[2005]/Strafzaak tegen Mohammed B/Commentaar op requisitoir Van Straalen

Image result for Bezem/Foto's

Image result for Bezem en vloer
IN 2005 HEB IK  DE VLOER AANGEVEEGD MET MET HET TENDENTIEUZE
REQUISITOIR VAN MR VAN STRAALEN IN
DE STRAFZAAK VAN MOHAMMED B !

File:Joan of Arc miniature graded.jpg  

VAN GOGH WAS GEEN JEANNE D’ARC!
MOORD IS ALTIJD ONACCEPTABEL, MAAR DE HEILIGVERKLARING
VAN VAN GOGH OOK, DE ISLAMOFOOB EN ANTISEMIET!
Image result for islamitische school Bedir/Brandstichting/Images
672 × 379Images may be subject to copyrightFind out more
NA DE MOORD OP VAN GOGH/KLIMAAT VAN
ISLAMOFOBE TERREUR EN HAAT/BRANDSTICHTING
ISLAMITISCHE BASISSCHOOL IN UDEN
Image result for Heksenjachten/Images\
HEKSENJACHTEN TOEN/TERREURPROCESSEN NU
VAN STRAALEN WAS ZO’N ”HEKSENJAGER”
 
 
 
STRAFZAAK TEGEN MOHAMMED B/COMMENTAAR OP REQUISITOIR MR
VAN STRAALEN
INLEIDING
Lezers!
Waarschijnlijk herinnert u zich nog, dat ik recentelijk ben ingegaan op
de door media, politie en OM geventileerde mning/verklaring,
dat Jawed S, de man, die op 31 augustus jongstleden op
Amsterdam Centraal Station heeft ingestoken op twee Amerikaanse
toeristen, alvorens door de politie te zijn neergeschoten, zou
hebben gehandeld vanuit een ”terroristisch oogmerk”
In mijn stuk hierover heb ik dit fel bestreden

 

 

 

Zie noot 1
Eveneens heb ik een Ingezonden Stuk hierover naar een aantal kranteredacties
toegestuurd, wat aansluitend op deze website verschijnt.
Wat mij verontrust is het gemak, waarmee allerlei misdrijven zoals
deze, die normaal gesproken aan een verwarde geest zouden zijn
toegeschreven, nu ineens ”terroristisch” heten en hoe er sinds
2004 een aantal anti terreurwetten in Nederland en wereldwijd in
het leven zijn geroepen, die de rechten van de verdachte ernstig
beperken. [2]
Het eerste, verontrustende wat mij betreft Nederland gewaar werd
was het proces tegen Mohammed B, de man, die op 2 november 2004
cineast, columnist, Islamofoob en antisemiet T van Gogh om het
leven bracht.
Dat dit een ernstige misdaad was, leidt geen twijfel.
Echter, dat er ”terrorisme;; van gemaakt werd, was onderdeel
van de ontstane hysterische sfeer, uitmondend in ECHTE
terroristische aanslagen op Moskeeen en een op een school. [3]
In zo’n klimaat zien terroristenjagers, die ik in een mijns inziens
verhelderend stuk wel heb vergeleken met heksenjagers [4]
hun kans schoon.
Als een van die eerste heksenjagers beschouw ik mr van Straalen,
Openbare Aanklager in de strafzaak tegen Mohammed B,
die kans zag, mede door het opgefokte klimaat na de dood
van van Gogh, van een zeer ernstig misdrijf, maar in de
”gewone” zin des woords, een ”terroristisch” misdrijf te maken,
waarbij hij naar mijn mening buitengewoon tendentieus te werk
is gegaan.
Vanwege de opnieuw oplaaiende terrorisme-obsessie rond Jawed S
wil ik mijn commentaar op van Straalen’s rquisitoir hierbij aan
de vergetelheid onttrekken, waarbij ik een niet onbelangrijk detail
niet onvermeld wil laten:
Mohammed B werd [naar de eis van van Straalen] inderdaad veroordeeld
tot levenslange gevangenisstraf met nogal inhumane kanten [ontzegging van contact met medegevangenen, een vorm van isolatiefolter dus]
[5], maar dat een van de rechters, die dit
vonnis geveld hadden, dit achteraf toch niet lekker zit
Ik citeer uit Het Parool
”Een van de rechters van Mohammed B. heeft nu zijn bedenkingen over de uitgesproken straf. Dat het voor de moordenaar van Theo van Gogh uitdraaide op levenslang, zit Martien Diemer achteraf niet lekker. Hij had na verloop van tijd graag een tweede kans ingebouwd………[6]
Dat is natuurlijk mooi, maar zoals ik in een
commentaar hierop opmerk:
Dat een van de rechters van Mohammed B in zijn ziel gekeken
heeft en dat het vonnis hem achteraf niet lekker zit, is mooi,
maar komt rijkelijk laat.
Had hij maar in zijn ziel gekeken, tijdens het proces.
Nu is het mosterd na de maaltijd.” [7]
De rechters zijn [waren] natuurlijk zelf verantwoordelijk
voor hun vonnis, maar zouden ze tot dit oordeel
gekomen zijn zonder het opgefokte ”terreur”
klimaat, waarin o.a. een minister opmerkte,
dat Nederland ”in oorlog” was [nav de dood
van van Gogh!] [8] en het hysterisch ophitsende
requisitoir van van Straalen?
 
In ieder geval valt de rechtsongelijkheid met
het vonnis van Volkert van der G, die de Islamofobe
politicus P Fortuyn [9] gedood had, erg op,
zoals schrijver en columnist Mohammed Benzakour terecht opmerkte [10]
Maar ja, toen van der G werd veroordeeld, was er
nog geen anti terreurwetgeving…..
 
Direct
hieronder mijn commentaar op het requisitoir van
van Straalen. [A]
Daaronder de tekst van het requisitoir. [B]
En geheel onderin, het notenapparaat [C]
 
Astrid Essed
A
COMMENTAAR OP HET REQUISITOIR VAN VAN STRAALEN
IN DE STRAFZAAK TEGEN MOHAMMED B
KRITIEK OP HET REQUISITOIR IN DE ZAAK TEGEN MOHAMMED B
ASTRID ESSED
SEPTEMBER 2005
TEKST

Geachte lezer,
Zoals u aan onderstaande kunt zien, heb ik een commentaar geschreven op het requisitoir van de Openbare Aanklager, de heer van Straelen in de zaak tegen Mohammed B, van wie inmiddels door de rechtbank bewezen is, dat hij T van Gogh dd 2-11 2004 om het leven heeft gebracht. Hoogstwaarschijnlijk bent u eveneens op de hoogte van het feit, dat  het vonnis in de rechtszaak  levenslange gevangenisstraf luidt.

In onderstaande aan het Amsterdamse Openbaar Ministerie gerichte kritisch commentaar tav het requisitoir van de heer van Straelen in de rechtszaak tegen Mohammed B plaats ik enkele kanttekeningen bij het mijns inziens in een aantal opzichten demagogische karakter van zijn requisitoir. Ook zet ik uiteen, waarom ik een tegenstander ben van een vonnis van levenslang voor Mohammed B.

Betreffende de tekst van het requisitoir van de heer van Straelen verwijs ik
u naar link
http://www.om.nl/info/document.php?id=717

Zoals u ziet refereer ik  t.a.v. Mohammed B aan de terminologie ”verdachte”, aangezien er op het moment van het schrijven cq verzenden van dit commentaar [dd 25-7] nog geen vonnis door de rechter was uitgesproken

I Inleiding:

In de eerste plaats stel ik bij dezen nadrukkelijk, genendele de pretentie te hebben, een uitputtende analyse in dezen te schrijven. Aan onderstaande zult u zien, dat ik niet op alle door de heer van Straelen genoemde punten cq argumentatie ben ingegaan, maar er de m.i. belangrijkste aspecten heb uitgelicht. Verder probeer ik in mijn tekst zoveel mogelijk de door de heer van Straelen aangehouden volgorde te betrachten behoudens enkele uitzonderingen

I Inleiding

II Vrijheid van meningsuiting

III Misdrijven met een terroristisch oogmerk

IV Demagogische componenten tav het requisitoir van van Straelen

V Tenlastelegging jegens verdachte

VI Strafeis

VII Aanbevelingen

II Vrijheid van meningsuiting:

Voor een adequate behandeling van de inhoudelijke kant van dit hoofdstuk bedien ik mij dienaangaande van enkele door de heer van Straelen gemaakte opmerkingen die ik als citaten zal vermelden bij een eventueel commentaar mijnerzijds

A Citaat van Straelen [tav het proces Mohammed B]
“Dit proces, meneer de voorzitter, edelachtbaar college, gaat over de moord op Theo van Gogh, het schieten op omstanders en politiemensen en de bedreiging van Ayaan Hirsi Ali.”

A1 Mijn commentaar:

Uiteraard is in de tenlastelegging o.a. opgenomen het schieten op omstanders en de bedreiging van Hirsi Ali, maar opvallend in dezen is het feit, dat in dezen geen enkele rangorde in importantie van de gebeurtenissen is aangebracht. Behalve echter de tenlastelegging van bedreiging aan het adres van Hirsi Ali zijn de andere aangevoerde klachten uit de hoofdklacht, de verdenking van Mohammed B van de moord op T van Gogh

B Citaat van Straelen: ”Dit proces gaat over meer. Het gaat over vrijheid van meningsuiting, tolerantie en intolerantie, een manier van godsdienstbeleving die uitmondt in een terroristische actie. En meer dan in andere strafzaken staat de persoon van het slachtoffer, Theo van Gogh, centraal: het slachtoffer, bewust gekozen vanwege zijn al dan niet vermeende ideeën en sympathieën. ”

B1 Mijn commentaar:

Bij het lezen van deze zinsnede kan ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat de Openbare Aanklager zich niet beperkt tot het feitelijk strafbare karakter van de al dan niet door Mohammed B gepleegde moord op T van Gogh, maar tegelijkertijd gecompliceerde maarschappelijke vraagstukken als tolerantie, intolerantie en religieuze belevingen aan de kaak wil stellen en op het conto van Mohammed B wil schuiven. Met andere woorden: hij veralgemeniseert het bijzondere karakter van de al dan niet bewezen aanklacht van de moord op van Gogh waarvoor Mohammed B terecht staat impliciet tot een verantwoordelijkheid van deze voor algemeen maatschappelijke ontwikkelingen.
Anders gezegd: Mohammed B staat terecht wegens moord, niet vanwege lang voor hem begonnen sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen waarbij een scala van personen en
politiek-historische ontwikkelingen bij betrokken zijn. Hoewel de heer van Straelen nadrukkelijk in zijn requistoir vermeldt, dat niet de Islam en de Marokkanen, maar Mohammed B terecht staat, bedient van Straelen zich, althans bij deze zinsnede, van de demagogische connotatie van een politiek proces, hetgeen ik bedenkelijk en niet vallende binnen de grenzen van de rechtspraak acht.

Uiteraard is het evident, dat de moord op van Gogh niet los gezien kan worden van de discussie tav de echte of vermeende begrenzingen of juist de openheid van de vrijheid van meningsuiting en in zoverre is deze door van Straelen gemaakte opmerking legitiem, maar te suggereren, dat het proces ”meer is dan dat [cq de tenlastelegging] suggereert, dat Mohammed B tevens terecht staat voor en verantwoordelijk is voor bovengenoemde ontwikkelingen,
hetgeen doet suggereren dat een en ander in de strafeis zou worden meegewogen en dat is buiten de daad waarvan hij wordt verdacht. Hooguit kan gesteld worden, dat hij bij het al dan niet plegen van deze daad een exponent geweest is van bepaalde ideeën, maar hij staat in eerste instantie terecht voor de daad, mogelijk ingegeven door bepaalde opvattingen, NIET voor het totaal-spectrum van deze ontwikkelingen.

C Citaat van Straelen
”Het gaat over vrijheid van meningsuiting, tolerantie en intolerantie, een manier van godsdienstbeleving die uitmondt in een terroristische actie. En meer dan in andere strafzaken staat de persoon van het slachtoffer, Theo van Gogh, centraal: het slachtoffer, bewust gekozen vanwege zijn al dan niet vermeende ideeën en sympathieën.”

Mijn commentaar:
Eveneens zal ik middels dit betoog trachten aan te tonen, dat aan deze daad geen terroristische aspecten kleven. Een van de aspecten [hoewel niet onverbrekelijk verbonden aan terrorisme]
het functioneren in een daartoe ingerichte politiekactivistische groep, is naar de Openbare Aanklager zelf heeft moeten toegeven, niet bewezen geacht.

D Citaat van Straelen:
”En meer dan in andere strafzaken staat de persoon van het slachtoffer, Theo van Gogh, centraal: het slachtoffer, bewust gekozen vanwege zijn al dan niet vermeende ideeën en sympathieën.”

Mijn commentaar:
Dienaangaande wil ik er de Openbare Aanklager graag op attent maken, dat in iedere moordzaak, hetzij een zuiver persoonlijk, hetzij een politiek-sociaal kader, de persoon van het slachtoffer centraal staat.Wanneer er sprake is van een moord met als aanleiding, zich te ontdoen van het de moordenaar chanterende slachtoffer, staat het chanterende en mogelijk
sadistische karakter van het slachtoffer centraal, wanneer er sprake is van een afrekening in de onderwereld, staat de hiërarchische positie van het slachtoffer en mogelijk agressief karakter centraal. Wanneer het een moord vanuit hartstochtelijke motieven betreft, staat de eventuele overspel hetzij het provocerende gedrag van het slachtoffer centraal.
Met andere woorden: De eventuele opvattingen van een slachtoffer cq gedrag staan in iedere moordzaak centraal, in deze niet meer dan in een andere. Een en ander [het grotere centraal staan van het slachtoffer dan in andere moordzaken] kan dan ook niet door de Openbare Aanklager afdoende worden aangetoond.

Als tegenargument zal hij aanvoeren, dat het hier mogelijkerwijze om een politieke moord gaat met religieuze connotaties. Zelfs als dat bewezen kan worden, dan nog is er geen sprake van een specifieke rol van de persoon van van Gogh in dezen, maar vergelijkbaar met de rol van ieder ander lachtoffer van een politieke of andere moord.

Wanneer bijvoorbeeld het provocatieve karakter van het functioneren van van Gogh een van de aanleidingen geweest is voor het plegen van deze moord, waarvoor toch grote en duidelijke aanwijzingen zijn, moet derhalve met nadruk gezegd worden, dat in ieder andere moordzaak, waarin het provocatieve karakter van slachtoffer van belang is, het karakter niet minder dan in het geval van van Gogh een rol speelt.

E Tav persoon T van Gogh en de vrijheid van meningsuiting:
Citaat van Straelen
”Verwacht u van mij geen korte biografie en zeker geen hagiografie, want een heilige was hij beslist niet. Beoordeeld alleen aan de hand van zijn columns en televisieoptredens, ontstaat het beeld van een onverbeterlijk criticaster, die beledigen tot kunst heeft verheven. “Functioneel beledigen” noemde hij dit, een onderdeel van zijn boodschap; het waarschuwen tegen de vijfde colonne die probeert in Nederland de vrije manier van leven aan te tasten. Als columnist zocht hij voortdurend de rand van het toelaatbare op.Velen moesten het van hem ontgelden, joods, christelijk of islamitisch, politici en bestuurders. Heilige huisjes bestonden niet voor hem. Hij had een broertje dood aan huichelachtigheid en schroomde niet zich soms grof en beledigend te uiten. Drie keer werd hij aangeklaagd wegens uitlatingen die antisemitisch werden gevonden of beledigend voor christenen en islamieten. Nooit werd hij veroordeeld. Theo van Gogh propageerde de vrijheid van meningsuiting in zijn meest absolute zin. In een column in Vrij Nederland schreef hij dat alleen vrije meningsuiting in de breedste zin van het woord, dus inclusief het recht van discriminerende imams om hun vooroordeel uit te dragen, ons vrije burgers kan redden van de barbarij. Aan de vrijheid van
meningsuiting mochten volgens hem geen grenzen zitten. Eén geboren provocateur, zo wordt hij wel genoemd. Dit is het beeld dat de verdachte voor zich heeft gehad toen hij besloot om Van Gogh tot het doelwit te maken van zijn aanslag. ”

Deelcitaat van Straelen:
” Beoordeeld alleen aan de hand van zijn columns en televisieoptredens, ontstaat het beeld van een onverbeterlijk criticaster, die beledigen tot kunst heeft verheven. “Functioneel beledigen” noemde hij dit, een onderdeel van zijn boodschap;”

Deelcitaat van Straelen:
”Heilige huisjes bestonden niet voor hem. Hij had een broertje dood aan huichelachtigheid en schroomde niet zich soms grof en beledigend te uiten.”

Deelcitaat van Straelen:
” In een column in Vrij Nederland schreef hij dat alleen vrije meningsuiting in de breedste zin van het woord, dus inclusief het recht van discriminerende imams om hun vooroordeel uit te dragen, ons vrije burgers kan redden van de barbarij. Aan de vrijheid van meningsuiting mochten volgens hem geen grenzen zitten. Eén geboren provocateur, zo wordt hij wel genoemd. Dit is het beeld dat de verdachte voor zich heeft gehad toen hij besloot om Van Gogh tot het doelwit te maken van zijn aanslag.”

D1 Mijn commentaar:

In de eerste plaats is het opvallend de manifeste bagatellisering door de heer van Straelen van de impact van de door van Gogh geuite beledigende cq racistische taal aan het adres van moslims in het algemeen en gericht tegen het Marokkaans-islamitische bevolkingsdeel in het bijzonder. Bovendien schijnt hij bij de referentie aan de opvattingen van van Gogh gevoeglijk uit het oog te verliezen, dat nog afgezien van het beledigende en racistische karakter in dezen, er genendele sprake is van een onbeperkte vrijheid van meningsuiting in dezen, maar dat de wetgeving, zowel nationaal als Europees, in dezen aan de vrijheid van meningsuiting wel
degelijk restricties oplegt en terecht.
[Het beledigen van mensen cq groepen op grond van hun ras, nationaliteit cq geloofsovertuiging is namelijk als uitsluitingsmechanisme in strijd met de zowel Nederlandse als internationaal-rechtelijke opvatting, dat ieder mens, ongeacht was, geloof of nationaliteit, gelijkelijk recht heeft op respect.]

Zo is de vrijheid van meningsuiting [het recht op openbaring van gedachten en gevoelens] weliswaar vastgelegd in artikel 7 van de Nederlandse Grondwet, echter met inachtneming van overige wettelijke bepalingen, hetgeen o.a. verwijst naar de in het Wetboek van Strafrecht geldende discriminatieverboden [met name artikel 137 c t/m g] en uiteraard artikel 1 van de Nederlandse Grondwet, net als artikel 7 een grondrecht.
Eveneens refereert artikel 10 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, nvdr), dat vrijheid van meningsuiting impliceert aan een restrictie op dit recht in het ruimer verband van wettelijke sancties, die o.a. betrekking kunnen hebben op de ”rechten van anderen”. In die zin is ergo van een ongebreidelde vrijheid van meningsuiting in wettelijke zin geen sprake:

Discriminatieverboden:

Zie dienaangaande internationaal, het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie met name artikel 2d, op Europees niveau artikel 14 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en nationaal, artikel 1 van de Nederlandse Grondwet.

Echter ook komt dit discriminatieverbod voor in o.a. artikel 137 c t/m g, nader gespecificeerd in artikel 137c [het zich mondeling of bij geschrift beledigend uitlaten tav een groep mensen vanwege hun ras of religie]

Gezien tegen het licht van de veelal buitengewone grofheid van de uitlatingen van van Gogh, met name tav de Islam als religie als met name de Marokkaanse islamitische bevolkingsgroep in het algemeen is het in dezen in alle opzichten oneigenlijk, te spreken van vrijheid van meningsuiting.

Tegen Joodse mensen gedane anti-semitische uitlatingen:

”Hij had een broertje dood aan huichelachtigheid en schroomde niet zich soms grof en beledigend te uiten. Drie keer werd hij aangeklaagd wegens uitlatingen die antisemitisch werden gevonden of beledigend voor christenen en islamieten. Nooit werd hij veroordeeld. ”

Nog afgezien van de racistische en derhalve laakbare uitingen van van Gogh tegen de Islam en moslims in het bijzonder, met name Marokkaanse moslims, richtten zijn uitlatingen zich evenzeer tegen Joodse mensen. Zo refereert T. van Gogh in een pamflet tegen schrijver en publicist L de Winter aan een door hemzelf bedacht animatiefilmpje tav twee ”copulerende
gele Davidssterren in de gaskamer”. Een ander schokkend staaltje van anti-semitisme wordt door van Gogh geuit in zijn berucht geworden opmerking ”wat ruikt het hier naar karamel? Vandaag verbranden ze alleen de suikerzieke Joden”

Het zou mij zeer verbazen, wanneer de heer van Straelen uitspraken van een dergelijke signatuur eveneens onder de categorie ”vrijheid van meningsuiting” zou willen rangschikken.

Politiek maatschappelijke impact stellingname T van Gogh:

Nog afgezien echter van het ostentatief-beledigende en racistische karakter tav zijn met name na 11 september voornamelijk betr. moslims gedane uitspraken, die met name in een tijd van verdergaande stigmatisering van de Marokkaanse moslims als kwetsbare minderheidsgroep daarenboven getuigden van morele lafheid, hadden de door hem gedane uitingen met name een gevaarlijke politiek-maatschappelijke impact. Zij bevorderden in belangrijke mate het sinds 11 september in verontrustende mate toegenomen anti-islam-klimaat, hetgeen voor moslims in het algemeen en de Marokkaanse gemeenschap in het bijzonder leidde tot verregaande stigmatisering met alle humanitaire gevolgen van dien, inclusief de toename
van radicaliserende tendenties.

III Misdrijven met een terroristisch oogmerk

A Citaat van de heer van Straelen:
”Het terroristisch oogmerk speelt in deze zaak een grote rol. Met uitzondering van het subsidiair ten laste gelegde in feit 6, wordt B. ervan verdacht dat hij alle misdrijven heeft begaan met een terroristisch oogmerk. Dit oogmerk is in het Wetboek van Strafrecht ingevoerd met de Wet Terroristische Misdrijven. Deze wet is op 10 augustus 2004 in werking
getreden. De Wet terroristische misdrijven geeft uitvoering aan het Europese Kaderbesluit Terrorismebestrijding. De ratio van dit besluit kan worden afgeleid uit de aanhef. Daar wordt vastgesteld dat terrorisme een van de ernstigste schendingen is van de beginselen waarop de Europese Gemeenschap is gegrondvest. Doel is een meer slagvaardig optreden tegen terroristen. In de Wet terroristische misdrijven worden enkele nieuwe strafbare feiten
geïntroduceerd, zoals de rekrutering ten behoeve van de Jihad, de samenspanning tot het plegen van terroristische misdrijven en de deelneming aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Daarnaast wordt in artikel 83 Sr. een definitie gegeven van een terroristisch misdrijf. Hieronder wordt verstaan een groot aantal misdrijven
die worden begaan, ik citeer, met: “Het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land vrees aan te jagen dan wel een overheid of een internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.” (art. 83a Sr.) Het Openbaar Ministerie moet in deze zaak dus bewijzen dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om door middel van de strafbare feiten mensen bang te maken, de overheid tot iets te dwingen of de fundamenten van de Nederlandse maatschappij te ontwrichten of te vernietigen.”

