCE SHADOW REPORT 2023
ASSESSING THE DELIVERY OF THE
$100 BILLION COMMITMENT
EMBARGOED UNTIL 5 JUNE 2023
Reacties uitgeschakeld voor Noten 25 t/m 28/Opmerkelijkheden
Uit de analyse blijkt ook dat de gevolgen van klimaatverandering vooral terechtkomen bij landen die zelf maar weinig CO2 uitstoten. In de Hoorn van Afrika hebben 25 miljoen mensen te maken met extreme voedseltekorten door de ergste droogte sinds veertig jaar. Terwijl deze regio, waartoe Ethiopië, Somalië, Kenia en Zuid-Soedan behoren, gezamenlijk nog geen 0,1 procent van de huidige wereldwijde CO2-emissies voor haar rekening neemt.”
TROUW
DE KOSTEN DOOR EXTREEM WEER STIJGEN
HARD, EN ARME LANDEN WILLEN DAT NIET
LANGER IN HUN EENTJE BETALEN
7 JUNI 2022
De kosten voor humanitaire hulp vanwege rampen als gevolg van slecht weer, denk aan overstromingen, extreme droogte of orkanen, stijgen hard.
Het aantal humanitaire oproepen van de Verenigde Naties is de laatste twintig jaar explosief gestegen. Het nam toe met een factor acht en dat legt een steeds grotere druk op het noodhulpsysteem, meldt het rapport Footing the Bill van Oxfam Novib dat dinsdag uitkomt.
In de drie jaren tussen 2000 en 2002 besteedden de VN 1,6 miljard dollar aan herstel van schade veroorzaakt door extreem weer, in de afgelopen drie jaar was dit bedrag 15,5 miljard dollar. Vaak bereikt de noodhulp niet de mensen die deze nodig hebben, meldt Oxfam Novib. Sinds 2000 zijn 3,9 miljard mensen geraakt door extreem weer, veroorzaakt door klimaatverandering. Maar 474 miljoen van hen hebben aanspraak kunnen maken op noodhulp. Dat is één op de acht.
De Oxfam-analyse focust op de eerste noodhulp, maar de totale kosten van klimaatverandering liggen vele malen hoger. Denk aan de wederopbouw van huizen, nieuwe infrastructuur, voldoende voedsel en drinkwater. De economische schade door extreem weer in 2021 werd geschat op 329 miljard dollar wereldwijd, door verzekeraar Aon.
Arme landen kloppen tevergeefs aan bij rijke
Uit de analyse blijkt ook dat de gevolgen van klimaatverandering vooral terechtkomen bij landen die zelf maar weinig CO2 uitstoten. In de Hoorn van Afrika hebben 25 miljoen mensen te maken met extreme voedseltekorten door de ergste droogte sinds veertig jaar. Terwijl deze regio, waartoe Ethiopië, Somalië, Kenia en Zuid-Soedan behoren, gezamenlijk nog geen 0,1 procent van de huidige wereldwijde CO2-emissies voor haar rekening neemt.
Arme landen vragen tijdens internationale VN-klimaattoppen aan de rijke landen financiële hulp voor de klimaatschade. Tevergeefs. Hilde Stroot, klimaatexpert bij Oxfam Novib: “Het kan niet van arme landen verwacht worden dat zij zelf voor de schade door klimaatverandering opdraaien. Rijke landen, grote bedrijven met een hoge CO2-uitstoot en miljonairs met een extreme CO2-voetafdruk moeten meer betalen voor de schade die zij veroorzaken”, zo stelt Stroot.
EINDE ARTIKEL
Reacties uitgeschakeld voor Noot 29/Opmerkelijkheden
Nederland investeert de komende jaren extra in de kracht van de combinatie van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Nederlandse bedrijven hebben veel kennis, kunde en ondernemingszin in huis. Het kabinet gaat hen vaker stimuleren de sprong naar ontwikkelingslanden te wagen en Nederlandse bedrijven en kennis gerichter koppelen aan ontwikkelingsmiddelen. Dat is goed voor de betrokken landen en goed voor Nederland. Dit is een van de belangrijkste thema’s uit de beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’ van minister Schreinemacher voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
De nota stippelt het beleid voor de komende jaren uit. Schreinemacher: ‘Heel veel van wat wij al doen, werkt goed. Tegelijk is de wereld wezenlijk veranderd in de afgelopen jaren. Klimaatactie is urgenter geworden, door corona zijn ongelijkheden groter geworden en de oorlog in Oekraïne zet de wereldeconomie en voedselvoorziening op zijn kop. Wat ver weg van huis gebeurt, raakt ook ons hier in Nederland. Denk aan armoede en klimaatverandering als grondoorzaken van terreur en irreguliere migratie. Veel uitdagingen, maar Nederland kan en moet een verschil maken.’
De leidraad van deze nota is focus. ‘We concentreren ons op wat aantoonbaar goed werkt en op de allerbeste Nederlandse sectoren en kennis en kiezen voor minder landen waar we meer gaan doen.’