A1 Mijn commentaar
Zoals reeds eerder opgemerkt is het doel van dit commentaar niet, uitputtend in te gaan op iedere door de heer van Straelen in zijn requisitoir gemaakte opmerking, maar wel aan de hand van de belangrijkste door hem aangevoerde punten de belangrijkste delen van zijn betoog te ontkrachten, in dezen het door hem gestelde terroristische karakter van het gepleegde misdrijf

Definitie terrorisme:
Volgens het Internationaal Recht is de definitie van terrorisme, het plegen van militaire aanvallen op burgers of burgerdoelen, met als doel het afdwingen van een zeker politiek doel bij de desbetreffende regeringen. Het is evident, dat een en ander niet-gelegitimeerd is, aangezien volgens het Internationaal Recht [de 4e Conventie van Genève] bij iedere militaire
actie van zowel een leger in oorlogs- of bezettingstijd als gewapende verzetsgroepen of individuen een strikt onderscheid gemaakt dient te worden tussen combattanten [militairen en strijders] en non-combattanten [burgers]. Het hoofddoel van het plegen van een aanslag is in dezen het afdwingen van een politieke eis aan de regering van het land waarin de aanslag is
gepleegd.
Een ander belangrijk doel is de ontwrichting van de betreffende samenleving.Een verder van belang zijnd doel is tevens, dat dergelijke aanslagen vanwege het politieke karakter ervan vrijwel altijd in organisatieverband worden gepleegd. Eveneens is een bijkomend, maar zeker niet onbelangrijk aspect het zaaien van angst onder de bevolking.
Deze internationaal-rechtelijke definitie komt eveneens grotendeels terug in artikel 83A van het Wetboek van Strafrecht, dat als definitie voor terrorisme aanvoert: “Het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land vrees aan te jagen dan wel een overheid of een internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een
land of internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.”

Het probleem betreffende het criterium van het angst aanjagen van de bevolking is, dat een en ander geen hoofddoel op zich is en evenmin als intentie bewijsbaar, aangezien vanzelfsprekend het effect van een terroristische aanslag per definitie angst bij de bevolking aanjaagt, met name vanwege het willekeurige karakter van de gepleegde daad.

Mijn bezwaar tegen de argumentatie van de heer van Straelen betreffende het terroristisch oogmerk van de gepleegde daad:
Mijn hoofdbezwaar tegen de bewijsvoering van de heer van Straelen betreffende het terroristische karakter van de gepleegde aanslag is tweeledig. Enerzijds legt hij m.i. een oneigenlijk verband tussen de door Mohammed B gepleegde daad en het terroristische karakter ervan, waarbij hij zich bovendien regelmatig beroept op niet nader te controleren
ooggetuigenverslagen. Anderzijds gaat hij voorbij aan het feit, dat bij de vaststelling van de
definitie van terrorisme, de hoofdpunten in het geheel bij de gepleegde daden een rol dienen te spelen. Ik zal hierop aanstonds terugkomen.

Het oneigenlijk verband tussen de door Mohammed B gepleegde daad en het
terroristische karakter ervan.

Het aanjagen van angst aan de Nederlandse bevolking

De heer van Straelen stelt in zijn betoog dat de door Mohammed B gepleegde daad o.a. beantwoordt aan het aspect ”terrorisme” vanwege het aanjagen van angst aan de Nederlandse bevolking. Voor dit argument baseert hij zich op een aantal feiten, waarvan ik de voornaamste in onderstaande in het kort zal weergeven:
1 Het feit, dat de moord op een druk punt van Amsterdam, in de ochtendspits, gepleegd is
2 Het feit, dat slachtoffer een ”bekende Nederlander” was, die met ”opmerkelijke uitspraken” het nieuws haalde
3 Het feit, dat er via de achtergelaten brief aan Hirsi angst aan de Nederlandse bevolking zou zijn aangejaagd

Het is evident, dat het angst aanjagen van de bevolking als zodanig geen voldoende motief is voor de rechtvaardiging van het argument, dat deze misdaad een terroristisch karakter zou hebben. Dienaangaande wil ik nadrukkelijk wijzen op het feit, dat zich, met name in het criminele circuit, wel vaker ernstige beschietingen cq liquidaties hebben voorgedaan, eveneens in drukke straten en op cruciale tijdstippen gepleegd, die eveneens uiteraard de bevolking angst aanjoegen, zonder dat hiervan sprake was van een terroristische aanslag als zodanig.
Evenzeer kan het feit, dat het hier de moord op een ”bekende Nederlander met uitgesproken opvattingen betrof” weliswaar angstaanjagend zijn voor een bepaalde categorie uit de Nederlandse samenleving, maar een en ander is genendele een bewijs voor de aanwezigheid van terrorisme in de zin van het Internationaal Recht cq gedeeltelijk afgeleide artikel 83 SR [Wetboek van Strafrecht].

Evenmin is het waarschijnlijk, dat de Nederlandse bevolking angst is aangejaagd door de specifiek aan Hirsi Ali gerichte brief, die op het lichaam van van Gogh is aangetroffen.
Weliswaar is er een ooggetuigenverklaring dat Mohammed B zou hebben geroepen: ”Dan weten jullie ook wat je te wachten staat”, maar er is geen enkel aanwijsbaar bewijs, dat hij een en ander ook daadwerkelijk heeft gezegd.
Bovendien kan een dergelijke uitspraak gedaan zijn in het overspannen moment na het plegen van een dergelijk ernstig misdrijf. Bewezen is, dat criminelen dan in een buiten-gewone geestestoestand verkeren en althans tijdelijk, ontoerekeningsvatbaar geacht kunnen worden.

Ook zijn verdere in de brief aan Hirsi Ali geschreven uitspraken en de andere door de heer van Straelen aangehaalde door Mohammed B gedane uitspraken en neergeschreven zinsneden in geschriften van hem wijzen weliswaar op uit verwarde alsook rationele argumenten opgebouwde politiek-religieuze stellingnamen, maar echter in algemeen-politieke zin gesteld [refererend aan de politiek-militaire optreden van de VS en West-Europa in het Midden-Oosten en de andere Arabische landen] en geenszins met de bedoeling tot specifieke angstaanjagerij van de Nederlandse bevolking als zodanig.

B Ontwrichting Nederlandse samenleving:

De heer van Straelen acht in zijn betoog geen aanwijzingen aanwezig, dat Mohammed B met het door hem eventueel gepleegde misdrijf een politieke eis van de Nederlandse regering heeft willen afdwingen. Eveneens brengt de heer van Straelen naar voren, dat Mohammed B met de door hem gepleegde daad de ontwrichting van de Nederlandse samenleving voor ogen stond.
Ik verwerp dat. Wel deel ik zijn mening, dat uit de door Mohammed B geschreven en vertaalde literatuur een moslim-fundamentalistisch wereldbeeld naar voren komt, waarin
werd gerefereerd aan een afkeer van de politiek-economische structuur van de Nederlandse samenleving. Een en ander [hiermee refereer ik uiteraard slechts aan het verzet tegen de
politiek-economische structuur in Nederland] is echter, in andere politiek-sociale vorm, eveneens van toepassing op in Nederland actieve links-revolutionnaire stromingen en ressorteert evenals bij genoemde linkse stromingen, onder de vrijheid van meningsuiting, zolang een en ander althans geen aanleiding geeft tot belediging cq het plegen van strafbare feiten.Ik kom hierop terug

Toelichting bij de boeken cq gechriften van Mohammed B:

Bij lezing van enkele door Mohammed B geschreven geschriften gelezen [waaronder de op het lichaam van van Gogh aangetroffen brief aan Hirsi Ali] en nog los van de enigszins verwarde geestestoestand, die hieruit m.i. spreekt, komt met name duidelijk een politiek motief naar voren, namelijk het verzet tegen de politiek-economische structuur van de Nederlandse samenleving, met daaruit voor hem logisch voortvloeiende het politiek-militaire optreden van met name de VS en eveneens de West-Europese bondgenoten in de regio van het Midden-Oosten.
Overigens citeert hij in dezen eveneens uit de Talmoed en blijkt uit de brief niet zozeer een antisemitisch karakter, maar is een en ander gebaseerd op de Talmoedische teksten zelf, waarbij hij en passant eveneens getuigt van kritiek op het Israëlische politiek-militaire optreden in de Palestijnse bezette gebieden.
Deze evident-politieke opstelling is eveneens vermengd met een militant islamitisch fundamentalisme en dient dan ook als zodanig te worden gelezen cq geinterpreteerd.
Nogmaals, zijn gedachtegoed is als zodanig een lichtelijk verward amalgama van verzet tegen de machtspositie van de VS en West-Europa in het algemeen, de politieke rol van Nederland in dezen in het bijzonder, gecombineerd met een militante fundamentalistische opstelling.
Nogmaals, een en ander ressorteert als zodanig onder een weliswaar aan bepaalde politieke stromingen onwenselijke opvatting, maar is als zodanig gelegitimeerd onder het principe van de vrijheid van meningsuiting, zolang er althans geen sprake is van een beledigend, racistisch of anderszins strafbaar karakter

Moord op van Gogh:

Ik ga dan ook van het standpunt uit, dat zijn bovengenoemde stellingname weliswaar heeft bijgedragen tot zijn verdere radicalisering, maar in deze geen enkel verband hoeft te staan tot de gepleegde moord op van Gogh, die volgens de heer van Straelen en eveneens mij in de eerste plaats is ingegeven door de stelselmatige provocatieve cq beledigende taal van de heer
van Gogh tav de Islam. Ik hou staande, dat radicalisering cq aanhang van een militant-islamitische stroming geen voorwaarde behoeft te zijn voor het plegen van dit alleszins verwerpelijke misdrijf.
Eveneens kan een en ander het gevolg zijn van toenemende gevoelens van frustratie tav de straffeloze uiting van dergelijke opvattingen, gecombineerd met een gewelddadig karakter, geradicaliseerd of niet. Ik citeer bij dezen enkele door de heer van Gogh gemaakte opmerkingen, die moslims in het algemeen, die niet radicaal-islamitisch zijn, in ernstige
mate gekwetst hebben:

”Allah is een varken”
”Ik veeg mijn billen af aan de Koran”

Nadrukkelijk stel ik bij dezen, dat een en ander in geen enkel opzicht een bagatellisering is van de gepleegde gruwelijke moord, wel wil ik stellen, dat radicalisering als zodanig geen sluitend motief behoeft te zijn tot het overgaan tot een dergelijk strafbaar feit.

Ontwrichting van de Nederlandse samenleving:

Evenmin acht ik het bewezen, dat deze door Mohammed B gepleegde gruwelijke moord de intentie had tot ontwrichting van de samenleving als zodanig, omdat in dezen als slachtoffer was gekozen een publicist, die zich op uiterst provocerende taal uitliet tav een religieuze groepering in het algemeen en een islamitisch bevolkingsdeel in het bijzonder. Met alle respect voor zijn nagedachtenis bekleedde van Gogh niet een dergelijke belangrijke rol in de samenleving, dat van het beoogde effect van ontwrichting gesproken kan worden, hetgeen bij een politicus als P. Fortuyn, hoewel ook deze misdaad niet terroristisch van opzet was, veeleer het geval is geweest. Bovendien heeft Mohammed B duidelijk gesteld, hetgeen door van Straelen bevestigd, dat het motief tot de moord de belediging van van Gogh tav Allah
gold.

Betreffende het verwerpen van de westerse normen en waarden:

Aansluitende de echte of vermeende ontwrichting van de Nederlandse samenleving door Mohammed B wil ik tenslotte nog nader ingaan op de door de heer van Straelen genoemde ”verwerping door Mohammed B van de westerse normen en waarden”. Enerzijds ben ik het zeker met de heer van Straelen eens, dat een en ander in ernstige mate een rol gespeeld heeft, wanneer hij stelt, dat het in Nederland erkende democratische staatsbestel in strijd is met de Islam.
Anderszijds raad ik de heer van Straelen aan, een voorzichtig gebruik van dergelijke termen de bezigen. Weliswaar is er sprake van sterke Westerse verworvenheden zoals de in het
kader van de Verlichting ontstane democratische staatsbestel en de democratische rechtsprincipes, anderzijds zijn uit de westerse politieke ontwikkelingen evenzeer verwerpelijke politiek-militaire structuren als het kolonialisme en slavernij en slavenhandel voortgekomen.
Met name de kant van het kolonialisme heeft diepe sporen achtergelaten in een groot aantal Derde Wereldlanden, waaronder Marokko, het herkomstland van Mohammed B. Evenzeer richt hij in belangrijke mate zijn verzet tegen hedendaagse westerse machtsstructuren, uitmondend in het westerse politiek-militaire optreden in grote delen van de Derde Wereld, met name voor Marokkanen extra belangrijke gebieden als Irak en Palestina. Het is dan ook van belang, zijn verwerping van de ”westerse normen en waarden” in dat licht te bezien.
Ook stel ik nadrukkelijk, dat zijn verwerping van de westerse normen en waarden m.i. losstaat van de door hem gepleegde gewelddaad tegen van Gogh

C Het terroristisch motief tot het afdwingen van een politiek doel aan de
Nederlandse Overheid:

Overigens deel ik de door de heer van Straelen te berde gebrachte opvatting, dat in geen enkel opzicht bewezen is, dat Mohammed B de intentie gehad heeft de Nederlandse Overheid een politiek doel af te dwingen, hetgeen een van de hoofdcriteria is voor de definitie van het plegen van een terroristische aanslag.

D De ondersteunende terroristische organisatie

Zoals ik reeds in bovenstaande heb aangegeven, is een van de andere definitiecriteria bij het plegen van een terroristische aanslag een al dan niet op de achtergrond aanwezige organisatie, hetgeen met name veelal noodzakelijk is voor de nodige organisatie, voorbereiding en de veelal noodzakelijke logistieke middelen
De heer van Straelen heeft echter in zijn requisitoir toegegeven, dat hij onvoldoende bewezen acht, dat er bij de moord op van Gogh medeplichtigen betrokken waren cq een organisatie hierbij betrokken was.Aangezien een en ander eveneens een duidelijke aanwijzing is voor het plegen van een terroristische aanslag, is wederom een van de belangrijkste definitiecriteria tot het plegen van een terroristische aanslag afgevallen.

E De selectie van de heer van Straelen uit de definitie-criteria voor het plegen van een terroristische aanslag

Ik heb reeds in bovenstaande bezwaar gemaakt tegen het feit, dat de heer van Straelen in zijn beschouwing tav het terroristische karakter van het gepleegde misdrijf niet alle belangrijke componenten van de definitie in het geheel heeft kunnen bevestigen, maar slechts deelaspecten, waardoor zijn betoog aan geloofwaardigheid in ernstige mate inboet

Zo acht hij weliswaar bewezen, dat aan de belangrijke voorwaarden, namelijk het bewust aanjagen van angst aan de Nederlandse bevolking en het ontwrichten van de samenleving is voldaan, maar acht hij niet bewezen de andere zeer belangrijke voorwaarde, namelijk het opdringen aan de Nederlandse regering van een politiek doel. Evenmin heeft hij de andere voorwaarde, de ondersteuning door een organisatie cq het hebben van medeplichtigen, hard kunnen maken. Een en ander ondersteunt mijn theorie, dat er ook vanuit zijn standpunt, van
het plegen van een moord met terroristisch motief, genendele sprake is.
Voor het plegen van een terroristische moet namelijk voldaan worden aan alle hierboven vermelde belangrijke componenten, niet aan enkele aspecten hiervan. Naar mijn mening echter is zoals reeds vermeld, aan geen enkel hierbovenstaand criterium voldaan, waardoor er geen sprake is van een moord met een terroristisch motief.

Een en ander betekent uiteraard genendele, dat de moord in dezen aan gruwelijkheid zou inboeten, integendeel. Echter acht ik het terroristisch oogmerk, dat een aanzienlijke
strafverzwaring tot levenslang zou inhouden, genendele bewezen

IV De demagogische componenten in het requisitoir van de heer van Straelen

1 De bagatellisering door van Straelen van de impact van de uitlatingen van van Gogh

2 Commentaar door de heer van Straelen tav de moord op van Gogh en de hierop volgende gebeurtenissen, met name met betrekking tot de beschoten omstanders en politiemensen

3 Het oneigenlijke argument van de belemmering in de uitoefening van de functie van Hirsi Ali als kamerlid

4 De bagatellisering door van S van de extreemrechtse aanslagen door de impliciete debetstelling door Mohammed B

Bij dezen wil ik graag ingaan op enkele belangrijke aspecten uit het requisitoir van de heer van Straelen, die ik niet alleen inhoudelijk wil doorlichten, maar met name wil focussen op de m.i. onacceptabele denagogische kant, die de heer van Straelen hieraan verbindt

Reeds in de inleiding heb ik gewezen op de ostentatieve bagatellisering van de heer van Straelen van de impact van de door van Gogh gebezigde provocerende cq beledigende uitlatingen op de moslims in het algemeen en de Marokkaanse bevolkingsgroep in het bijzonder. Nadrukkelijk heb ik erop gewezen, dat een en ander uiteraard onder geen enkele omstandigheid mag leiden tot een vergoelijking cq bagatellisering van een dergelijke moord, wel echter dient een en ander niet alleen als een verklaringsgrond voor het gepleegde gruwelijke misdrijf.
Zoals bekend staat een en ander niet op zichzelf, maar moet eveneens afgemeten worden aan de sinds 11 september toegenomen anti-islamhetze, die zich in allerlei vormen, waaronder o.a. selectieve berichtgeving door de media en provocerende publicaties van o.a. van Gogh

2 Commentaar door de heer van Straelen tav de moord op van Gogh en de hierop volgende gebeurtenissen, met name met betrekking tot de beschoten omstanders en politiemensen
Ik wil nu vervolgen met een commentaar op de weergave door de heer van Straelen van de moord op van Gogh en de direct hierop volgende gebeurtenissen.
Nadrukkelijk wil ik stellen, geenszins een volledige analyse te willen geven van zijn rapportage, maar slechts stil te willen staan door enkele door mij niet alleen opmerkelijk geconstateerde feitelijkheden, maar tevens het betreffende bedenkelijke demagogische karakter in dezen. Vooraf dient gesteld te worden, dat hij uiteraard als Openbare Aanklager de
verantwoordelijkheid heeft, de schuld van verdachte vast te stellen met wettelijke en overtuigende bewijzen
Betreffende een aantal aspecten in dit requisitoir heeft de heer van Straelen zich daarvan ook op uitstekende wijze gekweten, nog los van het feit, of ik zijn standpunt in dezen deel, hetgeen betreffende het verloop van de rechtszaak uiteraard secundair is. Het is mij echter tevens opgevallen, dat de heer van Straelen in een aantal opzichten zich in zijn requisitoir te buiten is gegaan aan demagogische argumentatie, zijn functie ten enenmale onwaardig. Met name gezien tegen het licht van het reeds door het proces en de moord zeer beladen klimaat is een en ander niet alleen betreurenswaardig te noemen, maar leidt het m.i. eveneens tot de omkering van de feitelijke realiteit.
Uiteraard zal ik eveneens de aandacht vestigen op de m.i. zakelijke en overtuigende aspecten in dit verslag
In de eerste plaats wil ik nadrukkelijk stellen, dat ik het standpunt van de heer van Straelen geheel deel, dat er in het geval van van Gogh sprake is van moord met voorbedachten rade, gelet op de diverse getuigenverklaringen, de meegedragen wapens en de meegenomen aan Hirsi Ali gerichte brief.
Bij zijn standpunt echter, dat er tav de door Mohammed B tevens beschoten omstanders [2 in getal] en de betrokken politieagenten sprake zou zijn van poging tot moord met voorbedachten rade, maak ik de nodige kanttekeningen maak, waarop ik later in mijn betoog terug zal komen. Eveneens zal ik later terugkomen op de gehele tegen Mohammed B te berde
gebrachte tenlastelegging.

”’Burgerslachtoffers”

Een van de eerste aspecten van de demagogische aspecten in het betoog van de heer van Straelen acht ik de mi zeer overtrokken term ”burgerslachtoffers”. Een en ander wijst op de bij de schietpartij door Mohammed B eveneens geraakte omstanders, twee in het getal. Hoewel ik genendele de ernst van de gebeurtenissen in dezen wens te bagatelliseren en volkomen begrip heb voor de begrijpelijke post-traumatische gevoelens van de slachtoffers, verwijst de term
burgerslachtoffers naar een oorlogssituatie cq terroristische aanslag, waarvan naar mijn mening geen sprake is.
Eveneens suggereert een en ander, dat hij bewust het vuur heeft geopend op deze omstanders, hetgeen niet het geval is. Betreffende omstanders werden geraakt ten gevolge van zijn schietpartij op van Gogh, niet vanuit een onafhankelijke behoefte van verdachte, zijn wapens
op hen te richten. In dezen ben ik dan ook van mening, dat deze woordkeuze afbreuk doet aan de aan een juridisch requisitoir te stellen eisen van zakelijkheid en soberheid,
Gezien het klimaat rond de moord op van Gogh en de hierbij ontstane emoties acht ik bovendien het woordgebruik ”burgerslachtoffers” niet alleenonjuist, maar met name ook overtrokken en tendentieus.

De door van Straelen aan de 11 politieagenten toegemeten ”traumatische
slachtofferrol”

Eveneens acht ik de door de heer van Straelen geschetste slachtofferrol van de 11 politieagenten betreffende de beschieting van hen door Mohammed B niet alleen in hoge mate demagogisch, maar daarenboven niet in overeenstemming met de realiteit van de logistieke functionaliteit van de politie in het algemeen en betreffende deze situatie in het bijzonder.

Ik citeer de heer van Straelen:
”Ook alle politieagenten die door verdachte zijn beschoten en bedreigd hebben een vordering ingebracht: G. en G05 voor € 3500 en de overige negen politieagenten voor € 3000. Alle vorderingen zijn van immateriële aard en ze zijn overtuigend onderbouwd. Niet alleen door de ingediende schriftelijke slachtofferverklaringen, maar ook nog nader gemotiveerd door een medewerker slachtofferhulp van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Voor de politiemensen gaat het vooral om de enorme doodsangst die de verdachte bij hen heeft teweeggebracht. Ik vind alle vorderingen voor toewijzing vatbaar.”

Mijn commentaar

Tentoongespreide feiten:
Na de moord op van Gogh heeft verdachte een aantal keren het vuur geopend op 11 politieagenten. Hierbij dient te worden aangetekend, dat deze agenten gezeten waren in
respectievelijk een politieauto, een bus-wijkteam hondenbrigade en een surveillerende politieauto. In de eerste plaats blijkt hieruit duidelijk het strategische voordeel tav de verdachte [zittende in een auto, terwijl de verdachte zich op straat bevond]
In de tweede plaats dient nadrukkelijk melding gemaakt te worden van het feit, dat de betreffende politieagenten, die daarenboven door het publiek attent gemaakt waren op de moord en derhalve reeds in de gelegenheid geweest waren tot het nemen van voorzorgsmaatregelen, allen een kogelvrij vest droegen, waardoor het voor hen te nemen risico grotendeels werd beperkt. Bovendien is uit de politierapporten komen vast te staan, dat Mohammed B laag richtte en dienaangaande eventuele vitale lichaamsdelen van de agenten in mindere mate risico liepen.
Betreffende het slachtofferbeeld tav de door de politieagenten ondergane traumatische ervaringen het volgende: Hoewel het evident is, dat het beschoten worden, ook voor een politieman, aanleiding kan geven tot posttraumatische stress dient nadrukkelijk niet uit het oog te worden verloren, dat politieagenten in hun politieopleiding worden getraind op de meest extreme situaties. Bovendien zijn de meeste politiemensen in hun carrière meerdere malen geconfronteerd geweest met genoemde extreme cq gevaarlijke situaties en is een en ander, hoe onaangenaam veelal ook, onderdeel van hun werk. Eveneens zijn politiemensen doorgaans niet alleen zwaar bewapend, maar beschikken zij ook over de logistieke mogelijkheden, zo snel mogelijk een overmaat aan politieassistentie in te roepen. Duidelijk was daarenboven, dat de politieagenten tav verdachte verre in de meerderheid waren.
Verder dient daarenboven vastgesteld te worden, dat het enige werkelijke slachtoffer in dezen Mohammed B zelf was, aangezien hij door politieschoten in zijn been zwaar gewond raakte door een ernstige gecompliceerde beenbreuk en derhalve werd overgebracht naar het penitentiaire ziekenhuis in Scheveningen.
Hoewel een en ander helaas de resultante was van de door hem gestarte schietpartij, hoe onaangenaam voor hemzelf ook, is het derhalve, de training, ballistische en logistieke middelen van de politie in aanmerking genomen, oneigenlijk en demagogisch de politie als slachtoffer af te schilderen, hoe onaangenaam een schietpartij ook mag zijn.