Meer investeren in ontwikkelingssamenwerking
Het ontwikkelingsbudget gaat omhoog. Er komt uiteindelijk 500 miljoen euro per jaar bij. Met dit geld gaat Nederland meer doen, in minder landen en op minder terreinen. De focus ligt vooral op waar Nederland goed in is, zoals water, landbouw en seksuele rechten en gezondheid. Het kabinet investeert aanzienlijk in klimaat en wil in 2025 bijna 2 miljard euro aan klimaatactie besteden, zowel vanuit de overheid als het bedrijfsleven.
Nederland kiest voor beroepsonderwijs om jongeren klaar te stomen voor werk en laat basisonderwijs aan andere donoren. Minister Schreinemacher: ‘Afrikaanse jongeren geven aan vooral behoefte te hebben aan werk. Door corona is er voor het eerst sinds decennia achteruitgang in de wereldwijde armoede en ongelijkheid. Dat vraagt om flinke investeringen, in beroepsonderwijs en in andere gebieden zoals gezondheidszorg.’
De Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika blijven de focusregio’s, omdat daar nog veel extreme armoede voorkomt. Het budget voor humanitaire hulp neemt met 150 miljoen euro toe tot 520 miljoen euro per jaar. Ook reserveert het kabinet extra geld voor opvang in de regio om irreguliere migratie terug te dringen.
Meer kansen voor Nederlandse bedrijven in ontwikkelingslanden
In de combinatie van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen is nog een wereld te winnen. ‘Daar gaat het nieuwe beleid de komende jaren beter op inspelen. Nederlandse ondernemingen zijn in meerdere sectoren topspelers. Denk aan water, voeding of logistiek. Door Nederlandse bedrijven aan te moedigen te investeren in ontwikkelingslanden, helpen we de ontwikkeling van de landen en krijgen Nederlandse bedrijven toegang tot beloftevolle nieuwe markten’, aldus de minister.
Nederland investeert hierin een bedrag dat oploopt tot 190 miljoen euro extra per jaar. De gecombineerde inzet is gericht op 14 landen, waarvan 8 in Afrika, 4 in Azië, 1 in Zuid-Amerika en 1 in Europa (Oekraïne). Schreinemacher: ‘Vooral klimaat is urgenter geworden. En juist daar is Nederlandse kennis van extra meerwaarde. Waar dat goed kan, koppelen we Nederlandse bedrijven aan ons ontwikkelingsgeld dat bestemd is voor klimaatactie. Daar zetten we extra mensen voor in, in Den Haag en op de ambassades.’
Ook in Oekraïne kiest Nederland voor de gecombineerde aanpak door te kijken hoe Nederlandse bedrijven met hun expertise een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de wederopbouw van het land.
MKB en Nederlands verdienvermogen
Voor Nederland als handelsland met een open economie is een proactieve handelsagenda essentieel. Ook op buitenlandse handel komt er een gerichtere inzet op 25 landen. Vooral het midden- en kleinbedrijf (MKB) en startups kunnen op ondersteuning van de overheid rekenen.
Schreinemacher: ‘Mijn doel is en blijft onze ondernemers te helpen internationaal succesvol te zijn. Nederland verdient een derde van zijn inkomen in het buitenland. Zeker MKB’ers die actief zijn in digitalisering en duurzaamheid kunnen bij onze ambassades aankloppen.’
Onderdeel van de proactieve handelsagenda zijn eerlijke en duurzame handelsafspraken. ‘De EU is een geweldige machtsfactor op handelsgebied. Die positie moeten we benutten: via de EU kunnen we hogere standaarden invoeren, zoals eerlijk loon en duurzame groei. En buiten de EU een gelijk speelveld afdwingen voor onze bedrijven’, aldus de minister.
EINDE BERICHT
BELEIDSNOTITIE BUITENLANDSE HANDEL EN
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING: DOEN
WAAR NEDERLAND GOED IN IS
24 JUNI 2022
Publicatie | 24-06-2022
Nederland investeert de komende jaren extra in de kracht van de combinatie van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Dit is een van de belangrijkste thema’s uit de beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is’ van minister Schreinemacher voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De ministerraad heeft op 24 juni 2022 met de nota ingestemd. Lees de beleidsnotitie ook in het Engels.
De Partij voor de Dieren heeft forse kritiek op de huidige ontwikkelingssamenwerking. We willen niet bezuinigen op de hulp aan de allerarmsten, maar juist investeren in effectieve oplossingen en leidend zijn in de internationale agenda voor ontwikkelingssamenwerking. De Partij voor de Dieren is op dit moment de enige politieke partij die de bijdrage van Nederland aan ontwikkelingssamenwerking tot minstens 1 procent van het nationaal inkomen wil verhogen. De hulp moet worden gericht op de belangen van de mensen daar en niet primair op de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Duurzaamheid, onderwijs, gezondheid, kinderrechten en gelijke behandeling van mannen en vrouwen moeten speerpunten worden van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Prioriteit krijgen schoon drinkwater en hygiëne, goede (preventieve) gezondheidszorg, toegang tot essentiële medicijnen en anticonceptie, onderwijs, schone energie en het ondersteunen van emancipatiebewegingen. Zo wordt bijgedragen aan het remmen van de bevolkingsgroei en krijgen democratiseringsprocessen een kans.”