3 Hirsi Ali:

Zoals bekend heeft Mohammed B een aan het VVD-Tweede Kamerlid Hirsi Ali gerichte brief achtergelaten, die m.i. een combinatie vormt van rationele argumentatie enerzijds, een verwarde combinatie van uit de Talmoed en de Koran geciteerde teksten anderzijds en zijn door de heer van Straelen genoemde ”afscheidsbrief”, die hoewel het midden houdend tussen een Sinterklaasgedicht [een door Prof Peters gedane uitspraak] en een schrijfsel van een wezenlijk bedreigend karakter.
Het is echter evident, dat een dergelijke brief, bevestigd op het lichaam van van Gogh, van de kant van Mohammed B getuigt van een duidelijk bedreigend karakter. Ik verwerp echter het door de heer van Straelen geponeerde standpunt, dat Mohammed B beschuldigd zou kunnen worden van bedreiging met geweld tegen een lid van de tweede kamer, Hirsi Ali, waardoor zij verhinderd werd haar werk te doen, met terroristisch oogmerk. Evenzeer verwerp ik ten enenmale de door de heer van Straelen gedane suggestie, dat het leven van Hirsi Ali gevaar zou lopen.

Motivatie:

Men moet zich namelijk terdege realiseren, dat op het moment van de bekendmaking van de door Mohammed B geschreven brief aan mevrouw Hirsi Ali, verdachte reeds gearresteerd was en daarenboven door een schotwond in zijn been aan een ziekenhuisbed lag gekluisterd.
Derhalve was het voor hem praktisch gezien onmogelijk, enige bedreigende actie richting Hirsi Ali te ondernemen.Wel kan ik mij voorstellen dat Hirsi Ali, met name gezien tegen het licht van de moord op van Gogh, tijdelijk de voorkeur gaf aan een onderduikadres.
Uiteraard is dat betreurenswaardig, maar niet het gevolg van een daadwerkelijk door Mohammed B te plegen actie. In dezen ben ik dan ook van mening, dat Mohammed B genendele schuldig is aan het verhinderen van het werk van Hirsi Ali als Tweede Kamerlid.
In de eerste plaats werd zij reeds goed beveiligd en kon deze beveiliging mogelijk verder worden uitgebreid. In de tweede plaats was het, zelfs vanuit haar onderduikadres voor haar
mogelijk, tot in hoge mate adequaat te kunnen functioneren, gezien de hoogtechnologische communicatiemiddelen als elektronisch vergaderen, e-mailen, het versturen van rapporten per fax en e-mail, telefonisch vergaderen en SMS-en.
De eeuw waaruit het wetsartikel tot de belemmering van een Tweede Kamerlid in functie afkomstig is [de negentiende eeuw] voorzag niet in dergelijke logistieke middelen, waardoor de afwezigheid in de Tweede Kamer inderdaad de activiteiten in ernstige mate bemoeilijkte.

4 De bagatellisering door van S van de extreemrechtse aanslagen door de impliciete debetstelling door Mohammed B

Een ernstig voorbeeld van demagogie en tevens getuigend van een elementair gebrek aan respect van de gedupeerden en slachtoffers vind ik de bagatellisering van de verantwoordelijkheid van extreemrechtse jongeren voor de sinds de op van Gogh dd 2-11 gepleegde moord gepleegde aanslagen op Kerken, moskeen en islamitische scholen.

Ik citeer de heer van Straelen:
”De straf zal ook moeten meewerken aan het voorkomen van eigenrichting. In de eerste twee weken na de moord op Theo van Gogh is er in twaalf moskeeën brand gesticht, of zijn ze beklad, besmeurd of zijn vernielingen aangericht. Brandstichting vond plaats bij twee Islamitische en één katholieke school. Ook zijn er vernielingen aangericht bij vijf kerken en het Marokkaanse consulaat is besmeurd. Een dieptepunt in ons land. Een onaanvaardbare
aantasting van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienstuitoefening. Natuurlijk is de verdachte hiervoor niet in zijn eentje verantwoordelijk. Met zijn terroristische aanslag heeft hij wel de aanzet hiertoe gegeven.”

Mijn commentaar:

In de eerste plaats is opvallend aan het betoog van de heer van Straelen, dat hij weliswaar, in een aantal gevallen niet gehinderd door het juiste gebruik van de terminologie ´´terrorisme´´ in zijn tenlastelegging de term te pas en te onpas gebruik maakt van de terminologie ´´terroristisch oogmerk´´ (zie bijvoorbeeld `´poging tot moord op omstanders met een
terroristisch oogmerk´´ ´´poging tot moord op politiemensen met een terroristisch oogmerk`´ etc, etc), maar in het geval van bovengenoemde brandstichtingen in Kerken, moskeen en islamitische scholen, waarvan trouwens sprake is geweest van 174 in totaal in drie weken, volgende op de moord op van Gogh, geen gewag maakt van de term ´´terroristische
aanslagen´´, terwijl hier wel degelijk aan de hoofdcriteria is voldaan:

A Het aanjagen van angst aan de bevolking, zowel de Marokkaanse, andere allochtone cq autochtoon/Nederlandse bevolking
B Het plegen van ,militaire aanvallen op burgers of burgerdoelen
C Het nastreven van een bepaald politiek doel (namelijk verdergaande discriminatie en isolatie minderheden, in casu islamitische Marokkanen), dat eventueel aan de regering kan worden afgedwongen (het nemen van discriminerende cq uitsluitende maatregelen tegen met name islamitische Marokkanen)
D Het ontwrichten van het democratische staatsbestel

Verder acht ik het ronduit schokkend, dat de gedeeltelijke verantwoordelijkheid van deze aanslagen door van Straelen bij Mohammed B gelegd wordt.
Niet alleen bagatelliseert hij hiermee de enige en hoofdverantwoordelijkheid voor deze aanslagen, die ligt bij de daders cq plegers, daarenboven verwijst hij op oneigenlijke en demagogische wijze naar een verdachte van een ander misdrijf, hiermee de verdachte willens en wetens impliciet criminaliserend.
In extremis doorgetrokken is dan eveneens de Joodse jongeman Herzel Grynspan, die in 1938 een dodelijke aanslag pleegde op de Duitse diplomaat in Parijs, de heet von Rath, met als motief de deportatie van zijn ouders, verantwoordelijk voor de door de nazi/machthebbers geïnitieerde Kristallnacht, als represaille vanwege die aanslag. Uit dit voorbeeld bliijkt hopelijk de oneigenlijke redenering van de heer van Straelen in dezen.

V De tenlastelegging jegens verdachte, te weten o.a. terroristische oogmerken betreffende de door Mohammed B verrichte daden, die geen betrekking hebben op de moord op van Gogh

Op het m.i. ontbreken van een terroristisch oogmerk betr. de moord op van Gogh ben ik reeds uitgebreid ingegaan. Wel acht ik moord met voorbedachten rade bewezen. Ik laat echter nog eens in het kort de andere aspecten van de tenlastelegging tegen verdachte de revu passeren:

2 poging tot moord met terroristisch oogmerk op een tweetal omstanders (dit zijn personen die door kogels van verdachte op de Linnaeusstraat zijn geraakt);
3 poging tot moord met terroristisch oogmerk op politieagenten;
4 verboden wapen- en munitiebezit begaan met terroristisch oogmerk;
5 bedreiging met geweld tegen een lid van de tweede kamer, Hirsi Ali, waardoor zij verhinderd werd haar werk te doen, met terroristisch oogmerk;

6 bedreiging van Hirsi Ali met een terroristisch misdrijf.

2 In de eerste plaats ben ik van mening, dat er geen sprake is van poging tot moord op en tweetal omstanders, aangezien deze intentie niet alleen nergens uit blijkt, maar de betreffende schietpartij niet tegen hen, maar tegen van Gogh gericht was en zij daarvan slachtoffer waren, aangezien zij toevallig in de buurt waren. Hooguit kan gesteld worden, dat Mohammed B hun risico van te voren had kunnen inschatten en als zodanig schuldig zou bevonden kunnen worden aan het nemen van een onverantwoord risico met hun leven en veilighheid.
Eveneens acht ik een terroristisch oogmerk oneigenlijk, gelet op het feit, dat het schietincident in geen enkel opzicht beantwoordt aan een terroristisch criterium
3 Evenzeer ongerijmd vind ik de aanklacht tot poging tot moord op de politieagenten, aangezien door de politie nadrukkelijk is gesteld, dat hij laag schoot, waardoor geen vitale lichaamsdelen konden worden geraakt.
Het terroristisch oogmerk verwerp ik, aangezien een en ander m.i. in het geheel niet aan de desbetreffende bovenstaande criteria voldoet. Het is namelijk ongerijmd en overtrokken om te stellen, dat door het schieten op een of meer politieagenten [die bovendien terugschoten, waardoor er sprake is van een wederzijds vuurgevecht]de overheid of de samenleving
zou worden ontwricht [argument van Straelen], met name gezien tegen het licht van de afloop van het vuurgevecht, waarbij Mohammed B een ernstige beenwond opliep en naar het penitentiair ziekenhuis moest worden overgebracht]
4 Uiteraard stem ik in met de eis tegen verboden wapenbezit, maar verwerp het terroristisch oogmerk op grond van reeds aangehaalde bovenstaande argumentatie
5 Ik verwerp de klacht van bedreiging met geweld tegen een lid van de Tweede Kamer, aangezien Mohammed B op het moment van de bekendmaking van de brief reeds met een gecompliceerde beenbreuk in het penitentiaire ziekenhuis lag, hetgeen een mogelijk te plegen misdrijf van zijn kant uitsloot. Ik verwerp het terroristisch oogmerk op grond van reeds aangehaalde bovenstaande argumentatie
6 Het argument van de bedreiging verwerp ik vanwege motivering onder 5, alsmede het terroristisch oogmerk .

VI Strafeis

De heer van Straelen houdt, voorafgaande aan zijn strafeis, een uitputtend en m.i. in een aantal opzichten demagogisch betoog, waarbij feitelijke gegevens met regelmaat gecombineerd worden met nog niet bewezen speculaties, hetgeen het professionele karakter van zijn betoog mi geen goed doet. Ik zal hierop niet uitgebreid ingaan, maar toch wil ik dienaangaande enkele voorbeelden noemen
Ik citeer de heer van Straelen: “Maar de weg van Mohammed B. en zijn vrienden van de Hofstadgroep bieden geen oplossing. Integendeel.” Ik beschouw een dergelijke opmerking als hoogst onprofessioneel, aangezien in geen enkel opzicht bewezen is, dat er een Hofstadtgroep (of een feitelijke vergelijkbare ´´terreurcel´´) bestaat. Een en ander dient immers nog door de rechtbank bewezen te worden. Daarenboven is evenmin met hard bewijs komen vast te staan, dat Mohammed B deel uitmaakt van een dergelijke organisatie, mocht deze bestaan.
De heer van Straelen stelt immers zelf in zijn requisitoir, dat Mohammed B niet wordt aangeklaagd op grond van zijn echte of vermeend lidmaatschap van deze al dan niet bestaande Hofstafdtgroep, vanwege gebrek aan bewijs in dezen. Het getuigt dan ook mi van ongeoorloofde demagogie en gebrek aan professionaliteit, over te gaan tot het maken van een dergelijke opmerking.

Feitelijke strafeis

De heer van Straelen voert een aantal argumenten aan, waarom hij in dezen is overgegaan tot het eisen van de hoogste straf, namelijk levenslang tav criteria voor bepaling strafmaat voert de heer van Straelen in de eerste plaats het element vergelding aan in de zin van boete/doening voor het gepleegde misdrijf, uiteraard volgens de principes van het Nederlandse rechtssysteem. Hoewel ik het in dezen uiteraard met hem eens ben, kan ik mij genendele vinden in zijn onderstaande, mi eveneens demagogisch/getinte overwegingen

Ik citeer de heer van Straelen: ” De straf moet tegemoet komen aan de gevoelens van intens verdriet en boosheid. Van de slachtoffers, maar ook van de maatschappij. De verdachte
heeft niet alleen Theo van Gogh willen treffen. Ook zijn nabestaanden, zijn vrienden en bewonderaars, de politiemensen die tegen hun wil bij het schietincident betrokken waren, Ayaan Hirsi Ali, onze volksvertegenwoordigers, de hele Nederlandse maatschappij. Hij heeft zoveel mogelijk mensen willen schokken, bang willen maken en is daarin ook deels
geslaagd.´´
Mijn commentaar:
Niet alleen ben ik van mening, dat van Straelen van verdachte in dezen een overtrokken beeld schetst, evenals de impact van de door hem gepleegde daad (nogmaals, van Gogh had niet de hiervoor vereiste politiek/maatschappelijke impact), eveneens acht ik het ernstig verwijtbaar, dat gevoelens van samenleving en nabestaanden een rol zouden spelen bij de toekenning van de strafmaat.
Gevaar hiervan is, dat de rechten van de verdachte in dezen worden uitgehold, hetgeen en aantasting is van de elementaire principes van de Nederlandse rechtsstaat. Evenmin dienen de opvattingen van verdachte m.b.t. het Nederlandse staatsbestel bij de vaststelling van zijn strafmaat een rol te spelen. Het enige juridische criterium dient dienaangaande te zijn het afmeten van het gepleegde misdrijf tegen de hiervoor in het Wetboek van Strafrecht
bepaalde strafmaat.
Verder voert van Straelen terecht aan, dat een ander criterium bij de vaststelling van de strafmaat is de mogelijkheid tot correctie. In zijn betoog meent van Straelen, afdoende te hebben aangetoond, dat verdachte een gevaar voor de samenleving blijft en derhalve levenslang verdient. In de eerste plaats is een en ander ongerijmd en tegen de rechtstatelijke
principes, een straf op te leggen voor eventueel nog te plegen misdrijven.(Zie woorden van Straelen ´´Komt hij ooit vrij, dan zal hij verder gaan.) Bovendien is het merkwaardig, dat van Straelen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan stellen, dat verdachte gedurende zijn hele leven niet aan verandering onderhevig zal zijn.
Maar een van de belangrijkste overwegingen acht ik het feit, dat de heer van Straelen met het stellen van zijn strafeis in bedenkelijke zin afwijkt van het algemene patroon in de Nederlandse Strafwetgeving, dat levenslang over het algemeen slechts wordt opgelegd bij meervoudige moorden. Het ergo opleggen van deze strafeis in het geval van een enkelvoudige moord vormt mi een breuk met de bestaande traditie in het strafwezen dienaangaande en tast het gelijkheidsprincipe in dezen aan, hetgeen ik een bedenkelijke ontwikkeling in dezen acht.
Ook ben ik van mening, dat het gruwelijke karakter van deze moord bij de strafeis geen rol mag spelen.
Tenslotte is iedere fysieke geweldsdaad, die tot moord leidt, gruwelijk, deze moord niet meer dan een andere Derhalve concluderende zou ik het een aan billijkheidseisen tegemoetkomende strafmaat achten, wanneer de rechter in dezen zou besluiten tot 18 jaar
gevangenisstraf.
Zoals de heer van Straelen reeds terecht heeft gesteld, staat niet de Islam of de Marokkaanse gemeenschap terecht, maar een verdachte, die bij het plegen van zijn geweldsdaad de Islam, die evenals christendom en Jodendom, is gebaseerd op naastenliefde en vergeving, heeft misbruikt.Derhalve zou het getuigen van een gevaarlijke rechtsongelijkheid, wanneer
verdachten, die zich bij hun geweldsdaden beroepen op de Islam bij het plegen van een enkelvoudige moord, strenger worden gestraft dan anderen.

VII Aanbevelingen

Tenslotte wil ik dit opmerken. Ik waardeer ten zeerste het feit, dat de heer van Straelen zo nadrukkelijk gewezen heeft op het feit, dat hij zich in dit requisitoir genendele generaliserend heeft willen opstellen naar de Islam toe en de Marokkaanse gemeenschap. Ook waardeer ik zijn onderkenning van de problemen van Marokkaanse jongeren en de gedeeltelijke verantwoordelijkheid van de Nederlandse samenleving in dezen. Over het algemeen vind ik dan ook zijn bovengeschetst betoog helder en terzake doend.
Wel zijn er echter in meer dan in incidentele gevallen een aantal demagogische aspecten in zijn betoog geslopen, waarvan ik er in bovenstaande enkele heb genoemd. Hierdoor en zijn somtijds overtrokken aandacht voor iedere door verdachte gemaakte opmerking heeft somtijds de impliciete indruk gewekt, niet alleen van een buitenproportionele criminalisering van de verdachte ¨(getuige zijn ten onrechte gestelde verantwoordelijkheid voor extreem/rechse aanslagen, het beeld van een seriemoordende religieze fanaticus, die in zijn eentje het hele Nederlandse staatsbestel ontwricht etc), maar tevens van zijn doel voorbijschietende Openbare Aanklager, die niet slechts verdachte aanklaagt, maar een en ander wil transponeren tot een politiek proces.
Het gevaar voor grootinquisiteur/achtig gedrag is hierbij groot, evenals de neiging tot misplaatst ´´moraalridderschap´´, waarbij de te verdedigen zaken (de westerse normen en waarden) vanwege de eveneens door mij genoemde negatieve componenten als hypocrisie de beoogde boodschap niet overbrengen, maar juist afstoten.
Ik denk daarenboven, dat juist in een dergelijk beladen proces als dit het van belang is, een zo groot mogelijke zakelijkheid te betrachten. De Openbare Aanklager moet er in dezen voor waken, in zijn betoog iedere vorm van onbedoeld als heksenjacht overkomende opmerkingen achterwege te laten.
Ik spreek de hoop uit, dat de heer van Straelen zich dienaangaande in een mogelijk volgend proces van een dergelijke strekking mag bedienen van een zakelijker en objectiever taalgebruik en een bescheidener attitude in dezen mag uitstralen zonder uiteraard als aanklager aan overtuigingskracht in te boeten

(Uitpers, nr. 67, 7de jg., september 2005)


B

WAAROP IK COMMENTAAR LEVERDE:
REQUISITOIR VAN VAN STRAALEN IN STRAFZAAK TEGEN
MOHAMMED B
REQUISITOIR IN DE STRAFZAAK TEGEN MOHAMMED B
TEKST

Inhoudsopgave

1. Het verloop van het onderzoek
2. Terroristisch oogmerk
3. Medeplegers of medeplichtigen?
4. Herkomst wapens
5. De strafbare feiten
6. Feit 1: Moord op Theo van Gogh
7. Feit 4: twee burgerslachtoffers
8. Terug naar feit 1: de moord op Theo van Gogh
9. Feit 2: Beschieting van politiemensen
10. Feit 3: Vuurwapen en munitie
11. Verklaringen van de verdachte
12. De voorbedachten rade
13. Feit 5 en 6: Hirsi Ali
14. Het terroristisch oogmerk
15. Bewezenverklaring
16. Samenloop
17. Beslag
18. De slachtoffers
19. Strafmaatoverwegingen
20. De persoon van de verdachte
21. De ernst van de feiten
22. Het doel van de straf
23. Eis

Graag Uw aandacht voor een geluidsfragment:

Rob Muntz : “Maar jij denkt niet dat er ooit een idioot opstaat die….“.
Theo van Gogh : “Dat kan ik me niet voorstellen“.
Rob Muntz : “Jij gelooft in de goedheid van de mens?
Theo van Gogh : “Nee, niet in de goedheid van de mens, in mijn eigen arrogantie.
Dat heeft dermate veel uitstraling dat die kogel zal voor mij
niet komen, denk ik hoor
.”
Rob Muntz : “Dat mensen dat afschrikt, je bent ongezond kwetsbaar“.
Theo van Gogh : “Ze denken, denk ik, het is de dorpsgek dus waarom zou je hem
neerschieten. Kan ik me iets bij voorstellen. Maar goed….

Rob Muntz : “Maar als je de metro…..ik bedoel he
Theo van Gogh : “If it happens, it happens“.

Theo van Gogh op vrijdag 29 oktober 2004 in een interview met Rob Muntz. Vier dagen later werd hij vermoord.

Dit proces, meneer de voorzitter, edelachtbaar college, gaat over de moord op Theo van Gogh, het schieten op omstanders en politiemensen en de bedreiging van Ayaan Hirsi Ali.
Dit proces gaat over meer. Het gaat over vrijheid van meningsuiting, tolerantie en intolerantie, een manier van godsdienstbeleving die uitmondt in een terroristische actie. En meer dan in andere strafzaken staat de persoon van het slachtoffer, Theo van Gogh, centraal: het slachtoffer, bewust gekozen vanwege zijn al dan niet vermeende ideeën en sympathieën.
Ik zal dan ook uitgebreid, meer dan gebruikelijk, stil blijven staan bij de persoon van Theo van Gogh.
Verwacht u van mij geen korte biografie en zeker geen hagiografie, want een heilige was hij beslist niet. Beoordeeld alleen aan de hand van zijn columns en televisieoptredens, ontstaat het beeld van een onverbeterlijk criticaster, die beledigen tot kunst heeft verheven. “Functioneel beledigen” noemde hij dit, een onderdeel van zijn boodschap; het waarschuwen tegen de vijfde colonne die probeert in Nederland de vrije manier van leven aan te tasten. Als columnist zocht hij voortdurend de rand van het toelaatbare op. Velen moesten het van hem ontgelden, joods, christelijk of islamitisch, politici en bestuurders. Heilige huisjes bestonden niet voor hem. Hij had een broertje dood aan huichelachtigheid en schroomde niet zich soms grof en beledigend te uiten. Drie keer werd hij aangeklaagd wegens uitlatingen die antisemitisch werden gevonden of beledigend voor christenen en islamieten. Nooit werd hij veroordeeld. Theo van Gogh propageerde de vrijheid van meningsuiting in zijn meest absolute zin. In een column in Vrij Nederland schreef hij dat alleen vrije meningsuiting in de breedste zin van het woord, dus inclusief het recht van discriminerende imams om hun vooroordeel uit te dragen, ons vrije burgers kan redden van de barbarij. Aan de vrijheid van meningsuiting mochten volgens hem geen grenzen zitten. Eén geboren provocateur, zo wordt hij wel genoemd. Dit is het beeld dat de verdachte voor zich heeft gehad toen hij besloot om Van Gogh tot het doelwit te maken van zijn aanslag.