PARTIJ VOOR DE DIEREN
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
De Partij voor de Dieren heeft forse kritiek op de huidige ontwikkelingssamenwerking. We willen niet bezuinigen op de hulp aan de allerarmsten, maar juist investeren in effectieve oplossingen en leidend zijn in de internationale agenda voor ontwikkelingssamenwerking. De Partij voor de Dieren is op dit moment de enige politieke partij die de bijdrage van Nederland aan ontwikkelingssamenwerking tot minstens 1 procent van het nationaal inkomen wil verhogen. De hulp moet worden gericht op de belangen van de mensen daar en niet primair op de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Duurzaamheid, onderwijs, gezondheid, kinderrechten en gelijke behandeling van mannen en vrouwen moeten speerpunten worden van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Prioriteit krijgen schoon drinkwater en hygiëne, goede (preventieve) gezondheidszorg, toegang tot essentiële medicijnen en anticonceptie, onderwijs, schone energie en het ondersteunen van emancipatiebewegingen. Zo wordt bijgedragen aan het remmen van de bevolkingsgroei en krijgen democratiseringsprocessen een kans.
Overconsumptie De Westerse (over)consumptie ondermijnt de draagkracht van de aarde en de positie van mensen in de armste gebieden in de wereld. Mensen in ontwikkelingslanden worden het eerst en het hardst geraakt door uitputting van natuurlijke hulpbronnen, droogte en overstromingen. De Partij voor de Dieren vindt dat Nederland en Europa hun beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking moeten beoordelen naar de gevolgen die het heeft voor mensen elders. Europese landbouw- en visserijsubsidies moeten worden afgebouwd ook omdat die de lokale markt in ontwikkelingslanden ernstig verstoren. Visserijakkoorden tussen de EU en ontwikkelingslanden moeten worden beëindigd. Nederlandse en andere Europese vissers dienen weg te blijven uit de wateren rond andere continenten. De import van producten die ten koste gaan van de leefomgeving of die gepaard gaan met mensenrechtenschendingen moeten verboden worden. Nederland en Europa moeten stoppen met het exporteren van afvalproducten en giftige stoffen naar ontwikkelingslanden voor verwerking. Een stevig klimaatbeleid moet ervoor zorgen dat ontwikkelingslanden niet langer hoeven op te draaien voor de gevolgen van onze luxe levensstijl.
Voedselzekerheid Mensen in ontwikkelingslanden zijn voor hun voedsel direct afhankelijk van hun omgeving: een vruchtbare bodem, schoon water, biodiversiteit en allerlei andere noodzakelijke hulpbronnen. Om de gevolgen van klimaatverandering te bestrijden en de verwoestijning te stoppen moet Nederland zich sterk maken voor herstel van ecosystemen en helpen de bestaande natuur te beschermen. We moeten investeren in regionale, agro-ecologische (familie)landbouw om de voedselzekerheid nu en in de toekomst te garanderen. En er moeten geen megastallen worden gebouwd uit ontwikkelingsbudget, maar duurzame landbouwsystemen die de wereld kunnen voeden zonder gevaar voor volks- en diergezondheid. De ondersteuning van kleinschalige landbouw helpt bovendien de positie van vrouwen te versterken.
BEZUINIGINGEN OP ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
De Partij voor de Dieren heeft forse kritiek op de huidige ontwikkelingssamenwerking. We willen niet bezuinigen op de hulp aan de allerarmsten, maar juist investeren in effectieve oplossingen en leidend zijn in de internationale agenda voor ontwikkelingssamenwerking.
Ontwikkelingssamenwerking onder dit kabinet betekent echter bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking en het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking is omgedoopt tot het ministerie van Hulp is Handel.
Daarnaast proberen we opkomende economieën niet te behoeden voor onze fouten uit het verleden. Integendeel, we exporteren onze fouten in de onbedwingbare behoefte naar economische groei en geld.
De Partij voor de Dieren wil de bijdrage van Nederland aan ontwikkelingssamenwerking tot minstens 1 procent van het nationaal inkomen verhogen. Het is nu 0,7 procent van het nationaal inkomen. Dat is 30 tot 40 procent meer dan de andere partijen die claimen mededogen hoog in het vaandel te hebben staan. De hulp moet worden gericht op de belangen van de mensen daar en niet primair op de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven.
OORZAKEN VLUCHTELINGENCRISIS WEGNEMEN
Door in te zetten op het beperken van de consumptie van materialen, water, energie en land, zorgen we ervoor dat onze voetafdruk niet langer ten koste gaat van mens, dier en milieu elders. Het is ongepast en onhoudbaar dat de CO2-uitstoot van diverse Nederlandse sectoren nog steeds toeneemt en daarmee een voorschot neemt op het welzijn en de welvaart van toekomstige generaties (hier en elders).