Theo van Gogh was nog veel meer. Een filmer, die Gouden Kalveren en andere filmprijzen won voor films en televisieseries als 06, Blind date, In het belang van de staat en Najib en Julia. Één van zijn laatste films, Cool, wordt thans gereed gemaakt voor roulatie in de Verenigde Staten, een eer die slechts weinig Nederlandse films ten deel valt. In zijn films laat Van Gogh ook zien dat hij veel meer is dan alleen een verbeten columnist. Een voorbeeld vormt de film Cool. Deze gaat over de allochtone criminele jongeren op de Glenn Mills-school. Met deze film heeft Van Gogh twee Marokkaanse jongens van deze school de kans gegeven een carrière als acteur te starten. Ook geeft deze film blijk van veel inlevingsvermogen in de jonge criminelen die op deze school terecht zijn gekomen. In zijn televisieserie Najib en Julia speelt Van Gogh luchtig en zachtmoedig met vooroordelen van Nederlandse en Marokkaanse jongeren. In zijn meest recente film over de moord op Pim Fortuyn, 06/05, laat van Gogh in een klein nevenplot een mooie relatie opbloeien tussen de hoofdrolspeler, een onderzoekend fotograaf, diens dochter en haar Marokkaanse vriendje. In al deze films laat Van Gogh zich van een geheel andere kant zien. Met geen mogelijkheid kan worden gezegd dat hij allochtonen of Marokkanen zou discrimineren. Integendeel, zou ik zeggen. Bekend is ook dat Van Gogh voor zijn acteurs en actrices een vaderlijk regisseur was. Zij werkten graag met hem samen, vaak voor langere tijd.
Tenslotte, meneer de voorzitter, edelachtbaar college, u hebt het gisteren nog kunnen horen, was Theo van Gogh ook een geliefde zoon, broer, partner en vader. In Vrij Nederland omschreven zijn ouders hem als lief, zorgzaam en familieziek. Zelf zei Theo van Gogh dat zijn zoon “de enige was aan wie hij zich volledig had uitgeleverd“. In gesprekken met de familieleden van Van Gogh is mij duidelijk geworden – en gisteren hebt u dat ook gehoord – dat het verdriet over het verlies van Theo van Gogh nog zeer diep zit.
De verdachte heeft zelf in zijn afscheidsbrief geschreven dat het overlijden van zijn moeder voor hem een keerpunt is geweest. Heeft Mohammed ooit wel eens bedacht wat de dood van Theo van Gogh voor diens familie betekent?
Nog een tweede kortere vooropmerking. In januari heb ik tijdens de eerste pro forma zitting al betoogd dat de strafzaak tegen Mohammed B. een beeld geeft van de Islam, een vrij schokkend beeld van een terroristische ideologie, geïnspireerd door een uitzonderlijk extreme uitleg van de Koran. Ik heb toen betoogd dat dit geen algemeen gedeeld beeld was.
Ik wil dit met kracht herhalen. In deze strafzaak staat niet de Islam terecht, niet de Marokkanen of welke religie of allochtone minderheid dan ook. We moeten waken, zoals een Franse onderzoeksrechter vorige week in NOVA zo mooi zei, voor een apocalyptische botsing der beschavingen. Het gaat niet om een strijd tussen Islamitische en westerse waarden. Hoezeer de verdachte en zijn geestverwanten ons dat willen doen geloven. Het gaat om een zeer beperkte groep mensen. Zij maken misbruik van de Islam. Zij willen hun onverdraagzame terroristische ideeën dwingend aan ons opleggen. Aan onze samenleving. Een open en pluriforme samenleving, waarin voor iedereen plaats is die bereid is om zich te houden aan de beginselen van een democratische maatschappij.

1. Het verloop van het onderzoek

Het verloop van het onderzoek is bepaald niet standaard geweest. Op 2 november 2004 werden er naast de verdachte nog acht andere personen aangehouden. Vier van hen werden in de loop van dezelfde week weer in vrijheid gesteld. Gebleken was dat zij niet in verband konden worden gebracht met de organisatie die de Hofstad-groep wordt genoemd. In de dagen daarop werden nog een negende en tiende verdachte aangehouden. Tot ongeveer medio december heeft het onderzoeksteam zowel het onderzoek naar de moord uitgevoerd als het onderzoek naar de zes andere verdachten. In december zijn deze verdachten overgedragen aan de officier van Justitie van het Landelijk Parket. Vervolgens heeft het onderzoeksteam nog vele hand- en spandiensten verricht ten behoeve van het onderzoek van het Landelijke Parket. Het proces-verbaal van de politie dat thans voor u ligt, is het verbaal dat betrekking heeft op de moord op Theo van Gogh, het schieten op omstanders en de politie en de bedreiging van Ayaan Hirsi Ali op 2 november 2004.

Al snel in het onderzoek werd duidelijk dat ook de verdachte onderdeel vormde van de terroristische organisatie die als Hofstadgroep bij het Landelijk Parket in onderzoek is. Voor deze feiten heeft de verdachte een kennisgeving verdere vervolging gekregen. Na afdoening van deze strafzaak zal ik daar een beslissing over nemen.
Dit laatste onderzoek vormt uitdrukkelijk geen onderdeel van het procesdossier dat nu voor u ligt. Wel heb ik de verklaringen van alle verdachten uit het onderzoek Arles in Rotterdam bijgevoegd om de persoon van de verdachte wat meer reliëf te geven. Van belang in die verklaringen zijn uiteraard die gedeelten waarin deze verdachten praten over Mohammed B.. Ik ben mij ervan bewust dat dat niet veel is. Hun verklaringen geven wel een inzicht in de rol die B. binnen de Hofstadgroep heeft gespeeld, zeker in het licht van het rapport van de deskundige Peters en wat is gebleken over de verspreiding van de stukken die de verdachte zelf heeft geschreven of heeft vertaald.
Voor het Rotterdamse onderzoek is recent Nouredine El F. aangehouden. Met een machinegeweer in zijn rugzak. Hij heeft in de zomer van 2004 aan de AIVD verteld dat Mohammed B. levensgevaarlijk is. Ik heb met mijn collega’s van het landelijk parket gesproken over de mogelijkheid en het nut deze man als getuige te horen. Hij legt echter geen verklaring af. Om deze reden heb ik ook afgezien van zijn verhoor.

Na de vorige zitting hebt U een aantal nieuwe stukken ontvangen. Van belang zijn met name de volgende:

  1. Het rapport van de deskundige Peters. Dit rapport geeft een heldere beschrijving van de ideologische ontwikkeling van de verdachte; van sociale Nederlander naar een onverdraagzame en gewelddadige fundamentalist.
  2. Het rapport van het Pieter Baan Centrum. Al eerder op deze zitting geconstateerd: geen conclusie, maar wel meer inzicht in de persoon van de verdachte.
  3. Tapgesprekken van de verdachte. Hij belde alleen maar met zijn familie. De gesprekken zijn sociaal van aard.
  4. Gesprekken die de verdachte in het Penitentiair Ziekenhuis in Scheveningen en het Huis van Bewaring Demersluis heeft gevoerd.
    Hij heeft alleen bezoek ontvangen van zijn broer Hassan. Zij bevatten veel informatie over de persoon van de verdachte.
  5. Brieven van en naar de verdachte in de Huizen van Bewaring. Ook deze zeggen iets over de persoon van de verdachte.

Opvallend in het onderzoek is het uitblijven tot op heden van enige wens van de verdachte. Ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten is het stil gebleven. Ook het rapport van Peters en het rapport van het Pieter Baan centrum hebben niet geleid tot enig verzoek.

Het proces-verbaal is opgebouwd volgens de Abrio-methodiek. In deze methodiek wordt er eerst een onderzoeksdossier gevormd, waarin alle stukken in rubrieken worden genummerd. Uit dit onderzoeksdossier wordt vervolgens onder mijn verantwoordelijkheid een procesdossier gevormd. Hierin komen alleen die processtukken die voor het onderzoek relevant zijn. Dit verklaart waarom in sommige rubrieken de nummering van de processtukken hiaten vertoont.

Ik wil hier de politie complimenteren met het onderzoek en het proces-verbaal. Natuurlijk is het onbevredigend dat sommige onderzoeksvragen uiteindelijk niet kunnen worden beantwoord. Het onderzoek zelf is uitputtend geweest en ook alle kleine aanwijzingen zijn uitgezocht.

Het methodiekendossier geeft een helder overzicht van alle bevoegdheden die tijdens het onderzoek zijn uitgeoefend. Dat zijn er vele geweest.
Ook het onderzoek naar de persoon van de verdachte is omvangrijk geweest. Het team is bij het horen van getuigen gestuit op een muur van stilzwijgen. Vooral als het gaat om de meest recente periode van het leven van de verdachte tot 2 november jl. In het bijzonder zijn directe familie, zijn vader, broer en zussen, hebben geweigerd enige informatie over de verdachte te verschaffen. Over het doen en laten van de verdachte in het jaar 2004 is dan ook vrij weinig bekend. Toch geven met name de afgeluisterde gesprekken tussen de verdachte en zijn broer Hassan tijdens bezoekuren in het Huis van Bewaring wel enig inzicht in de persoon van Mohammed B.. Ik meen dat het onderzoek van de politie goed en volledig is geweest en dat er een dossier voor u ligt dat recht doet aan het belang van de strafzaak. Het vormt een uitstekende basis voor een beoordeling door de rechtbank.

2. Terroristisch oogmerk

Het terroristisch oogmerk speelt in deze zaak een grote rol. Met uitzondering van het subsidiair ten laste gelegde in feit 6, wordt B. ervan verdacht dat hij alle misdrijven heeft begaan met een terroristisch oogmerk. Dit oogmerk is in het Wetboek van Strafrecht ingevoerd met de Wet Terroristische Misdrijven. Deze wet is op 10 augustus 2004 in werking getreden. De Wet terroristische misdrijven geeft uitvoering aan het Europese Kaderbesluit Terrorismebestrijding. De ratio van dit besluit kan worden afgeleid uit de aanhef. Daar wordt vastgesteld dat terrorisme een van de ernstigste schendingen is van de beginselen waarop de Europese Gemeenschap is gegrondvest. Doel is een meer slagvaardig optreden tegen terroristen.
In de Wet terroristische misdrijven worden enkele nieuwe strafbare feiten geïntroduceerd, zoals de rekrutering ten behoeve van de Jihad, de samenspanning tot het plegen van terroristische misdrijven en de deelneming aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Daarnaast wordt in artikel 83 Sr. een definitie gegeven van een terroristisch misdrijf. Hieronder wordt verstaan een groot aantal misdrijven die worden begaan, ik citeer, met: “Het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land vrees aan te jagen dan wel een overheid of een internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.” (art. 83a Sr.) Het Openbaar Ministerie moet in deze zaak dus bewijzen dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om door middel van de strafbare feiten mensen bang te maken, de overheid tot iets te dwingen of de fundamenten van de Nederlandse maatschappij te ontwrichten of te vernietigen.

Het belang van het terroristisch oogmerk is niet symbolisch. De wet bepaalt dat indien een misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk de maximum op te leggen gevangenisstraf met de helft wordt verhoogd. Indien op dat misdrijf een gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaar is gesteld wordt dat levenslang of 20 jaar. De vraag rijst dan wat het doel is van het terroristisch oogmerk bij misdrijven waarop al levenslange gevangenisstraf is gesteld, zoals moord. De Memorie van Toelichting bij de Wet Terroristische Misdrijven is hieromtrent bijzonder kort. Deze wijst alleen op het belang in verband met artikel 140a Sr., de deelname aan een terroristische organisatie. Alleen in de Nota naar aanleiding van het verslag (kamerstukken 28463, nr. 6) is de Minister van Justitie hierover duidelijker.
In de eerste plaats is er een volkenrechtelijke verplichting. Het oogmerk is ook van belang voor de rechtsmachtbepaling. Voor terroristische misdrijven geldt het universaliteitsbeginsel: de Nederlandse rechter is bevoegd om te oordelen over terroristische misdrijven waar deze ter wereld zijn begaan en door verdachten van elke nationaliteit. Voorts wijst de Minister wederom op de strafbaarstelling van de terroristische organisatie en tenslotte kan de aanwezigheid van een terroristisch oogmerk ook van belang zijn voor de daadwerkelijk op te leggen straf. Dit laatste blijkt ook impliciet uit het Europese Kaderbesluit. Op dit laatste kom ik terug.

3. Medeplegers of medeplichtigen?

Op de vorige twee pro forma zittingen heb ik telkens aangegeven wat de stand van zaken van het onderzoek was. Ik ben daarbij vrij uitvoerig ingegaan op de vraag of er sprake is van medeplegers op de moord van Theo van Gogh of dat er andere mensen zijn die de verdachte bij de moord geholpen zouden hebben. Na de laatste pro forma-zitting is het onderzoek daar naar in volle omgang voortgezet.

Dit onderzoek heeft zich vooral gericht op een viertal potentiële verdachten. Twee van hen bevinden zich in voorlopige hechtenis in het kader van het onderzoek van het Landelijk Parket naar de zogenaamde Hofstadgroep. Twee anderen betreffen Tsjetsjenen die op 19 april en 18 mei van dit jaar zijn aangehouden.
De eerste Tsjetsjeen noem ik Murad J.. Hij had in de woning van de verdachte zijn vingerafdruk achtergelaten op een cassettebandje. De tweede Tsjetsjeen, Bislan I., had zijn vingerafdruk achtergelaten op het testament van de verdachte dat bij zijn vriend, Rachid Bo. is aangetroffen. Het onderzoek tegen Murad heeft opgeleverd dat hij al langere tijd contact heeft met de verdachte. Dit blijkt met name uit emailcontacten uit 2003 en uit de verklaring van deze Tsjetsjeen zelf. Hij heeft Jihadistische documenten van de verdachte. Hij is naar eigen zeggen meerdere malen bij de verdachte thuis geweest. Wat hij daar deed, weten wij niet. Ook is zijn telefoonnummer in de stukken van de verdachte aangetroffen. Verder blijkt uit het onderzoek dat Murad contacten heeft gehad met meerdere personen die rechtstreeks of indirect te linken zijn aan de verdachten die in de Rotterdamse zaak vast zitten. Ten slotte is gebleken dat Murad in de zomer van 2004 samen met de verdachte een aantal goederen heeft verhuisd van een adres in Amsterdam naar zijn eigen woonplaats in Schiedam.
Bij deze goederen waren ook administratieve bescheiden van de tweede Tsjetsjeen, Bislan I. Het onderzoek tegen deze tweede Tsjetsjeen, heeft het volgende opgeleverd. Van Bislan I. is een vingerafdruk gevonden op een blaadje van het testament van de verdachte. Er is geen verklaring gekomen voor deze vingerafdruk. Er wordt nog onderzocht of zijn vingerafdruk op of onder de inkt van de tekst van het testament staat. Een resultaat is niet op afzienbare termijn te verwachten.
De eerste Tsjetsjeen, Murad, is inmiddels heengezonden. Voor zover de onderzoeken een verdenking hebben opgeleverd ten aanzien van betrokkenheid bij terroristische activiteiten, is dit onderzoek overgedragen aan de Nationale Recherche. Bislan zit nog in voorlopige hechtenis. In elk geval is geen bewijs gekomen dat Murad of Bislan de moord op Van Gogh zou hebben medegepleegd of dat zij de verdachte hierbij behulpzaam zijn geweest.

Wat betreft de personen die als verdachte van het onderzoek Arles van het Landelijk Parket nog in voorlopige hechtenis zitten, heeft het onderzoek zich met name gericht op de huisgenoot van de verdachte, Ahmed H., en Mohammed Bo..
Wat betreft H. blijft het opvallend dat hij als huisgenoot van de verdachte nooit iets heeft gemerkt. Messen, patronen of een vuurwapen heeft hij nooit gezien in de bijzonder kleine woning waar zij samen woonden. De woonkamer van de Marianne Philipstraat 27 meet ruim 15 vierkante meter en de aangrenzende slaapkamer ruim 10 vierkante meter (OIG 55). Verder is er alleen een kleine open keuken. In de nacht van 1 op 2 november heeft H. samen met twee anderen de avond bij de verdachte doorgebracht. ’S ochtends is hij om half 6 opgestaan en heeft samen met B. gegeten en het ochtendgebed gedaan (VER 2.4). Vervolgens is hij om half 7 weer gaan slapen. Een half uurtje later ging hij naar de WC. Dit moet de tijd zijn geweest dat de verdachte zich opmaakte om te vertrekken naar de Linnaeusstraat. H. sliep die nacht in de woonkamer. Opvallend is dat hij niets heeft gezien van de grote messen, het vuurwapen, de patronen, de walkman en andere goederen die de verdachte voor de aanslag bij zich heeft gestoken. Echter, aanwijzingen dat H. heeft geholpen zijn er verder niet.
Gaat het om Mohammed Bo., dan blijft het opvallend dat hij in elk geval rond 8 uur zich in zijn werkplaats schuin tegenover de woning van Theo van Gogh bevond en vervolgens geen alibi heeft voor de ruim drie kwartier daarna. Onderzoek heeft geen nieuwe gegevens opgeleverd. Ook ten aanzien van hem moet worden aangenomen dat hij geen directe betrokkenheid heeft gehad bij de dood van Theo van Gogh.

Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij andere personen op 2 november hebben gezien. Zij brachten deze personen in verband met de moord op Theo van Gogh. Ik heb U dit op de eerste zitting in januari voorgehouden. Die verklaringen vormden even zo vele aanwijzingen voor helpers op 2 november. Daar is het echter bij gebleven. Er is niets nieuws bij gekomen. Ik volsta hier met te verwijzen naar mijn betoog van 26 januari 2005.

Tot slot: er is onderzoek gedaan naar de gegevens van de GSM-palen in de buurt van de Linnaeusstraat. Straalde de GSM van een potentiële verdachte op 2 november 2004 een paal aan nabij de Linnaeusstraat? Met andere woorden: was een van de ons bekende personen ten tijde van de moord in de buurt. Het onderzoek heeft hiervoor geen aanwijzingen opgeleverd (AMB 82).

Maar toch ….. de verdachte moet hulp hebben gehad, al was het maar financiële (FIN 1 en FIN 2). Op 19 mei 2004 ontving de verdachte voor het laatst een uitkering. Die zelfde dag nam hij bijna het gehele bedrag op. Tussen 19 mei en 28 oktober heeft de verdachte in totaal € 200,– van zijn rekening opgenomen. Daar kan niemand 5 maanden van leven. Na 6 augustus stond hij alleen nog maar rood. Op 28 oktober plunderde hij zijn rekening. Hij nam € 930,– op en stond toen maximaal rood. Ongeveer op die dag gaf hij Rachid Bo. een enveloppe met € 1650,– , zijn nalatenschap. Waar haalde de verdachte die extra € 720,– vandaan? En hoe betaalde hij het vuurwapen, dat volgens de deskundige (verhoor RC d.d. 7 juli 2005) op de illegale markt tussen € 1000,– en € 1500,– moet hebben gekost. De verdachte moet dus na 19 mei aanzienlijke financiële ondersteuning hebben gehad. Het vuurwapen is ofwel door iemand anders betaald of de verdachte heeft het gratis gekregen. Ook dat is hulp.

Gisteren heeft de rechtbank ook een groot aantal andere aanwijzingen voor medeplegen of medeplichtigheid voorgehouden. Ook mijn conclusie luidt, dat er onvoldoende bewijs is voor het bestaan van medeplegers of medeplichtigen.

In een interview in Trouw van afgelopen vrijdag uit de zuster van Theo van Gogh, Josien, hierover haar ernstige zorgen, en boosheid: “Is Theo van Gogh vermoord door één zonderling, een godsdienstfanaat, of door een professioneel terreurnetwerk. … … Waarom kozen zij Theo uit? En waarom moest hij dood op zo’n gruwelijke manier? Wie planden dit?”
Heel terechte vragen. En begrijpelijk is haar zorg, dat straks de zaak is afgedaan en dat het dan stil wordt.
Het is de verdachte die weigert om inzicht te geven in deze vragen. Met Josien van Gogh ben ik eens: het is laf om te zwijgen. Ik begrijp dat zij het zwijgrecht onverdraaglijk vindt. Ook dat vind ik begrijpelijk Maar met mij weet zij ook dat dit een basisbeginsel is in een beschaafde rechtspleging.
Ik kan nu alleen toezeggen dat vooral onderzoek naar de Hofstadgroep ook gericht blijft op alle onbeantwoorde vragen in het onderzoek naar de moord op Theo van Gogh. Als daar wat nieuws wordt gevonden, dan wordt daar uiteraard verder onderzoek naar gedaan.

4. Herkomst wapens

Het onderzoek naar de herkomst van het vuurwapen heeft niets nieuws opgeleverd. Uiteindelijk zijn wij blijven steken in het jaar 2000 toen dit vuurwapen als onderdeel van een grote partij vuurwapens in Zagreb is gestolen. Wat er vervolgens met het wapen is gebeurd, hoe het wapen en door tussenkomst van wie in handen van de verdachte is geraakt, is onbekend.
Wel zijn er van de CIE Utrecht een aantal processen-verbaal ontvangen over een Marokkaan die onder meer het wapen zou hebben geleverd, waarmee Theo van Gogh is doodgeschoten (INL 47 t/m 50). Deze Marokkaan is getapt, aangehouden en verhoord. Hij ontkent. De tap heeft niets opgeleverd. De CIE-informatie vormt geen bewijs. Dit deelonderzoek had dus geen resultaat.
Dat zelfde geldt overigens ook voor de gebruikte Kukri machete, waarvan wij de herkomst niet hebben kunnen vaststellen.

-start presentatie-

5. De strafbare feiten

Ik keer nu terug naar de gebeurtenissen van 2 november 2004.

Om inzichtelijk te maken hoe de verklaringen van de getuigen, aangevers en politieagenten, technische rapporten en andere processen-verbaal op elkaar aansluiten, heeft de politie op mijn verzoek een aantal beelden gemaakt. Deze dienen ter ondersteuning van mijn relaas. John Pel van de politie Amsterdam zal voor mij de computer bedienen.

-Moord Theo van Gogh-

Er zullen geen schokkende foto’s of andere beelden worden vertoond. De slachtoffers weten dat de beelden worden getoond. Zij weten dat zij de zaal kunnen verlaten en later terug kunnen keren.

Op 26 januari 2005 heb ik de dagvaarding voorgedragen. Die dagvaarding is op kleine onderdelen gewijzigd. Zoals gisteren aan de orde is gekomen gaat het bijvoorbeeld om de toevoeging van enkele namen van politieagenten en het toevoegen van enkele subsidiaire feiten.

De feiten; het gaat om:

  1. moord met terroristisch oogmerk op Theo van Gogh;
  2. poging tot moord met terroristisch oogmerk op een tweetal omstanders (dit zijn personen die door kogels van verdachte op de Linnaeusstraat zijn geraakt);
  3. poging tot moord met terroristisch oogmerk op politieagenten;
  4. verboden wapen- en munitiebezit begaan met terroristisch oogmerk;
  5. bedreiging met geweld tegen een lid van de tweede kamer, Hirsi Ali, waardoor zij verhinderd werd haar werk te doen, met terroristisch oogmerk;
  6. bedreiging van Hirsi Ali met een terroristisch misdrijf.

6. Feit 1: Moord op Theo van Gogh

De moord op Theo van Gogh.