We moeten inzetten op het regionaliseren van de handel, waardoor ontwikkelingslanden mogelijkheden krijgen hun lokale economie en markten te ontwikkelen. Belastingwetgeving en belastingverdragen moeten zo herzien worden dat ontwikkelingslanden niet meer miljarden aan inkomsten mislopen via belastingontwijking door multinationals. Europese landbouw- en visserijsubsidies moeten worden afgebouwd. Dat geeft boeren in ontwikkelingslanden nieuwe kansen. Nederland moet stoppen met de import van producten die ten koste gaan van de leefomgeving elders of die gepaard gaan met schendingen van mensenrechten of dierenwelzijn. Visserijakkoorden tussen de EU en derde landen zijn roofakkoorden en moeten worden ontbonden. Alle bestaande exportsubsidies en budgetten voor exportpromotie moeten verdwijnen en er moeten geen producten meer gedumpt worden in ontwikkelingslanden
EINDE
Reacties uitgeschakeld voor Noten 33 en 34/Opmerkelijkheden
”Stop Wapenhandel is een onafhankelijke vredesorganisatie en doet sinds 1998 onderzoek naar wapenhandel en wapenindustrie in Nederland, in Europa en soms in groter internationaal verband. We voeren actie en publiceren artikelen en rapporten. Stop Wapenhandel wil een verbod op wapenexport naar ondemocratische regimes en conflictgebieden. Oorlog moet geen geen verdienmodel zijn. We onderzoeken hoe de lobby van de wapenindustrie het beleid beïnvloedt. We protesteren tegen wapenbeurzen en de financiering van productie door de Europese Unie. Samen met het European Network Against Arms Trade proberen we de Nederlandse en Europese controle op wapenexport te versterken.”
STOP WAPENHANDEL
WIE WE ZIJN EN WAT WE DOEN
ORIGINELE BRON
[36]
‘ Ondanks dat er hoog opgegeven wordt over extra investeringen voor het tegengaan en omgaan met klimaatverandering en voor ontwikkelingssamenwerking hoef je niet te verwachten dat dat de komende jaren zal veranderen. Nederlands (economisch) eigenbelang blijft het leidende motief voor het buitenlandbeleid, en die extra investeringen moeten dan ook vooral ten goede komen aan de Nederlandse handelsbalans en bedrijven.”
STOP WAPENHANDEL
REGEERAKKOORD: MILJARDEN VOOR DEFENSIE, EIGENBELANG LEIDEND
10 JANUARI 2022
Na maandenlange impasses presenteerden dezelfde vier partijen die de afgelopen bijna vijf jaar de regering vormden half december 2021 een nieuw regeerakkoord. Onder de titel ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ kwamen VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie met een tekst op de proppen die voor ‘groen’ en ‘progressief’ door moet gaan, maar vooral doorgaan op dezelfde weg belooft.
Er gaan miljarden extra naar Defensie en er wordt een versoepeling van het wapenexportbeleid aangekondigd. In het bredere buitenlandbeleid blijft Nederlands (economisch) eigenbelang de drijvende factor. Voor de gebieden klimaat en ontwikkelingssamenwerking wordt extra geld uitgetrokken, maar volstrekt onvoldoende om van significante betekenis te zijn én stevig geplaatst in dat kader van eigenbelang.
Miljarden extra voor Defensie
In het akkoord is een structurele verhoging van de Defensiebegroting met €3 miljard per jaar afgesproken. Het budget schiet de komende jaren steil omhoog: met ruim €16 miljard in 2024 en 2025 is sprake van bijna een verdubbeling ten opzichte van 2017 en 2018. Naar verwachting betekent dit dat in 2024 1,85% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) naar defensie gaat. Dat komt overeen met het gemiddelde van Europese NAVO-landen.
Waar het extra geld voor gebruikt gaat worden is nog niet helemaal duidelijk. Er wordt in ieder geval €500 miljoen per jaar gereserveerd voor ‘modernisering van het loongebouw en arbeidsvoorwaarden’. Defensie moet daarmee ook een aantrekkelijkere werkgever worden, want met het werven van nieuw personeel loopt het nog altijd niet zo vlot.
Er zal ook veel geld gaan naar de aanschaf van nieuwe wapens, in lijn met het vorig jaar ingestelde Defensiematerieelbegrotingsfonds, een kadootje van €45 miljard voor de krijgsmacht en de wapenindustrie. Daarnaast staan onder meer het wegwerken van achterstallig onderhoud, het verhogen van inzetvoorraden, digitalisering en aanschaf van cybercapaciteiten op de rol.
Dat het regeerakkoord miljarden extra toekent aan Defensie mag geen verrassing heten. De krijgsmacht zelf, de wapenindustrie en rechtse partijen lobbyen hier al jaren intensief voor. Daar komt nooit veel inhoudelijke onderbouwing bij kijken, het lijkt vooral om positionering ten aanzien van bondgenoten te gaan: men wil niet onderaan het lijstje militaire uitgaven bungelen. Begin april vorig jaar lieten de commandanten van de legeronderdelen gezamenlijk weten zich te schamen tegenover de rest van de NAVO voor de lage Nederlandse defensiebegroting.
Internationale samenwerking
Voor internationale militaire samenwerking blijft de NAVO volgens het akkoord uiteraard de hoeksteen, maar in lijn met ontwikkelingen van de afgelopen jaren wordt ook ingezet op meer strategische autonomie van en defensiesamenwerking binnen de EU.