-3 pd’s-

2 november 2004. Het was dinsdagochtend erg druk. Meer dan 50 ooggetuigen hebben verklaringen afgelegd over wat er op de Linnaeusstraat gebeurde. Op de minder drukke Mauritskade waren dat meer dan 20 getuigen.
Op de Linnaeusstraat reden trams reden af en aan. Auto’s reden langzaam omdat er sprake was van filevorming. Ook fiets- en voetpaden waren vol met mensen.
Ik sprak zojuist over getuigen, maar doe met het woord getuige die mensen te kort. In hun verklaringen valt op dat een aantal van hen zich er van bewust werd dat zij in de schootslijn zaten van een schietende man. Sommigen zagen hun leven aan zich voorbij trekken. Auto’s in de file konden geen kant op. Zo duikt een vader in een passerende auto over zijn kinderen op de achterbank van zijn auto. Andere mensen blijven juist verstijfd staan. Iedereen wordt ongewild geconfronteerd met de schokkende gewelddadigheden van de verdachte. Die confrontatie heeft bij vrijwel iedereen emotionele sporen nagelaten. Via de politie heeft een groot aantal van hen de weg gevonden naar Slachtofferhulp. Daarmee zijn diepgewortelde gevoelens van onmacht, verontwaardiging en verbijstering nog niet weggenomen. Het moet verdachte bekend zijn geweest dat dit stukje Amsterdam op dit tijdstip van de dag zo druk zou zijn. Hij heeft immers de plaats voorverkend. De directe getuigen zullen de gebeurtenissen nog lang heugen.

-kaartje (zonder fietsroute)-

Nummer 133: de woning van Theo van Gogh in de Pythagorasstraat te Amsterdam. Als hij in Amsterdam was, reed hij bijna elke ochtend op zijn fiets een vaste route van zijn huis naar zijn werk, de productiemaatschappij Column in Amsterdam-Zuid.

– kaartje met groene fietsroute-

Zijn vaste route werd gereconstrueerd aan de hand van verklaringen van bekenden van Theo van Gogh, getuigen en enkele videocamera’s. Het eerste deel van die fietsroute voerde over de Linnaeusstraat en van daar uit verder naar Amsterdam-Zuid.
Deze fietsroute is van belang. Ten eerste om te kijken waar de verdachte op 2 november 2004 voor het eerst contact heeft gemaakt met Van Gogh.
Maar nog meer omdat juist rondom deze fietsroute een aantal getuigen de verdachte heeft gezien in de weken vóór de moord. Vooral na de uitzending van Opsporing Verzocht op 29 november van het vorig jaar hebben zich veel getuigen gemeld. De getuigen konden de verdachte herkennen door de in die uitzending getoonde foto van de verdachte.

-afleggedrag (zonder groene pijl)-
Negen getuigen hebben de verdachte voor 2 november gezien. De nummers verwijzen naar de nummers die de getuigen in het dossier hebben gekregen. Hun verklaringen moeten zowel individueel als in samenhang te worden bekeken.

-afleggedrag (met groene pijl)-
De verdachte wordt een maand voor de moord gezien vlak bij het huis van Theo van Gogh; dat zijn de getuigen 10.2 en 10.9.
Half oktober 2004 stapt de verdachte op de tram op de Middenweg ter hoogte van de woning van Theo van Gogh. Hij stapt uit op de plek waar Van Gogh is vermoord. Dat heeft de getuige 8.5 verklaard.
Twee weken voor de moord ziet getuige 10.1, omstreeks half negen onder het treinviaduct van de Linnaeusstraat de verdachte lopen. Dit ziet hij op twee verschillende dagen.
Ook bij het treinviaduct ziet een andere getuige, 1.27, de verdachte zowel op 1 als 2 november. De verdachte staat dan passerende fietsers te bekijken. Beide keren weer om half negen.
Dit wordt door getuige 8.9, bevestigd. Die ziet dat de verdachte op de 1e november 2004 rond kwart over acht uur bij het treinviaduct in een starthouding bij zijn fiets staat. Ook hij zegt dat de verdachte passerende fietsers staat te bekijken.
Weer een andere getuige, 10.6, heeft een man gezien die erg veel lijkt op verdachte. Deze man zat op drie dagen in de tweede helft van oktober op een bankje voor het stadsdeelkantoor, de plaats waar Theo van Gogh later is vermoord. Dat was telkens rond 9 uur in de ochtend. Diezelfde getuige zag ook Theo van Gogh daar vaak fietsen.
Tot slot van deze opsomming getuigen 1.25 en 8.6. Zij hebben drie weken, twee weken en twee dagen voor de moord de verdachte gezien op de hoek van de Linnaeusstraat met het Oosterpark. 8.6 is tramconducteur en heeft de verdachte zien opstappen bij het OLVG en uitstappen op de Linnaeusstraat. Getuige 1.25 komen we op 2 november nog tegen.

De verklaringen van deze getuigen maken duidelijk dat de verdachte Theo van Gogh voor 2 november in de gaten heeft gehouden. De verdachte wist dus dat Theo van Gogh omstreeks half negen het treinviaduct zou passeren en wat later in de Linnaeusstraat zou zijn. Een beklemmend idee: een man die stiekem observeert, een man die slechts denkt aan het moment dat hij Theo van Gogh gaat vermoorden?

2 November 2004.
Van de moord zijn velen getuige geweest.

-Lokaties van getuigen-

De verdachte wordt al om 18 minuten over 8 lopend gezien op de fietsroute voor het treinviaduct. Theo van Gogh pint om iets na half 9 bij de Primera op de Middenweg. Vanaf die winkel ben je in een rustig gemiddeld fietstempo in twee minuten bij het stadsdeelkantoor (AMB 17). Rond 5 over half 9 zal Theo van Gogh in de buurt van het Stadsdeelkantoor zijn gekomen.

Hier is het Stadsdeelkantoor met vele getuigen en daar tegenover wordt uiteindelijk het ontzielde lichaam van Theo van Gogh gevonden.
Aan de concentratie van de getuigenverklaringen is te zien hoe druk het was op de plek waar Van Gogh werd vermoord.
Curieus is dat verdachte tot en met zijn 7e levensjaar gewoond heeft in de Domselaerstraat (PRS pag. 3529). Hij was dus goed bekend met de omgeving die hij uitkoos voor de moord op Theo van Gogh.

Het gebeurde allemaal in de Linnaeusstraat.

-Linnaeusstraat, zonder routes-

Voor Uw oriëntatie: Boven is het spoorwegviaduct. In het midden met het licht grijze dak staat het stadsdeelkantoor en rechtsonder de ingang van het Oosterpark, waar de dader na de moord naar toe zal lopen.
Theo van Gogh kwam aan fietsen vanaf het treinviaduct. Zie de groene lijn.

-Linnaeusstraat met groene lijn-

Getuigen (GET 1.5 en 1.6) hebben hem daar die ochtend zien fietsen.

-Linnaeustraat met ook rode lijn-

Op een gegeven moment zien zij ook de verdachte fietsen.
De rode lijn geeft de verdachte aan.
De getuige verklaart:
“Iets voor het Stadsdeelkantoor zag ik dat er een man op het fietspad naast Theo van Gogh reed. ……Plotseling zag ik dat deze man met zijn rechterarm in de richting van Theo van Gogh wees.”

Enkele beelden van de Linnaeusstraat op 2 november 2004:

-start filmpje Linnaeusstraat. Stop als beide fietsen in beeld zijn-

De voorste fiets is de damesfiets van de verdachte. De achterste fiets met het mandje is van Theo van Gogh. De fietsen staan voor het Stadsdeelkantoor. Zij zijn daar later door omstanders tegen het hek gezet.

-filmpje verder-

De Linnaeusstraat vanaf het spoorviaduct.
Links het Stadsdeelkantoor; rechts de plaats waar Theo van Gogh is aangetroffen.

-Linnaeusstraat met groene en rode lijn-

De verdachte rijdt naast Theo van Gogh.
Getuige:
“Ik zag dat Theo van Gogh opzij keek naar de man. Meteen daarna hoorde ik een aantal knallen; ik denk 4 of 5.”
En een andere getuige verklaart:
“Ik dacht toen dat deze man Theo van Gogh aan de kant duwde en een por in zijn linker zij gaf. Ik hoorde vrijwel direct hierop een enorme knal. Direct daarna hoorde ik weer zo’n knal.”
Ook twee andere getuigen hebben gezien en gehoord dat er op een man wordt geschoten (GET 1.23 en 1.43).

-Linnaeustraat met 4*-

De technische recherche heeft 4 hulzen nabij de twee achtergelaten fietsen gevonden (FTO 2). Deze zijn verschoten met het pistool dat later bij de verdachte in beslag is genomen (NFI 3). Bij de verdachte zelf zijn zogenaamde schiethanden aangetroffen (NFI 8).

-Linnaeusstraat met fietsen-

Linksonder herkent U de fiets van Theo van Gogh aan de oranje boodschappentas.
De vier getuigen hebben hierna gezien hoe Theo van Gogh aan zijn aanvaller probeerde te ontkomen. Ik citeer twee getuigen.
De ene verklaart:
Ik zag dat Theo van Gogh zijn fiets neergooide en ik hoorde hem tegen de man roepen: doe het niet, doe het niet. Ik zag dat de man zijn fiets ook neergooide. Ik zag dat Theo van Gogh naar de overkant van de straat rende.”
En de ander:
Ik zag dat de man op de fiets half ten val kwam en over zijn fiets leunde. Ik hoorde dat hij riep:’ Nee, nee’. Ik zag toen onmiddellijk dat dat Theo van Gogh was. …… Ik zag dat Theo probeerde over te steken naar de even zijde van de Linnaeusstraat.”
Achter het hek van het stadsdeelkantoor werd één kogel gevonden. Hierop zat bloed van het slachtoffer (FTO 2 / NFI 9 / NFI 10). Theo van Gogh vluchtte dus met een zware verwonding voor zijn leven.

-Linnaeusstraat met groene en rode lijn-

De getuigen zien vervolgens Theo van Gogh rennen, rennen voor zijn leven. De verdachte loopt rustig achter hem aan.

-Linnaeusstraat met daarop groene + rode lijn en huls-

Ook tijdens het oversteken schiet de verdachte nog op Van Gogh (GET 1.34). Midden op de straat is één huls gevonden (FTO 2 en NFI 3). Vermoedelijk heeft de verdachte ook toen meer dan een keer geschoten. Ik ga er van uit dat de verdachte zijn vuurwapen volledig heeft geladen. Dan kunnen er 15 patronen in de houder en eventueel nog een in de kamer van het vuurwapen. In totaal zijn er 14 hulzen op de Linnaeusstraat gevonden (FTO 2). Dus een of maximaal twee hulzen zijn niet gevonden. Deze kan, of kunnen, door passerende auto’s of trams zijn verplaatst. Ná de schietpartij, maar vóór dat de politie de Linnaeusstraat heeft kunnen afzetten.

7. Feit 4: de twee burgerslachtoffers

Twee omstanders zijn geraakt. Een man in zijn been, een vrouw in de hak van haar schoen (AAN 1 / GET 1.45 en 1.45a / NFI 8).
Ik citeer eerst de anoniem gebleven getuige. Die staat bij het Stadsdeelkantoor:
“Ik zag dat een man die voor Theo van Gogh stond kennelijk geraakt werd……De man die … … geraakt werd, liep voor Theo van Gogh. Ik zag dat deze man bleef staan maar een schokbeweging maakte……Later bleek ook dat deze man geraakt was, want ik ben na de schietpartij naar het politiebureau gereden en daar zag ik dat deze man gewond naar binnen werd gebracht. Ik schat de afstand tussen de man met het wapen en ……deze neergeschoten man en Theo van Gogh ……op ongeveer 9 meter.”
Dan het burgerslachtoffer zelf:
“Ik hoorde knallen. Ik zag mensen voor het stadsdeelkantoor uit elkaar stuiven. Ik zag dat mensen hun spullen lieten vallen en ik hoorde mensen gillen. Ik zag een man met een zwart voorwerp in zijn hand en ik twijfelde er niet aan dat deze man net had geschoten. Ik heb me omgedraaid en ben gaan rennen bij de man vandaan. Vrijwel meteen daarna, ik zal een meter of tien hebben gerend, voelde ik een scherpe pijn in mijn rechterbovenbeen aan de achterkant. Ik realiseerde me meteen dat ik door een kogel geraakt moest zijn. Ik dacht nog zoiets van: ‘zo voelt dat dus’. Ik ben door blijven lopen. Onderweg zag ik bloed. Ik zag ook aan de voorkant van mijn rechterbeen een gat. Ik bleef doorlopen naar het politiebureau.” Einde van dit citaat.
Op het politiebureau wordt het hem zwart voor de ogen.

Het tweede slachtoffer is een vrouw (AAN 2 / GET 1.44). Ik citeer:
“Ik hoorde Theo van Gogh iets schreeuwen. Ik stond 3 meter achter de man met het pistool. Theo werd beschoten, draaide zich om en rende weg. Ik zag en hoorde dat de man bleef schieten. Ik ben ook gaan rennen in dezelfde richting als Van Gogh. Tijdens het rennen heb ik de man met het pistool ingehaald. Ik vermoed dat ik hierdoor gewond ben geraakt omdat ik tijdens het rennen iets aan mijn voet voelde. Later bleek dat ik geraakt was. In de hak van mijn schoen zat een kogel”. Einde citaat.
De foto’s van de schoen zitten in het dossier. Naar de schoen is onderzoek gedaan (FTO 2). De hak van de schoen bleek in de breedterichting geperforeerd door een kogel.

8. Terug naar feit 1: de moord op Theo van Gogh

Terug naar Theo van Gogh.
Een getuige ziet dat Theo van Gogh om een auto heen rende. De verdachte achtervolgt hem rustig. Andere getuigen verklaren dat Theo van Gogh aan de overzijde van de Linnaeusstraat meteen achter een auto in elkaar zakte.

Inmiddels is de aandacht gewekt van een groot aantal getuigen. Deze zien hoe Theo van Gogh weer door de verdachte wordt beschoten.
De technische recherche vindt later 9 hulzen nabij en onder het lichaam van Theo van Gogh (FTO 2).

-Linnaeusstraat met 9 hulzen-

Van het grote aantal getuigen, citeer ik er enkele.
Ik begin met de eerste getuige (GET 1.12):
“Ik zag Van Gogh op de grond liggen. ……Ik zag dat er een man voor Van Gogh stond. Ik zag dat deze man een groot pistool in een van zijn handen had. Ik zag dat hij het pistool met gestrekte arm gericht hield op het lichaam van Van Gogh. Ik hoorde Van Gogh in paniek roepen: ‘Genade, genade, niet doen, niet doen.’ ……Ik zag dat Van Gogh met zijn handen afwerende bewegingen maakte. Vervolgens zag ik dat de man met het pistool, dat hij nog steeds gericht hield op het lichaam van Van Gogh, zo’n 7 à 8 schoten afvuurde.”
Een eerdere getuige weer, die vanuit zijn woning op de 2e verdieping alles zag gebeuren:
“Ik zag een man bij een ander man staan. Een man lag op zijn rug, op de grond. De onderlinge afstand tussen beide mannen was ongeveer een halve meter tot maximaal een meter. Ik zag in de rechterhand van de staande man een zwart vuurwapen, een pistool. …… Ik hoorde 2 of 3 schoten. …… Ik zag dat de man het slachtoffer twee keer schopte.”
Tot slot de volgende getuige (GET 1.32):
“Ik zag een man op straat liggen, …… ik zag dat dit Theo van Gogh was. Ik zag dat de man met de schoudertas die op het trottoir stond, een wapen in zijn hand had. ……Ik hoorde dat Theo van Gogh riep: ’Niet doen, niet schieten’ … … Ik zag dat de man die het wapen in zijn hand had, dit op Theo van Gogh gericht hield en nog een aantal keer schoot in zijn richting.”
Een groot aantal andere getuigen (o.m. GET 1.9, 1.18, 1.20, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11 en 2.13) zien ook dat de verdachte op korte afstand op de liggende Theo van Gogh schoot en tegen zijn lichaam aan schopte.

De verdachte knielt dan bij Theo van Gogh.

-kukri-mes-

Hij pakt een groot kapmes (WWM 3) uit zijn tas, een Kukri-mes met een lemmet van 33 cm.

-kukri-mes met uitvergroting snijdeel-

Het Kukri-mes is een replica en als wapen een wanproduct, aldus de deskundige van het tropeninstituut (WWM 6). Om het scherper te maken is dit mes bijgeslepen (WWM 8).
Ook maakt de verdachte gebruik van een kleiner mes, een fileermes met een lemmet van 13,5 cm (WWM 4).

-kleine mes toegevoegd-

Uit de getuigenverklaringen maak ik het volgende op. De verdachte snijdt met het Kukri-mes de keel van het slachtoffer door. Hierna plant hij het mes in de borst van Theo van Gogh.
Verdachte pakt dan uit zijn tas een wit papiertje en legt dit op het bovenlichaam van Van Gogh neer. Hij priemt dit briefje met het fileermes op het lichaam van Theo van Gogh. Dit witte papiertje is de dreigbrief gericht aan Hirsi Ali.
Ik citeer weer de meest aansprekende getuige:
“Vervolgens zag ik dat de schutter een groot mes in zijn hand had. Het mes pakte hij volgens mij uit een tas. Vervolgens zag ik dat de schutter bij het lichaam van Van Gogh neerhurkte, achter diens hoofd. Ik zag dat hij het mes in de hals van Van Gogh drukt. Ik zag vervolgens dat hij met het mes snijdende, zagende bewegingen maakte in de hals van Van Gogh. Hij was als het ware zijn keel aan het doorzagen. Toen zag ik dat hij het mes met beide handen vastgreep en dat hij het met kracht in de borst drukte. Ik zag dat hij het mes, gebruik makend van het gewicht van zijn bovenlichaam, in de borst van Van Gogh duwde. Hij was echt stevig aan het drukken. Nadat de schutter dat gedaan had, zag ik dat hij een velletje papier ergens vandaan pakte. Vervolgens zag ik dat hij nog een tweede, kleiner mes in een van zijn handen had. …… Ik zag dat hij het velletje papier op de buik van Van Gogh legde. Daarna zag ik dat hij het tweede, kleinere mes door het velletje papier heen in de buik van Van Gogh stak.”

Andere getuigen (GET 1.18, 1.9, 1.20, 1.24, 1.25, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11 en 2.13) verklaren voor het grootste deel hetzelfde. Het moet een gruwelijk gezicht zijn geweest:
“Ik voelde afgrijzen, alsof ik zelf gestoken werd, zo voelde dat.”, aldus een getuige.

Volgens het sectierapport is Van Gogh door 8 kogels getroffen. Zijn keel is met 4 zagende bewegingen opengereten. Twee messen staken in zijn lichaam. De schotletsels en het halsletsel, ieder apart en in combinatie, kunnen het intreden van de dood zonder meer verklaren (FTO 2 / NFI 2).

De 14 hulzen die op de Linnaeusstraat zijn gevonden zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met het pistool van de verdachte (NFI 3), hard technisch bewijs.

Terug naar de Linnaeusstraat:

-Linneausstraat terug in beeld-

Er ontstaat een vreemde rust. De verdachte kijkt om zich heen (GET 2.3). Hij blijft staan kijken naar de dode Theo van Gogh. Hij is rustig, kalm, niet in paniek, lijkt niet opgewonden. Dit valt de getuigen op. Dat geldt ook voor de daaraan voorafgaande gebeurtenissen. Drie korte citaten:
“Ik zag dat de man dit alles heel koelbloedig en kalm deed. Hij maakte een hele doordachte weloverwogen indruk, hij wist duidelijk waar hij mee bezig was. Theo van Gogh werd gewoon afgeslacht ….. De man deed ook geen haast om weg te komen. Hij bleef het lichaam van Theo bekijken.“, aldus een getuige (GET 2.8).
Een andere getuige:
“Hij stond heel rustig te kijken naar Theo. Te kijken alsof hij zijn werk wel goed gedaan had.” (GET 1.35).
En tot slot:
“Het viel me op dat de man tijdens het hele voorval uiterst kalm en beheerst alles deed. Het schokte mij zeer omdat het leek of het de man allemaal niets deed. Hij liep ook rustig weg.” (GET 2.4).

Dan loopt de verdachte richting Oosterpark.

-Vertrek B.-

De verdachte had een schoudertas bij zich.

-rode cirkel rond de schoudertas-

Die tas heeft hij onderweg laten vallen. Let u op de rode cirkel. Drie agenten van de technische recherche staan bij de stoeprand bij die bewuste tas.

-schoudertas-

In deze schoudertas heeft de verdachte zijn pistool, messen, patronen en walkman vervoerd. Diverse getuigen zien dat verdachte deze tas laat vallen. Op deze tas ligt dan een wit washandje (GET 1.18, 1.20, 1.24 ,2.5, 2.9, 2.11 en 2.13).
In dat washandje blijken later twee patronen van 9 mm te zitten (FTO 2 / WWM 6).

-filmpje Linneausstraat-

Nogmaals de route van de verdachte. Ook deze opname is op 2 november gemaakt.

-stop bij ambulance-

Theo van Gogh ligt achter de ambulance.

-door tot tas in beeld, dan stop-

Net achter de twee ambulancebroeders ziet u nogmaals de tas op de stoep liggen.

-verder tot hoekpand, dan stop-

Hier liep de verdachte dus van het lichaam van Theo van Gogh naar het Oosterpark. Ook ziet U aan het einde links de ingang van het Oosterpark. Het gele hoekpand, ook links vlak voor het park, aan het einde van de straat komt zo terug.

-foto hoek Linnaeusstraat-

Daar is het gele hoekpand. Een getuige (GET 2.5) was in het stadsdeelkantoor. Hij had de verdachte in het vizier. Om later de politie te kunnen helpen, maakte hij deze foto. Het is een bijzondere foto van 2 november 2004.

-rode streep-

Daar liep dus de verdachte.

-cirkel rondom verdachte-

Hier staat de verdachte op de foto (aanwijzen). Het is de man met de beige jas.

actiepunt: foto hoek Linnaeusstraat met pijl richting park komt in beeld.

Even later zal de verdachte oversteken en het Oosterpark in gaan.

-gele cirkel rond getuige 1.25-

Een getuige (aanwijzen), die al enkele keren is aangehaald. Hij leunt uit het raam en heeft alles goed kunnen zien. Ik citeer:
“Ik zag dat hij mijn kant op kwam lopen. Op het moment dat de man precies onder mij liep zag ik dat hij het vuurwapen in zijn rechterhand had. Verder zag ik dat hij in zijn linkerhand een magazijn had. Verder zag ik kleine messing patronen. Ik zag dat de man bezig was met zijn magazijn te herladen.”
Ook anderen verklaren hierover:
“Ik zag dat de rustige man zijn pistool geklemd had onder zijn linkerarm. ……ik zag dat de rustige man met zijn rechterhand patronen in de onderkant van het handvat stopte. Ik heb er zeker drie in zien verdwijnen.” Dit verklaart een andere getuige (GET 1.11).
Kennelijk bedoelt deze getuige met het handvat, de patroonhouder. Daar konden 15 patronen in. (ook: GET 1.20 en 1.34).

Op 7 juli jl. is door de rechter-commissaris een vuurwapendeskundige gehoord. Hij concludeert dat de verdachte ter plekke een aantal handelingen heeft verricht, die je onmogelijk kunt verrichten zonder die geoefend te hebben. Om een houder te kunnen vullen met patronen – tijdens het lopen – zonder met patronen te strooien moet je behoorlijk hebben geoefend. Het is bijzonder dat de technische recherche vanaf de plek waar Van Gogh werd vermoord tot aan de hoek met het Oosterpark geen losse patronen heeft gevonden. “Zelfs getrainde politiemensen lukt dat niet zo goed. Zeker niet onder de geschetste omstandigheden. Alle mensen die ik spreek melden dat onder stressvolle omstandigheden de fijne motoriek verdwijnt en dan heb ik het over getrainde mensen van arrestatieteams.”, aldus de getuige deskundige bij de RC.

Het blijft niet bij lopen en vullen. Verdachte spreekt een omstander aan. Twee getuigen verklaren hier over, (GET 1.11 en 1.20). De verdachte zegt:“wat kijk je”. De omstander antwoordt “dat kun je toch niet maken”. Verdachte zegt: “Dat kan ik wel, waarom niet…., hij heeft het er naar gemaakt”. Verdachte stopt dan de patroonhouder weer in het pistool. De omstander zegt wederom: “dit kan toch niet, dit kan je toch niet maken.”, waarop verdachte zegt: “Dat kan ik wel en dan weten jullie ook wat je te wachten staat.” De omstander reageert en zegt: “Ik ga weg, ik wil hier verder niet meer over praten.” en de omstander fietst weg.

Diverse getuigen hebben de tegenwoordigheid van geest om politieagenten te wijzen op de verdachte en zijn looproute (GET 2.2 / 2.14 / AMB 1 / AMB 2). De getuige geeft zijn collega opdracht een foto te maken vanuit het Stadsdeelkantoor. Dat is deze foto. Die getuige is naar buiten gesneld. Hij ziet de verdachte vervolgens het park inlopen en hij schiet een agent aan in een politiebus. De getuige stapt in de politiebus.

-Oosterpark-

Op enkele momenten zien zij verdachte nog lopen. In het Oosterpark lopen ook vrouwen met kinderen. Daarom krijgen de agenten, die al op de verdachte in het park af gaan, opdracht hem niet aan te houden. De veiligheid van het publiek in het park gaat voor. De situatie was daar niet controleerbaar. Een professionele beslissing.

-Oosterpark met rode route-

De verdachte is dwars door het park gelopen. De getuige en de politieman zien hem met versnelde pas richting Mauritskade lopen. Dit wordt via de portofoon doorgegeven.

9. Feit 2: Beschieting van politiemensen

Zo komen we bij feit 2: de beschieting van de politiemensen.

-Mauritskade-

De Mauritskade. Ook de komende beelden zijn allemaal op 2 november opgenomen.
Vanuit het park gekomen loopt verdachte op de Mauritskade af.

-Mauritskade met pijl-

De verdachte komt aanlopen. Op deze plek zal het eerste vuurgevecht plaatsvinden met politie. Die rijden naar de Mauritskade om de verdachte aan te houden. Een vuurgevecht waarbij de eerste kogels steeds van verdachte komen. Ook hier geldt dat burgers ongewild getuige worden van een schietpartij en zelfs in de kogelwisseling belanden (GET 1.39 en 3.8).

Nu volgt een overzichtsfilmpje van de Mauritskade. Ik zal een aantal plekken aanwijzen, die straks in het betoog belangrijk worden.

-start filmpje Mauritskade-

De aanlooproute van verdachte, vanuit het Oosterpark (aanwijzen).

-filmpje stoppen als vluchtheuvel geheel zichtbaar is-

Aan de linkerzijde een politiebus van de hondenbrigade (aanwijzen) Die bus zal als tweede politievoertuig worden beschoten.
De vluchtheuvel mist een gele verkeerszuil met verkeersbord. Die verkeerszuil ligt nu links op het fietspad (aanwijzen).
De politieauto die als eerste door de verdachte werd beschoten kwam van links; dus vanuit de richting van de filmer. Hij wordt ongeveer hier beschoten en is via de vluchtheuvel (aanwijzen) over de betonnen rand (aanwijzen) tegen een schutting aangereden (aanwijzen) en vervolgens verderop terecht gekomen (aanwijzen)
Midden op de weg een grijze onopvallende surveillancewagen van de politie (aanwijzen).

-film verder tot reclamebord links nog maar half in beeld is-

We gaan verder
Links de politieauto die het eerst is beschoten (aanwijzen).
Aan de rechterzijde liggen 5 politiehulzen (aanwijzen).
De politiebus midden op de weg werd als derde beschoten (aanwijzen).

-film verder tot politiebus links van het midden-

Dezelfde politiebus, maar nu van dichterbij. (aanwijzen)
Rechts liggen 10 hulzen die afkomstig zijn uit het wapen van verdachte. (aanwijzen)

-film verder tot boom links net uit beeld is-

Middenachter ligt de politiemotor, die zo vaak op de televisie is geweest. (aanwijzen)
Rechts staat de blauwe vrachtauto die de politie bij de aanhouding wilde helpen. (aanwijzen)
Vlak voor de vrachtauto zal de verdachte geraakt worden. (aanwijzen);

-verder film afmaken-

Het door de verdachte gebruikte wapen.

-Mauritskade met rode route-

Daar komt dus de verdachte de Mauritskade op.

Aanwijzen:

 

  • de auto van G. en G05, eerst beschoten (feit 2 A)
  • de burgerauto van de politie van A. en G06, die zijn niet beschoten (feit 2 B)
  • de bus van de hondenbrigade van W. en Aa., als tweede beschoten (feit 2 C)
  • de wijkteambus van G04, G07, J. en De G., als derde beschoten (feit 2 D)
  • niet in beeld is de motor van De R., hij is niet beschoten (feit 2 E)
  • de vrachtauto, en de plaats waar de verdachte is geraakt

Politieagenten die geschoten hebben op de verdachte zijn in het proces-verbaal en de tenlastelegging met een nummer aangeduid. Dat is voor hun eigen veiligheid. De rechtbank is bekend met de namen van deze agenten.

Nu over naar de feitelijke gebeurtenissen.

-Mauritskade met 5 hulzen-

Nabij de uitgang van het park zijn vijf hulzen aangetroffen van de verdachte (FTO 4). Van links komt een politieauto aanrijden.

-gele lijn 1e auto-

De gele lijn toont de rijroute van de 1e politieauto.
De verdachte begint te schieten bij de 5 hulzen.

Aangever G. (AAN 7) zit met G05 in de auto. Ik citeer G.:

“Ik bestuurde het politievoertuig en G05 zat naast mij. …. …Terwijl we aanreden hoorde ik over de portofoon dat de verdachte in het park liep. Ik hoorde dat collega Gerrit S. de verdachte in het oog had. … …Ook hoorde ik hem zeggen dat de verdachte een wapen in zijn hand had. … …Vervolgens zijn we uitgestapt om de kogelwerende vesten aan te trekken. … …Plotseling hoorde ik Gerrit over de mobilofoon of portofoon roepen dat de verdachte was gaan rennen in de richting van de Mauritskade. ……ik was in de veronderstelling dat hij bij het OLVG het park uit zou lopen … … Plotseling, nadat we een meter of dertig gereden hadden, hoorde ik dat G05 schreeuwde: ‘naast je, bukken, kijk uit, hij schiet!’. … …Tegelijkertijd dook G05 naar voren. Ik keek naar links en zag vlak naast mijn auto een man staan. Ik zag dat deze man mijn kant op keek en ik dacht bij zijn uiterlijk meteen aan Bin LAden. Hij voldeed volledig aan het signalement dat Gerrit had gegeven. … …Tegelijkertijd zag ik in een flits dat de man een zwart vuurwapen in zijn hand vasthield … … Ik zag dat hij dit vuurwapen op de auto richtte waar wij inzaten. Ik hoorde G05 schreeuwen: ‘bukken, rijden!’. Vrijwel tegelijkertijd hoorde ik een knal. Ik hoorde en merkte dat de ruit van de linkerachterportier werd verbrijzeld. Ik voelde wat langs mijn hoofd suizen. Ik realiseerde me dat de man op mij schoot. In een reflex voelde ik aan mijn hoofd en concludeerde dat ik niet was geraakt. Op het moment dat dit gebeurde stonden wij stil met de auto omdat we niet verder konden rijden … …. We konden geen kant meer op en ik voelde dat we in de val zaten … …. De hele situatie was zeer bedreigend. Het was duidelijk dat de verdachte het op ons had voorzien. Ik was bang door hem neergeschoten te worden, geliquideerd te worden. Direct nadat ik aan mijn hoofd had gevoeld, pakte ik mijn pistool uit mijn holster en bracht dit voor mijn lichaam. Terwijl ik dit deed hoorde ik wederom twee knallen. Ik voelde twee klappen in mijn rug en voelde pijn. Door die klappen ging mijn bovenlichaam naar voren en ik klapte tegen het stuur aan. Ik voelde pijnscheuten in mijn rug en was er van overtuigd dat ik geraakt was. … …Ik realiseerde me meteen dat ik weg moest … … Ik heb geen idee meer hoe ik gereden ben. Ik heb met mijn rechterhand het hoofd/lichaam van G05 naar beneden gedrukt en heb vol gas gegeven. Wat er toen precies gebeurd is weet ik niet meer. Ik heb van die gele blokken geraakt, een vluchtheuvel gepakt en een verkeerszuil geraakt … … Ik had maar een doel, ‘weg hier … …Toen ik wegreed bevond de verdachte zich nog steeds links van mij. Ik passeerde hem dus min of meer rechts. Op het moment dat ik wegreed, hoorde ik nog een vierde knal. … …Nadat we over de gele betonblokken waren gereden kwamen we ongeveer 10 meter verderop op het voetpad tot stilstand. … …Ik zag dat G05 nog steeds naar voren gebogen zat. Kort daarop keek ze om en ik hoorde haar zeggen ’ hij staat nog steeds achter ons.’ Ik keek achterom en zag hem staan met het pistool op ons gericht. Ik hoorde nog steeds knallen. … …Terwijl ik naar voren gebukt zat verliet G5 rechts de auto”.

En de verklaring van G05 (AAN 4):
“Ik hoorde mijn collega gas geven, ik hoorde de motor van de auto brullen. We zijn een aantal meters, best een flink stuk nog, naar voren geschoten met de auto. Het was heel druk en we konden bijna geen kant op. Meteen daarna hoorde ik mijn collega, die achter het stuur zat roepen: ‘aahh ik ben geraakt!!!’. Het was allemaal heel hectisch, ik voelde doodsangst, geen paniek, maar ook bezorgdheid om mijn collega. … …Er is voor mij geen twijfel aan dat de man schoot om ons te doden. Hij had op elk moment weg kunnen komen, wij waren op dat moment, daar ben ik zeker van, de enige politieauto aan de kant waar hij stond. … …Wat me opviel was de rust, de kalmte van de man. Elke beweging ging heel rustig, heel zeker”.

De politieauto van Groenedaal en G05 is dus eerst dwars over een verkeersheuvel en verkeerszuil gereden. Vervolgens over betonblokken die het fietspad markeren. Dan tegen een schuttingmuur en even verderop tot stilstand gekomen.

-pitauto-

De politieauto is meerdere malen geraakt; daar is technisch onderzoek naar gedaan (FTO 6).

-kogelinschot zijportier-

Dit is het eerste of tweede inschot is in de linkerachterportier. Deze kogel is terecht gekomen in de draaiknop van de rugleuning van de stoel van de bestuurder (FTO 7, blzz. O16190, 016200 en 016201).

G. verklaarde dat één kogel door de achterruit is gegaan.

-verbrijzelde achterruit-

Deze kogel heeft de bovenkant van de rugleuning van de stoel van de bestuurder geschampt. Voor G. zonder meer kantje boord.

-kogelwerend vest-

Agent G. heeft geluk gehad. De kogel kwam in zijn vest terecht. G. bukte. Waarschijnlijk daarom werd hij in de schouder getroffen, terwijl de inslag in het vest onder in het rugpand zit.

-achterzijde pitauto-

Toen G. en G05 wegreden, werden zij nogmaals van achteren beschoten. Via twee houten schotten van de toolbox achter in hun auto kwam deze kogel uiteindelijk tegen de stalen rugleuning tot stilstand (FTO 7, blzz. 016190 t/m –194).

Het verhaal gaat verder:

-Mauritskade met route pitauto-

De auto van G. en G05 reed dus over de betonnen wegrand. Vlakbij stond een grijze onopvallende personenauto, net achter de vluchtheuvel (aanwijzen). In die auto zaten A. en G06. Zij hadden een uniform aan. De verdachte kon hen als politiemensen herkennen.

Ik citeer G06 (AAN 5):
“Ik reed die dag met een onherkenbare politieauto, samen met een collega. … …We waren beiden in uniform gekleed. … …Korte tijd later, … …, hoorden wij dat de verdachte het park uitliep, mogelijk bij de Mauritskade. Toen ik daar kwam aanrijden, zag ik een man uit de richting van het park komen, die volledig aan het voldeed aan het signalement. … …Op dat moment zag ik dat de man een vuurwapen in beide handen had, hij had de armen gestrekt … ….Ik gaf mijn collega opdracht om het te melden en plotseling zag ik een politiewagen die bijna recht op me af reed. … …Op dat zelfde moment hoorde ik schoten. Toen ik naar de verdachte keek, zag ik dat hij met zijn wapen als het ware meebewoog met de rijdende politiewagen. … …Ik zag dat de schutter nu plotseling op de rijbaan schuin links van mij stond, ongeveer 3 tot 4 meter bij mij vandaan. Ik zag dat de man mij recht aankeek en dat hij het wapen recht op mij gericht had. Ik keek de man aan. Ik dacht meteen: ‘hier ga ik’. Ik bedoel daarmee dat ik er niet aan twijfelde of de man zou mij neerschieten … … Ik was doodsbang dat de man dichterbij zou komen en me zou afknallen … … de man bleef staan en ik bewoog niet. … … Ik zag na enkele momenten dat de man langs mijn auto liep. … … Ik ben uitgestapt toen de man zeker een meter of 15 verder was. … … Ik zag dat de verdachte zich naar opzij draaide, naar die politie auto die aan kwam rijden, dat bleek later een hondegeleidersbus te zijn. Ik hoorde vervolgens een aantal knallen. Het kan niet anders of de verdachte moet op die politieauto hebben geschoten … … ik schat nog 5 of 6 keer. … … ik zag dat de verdachte zijn wapen met twee handen richtte op de politiebus die aan kwam rijden en ik hoorde opnieuw een aantal knallen. … …Ik voelde mij, door het enige tijd op mij gerichte wapen, bijzonder bedreigd. Ik ben ervan overtuigd dat de verdachte op mij geschoten had, als ik een beweging had gemaakt”.

En politievrouw A. (AAN 13):
“De man schoot op de rijdende surveillanceauto. Hij wees al schietend mee met de auto. Ik dook omlaag in de auto en riep bukken. Vlak voordat ik bukte, zag ik de autorecht op ons afreed, uit koers raakte, schuin naar links over de vluchtauto tegen een verkeerszuil aan reed om vervolgens tegen een muur tot stilstand te komen. De man liep op een afstand van 5 meter langs onze auto. Ik dacht echt dat hij ons zou doodschieten omdat de man op de surveillanceauto schoot en deze in onze richting reed.”

Einde citaten.

Na de bedreigingen van A. en G06 loopt de verdachte verder de Mauritskade op. Hij schiet vervolgens 10 keer op twee politiebussen.

actiepunt: plaatje Mauritskade met rood sterretje tien komt in beeld.

Ook deze hulzen komen uit het wapen van de verdachte (FTO 4). De verdachte liep met zijn wapen langs het water.
Even terug naar de eerste politieauto. G05 heeft verklaard dat zij die auto verliet, nadat de auto van haar en G. tot stilstand was gekomen. De verdachte was hen gevolgd. Voor G05 gelukkig kwam op dat moment de bus van de hondenbrigade aanrijden.

-bus hondenbrigade-

Ook hier geeft de gele lijn de rijroute van de bus aan. De verdachte schiet vanaf de plek waar 10 hulzen zijn gevonden. Eerst op de naderende bus van hondenbrigade, later op de 2e politiebus. Bestuurder Aa. van de bus van de hondenbrigade verklaart:
“Ik zag aan de linkerzijde een man op het trottoir lopen. Hij rende de rijbaan op. Hij hield beide handen voor zich met zijn handen bij elkaar. Direct hoorde ik een knal. Ik heb geen vuurwapen gezien, maar het was voor mij volstrekt duidelijk dat wij door de man onder vuur werden genomen. Ik schrok me rot en stuurde scherp naar rechts. Ik hoorde over de mobilofoon een vrouwelijke collega zeggen: ‘er wordt nu geschoten.’ Ik bleef knallen horen. De man bleef kennelijk op ons voertuig schieten. Ik hoorde een aantal inslagen in onze auto”.
(AAN9).
En mede-inzittende W.:
“Mijn collega reed over de Mauritskade. Ik hoorde van de linkerkant een serie harde knallen. In mijn beleving voelde ik trillingen in de auto. Ik zag een schim op 10 a 15 meter. Ik zag en voelde dat mijn collega scherp wegstuurde. Ik hoorde achter mij het geluid van meerdere schoten. Ik ben de auto uit gegaan en zag meerdere politieauto’s en een rennende verdachte. Ik zag de verdachte vallen. Toen ik met mijn collega terugkwam bij de dienstauto zag ik dat het voertuig door 4 kogels aan de linkerzijde was getroffen. We hebben veel geluk gehad.”
(AAN 8).

-bus hondenbrigade kogelinslagen-

Vier maal heeft de verdachte deze bus geraakt. Daar is technisch onderzoek naar gedaan (FTO 6). Twee schoten bij de linkerkoplamp; een in de voorbumper links en een in de dorpel bij het linkerportier.

-bus hondenbrigade kogelinslagen 2e foto-

Echt opvallend is dat de verdachte gegroepeerd heeft geschoten. U moet beseffen dat de bus tijdens de beschieting reed. Misschien niet hard, maar hij reed wel. En de verdachte heeft de bus vier keer geraakt.
Bij de gele vier kwam de bus van de hondenbrigade tot stilstand.

-route bus hondenbrigade-

Voor alle duidelijkheid: de rode sterren geven de hulzen van de verdachte aan. De gele cijfers zijn het aantal inslagen per politieauto. Straks komen nog blauwe sterren: dat zijn hulzen van de politie.
De tweede politiebus arriveert op de Mauritskade.

-Mauritskade met bus twee-

Deze bus heeft twee kogelinslagen (zie voor technische onderzoeken auto FTO 6 / FTO 7).

-politiebus twee-

Vier agenten werden doelwit van de verdachte:
Ik laat als eerste G07 aan het woord (AAN 6):
“Wij reden naar de Mauritskade. … …Ik zag op de Mauritskade een politieauto op de stoep. … …Ik zag dat er een collega naast die auto zat … …Hij zat tussen auto en de gevel. Ik zag dat onze burgerauto … … midden op de rijbaan stilstond. … ik hoorde een van de collega’s achterin de bus roepen: ‘Kijk uit hij gaat schieten’. Ik had toen de verdachte nog niet gezien. Ik remde en stopte de bus. … …De man stond op de rijbaan van de Mauritskade bijna tegen de bomenrij langs deze rijbaan. … …Hij was toen ongeveer 10-12 meter bij ons vandaan. … …Ik zag dat hij een vuurwapen vasthad in zijn rechterhand. Ik zag ook dat hij dit wapen op ons richtte. Ik zag dat de man, heel rustig in onze richting liep. Hij bleef tijdens het lopen zijn vuurwapen op ons gericht houden. Op dat moment riep ik naar de collega’s: ‘duiken’. Zelf dook ik onder het dashboard. Collega G04 ging ook onder het dashboard. Toen ik naar beneden dook hoorde ik een knal en direct hoorde ik een inslag in onze politiebus. Ik besefte dat als ik zou blijven zitten, ik als schietschijf zou kunnen gaan fungeren. Ik kon geen kant meer op, temeer daar de verdachte in onze richting kwam. Ik deed het portier open en sprong snel uit de politiebus. … …Ik zag dat hij zijn vuurwapen op de bus gericht hield. … …Omdat ik mij bedreigd voelde trok ik mijn dienstpistool en schoot gericht op de benen van de verdachte die op dat moment dus ongeveer 7 meter bij mij vandaan liep. … …Ik wilde de man alleen uitschakelen. Ik denk dat ik drie a vier keer op de man heb geschoten.”

Dan de bijrijder G04 (AAN 3):
“Ik hoorde dat vanuit mijn bus geschreeuwd werd: ’kijk uit, hij schiet’. … …Wat ik me wel herinner is dat ik meerdere knallen hoorde die ik voor mezelf interpreteerde als schoten. … …Ik hoorde dat G07 riep: ‘hij schiet’. … …Onze politiebus was op dat moment inmiddels tot stilstand gekomen. Ik dook onder het dashboard en merkte dat ook G07 naar beneden dook. Op dat moment voelde ik angst. Omdat ik geen zicht meer had op de verdachte was ik de controle kwijt. … … Ik ben toen rechtsvoor uit de bus gestapt. Onder dekking van de politiebus ben ik naar de andere kant van de bus gelopen en ben aan de rechter achterzijde van de bus gestopt. Ik zag de verdachte doorlopen. … …Ik nam mijn pistool uit mijn holster en knielde. … …heb volgens mij iets tegen de verdachte geroepen. … …de verdachte reageerde niet op mijn roepen. … …Ik … … schoot om de verdachte te kunnen aanhouden”.

En de mannen achter in deze bus:
Als eerste J. (AAN 11):
“Ik zag dat deze man in zijn rechterhand, met gestrekte arm, een zwartkleurig vuurwapen vast hield. … …Op een gegeven moment zag ik dat de man met zijn zwartkleurige vuurwapen naar rechts draaide en daarbij het genoemde vuurwapen in zijn rechterhand hield en met gestrekte arm in onze richting wees. Ik riep toen zoiets geroepen als van: ‘kijk uit hij gaat schieten’. De beslisser van dienst stopte toen onmiddellijk de politiebus en ik ben naast de bank op de vloer van de politiebus gaan liggen. Ik lag half over collega De G. die ook op de vloer van de bus lag. … …Op het moment dat ik wegdook, hoorde ik aan de voorzijde van de bus een rare klap. … …Ik dacht bij mij zelf dat het niet goed ging en dat ik uit de bus moest … … ik hoorde vier of vijf luide knallen.”

En tot slot G., die ook achter in de bus zit (AAN 12):
“Plotseling stopte de bus en hoorde ik dat collega J. schreeuwde: ‘ik zie de verdachte en hij staat te schieten. Er wordt geschoten’. Het kan zijn dat eerst collega J. schreeuwde en dat toen de bus tot stilstand werd gebracht. … …Collega J. heeft de schuifdeur van de politiebus opengeschoven. Ik hoorde toen knallen. … …Collega J. wilde uit de bus, ik schreeuwde: ‘Liggen!’. … …op dat moment was ik heel erg bang”.

Beide politiebussen hebben de inslagen aan de onderzijde van de voorkant. Dat lijkt zo bewust geschoten. Dat is ook de conclusie van de deskundige bij de rechter-commissaris. Het is ook logisch dat de verdachte toen niet meer niet schoot om te doden. Een dode politieman kan namelijk niet terugschieten. En dat was wel de bedoeling van de verdachte. Dat neemt niet weg dat kogels alle kanten uitvliegen als zij met iets in aanraking zijn gekomen. Je kunt niet uitsluiten dat kogels dan mensen raken. Dodelijk raken. Ook dit zegt de deskundige .

-politiebus twee 2e foto-

Negen millimeter is een groot kaliber.
Het kan veel materiële en vooral fysieke schade aanrichten.

Ik keer terug naar de Mauritskade.

-Mauritskade keert terug-

Resumerend:
5 keer schieten op de 1e politieauto: 3 treffers.
10 keer schieten op twee politiebussen: respectievelijk 4 en 2 treffers.

-Mauritskade met gele pijl naar rechts-

Tot slot dan de motorrijder, De R.. Zijn motor staat niet op deze foto.