“Binnen de NAVO concentreert Nederland zich meer op de bescherming van de eigen regio”, zo staat in het akkoord. Positief gezien mag je op grond daarvan hopen dat er de komende jaren minder makkelijk gedacht wordt over deelname aan militaire operaties over de hele wereld, mede in het licht van het Afghanistan-debacle, maar het lijkt realistischer dat de regering zich toch altijd ‘geroepen’ zal voelen om aan oproepen van bondgenoten gehoor te geven (lees: mee wil doen op het internationale toneel). Deze passage lijkt echter ook vooral een aankondiging van meer nadruk op troepenopbouw en andere militaire versterkingen vanuit NAVO- en EU-hoek richting Rusland.
De NAVO-lijn – ‘Zolang er kernwapens bestaan, zal de NAVO een nucleaire alliantie blijven’ – blijft ook leidend als het gaat om kernwapens. De coalitie maakt zichzelf dan ook volstrekt belachelijk door te stellen: ‘Binnen de bondgenootschappelijke verplichtingen draagt Nederland bij aan een kernwapenvrije wereld’. De komende jaren komen er nota bene nieuwe, ‘beter inzetbare’, Amerikaanse kernwapens te liggen op vliegbasis Volkel, in het kader van een NAVO-doctrine waarin mogelijk kernwapengebruik weer een meer centrale positie inneemt.
Meer ruimte voor wapenexporten
Bijzonder zorgelijk zijn de nogal cryptisch gestelde zinnen in het regeerakkoord die aan wapenhandel gewijd worden. Opmerkingen over een ‘gelijkwaardiger Europees speelveld’ voor de defensieindustrie en over ‘de groeiende consensus over wederzijdse erkenning van vergunningen’ lijkt een rechtstreekse verwijzing naar een kort voor de verkiezingen ingediend initiatiefvoorstel vanuit de VVD- en CDA-fracties. Zij bepleiten daarin het de facto afschaffen van een zelfstandig Nederlands wapenexportbeleid door het nagenoeg altijd automatisch goedkeuren van export van wapenonderdelen naar andere EU-landen. Onderdelen maken gemiddeld zo’n 80% uit van de totale Nederlandse wapenexport, maar de zeggenschap over waar deze uiteindelijk terecht komen zou volledig uit handen gegeven moeten worden aan die andere landen, die over het algemeen een soepeler exportbeleid hanteren.
De NIDV, de koepelorganisatie van de Nederlandse wapenindustrie, toonde zich dan ook tevreden met het regeerakkoord. Wel meldde het terloops even dat de vele extra miljarden voor de krijgsmacht nog steeds niet voldoende zijn, een kritiekpunt dat vanuit de rupsjes nooitgenoeg van de militaire lobby breder te horen is.
Buitenlands beleid in teken eigenbelang
Waar de generaals zich schamen voor de ‘lage’ Nederlandse militaire uitgaven, valt er op andere vlakken weinig schaamte te bespeuren over de Nederlandse positie op internationale lijstjes. In een ingezonden artikel in NRC wezen Danielle Hirsch (Both ENDS) en Pieter Pauw (Frankfurt School of Finance and Management) begin januari op het Europe Sustainable Development Report 2021, van het Sustainable Development Solutions Network (SDSN), dat berekende dat Nederland van alle Europese landen het grootste negatieve effect op andere landen heeft bij het behalen van ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals).
Ondanks dat er hoog opgegeven wordt over extra investeringen voor het tegengaan en omgaan met klimaatverandering en voor ontwikkelingssamenwerking hoef je niet te verwachten dat dat de komende jaren zal veranderen. Nederlands (economisch) eigenbelang blijft het leidende motief voor het buitenlandbeleid, en die extra investeringen moeten dan ook vooral ten goede komen aan de Nederlandse handelsbalans en bedrijven.
Het extra geld is bovendien volstrekt ontoereikend om significante impact te hebben en kan onderliggende dubieuze keuzes niet verbloemen. Het onuitlegbare, gevaarlijke plan om twee kerncentrales te gaan bouwen in het kader van de overstap naar duurzame energie, in de praktijk volgens deskundigen gelukkig een (financieel) onhaalbare kaart, is vooral ook een teken van inhoudelijke armoede: een serieuze omslag naar duurzaam beleid staat nog steeds niet op de kaart.
Grotere NGO’s zijn desondanks opvallend mild of zelfs, met kanttekeningen over het buiten schot blijven van de luchtvaartsector, positief gestemd over de klimaatplannen. Niemand durft blijkbaar te zeggen dat het een illusie is dat klimaatverandering een halt toegeroepen kan worden onder het vigerende op winst en economische groei gerichte kapitalistische systeem. Dezelfde houding is helaas te zien in NGO-reacties op plannen voor defensie en ontwikkelingssamenwerking: wel wat kritiekpunten, maar geen pleidooien voor een fundamenteel ander beleid. Voor een initiatief als ‘Veiligheid, Hoe Dan?’, dat een omslag van een militair naar een civiel veiligheidsbeleid bepleit, is hier nog een wereld te winnen.