-motor komt in beeld-

Ook al lijkt het zo, gevallen is hij niet op 2 november.
Getuige de R. verklaart (AAN 10):
“Ik ben in eerste instantie het Oosterpark ingereden, maar daar werd ik weggestuurd, omdat ik geen kogelwerend vest droeg. Ik kreeg opdracht om naar de Mauritskade te gaan om daar een uitgang te bewaken. … … Ik ben rechtsaf de Mauritskade op gereden … …. Ik zag een collega naast deze auto zitten, hij hing tegen de auto aan. Ik zag collega’s die dekking achter deze auto zochten. Ik zag een man naar de overkant rennen richting waterkant. Ik zag dat de man zich onder het rennen omdraaide en een vuurwapen of iets wat daar sterk op leek, op de collega’s bij de politieauto richtte. Ik zag en hoorde dat de man een keer op de collega’s schoot. Ik zag mondingsvuur uit het voorwerp komen en ik hoorde een knal. Op het moment dat de man schot, stond hij naar schatting tussen de 10 en de 20 meter bij de collega’s vandaan. … … Omdat ik op de motor geen enkele kans zou hebben en geen kant op kon, besloot ik de motor neer te leggen. … …Ik heb mijn motorhandschoen uitgetrokken en heb mijn wapen getrokken. Ik heb geroepen naar de man: ‘politie, staan blijven’. Ik zag dat de man meteen mijn kant op keek, ik zag dat hij de hand, met daarin nu duidelijk zichtbaar een pistool, op mij richtte. Ik twijfelde er niet aan, gezien de reactie van de man, dat hij op mij zou gaan schieten. Ik vreesde voor mijn leven. Ik dacht: ‘ hij of ik’ … … Ik stond op dat moment hooguit 15 meter bij de man vandaan… … Op dat zelfde moment kwam er een vrachtauto tussen mij en de man doorrijden … … Ik hoorde op datzelfde moment enkele schoten vallen. Doordat de vrachtauto een stukje doorreed, kreeg ik onder het rennen weer zicht op de man, die ik met het pistool had gezien. Toen zag ik dat hij in elkaar zakte en kennelijk was geraakt”.
Einde citaat.

-Mauritskade weer-

Een totaaloverzicht van hulzen en inslagen. De politie heeft ook teruggeschoten.

-Mauritskade met blauw sterretje vijf-

Nabij de onopvallende surveillance auto zijn vijf hulzen aangetroffen. Deze schoten zijn afgevuurd door G06 die in deze auto zat.

-Mauritskade met blauw sterretje vier-

Vier maal is er geschoten door G05 uit de surveillance auto die als eerste door de verdachte werd beschoten.

-Mauritskade met blauw sterretje drie-

Drie schoten door G04 uit de tweede politiebus.

-Mauritskade met blauw sterretje twee-

Twee schoten van G07 uit dezelfde politiebus.
Eén van de kogels van G04 of G07 heeft verdachte in zijn been geraakt.

-Mauritskade met rode pijl naar rechts-

Geraakt door die politiekogel is verdachte in elkaar gezakt, vlak voor de blauwe vrachtauto.
Verdachte is ter aanhouding in zijn been geschoten door een van de politiemensen uit de laatste bus. De politiemensen verdienen een groot compliment voor deze aanhouding. Door hun beheerste optreden kreeg de verdachte niet wat hij wenste: een martelaarsdood.
De rijksrecherche heeft het schietincident nog onderzocht. Conclusie van het OM: er is volledig gehandeld conform de geldende geweldsinstructies.

-Mauritskade met vrachtauto-

Hij werd getroffen bij hij het reclamebord. Dit was om 8 minuten voor 9 (AMB 3). Om 5 over half 9 schoot de verdachte voor het eerst op Theo van Gogh. 17 minuten later werd hij zelf neergeschoten. 17 minuten waarin hij onmetelijk veel leed heeft veroorzaakt.

-pistool-

10. 3: Vuurwapen en munitie

Het vuurwapen van de verdachte werd in de herfstbladeren aangetroffen. Het werd door G07 uit de buurt van verdachte getrapt. De slede staat naar achteren, het pistool is leeggeschoten. Het was een HS, 9 mm (FTO 4 / WWM 2).

De achtergrond van de schietpartij is wel duidelijk geworden. De verdachte wilde doodgeschoten worden: “suïcide by cop”. Dit blijkt uit de brief die hij bij zich had: “In bloed gedoopt” (OIG 2)

-einde presentatie-

11. Verklaringen van de verdachte

De verdachte heeft twee bijzonder korte verklaringen afgelegd. Als hij wordt afgevoerd naar het ziekenhuis zegt een politieman van het arrestatieteam tegen hem: “je hebt geluk gehad, dat ze je niet hebben doodgeschoten”. Verdachte antwoord daarop; “dat was juist de bedoeling” (AMB 4).

Vlak voordat verdachte aan zijn been geopereerd zal worden, wordt hij in het kader van zijn inverzekeringstelling nog kort gehoord. Verdachte verklaart dan nog: “Ik had één vuurwapen bij mij en een mes” (AMB 50).

Dat zijn de laatste woorden van verdachte geweest over de zaak. Wel is hij gehoord in het Penitentiair ziekenhuis. Toen kwam op de vraag “wat is uw naam mijnheer” het antwoord: “ik beroep mij op mijn zwijgrecht”. Dit blijft het hele verhoor het geval. De horende verbalisant en Plasman stellen vast dat verdachte die dag niet zo goed is in communicatie (VER 1.1).

Dat zal niet verbeteren. Het daarop volgend verhoor op 16 februari dit jaar is niet anders. (VER 1.2) Verdachte bedankt voor een kop thee of koffie, bevestigt wel zijn personalia, lacht af en toe op een vraag en zit voorover gebogen voornamelijk naar de grond te kijken; de weg van de minste weerstand. Hij weigert hem getoonde foto’s te bekijken.

Ook het laatste verhoor met de verdachte op 23 juni jl. bracht niets nieuws. Hij werd in dit verhoor onder meer geconfronteerd met de resultaten van de afgeluisterde gesprekken in het PEN Ziekenhuis en het Huis van Bewaring tussen hem en zijn broer Hassan. De verdachte kondigde aan wederom niets te gaan verklaren en volhardde daarin. Toch toonde verdachte af en toe wel emotie. Hij vond de vragen en het onderling discussiëren tussen de verbalisanten af en toe geestig en moest daarom lachen. Er zijn ook momenten waarop de vragen hem minder bevallen. Diep zuchten, naar de grond kijken of het plafond kijken met de handen achter het hoofd. Zelfs een luide boer als reactie op een vraag kan hij niet onderdrukken (VER 1.3).

Op 10 januari 2005 wordt Hassan deelgenoot van hoe zijn broer aankijkt tegen de moord op Theo van Gogh : “Ik wist waar ik mee bezig was” en “ik heb hem afgeslacht”, zegt de verdachte tegen zijn broer (OVC 33).

Voor het overige heeft de verdachte geen verklaring willen afleggen. Zelfs gisteren niet op zitting. Hij geeft ook geen uitleg waarom hij niets wil zeggen. Zowel de deskundige Peters als Oudejans hebben gisteren verklaard dat de zwijgzaamheid van de verdachte voorkomt uit zijn religieuze ideeën. Hij erkent geen rechtbank die niet geschoeid is op de Sharia.

Wel zei de verdachte gisteren op zitting dat hij misschien best een verklaring af had willen leggen. De rechtbank of de officier van justitie had dan wel met de verdediging moeten overleggen. Onzin. Minstens of vijf of zes keer heb ik met de raadsman overlegd over de vraag of de verdachte een verklaring af wilde leggen. Het enige antwoord dat ik heb gekregen, is: neen of misschien later. Vandaag is zijn laatste kans.

12. De voorbedachten rade

Voorbedachten rade is gekoppeld aan de moord op Theo van Gogh, de poging tot moord op politiemensen en de beide omstanders. De verdachte heeft de moord en de poging tot moord goed voorbereid. Vele bewijsmiddelen tonen dat aan.
In de weken voor de moord is de verdachte gezien op verschillende plaatsen op de dagelijkse fietsroute van Theo van Gogh, van zijn woning naar zijn werk. Veel getuigen verklaren dat zij de verdachte hebben gezien telkens zo rond half 9. Dit is het tijdstip waarop Theo van Gogh naar zijn werk placht te gaan. Het voorverkennen van de fietsroute van Theo van Gogh is een duidelijk en hard bewijsmiddel voor het bestaan van de voorbedachten rade.
Voordat de verdachte op de ochtend van 2 november zijn huis verliet heeft hij zorgvuldig zijn tas gepakt. In elk geval heeft bij zich gestoken een vuurwapen met minstens 35 patronen, het Kukri-mes en het fileermes, zijn afscheidsbrief “gedoopt in bloed” en de dreigbrief aan Hirsi Ali, een walkman met een cassettebandje met koranteksten. Uit de verklaring van de medebewoner aan de Marianne Philipstraat blijkt dat de verdachte die ochtend uit zijn eigen woning is vertrokken. Hij is van west naar oost Amsterdam gegaan, vermoedelijk op zijn fiets. Niemand heeft hem toen gezien.
Op de Linnaeusstraat haalt hij op zijn fiets Theo van Gogh in. Doelbewust, en zoals vele getuigen verklaren, in alle rust vermoordt hij zijn beoogde slachtoffer. De manier waarop de verdachte Van Gogh vermoordt, verraadt een doelbewuste vastberadenheid en een goede voorbereiding: inhalen, schieten, achtervolgen, weer schieten, kelen en beide messen in zijn buik. Hij heeft daar tevoren over nagedacht. Alle voorwerpen die hij bij zich droeg zijn hem van pas gekomen.

Dezelfde rust en kalmte die de verdachte had bij het vermoorden van Theo van Gogh heeft hij ook daarna gehouden. Na Theo van Gogh te hebben vermoord is de verdachte in alle rust weggelopen en heeft onderweg de houder van zijn vuurwapen opnieuw gevuld met 15 patronen. Zoals eerder gezegd is het vullen van de houder in het algemeen geen sinecure, laat staan onder deze omstandigheden. Het verraadt dat de verdachte tevoren moet hebben geoefend. Ook dat is redegevend voor de voorbedachten rade.

Ook in het park is de verdachte rustig gebleven (AMB 2). Op een gegeven moment is hij wel wat harder gaan lopen. Op de Mauritskade heeft de verdachte wederom met rust en kalmte geschoten; nu op de politiemensen.

Ik wijs hier nogmaals op de verklaring van de deskundige, trainer van arrestatieteams en deskundig op het gebied van wapengebruik en geweldsbeheersing. Hij verklaart, dat de wijze waarop de verdachte op 2 november heeft gehandeld, verraadt, dat hij het scenario vele malen tevoren voor zichzelf moet hebben afgespeeld.

Ook de inhoud van de brief aan Hirsi Ali en “in bloed gedoopt” maken duidelijk dat de verdachte op 2 november heeft gedaan wat hij al lang te voren had gepland. De open brief aan Hirsi Ali is een doodsbedreiging aan haar. Kennelijk verwijt de verdachte Van Gogh niet alleen dat hij zich tegen de Islam keert, maar ook dat hij met Hirsi Ali de film Submission heeft gemaakt. Het gedicht “in bloed gedoopt”, maakt duidelijk dat de verdachte hoopte en verwachtte na de aanslag op Theo van Gogh door de politie gedood te worden: “Dit is dan mijn laatste woord, door kogels doorboord, in bloed gedoopt, zoals ik had gehoopt……”. Al in september 2004 heeft de verdachte op vier verschillende data aan zijn afscheidsgedicht gewerkt. Dat blijkt uit zeer recent politieonderzoek (ODB 47). Zo lang loopt al hij met de gedachte om een aanslag te plegen. De dreigbrief aan Hirsi Ali is al in juni 2004 voor het eerst bewerkt (NFI 20).

Nog meer maakt ons duidelijk dat de verdachte geruime tijd bezig is geweest met de voorbereiding van de aanslag. Bij de vriend van de verdachte, Rachid Bo., is de zogenoemde nalatenschap van de verdachte gevonden (AMB 33 en OIG 6). Een algemeen testament met een bijlage van boeken en andere goederen, één brief aan zijn familie en een brief gericht aan “beste broeder”. Dit laatste was kennelijk bedoeld voor zijn vrienden die er een zelfde gedachtegoed er op nahouden. De verdachte maant iedereen, in het bijzonder zijn vader, om het goede pad van de moslim te bewandelen. In dit testament kondigt hij ook zijn eigen dood aan. Hij heeft “ervoor gekozen zijn plicht tegenover Allah te vervullen en zijn ziel in te ruilen voor het paradijs…..het is tijd om offers voor ons geloof te brengen” schrijft de verdachte aan zijn familie. Aan zijn broeders schrijft hij: “wanneer je deze brief ontvangt zal ik tegen die tijd als een Shaheed (martelaar) zijn gevallen……bij mijn operatie of actie zal ik de “open brief aan Hirshi Ali” en “gedoopt in bloed” bij mij dragen”. Einde citaat.
De vriend van de verdachte, Rachid Bo., heeft deze brieven een aantal dagen voor 2 november van de verdachte ontvangen.
Zoals het OM na 2 november kon vaststellen, is de goederenbijlage bij het testament van de verdachte al op 29 september 2004 bij hem aangetroffen: dus ruim één maand voor de moord op Theo van Gogh. Kennelijk was hij toen al bezig met de voorbereiding van de aanslag die ook tot zijn eigen dood had moeten leiden.

Zelfs al in de zomer van 2004 lijkt de verdachte bezig met het idee om een aanslag te plegen. Het rapport van professor Peters maakt dat duidelijk. Eind juni 2004 (DSK 2, bijlage 2 nr. 37) maakt de verdachte een stuk geheten “Het slagveld: de veiligste plek op aarde.” Hierin worden de beloningen van Allah voor opgesomd. Gesteld wordt dat degene die lichamelijk ter wille van Allah vecht, niet sterft. Uit dezelfde periode dateert de vertaling van het stuk “De verplichting van doden van degenen die de profeet Allah uitscheldt.” (DSK 2, bijlage 2, nr. 38). De titel zegt al genoeg. Het slaat ontegenzeggelijk ook op Theo van Gogh. De open brieven aan het Nederlandse volk, Hirsi Ali en de Amsterdamse wethouder Aboutaleb zijn ook aan de verdachte toe te schrijven. Zij zijn alle bedreigend en dateren van augustus 2004. Met name in de open brief aan het Nederlandse volk kondigt de verdachte in Nederland bloedige aanslagen aan.

Ook het onderzoek naar de financiën van de verdachte levert een kleine aanwijzing op dat hij al lange tijd bezig is met de planning van een actie, waarvan hij verwacht niet uit terug te keren (FIN 1 en 2). Op 19 mei 2004 ontvangt hij voor de laatste keer een uitkering. Die wordt gestopt omdat hij niet reageert op de vele berichten van de sociale dienst. De verdachte doet ook geen enkele moeite meer om weer een uitkering te ontvangen. Op 4 augustus betaalt de verdachte ook voor het laatst de huur van zijn woning. Niet in september, niet in oktober.

Op grond van al deze bewijsmiddelen ben ik van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de moord op Van Gogh en het schieten op de politie en omstanders met voorbedachten rade heeft begaan.

Dan de burgerslachtoffers. Ik ga ervan uit dat het niet welbewust de bedoeling is geweest is van de verdachte om bij de moord op Theo van Gogh ook omstanders te raken. Misschien ook wel, maar dat is niet aantoonbaar.
Het kan echter niet anders dan dat hij welbewust het risico heeft aanvaard dat hij bij gelegenheid op de moord van Theo van Gogh ook omstanders zou raken. Wie om half 9 ’s ochtends, op spitstijd, op een van de drukste punten van de stad gaat schieten, weet dat de kans bijzonder groot is dat hij daarbij ook andere mensen raakt. Het mag een wonder heten, dat het bij twee slachtoffers is gebleven. De kans was erg groot dat ook anderen werden geraakt. Dodelijk geraakt.
Dat geldt ook voor de inzittenden van beide politiebussen. Het lijkt er op dat de verdachte bewust laag heeft geschoten om niemand dodelijk te raken. Dat verklaart De deskundige ook bij de RC. Anderzijds vliegen de kogels alle kanten op als zij eenmaal de bus hebben geraakt. Daarmee neemt de verdachte bewust het risico dat hij ongewild mensen dodelijk raakt.

Blijft de vraag of dit voorwaardelijk opzet gecombineerd kan worden met voorbedachten rade. Het artikelsgewijs commentaar op het Wetboek van Strafrecht is daarin zeer duidelijk, ik citeer: “Alle vormen van opzet zijn met voorbedachten rade bestaanbaar, ook het voorwaardelijk opzet. Immers wanneer iemand met tijd voor overleg een plan opmaakt op een ander doel te bereiken, en daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat zijn gedraging de dood van een ander zal veroorzaken, dan zijn alle kenmerken van voorbedachte raad aanwezig”. Ook twee schrijvers die zich over dit onderwerp hebben uitgelaten, Brouns en Demeersseman, (P.J.H.M. Brouns: “Opzet in het Wetboek van Strafrecht”, bladzijde 234 e.v. en H.A. Demeersseman, Met voorbedachten rade, bladzijde 74 e.v.), zijn van mening dat deze combinatie zeer goed denkbaar is.
In deze zaak betekent dat dus het volgende: waar de verdachte met voorbedachten rade Theo van Gogh van het leven berooft, dit goed voorbereidt en dit doet met onder meer een vuurwapen op een plaats waar veel andere mensen aanwezig zijn, aanvaardt hij welbewust het risico dat ook andere mensen dodelijk geraakt worden, waarmee de voorbedachten rade ook betrekking heeft op het raken van die andere mensen. Dat geldt ook voor het schieten op de inzittenden van de politiebussen. Nu de verdachte goed voorbreid, welbewust en weloverwogen op die bussen schiet, aanvaardt hij het reële risico een of meer van de inzittenden van die bus dodelijk te raken, zelfs al is dat juist niet zijn bedoeling.

13. Feit 5 en 6: Hirsi Ali

Hirsi Ali. Vele getuigen hebben gezien dat de brief aan Ayaan Hirsi Ali op het lichaam van Theo van Gogh werd gestoken. De brief is op de Linnaeusstraat veilig gesteld door de technisch recherche (FTO 2). Ik citeer:

“Dit is een open brief aan de ongelovige fundamentalist, Ayaan Hirschi Ali ……
U marcheert in de ranken van de soldaten van het kwaad ……
Deze brief is Insha Allah een poging om uw kwaad voor eens en altijd het zwijgen te doen opleggen ……
U heeft met al uw vijandelijkheden een boemerang losgelaten en u weet dat het slechts een kwestie van tijd is voordat deze boemerang uw lot zal bezegelen ……
Mevrouw Hirshi Ali wenst de dood als u werkelijk van uw gelijk overtuigd bent ……
Ayaan Hirsch Ali je zal jezelf stuk slaan op de Islam ……
Er zal geen genade voor de onrechtplegers zijn, slechts het zwaard wordt tegen hen opgeheven, slechts de dood zal de waarheid van de leugen doen scheiden ……
Ik weet zeker dat jij O Hischi Ali ten onder gaat.”
 (OIG 1).

Deze brief heeft gevolgen gehad. Gevolgen die verdachte heeft kunnen voorzien en beoogd moet hebben. Eerst Theo van Gogh slachten. Dit zijn ook de woorden van verdachte in het gesprek met zijn broer in het Huis van bewaring (OVC 33). Dan is Hirsi Ali aan de beurt. Dat is de strekking van deze brief. “Hirsi Ali komt ook aan de beurt, en de brief die vast zat aan het mes zei genoeg”, zegt de verdachte tegen zijn medegedetineerde A. in het PBC (GET 11.15).
De manier waarop deze actie tegen Hirsi Ali is uitgevoerd heeft Nederland geschokt. Dat moet ook een doel van de verdachte zijn geweest. Het is ook zijn bedoeling geweest dat de inhoud van deze brief breed bekend zou worden. Een openlijke bedreiging aan het adres van Hirsi Ali. Een bedreiging met directe gevolgen voor haar leven. Iedereen kan voorspellen wat de gevolgen zijn van een dergelijke bedreiging tegen een lid van de Tweede Kamer.
De Minister van BZK maakt de inhoud van deze brief aan Hirsi Ali bekend. Hij kon niet anders, want haar leven liep gevaar. De verdachte wilde dat ook, dat de brief bij Hirsi Ali bekend werd. Anders had die brief geen doel.
Ook het gevolg was volstrekt voorspelbaar. Een overheid die verantwoordelijkheid neemt, beschermt haar onderdanen. In dit geval het Tweede Kamerlid Hirsi Ali.
De bedreiging was ook van dien aard dat de bescherming totaal moest zijn. Ook dat was voor de verdachte voorspelbaar. Hij wist dat Hirsi Ali al beveiligd werd. Dat daardoor ook haar bewegingsvrijheid sterk werd beperkt, was ook voorzienbaar. Ook voor de verdachte. De verdachte had het opzet Hirsi Ali te verhinderen vrij en onbelemmerd haar plicht te vervullen.

Op 2 en 3 november 2004 werd de beveiliging van Hirsi Ali opgevoerd. Bescherming in de nacht en vervolgens het vertrek naar een safehouse zijn beschreven (AMB 26). De verdachte heeft dit op 2 november bewerkstelligd.
Hirsi Ali zelf over deze gebeurtenissen:
“Ik had direct na de moord via de media gehoord dat er een brief was achtergelaten op het lichaam van Van Gogh…… Op 2 november heb ik van de Minister van Binnenlandse Zaken, Remkes, gehoord dat er een brief was aangetroffen waarvan de inhoud voor mij relevant was. Hij heeft mij toen in verband met de voor mij emotionele omstandigheden niet verteld wat de inhoud was. Minister Remkes heeft mij ……op 4 november uitgenodigd en toen heeft hij mij de brief laten lezen. ……
Ik werd ook vóór 2 november al beveiligd. Op 2 november veranderde dit in een 24-uurs beveiliging. Op 2 en 3 november kon ik nog thuis zijn ……Daarna moest ik mijn huis uit en ik werd naar verschillende safehouses gebracht. ……Het betekende in de praktijk dat ik iedere dag verplaatst werd en dat ik constant te maken had met beveiligd vervoer…… Deze hele beveiligingssituatie had ook tot gevolg dat ik niet meer goed sliep. Ik kon door dit alles eigenlijk mijn werk in de tweede Kamer al niet meer goed doen.
Uiteindelijk heb ik aangegeven dat het voor mij zowel praktisch als emotioneel onhoudbaar was om iedere dag verplaatst te worden. Ik wilde een beetje tot rust komen en langer dan een nacht op dezelfde plaats kunnen blijven. …… Dit hield echter in dat ik zeker niet meer naar mijn werk in de Tweede Kamer kon…… Kortom: ik zat helemaal klem. Het liefst wilde ik daar blijven waar ik in staat was om te werken en naar de Tweede Kamer te gaan. Dit kon onder de gegeven omstandigheden niet. Ik had geen keus …… Ik moet voor mijn werk rustig dossiers kunnen lezen en dat was onder deze omstandigheden niet mogelijk.
Ik ben op 2 november weggegaan uit de Tweede Kamer …… tot 18 januari 2005 ……Het was ……vanuit de plaats waar ik toen verbleef feitelijk onmogelijk om in het parlement te functioneren…… Ik was niet in staat de regering te controleren……Ik kon al mijn volksvertegenwoordigende taken niet verrichten. Ik moest alle spreekbeurten in het land afzeggen.”
Over de brief van de verdachte zegt Hirsi Ali:
“Ik heb die ervaren als een ‘fatwa’, als een doodvonnis…… Ik heb deze brief absoluut als bedreigend voor mijzelf ervaren. Door die achtergelaten brief heb ik dus ook mijn huis moeten verlaten, met alle gevolgen die ik u reeds beschreven heb……Een zeer goede vriend van mij is vermoord, gekeeld, neergeschoten, gestoken. Op zijn bloedige lichaam is die brief achtergelaten……Wat met Theo van Gogh is gebeurd, was voor mij bedoeld. De boodschap was voor mij: zó gaan we het doen……hier was het echt menens: kijk maar, zó doen we het, zó gaat het……
Door de bedreigingen en het daar op volgende leven in de hoogste graad van beveiliging heb ik ook psychisch en lichamelijk het nodige te verwerken gehad……Ik heb het gevoel dat ik door al deze bedreigingen voor de rest van mijn leven gestraft wordt. Ik heb momenteel geen vooruitzicht wanneer dit eindigt…….”
 (AAN 14).
Einde van dit citaat.