Mensenrechten en migratie
Op het gebied van migratie zijn op internationaal vlak weinig nieuwe plannen te melden. Het kabinet wil onverminderd inzetten op het meest verwoestende onderdeel van het huidige migratiebeleid: het externaliseren van grenzen, oftewel het onder druk zetten van landen rondom Europa om de rol van externe grenswachten op zich te nemen. Daarvoor wordt grif samengewerkt met allerlei autoritaire regimes, die geld, trainingen en materieel toegestopt krijgen. Op nationaal vlak zijn de verkapte strafbaarstelling van ‘illegaliteit’ en het aansturen op meer deportaties, waarvoor ook het EU-grensbewakingsagentschap Frontex al staat te trappelen, zeer onwenselijke voornemens.
Uiteraard vermeldt de regering wel hier en daar dat alles met respect voor rechten van vluchtelingen moet gebeuren – een volstrekte illusie zo leert de praktijk van geweld en illegale pushbacks tegen vluchtelingen van de afgelopen jaren – zoals het ook veel waarde zegt te hechten aan mensenrechten in het algemeen. Vol eigendunk ziet Nederland zichzelf graag als internationale voortrekker op mensenrechtengebied, en vele andere vlakken waar het in realiteit in hoge mate achterloopt, maar als je eigen buitenlands beleid mensenrechtenschendingen mogelijk blijft maken is dat vooral gepraat voor de bühne.
Het regeerakkoord is net als het vorige akkoord van dezelfde vier partijen een document dat geen enkele serieuze poging laat zien om grote nationale en internationale problemen en vraagstukken aan en op te pakken en vrede, internationale rechtvaardigheid en duurzaamheid te bevorderen. Het eigenbelang van de BV Nederland en de grote bedrijven waarop dit steunt staat wederom voorop.
Met weinig enthousiasme probeerden de coalitiepartijen het regeerakkoord aan hun achterbannen te verkopen. Internationale vraagstukken werden daarbij nauwelijks benoemd en zullen vermoedelijk ook geen splijtzwam worden tussen deze partijen. De afgelopen bijna vijf jaar hebben D66 en ChristenUnie immers ook braaf in de pas gelopen met VVD en CDA als het gaat om meer geld voor defensie, minder ruimte voor vluchtelingen en het Nederlands eigenbelang als leidend beginsel voor buitenlands beleid. Macht telt, mensen niet.
EINDE
[37]
BNN VARA JOOP
BRAM VAN OOJIK VOERT JUISTE STRIJD
OP VERKEERDE TONEEL
FRANK VAN DER LINDE
In een vurig betoog in de Volkskrant van 5 december stelt Bram van Ojik, fractievoorzitter van GroenLinks, dat Nederland onder de fatsoensnorm zakt door de internationale 0.7%-norm voor ontwikkelingshulp los te laten. Ik ben het volledig eens met Van Ojik’s motivatie achter zijn betoog, namelijk dat de nog steeds bestaande verschrikkelijke armoede uitgebannen moet worden en dat wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Maar Van Ojik voert zijn strijd op het verkeerde toneel. Het gaat er niet om hoeveel Nederland terug geeft aan ontwikkelingslanden in de vorm van ontwikkelingshulp, maar hoeveel Nederland op oneigenlijke manieren verdient.
Van Ojik wil stevige tegendruk geven aan het huidige kabinet. En terecht. Minister Ploumen, die niet alleen verantwoordelijk is voor ontwikkelingshulp maar ook voor buitenlandse handel, heeft het roer radicaal omgegooid en primair ingezet op handel in plaats van hulp. In beginsel geen slechte keus.
In 1968 stelde de handels- en ontwikkelingspoot van de Verenigde Naties UNCTAD al dat handel beter is dan hulp (trade, not aid). De invulling die Ploumen geeft aan dit beleid heeft echter weinig met eerlijke handel te maken, hetgeen bedoeld werd met ‘trade, not aid’. In plaats van ontwikkelingslanden via eerlijke handel hun eigen ontwikkeling te gunnen, bedrijft Ploumen ordinaire handelspolitiek en wil zij zelfs het stimuleren en faciliteren van wapenhandel niet categorisch uitsluiten.
Nederlandse bedrijven worden aan alle kanten ondersteund en gestimuleerd zaken te doen in en met het buitenland. Grote hoeveelheden ontwikkelingshulp worden ingezet om Nederlandse bedrijven daarbij te ondersteunen. Uiteraard moeten de gesubsidieerde activiteiten van Nederlandse bedrijven in het buitenland bijdragen aan ontwikkeling aldaar, maar de criteria daarvoor zijn en blijven boterzacht, zoals we tijdens het debat daarover in de Tweede Kamer hebben mogen vernemen.
Door onze positie in de wereld te versterken ten koste van ontwikkelingslanden die niet de instrumenten en subsidies hebben om hun eigen bedrijven op soortgelijke wijze te ondersteunen, dempen we voor onszelf de gevolgen van de economische crisis die we nota bene zelf mede hebben veroorzaakt.
De oplossing voor armoede in ontwikkelingslanden ligt in het Westen en dus ook in Nederland. Nederland kan een nieuw gidsland worden, door de 0,7% norm af te schaffen en daarvoor in plaats de netto bijdrage aan een betere wereld te berekenen en vervolgens het beste jongetje van deze klas te worden. Het gaat om datgene wat we onterecht verdienen door een internationaal belastingparadijs te zijn, oneerlijke handel te drijven, onze machtspositie in te zetten bij handelsverdragen, minus datgene wat we teruggeven in de vorm van ontwikkelingshulp. Bij zo’n overzichtslijstje zou Nederland wel eens behoorlijk onderaan kunnen bungelen.
Bram van Ojik, als voormalig hoge ambtenaar bij Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking, is zeer goed op de hoogte van deze materie. Van Bram van Ojik had ik dan ook een genuanceerder stuk verwacht dan het retorische betoog voor het behoud van de 0,7% norm.
EINDE ARTIKEL
Reacties uitgeschakeld voor Noten 35 t/m 37/Opmerkelijkheden
”Het verbod op collectieve bestraffing is een algemeen rechtsbeginsel. Dit betekent dat een straf persoonlijk en individueel moet zijn. Een straf kan slechts opgelegd worden aan de persoon die het misdrijf heeft gepleegd. Wanneer verschillende personen betrokken zijn bij eenzelfde misdrijf dan dient de straf ten aanzien van elke persoon afzonderlijk uitgesproken te worden.”HET RODE KRUIS
COLLECTIEVE BESTRAFFING
Het verbod op collectieve bestraffing is een algemeen rechtsbeginsel. Dit betekent dat een straf persoonlijk en individueel moet zijn. Een straf kan slechts opgelegd worden aan de persoon die het misdrijf heeft gepleegd. Wanneer verschillende personen betrokken zijn bij eenzelfde misdrijf dan dient de straf ten aanzien van elke persoon afzonderlijk uitgesproken te worden.
Collectieve bestraffing en internationaal humanitair recht (IHR) Dit principe, waarbij niemand veroordeeld mag worden dan op basis van een individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid, wordt ook bevestigd onder het internationaal humanitair recht en gaat terug tot artikel 50 van het Verdrag van Den Haag van 1899. Na de Eerste Wereldoorlog werd dit principe bevestigd in het Verdrag van Genève van 1929, onder andere als reactie op de executie van volledige Belgische dorpen door de Duitsers voor verzetsactiviteiten. Later is het verbod specifiek hernomen in het Derde en Vierde Verdrag van Genève van 1949. Bovendien bevat gemeenschappelijk artikel 3 in de Verdragen van Genève van 1949 een verwijzing naar het recht op een eerlijk proces.
Ook de twee Aanvullende Protocollen van 1977 bij de Verdragen van 1949 vermelden het verbod. Het gaat om een fundamenteel beginsel dat een menselijke behandeling moet waarborgen en volgens de voorbereidende teksten bij het Eerste Aanvullende Protocol van 1977 in de meest ruime zin geïnterpreteerd dient te worden. Het verbod op collectieve bestraffing moet onder het internationaal humanitair recht niet alleen gelezen worden in relatie tot een strafrechtelijke veroordeling na een gerechtelijke procedure, maar ten aanzien van elke sanctie of intimidatie ten aanzien van daden die men niet gepleegd heeft en die niet in overeenstemming zijn met het algemene principe van menselijkheid. Denk bijvoorbeeld aan administratieve sancties of intimiderende handelingen ten aanzien van de burgerbevolking om verzetsactiviteiten te voorkomen.
Regel 103 van de Studie van het Internationale Rode Kruiscomité over gewoonterecht binnen het internationaal humanitair recht bepaalt dat het verbod op collectieve bestraffing deel uitmaakt van het gewoonterecht. De studie bevestigt dat dit verbod een afgeleide is van het feit dat niemand bestraft mag worden dan op basis van een individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid.
Het verbod op collectieve bestraffing geldt zowel voor internationale als voor niet-internationale gewapende conflicten.
Collectieve bestraffing als oorlogsmisdaad Het gebruik van collectieve bestraffing in tijden van gewapend conflict kan een oorlogsmisdaad zijn. Zo omschrijven de statuten van het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en het Bijzonder Gerechtshof voor Sierra Leone collectieve bestraffing als een oorlogsmisdaad dat onder hun bevoegdheid valt.
Het Bijzonder Gerechtshof voor Sierra Leone sprak zich hier bijvoorbeeld reeds over uit in de AFCR zaak en benadrukte dat collectieve bestraffing een schending is van gemeenschappelijk artikel 3 en het Tweede Aanvullende Protocol.
Collectieve bestraffing en mensenrechten De mensenrechten uiten niet expliciet het verbod op collectieve bestraffing, maar een dergelijke daad kan wel een schending van bepaalde mensenrechten uitmaken, in het bijzonder het recht op vrijheid en veiligheid van een persoon en het recht op een eerlijk proces.
Collectieve bestraffing in de actualiteit De Israëlisch overheid heeft plannen aangekondigd om zes huizen op de Westbank af te breken Deze huizen behoren toe aan familieleden van Palestijnse beschuldigd van criminele feiten. Volgens het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) zou de vernietiging van deze huizen neerkomen op een collectieve bestraffing, wat verboden is onder het internationaal humanitair recht. De familieleden hebben de feiten immers niet gepleegd en zijn dus niet individueel strafrechtelijk verantwoordelijk. Het Internationale Rode Kruiscomité roept de overheid op deze plannen te herroepen.
EINDE
Reacties uitgeschakeld voor Noten 38 en 39/Opmerkelijkheden
”Economische migranten hebben geen hoog aanzien. In het migratiedebat figureren ze meestal als de jonge avonturiers uit Afrika, die zich op de smokkelbootjes tussen de vluchtelingen uit Syrië wagen. Maar die vormen maar een fractie van de 200 miljoen arbeidsmigranten uit arme landen in de wereld. Die worden door de familie thuis als helden gezien. Terecht, vinden internationale organisaties in recente rapporten: hun geldovermakingen dragen veel meer bij aan armoedebestrijding dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar.”
VOLKSKRANT
ARBEIDSMIGRATIE WERKT BETER
DAN ONTWIKKELINGSHULP
20 JULI 2017
De VN-organisatie IFAD, met als doel de agrarische bevolkingsgroepen te helpen, zette de feiten onlangs op een rijtje: het geld dat de arbeidsmigranten sturen vanuit de industriële gastlanden naar hun families thuis overtreft wereldwijd de officiële ontwikkelingshulp, het is zelfs meer dan drie keer zoveel: in 2016 was het 445 miljard dollar (390 miljard euro).
De VN schatten dat 800 miljoen gezinnen in de landen van herkomst leunen op de bijdragen van hun 200 miljoen economische migranten. Dus ruim een miljard wereldburgers, 1 op de 7, is betrokken bij die trekarbeid, stelt IFAD in het rapport. De economische migranten zijn onmisbaar voor het halen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) die de VN-lidstaten in 2015 afkondigden.
Voor veel landen in wat vroeger de Derde Wereld werd genoemd – Azië, Afrika, Latijns-Amerika – belichamen de economische migranten de hoop op een betere toekomst. De overmakingen van de migranten tilt de meeste gezinnen in ontwikkelingslanden boven de armoedegrens en geeft hen de middelen om het hoofd permanent boven water te houden, door verbetering van hun landbouwbedrijf, aankoop van vee of het opzetten van een eigen zaak. Het geld wordt ook gebruikt voor hun gezondheidszorg en voor het schoolgeld van hun kinderen.
Fijner dan liefdadigheid Voor vrijwel alle lage- en middeninkomenlanden geldt ook nog eens dat de overmakingen in totaal hoger zijn dan de directe investeringen door het bedrijfsleven. De overmakingen aan landen in Azië groeien het snelst, nu ruim de helft van het wereldtotaal vloeit daarheen. Maar ook voor de andere, vaak arme, landen zijn ze belangrijk voor het nationale inkomen. Zelf verdiend en opgestuurd, dat voelt toch beter dan subsidies en liefdadigheid door rijken in het Westen.
De landen waar de economische migranten aan het werk zijn, profiteren ook volgens de statistieken: de migranten geven daar 85 procent van hun inkomen uit, 15 procent sturen ze naar huis. Overigens blijft de helft van de economische migranten in het Zuiden. Denk aan de vele migranten uit Congo of Nigeria in Zuid-Afrika. Of arbeiders uit Bangladesh in de emiraten en Saoedi-Arabië.
De vluchtelingencrisis en het toenemend restrictieve beleid in Europa en de VS heeft het ook voor de economische migranten lastiger gemaakt. Tussen 2007 en 2016 is de omvang van de geldovermakingen met 51 procent toegenomen, volgens IFAD, maar de Wereldbank merkt voor het afgelopen jaar een lichte teruggang op.
Banken vragen te hoge percentages Dat komt ook door de kosten om geld naar huis over te maken. Voor Afrikaanse landen zijn die het hoogst: 9,8 procent – terwijl bij de SDG’s was afgesproken dat banken niet meer dan 3 procent mochten vragen. Voor veel Afrikaanse landen noemen banken de hoge risico’s als reden voor een grotere recette. Het gevolg is volgens de Wereldbank dat Nigerianen, bijvoorbeeld, steeds vaker geld naar het thuisland brengen buiten de financiële instellingen om.
De voornemens in sommige westerse landen om belasting te gaan heffen op geldovermakingen naar huis, ‘deels om migranten zonder papieren af te schrikken’, vind de Wereldbank daarom onverstandig: ‘moeilijk uit te voeren en waarschijnlijk drijft dat de geldstromen ondergronds’.
Wat deze internationale instellingen gemeen hebben is hun positieve kijk op de economische migrant: die komt om te werken, geld te verdienen en naar huis te sturen. Dat economische aspect is in de discussies over de ‘migrantencrisis’ onterecht op de achtergrond geraakt.
De legale status van asielzoekers en arbeidsmigranten verschilt, schrijft IFAD, maar beide groepen hebben sterke banden met de familie thuis. In de gastlanden doen ze ervaring en kennis op die ze later in hun land herkomst ten nutte kunnen maken, als terugkeerder of ‘diaspora-investeerder’.
De economische migranten, de steunpilaren van hun families, verdienen eerherstel . Wim Bossema
EINDE ARTIKEL
Reacties uitgeschakeld voor Noot 40/Opmerkelijkheden