Door de verdediging is eerder geopperd dat de overheid verantwoordelijk is voor het belemmeren van Hirsi Ali in de uitoefening van haar functie als Tweede Kamerlid. Dat zet de wereld op zijn kop. Artikel 121 Sr. waarborgt het vrij en onbelemmerd functioneren van de leden van de Tweede Kamer. De verdachte heeft dit verhinderd.
Als er een serieus te nemen bedreiging is, moet de overheid maatregelen nemen. Dat is haar dure plicht. En maatregelen kun je niet nemen zonder de betrokkene op de hoogte te stellen van de aard en de ernst van de bedreiging.
De regering heeft er ook alles aan gedaan Hirsi Ali nog te kunnen laten functioneren. Dat kan niet van de ene op de andere dag. Hirsi Ali kon een tijd niet meer vrij en onbelemmerd functioneren. Ze werd door toedoen van de verdachte feitelijk en psychisch gedwongen van haar werk af te zien. Dat wilde hij.

De rechtbank heeft gisteren uitgebreid geciteerd uit de afgeluisterde gesprekken van Jason W. en Ismaël A. in de Antheunisstraat. Die gesprekken en proclamatie van beide heren zouden kunnen worden uitgelegd als hadden zij de bedreiging van Hirsi Ali medegepleegd. De gesprekken dateren echter van na 2 november. Duidelijk is ook dat zij een vervolg zijn op de moord op Theo van Gogh en de publicatie van de brief aan Hirsi Ali. Deze gesprekken en proclamatie kunnen er wel aan hebben bijgedragen dat de strenge beveiliging van Hirsi Ali langer heeft geduurd. De noodzaak van de beveiliging is echter ontstaan door de daden van de verdachte op 2 november 2004. Wat er daar na gebeurde heeft het dus wel erger gemaakt voor Hirsi Ali, maar ik zie daar vooralsnog geen medeplegen in.

14. Het terroristisch oogmerk

Aan het begin van dit requisitoir is het belang van het terroristisch oogmerk in deze zaak al aangegeven. Het Openbaar Ministerie zal moeten aantonen dat de verdachte met de moord op Theo van Gogh en de andere misdrijven nog een ander doel wilde bereiken dan alleen de dood van Theo van Gogh zelf. Het gaat om de vraag of de verdachte op 2 november de bedoeling heeft gehad de Nederlandse bevolking bang te maken, de overheid tot iets te dwingen of de Nederlandse maatschappij te ontwrichten of te vernietigen. Dat hoeft niet perse tot uiting te komen in eisen of opmerkingen van de verdachte. Dit kan ook uit andere omstandigheden worden afgeleid.
Bij de bespreking van het terroristisch oogmerk laat ik het onderdeel dat de verdachte beoogd zou hebben om de Nederlandse overheid te dwingen iets te doen of te laten buiten beschouwing. Daarvoor is geen aanwijzing aanwezig.
Anders ligt het met de twee andere onderdelen van het oogmerk: het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van Nederland ernstige vrees aan te jagen en om de fundamentele, politieke, constitutionele, economische en/of sociale structuur van Nederland ernstig te ontwrichten.

Het bang maken van de Nederlandse bevolking. Het bewijs hiervan is te vinden in de moord zelf, de plaats, de tijd en de wijze aarop deze is uitgevoerd. De moord is gepleegd op één van drukste punten in de stad Amsterdam tijdens de ochtendspits. Het slachtoffer is een bekende Nederlander die vaak met opmerkelijke uitspraken het nieuws haalde. De moord lijkt in alles op een rituele slachting. Met het gebruik van een kromzwaard, om de keel van Theo van Gogh door te snijden en het achterlaten van een brief gestoken op het lichaam van Theo van Gogh heeft de dader een duidelijke boodschap willen achterlaten. Die moest zoveel mogelijk mensen angstig maken. “Dan weten jullie ook wat je te wachten staat” zei de verdachte tegen een omstander.
Het doorsnijden van de keel van Van Gogh doet denken aan de onthoofdingen, die in het Midden-Oosten, met name tijdens de oorlogen in Tsjetsjenië, Afghanistan en Irak, regelmatig plaatsvinden. Onthoofdingen waarvan de verdachte vele voorbeelden op een cd-rom heeft verzameld (OIG 27); waarvan de getuige El M. (GET 11.8) heeft verklaard dat de verdachte daarvan genoot als hij daarnaar keek. Met het doorsnijden van de keel heeft hij het Nederlandse volk duidelijk laten weten dat de tijd gekomen is dat dat ook in Nederland gebeurt.
In de open brief aan Hirsi Ali (OIG 1) wordt ook de ondergang van alle ongelovigen aangekondigd, ik citeer:
“De Islam zal zegevieren door het bloed van de martelaren……De losgebarsten strijd is anders dan alle voorgaande strijden. De ongelovige fundamentalisten zijn ermee begonnen en Insha Allah zullen de ware gelovigen deze eindigen. Er zal geen genade voor de onrechtplegers zijn, slechts het zwaard wordt tegen hen opgeheven. Geen discussies, geen demonstraties, geen optochten, geen petities; slechts de dood zal de Waarheid van de Leugen doen scheiden.”.
Het gedicht dat de verdachte op 2 november bij zich had “In bloed gedoopt” (OIG 2), is niet alleen een afscheid, maar bevat ook een oproep voor anderen om zijn voorbeeld te volgen. Aan hen wordt ook het paradijs beloofd, ik citeer wederom:
“Ik laat een boodschap achter…
Voor jou …de vechter…
De boom van Tawheed is afwachtend…
Naar jouw bloed smachtend…
Ga de koop aan
En Allah geeft je ruim baan…
Hij geeft je de Tuin
In plaats van het aardse puin.”

In het volgende couplet voorspelt de verdachte de dood van zijn vijanden; dat zijn er nog al wat. Zij worden “Op de hielen gezeten door de Ridders van de DOOD.
De verdachte heeft met zijn misdrijven het doel gehad een voorbeeld te geven van datgene wat Nederland te wachten staat. Daarmee wordt de bevolking of een deel van de bevolking van Nederland grote angst aangejaagd.

De verdachte heeft ook het oogmerk gehad om de fundamentele, politieke, constitutionele, economische en/of sociale structuur van Nederland ernstig te ontwrichten. Het meest duidelijk blijkt dit uit de brief aan Hirsi Ali die op het lichaam van Van Gogh was gestoken. Als gezegd de ondergang van onder meer Nederland wordt hierin aangekondigd.
Professor Peters heeft een studie gemaakt van de geschriften die verdachte ofwel zelf heeft geschreven ofwel heeft vertaald. In zijn rapport beschrijft hij aan de hand van al deze stukken de ideologische en religieuze ontwikkeling van de verdachte. In 2003 begint de verdachte de eerste teksten te schrijven waarin het westerse staatsbestel wordt verworpen. Het democratische stelsel is volgens hem gebaseerd op onderwerping van de mensheid aan kleine groepen mensen. In een politiek stelsel gebaseerd op de Shariah daarentegen, zijn de mensen niet aan elkaar onderworpen, maar alleen aan God. Democratie is volgens de verdachte in strijd met de Islam. Dat staat gelijk aan de erkenning van andere goden dan de Ene God: polytheïsme of het aanbidden van afgoden. Dat verwerpt hij krachtig.
Het bekende boekje “De ware moslim”, februari 2004, van Al-Qoedsi, is ook vertaald door de verdachte. Hierin gaat de verwerping van de westerse democratie en rechtsstelsels nog een stap verder. Niet alleen dienen moslims zich terug te trekken van ongelovigen, maar terugtrekken betekent, ik citeer: “hen haten, hen vijandschap tonen, hen verafschuwen, een afkeer van hen hebben en hen bestrijden”. Zelfs moslims die zich in alle opzichten zouden gedragen als goede moslims, maar die geen haat voelen tegen de vijanden van de Islam, worden beschouwd als ongelovigen, “Zelfs als hij maar van één van hen heeft gehouden en deze persoon een verwant van hem is”.
Dan “To catch a Wolf”, geschreven door de verdachte. Op de eerste pro forma-zitting heb ik hieruit ruim geciteerd. De verdachte voorspelt in Nederland een omwenteling waarbij de Tawheed bepalend zal zijn voor de Nederlandse maatschappij. De eenheid van de goddelijkheid en de erkenning dat er één almachtige schepper van het heelal is wie men dank moet betuigen door middel van religieuze rituelen, én de Shariah, de door god geopenbaarde wet van de Islam, zullen de basis zijn van de Nederlandse maatschappij.
In zijn open brief aan het Nederlandse volk voorspelt de verdachte terroristische aanslagen tegen de bevolking. De burger en de Nederlandse regering zelf zijn als enige hiervoor verantwoordelijk. Immers zij voeren een beleid van destructie tegen de Islamitische Ummah, de Islamitische gemeenschap.
Ook in zijn grondwet voor een fundamentalist, inmiddels in 5 delen, schrijft de verdachte onder meer dat “de consequenties van de verwerping van de Taghoet (dat is alles wat aanbeden wordt naast God) betekent dat wij als moslims het hele systeem (anders dan de Islam) moeten verwerpen en alleen de Islam, die door Allah voor ons is gekozen, moeten accepteren”. Dit staat dus gelijk – aldus de verdachte – “aan een oorlogsverklaring aan alle huidige ideologieën die op de aarde zijn ingesteld en die tot doel hebben om mensen aan andere mensen te onderwerpen. Dit betekent dus ook dat wij de democratische manier van leven moeten verwerpen”.

Gisteren is tijdens het verhoor van de deskundige Peters het document “De verplichting” besproken. De verdachte betoogt hierin dat wie de Profeet Mohammed beledigt, gedood moet worden. Niet alleen is dit redengevend voor het terroristisch oogmerk, vermoedelijk bevat dit stuk ook het motief waarom Theo van Gogh vermoord moest worden.

Met al deze geschriften, waarvan ik slechts een zeer beperkte selectie heb aangehaald, maakt de verdachte zijn oogmerk duidelijk. Met zijn handelingen op 2 november wilde hij de fundamentele, politieke, constitutionele, economische en/of sociale structuur van Nederland ernstig ontwrichten. Dat hij kon weten of beseffen dat hem dat niet in één dag zou lukken, doet hier niet aan af.

Ik acht derhalve bewezen dat de verdachte op 2 november 2004 gehandeld heeft met terroristisch oogmerk. Dat geldt niet alleen voor de moord op Van Gogh, maar evenzeer voor de poging tot moord op de beide omstanders. Deze poging is immers nauw verboden is aan de moord op Theo van Gogh.
De bedreiging van het kamerlid Hirsi Ali en de gevolgen daarvan. Zijn vrijwel inherent aan het terroristisch oogmerk. Zowel het aanjagen van vrees als de dwang op de Nederlands overheid vormen hier het oogmerk.
Ook geldt het terroristisch oogmerk voor het schieten op de politie. Het martelaarschap dat hij beoogde te bereiken is een onlosmakelijk onderdeel van de ideologie van de verdachte. Niet voor niets vertaalt hij het document “Het slagveld” waarin het martelaarschap wordt verheerlijkt en aan de martelaar een paradijselijk bestaan wordt geschonken. Volgens de deskundige Peters heeft de verdachte na de moord op Theo van Gogh bewust een nieuw slagveld gezocht. Op dit slagveld gaat hij vervolgens de confrontatie aan met de helpers van de rechtstaat die hij verfoeit. Ook Engin A., medegedetineerde van de verdachte in het Pieter Baan Centrum, verklaart dat de verdachte hem heeft verteld, dat hij de dood wilde voor de Jihad (GET 11.15).
Dat het slagveld van de Mauritskade de mensen bang maakt lijkt mij duidelijk. Dat hij door de keuze van politiemensen als slachtoffer ook probeert de overheid te ontwrichten, lijkt mij evenzeer duidelijk. Derhalve ook een terroristisch oogmerk voor de feiten die betrekking hebben op het schieten op de politie.

15. Bewezenverklaring

Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte op 2 november 2004 alleen, dus niet met anderen, in de Linnaeusstraat Theo van Gogh met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door te handelen zoals in de tenlastelegging staat omschreven en dat dit misdrijf is gepleegd met terroristisch oogmerk. Onder het terroristisch oogmerk versta ik in alle feiten het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking ernstige vrees aan te jagen en de fundamentele, politieke, constitutionele, economische en/of sociale structuur van Nederland ernstig te ontwrichten.
In de tweede plaats acht ik feit 2A primair wettig en overtuigend bewezen: de verdachte heeft op 2 november 2004 op de Mauritskade te Amsterdam getracht G05 en G. met voorbedachten rade van het leven te beroven door te handelen zoals in de tenlastelegging staat vermeld.
2B en 2E: de verdachte heeft G06 en A. bedreigd met moord met een terroristisch oogmerk door na de moord op Theo van Gogh en het beschieten van ander politieambtenaren opzettelijk dreigend een pistool op hen te richten. Dat geldt ook voor de motoragent De R..
2C en 2D: Ook ten aanzien van alle inzittenden van de politiebussen vind ik het primair ten laste gelegde bewezen: poging tot moord. Ook al zou de verdachte niet de intentie hebben gehad om hen te doden, het gericht meermalen schieten op beide politiebussen en de wetenschap dat die kogels alle kanten opgaan nadat zij de bus hebben geraakt, is voldoende voor het bewijs van poging tot moord;
Dan, in de derde plaats acht ik wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, ook alleen, op 2 november 2004 in Amsterdam een pistool van het merk HS en munitie voorhanden heeft gehad en dat dit misdrijf ook met terroristisch oogmerk is gepleegd alsmede met het oogmerk om een terroristisch misdrijf namelijk de moord op Van Gogh en de poging tot moord cq. zware mishandeling op politieambtenaren en beide omstanders voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
In de vierde plaats acht ik wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 november 2004 in de Linnaeusstraat geprobeerd heeft met voorbedachten rade twee burgerslachtoffers van het leven te beroven. Ook weer met terroristisch oogmerk.
In de vijfde plaats acht ik wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 november 2004 door geweld en bedreiging met geweld Ayaan Hirsi Ali, lid van de Staten-Generaal, opzettelijk heeft verhinderd vergaderingen van de Staten-Generaal bij te wonen en daarin vrij en onbelemmerd haar plicht te vervullen. Dit deed hij door de moord op Van Gogh en het achterlaten van een dreigbrief gericht aan Hirsi Ali op stoffelijk overschot van Van Gogh. Ook dit misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk.
In de zesde en laatste plaats acht ik wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 november 2004 in Amsterdam mevrouw Hirsi Ali heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf door de dreigbrief aan Hirshi Ali met een mes op lichaam van Van Gogh te steken nadat hij Van Gogh had vermoord op de wijze zoals die in de tenlastelegging staat omschreven. Ook voor de laatste twee feiten geen medeplegen.

16. Samenloop

De samenloopbepalingen in het Wetboek van Strafrecht hebben in deze zaak weinig praktische betekenis. U zult er wel over moeten beslissen.
Ik meen dat aan de moord op Theo van Gogh en de poging tot moord op de beide omstanders hetzelfde wilsbesluit ten grondslag ligt: Theo van Gogh vermoorden. Deze feiten verhouden zich dus als een voortgezette handeling.
Datzelfde geldt mijn inziens voor onderlinge verhouding van alle onder twee tenlastegelegde feiten. Het wilsbesluit zou hier kunnen worden omschreven als doden, zwaar mishandelen en bedreigen om zelf gedood te worden. Ook hier dus een voortgezette handeling.
Tot slot geldt dat ook voor de twee feiten die te maken hebben met Hirsi Ali. De verdachte had de wil om het einde van haar leven aan te kondigen. Dus ook een voortgezette handeling.
Alle andere feiten verhouden zich tot elkaar als een meerdaadse samenloop.

17. Beslag

Het beslag. Bij de verdachte zijn veel fysieke en digitale documenten in beslag genomen. Het overgrote deel van dat materiaal is radicaal, politiek ideologisch, geweld predikend, terrorisme verheerlijkend, extremistisch of mensonterend van aard.
Kijk ook naar het rapport van deskundige Peters, de videobanden met onthoofdingen en de laatste versies van Grondwet van een fundamentalist.
Al het materiaal is gescreend op de zojuist genoemde aspecten en dat is in een proces-verbaal verwoord (OIG 58). Hierop is een beslaglijst gemaakt. Wat niet op de beslaglijst staat is of wordt teruggeven.
Met een bewezen verklaard terroristisch oogmerk kan van alle items op de beslaglijst worden gezegd dat de feiten met betrekking tot dit beslag zijn begaan en ook met behulp hiervan zijn begaan of voorbereid. Ook kan gezegd worden dat al dat beslag tot het begaan van de feiten zijn vervaardigd. Het staat vast dat die geschriften van dien aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De beslaglijst is rechtbank en verdediging overhandigd. Ik wil dat de rechtbank naar de verdachte een duidelijk signaal afgeeft. Ik vorder dat alle genoemde items op de beslaglijst, 105 in totaal, bij uw uitspraak worden onttrokken aan het verkeer.

18. De slachtoffers

Met bijna alle slachtoffers in deze strafzaak heb ik meerdere gesprekken gevoerd. Gesprekken die hebben geleid tot voorlichting aan de slachtoffers en inventarisatie van al hun wensen in het strafproces. Bij de strafmaatoverwegingen kom ik hier uitgebreider op terug.

Vele slachtoffers zijn aanwezig bij dit proces. Natuurlijk, nieuwsgierig naar de gang van zaken, maar voornamelijk ter verwerking van hetgeen hen is aangedaan. Enkele slachtoffers maakten op een indrukwekkende manier gebruik van hun spreekrecht. Anderen hebben een veelal even indrukwekkende schriftelijke verklaring opgesteld. De rechtbank is hiermee goed geïnformeerd over hoe verdachte het leven van al deze mensen heeft beïnvloed.
De verdachte zelf heeft tot nu toe geen enkel inlevingsvermogen willen tonen voor die veroorzaakte ellende. Zijn devies luidt: “Jihad is ons verplicht”. Zijn ‘zuiver’ geloof in het extremistische gedachtegoed maakt hem blind voor het verdriet en de pijn die hij medemensen toebrengt. Het is zijn bewuste keuze.

Het Tweede kamerlid Hirsi Ali heeft zich niet gevoegd in dit proces. Ook heeft zij geen verklaring aan U toegezonden. Het lijkt de laatste tijd wat rustiger geworden rond haar persoon. Dat is een goede zaak, voor haar en voor het land. Mevrouw Hirsi Ali wil als politica geen nadrukkelijke rol spelen in dit proces. Dat siert haar en is een wijs besluit. Dit vermindert echter niets aan wat de verdachte haar heeft aangedaan.

Binnen het strafproces is er ruimte om zakelijke en immateriële schade op verdachte te verhalen. Daarbij is steeds aan de slachtoffers voorgehouden wat mogelijk is en wat de voor- en nadelen kunnen zijn van zo’n vordering. Meermalen is in gesprekken met de slachtoffers naar voren gekomen, dat ondanks de verwachte insolventie van de verdachte, een schadevergoeding ook een symbolische functie heeft. Dat motief kan ik alleen maar respecteren. Voor iedereen is duidelijk dat geld uiteindelijk niet in de verste verte goed kan maken van wat de verdachte heeft aangericht.

De nabestaanden van Theo van Gogh hebben er van afgezien om een vordering in te dienen wegens immateriële schade. Dat is een bewuste keuze geweest. Dat doet er vanzelfsprekend niets aan af, dat hun immateriële schade nauwelijks te becijferen is.

Column, de productiemaatschappij van Theo van Gogh, heeft zich gevoegd. Een medeaandeelhouder en het creatief boegbeeld is er voor hen niet meer. Column voegt zich in dit proces echter alleen voor de kosten van de begrafenis. De rechtbank en verdediging zijn deze kosten van lijkbezorging bekend. De hoogte van deze vordering vind ik billijk, zeker gelet op de omstandigheden van het slachtoffer. Het zijn ook kosten die binnen strafvordering verhaalbaar zijn. (Tekst en Commentaar bij art. 51a Sv., aantekening 3).
Ook alle politieagenten die door verdachte zijn beschoten en bedreigd hebben een vordering ingebracht: G. en G05 voor € 3500 en de overige negen politieagenten voor € 3000. Alle vorderingen zijn van immateriële aard en ze zijn overtuigend onderbouwd. Niet alleen door de ingediende schriftelijke slachtofferverklaringen, maar ook nog nader gemotiveerd door een medewerker slachtofferhulp van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Voor de politiemensen gaat het vooral om de enorme doodsangst die de verdachte bij hen heeft teweeggebracht. Ik vind alle vorderingen voor toewijzing vatbaar.

Als laatste de burgerslachtoffers. De vordering van de man valt uiteen in een deel zakelijke schade en een deel immateriële schade. Duidelijk is dat de kleding van de man was doorschoten en/of doordrenkt van bloed. Ook zijn immateriële deel is goed gemotiveerd. Hij heeft ook behoorlijk last gehad van zijn schotwond. Ook zijn vordering lijkt mij billijk en voor directe toewijzing vatbaar. Het vrouwelijk slachtoffer sluit deze rij. Haar directe zaaksschade is helder. De foto van haar schoen zit in het dossier. Een schoen die onbruikbaar is geworden omdat die is geperforeerd door een kogel. Hoewel een bon ontbreekt, kan de rechtbank daar een redelijk bedrag voor toekennen. De vordering immateriële schade lijkt mij aan de hoge kant. Dit is ook medegedeeld aan het slachtoffer. Ik vind een bedrag van € 1000 redelijk.

Tot slot vorder ik dat de rechtbank ten aanzien van al deze vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen met de passende vervangende hechtenis. Op de overheid rust de inspanningsverplichting om de bedragen voor de slachtoffers bij verdachte te innen.

19. Strafmaatoverwegingen

De overwegingen voor de strafmaat. De persoon van de verdachte. En vanzelfsprekend gaat het om de ernst van de misdrijven. De omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd spelen een bijzondere rol. Bij zowel bij de ernst als de persoon. De terroristische context beheerst de hele strafzaak.
Anders dan gebruikelijk start ik met de persoon van de verdachte. Juist door zijn ideologische gedachtegoed ben ik genoodzaakt om uitgebreid aandacht aan zijn persoon te besteden. Ook omdat hij geweigerd heeft daar zelf inzicht in te geven. Toch wil iedereen het weten. Wie is die man, die het land zo op zijn kop heeft gezet? Die zo veel mensen bang heeft gemaakt, die terrorist.
Bij zo vreselijke misdrijven als deze vind ik het belangrijk dat de nadruk komt te liggen op de ernst. Daarom behandel ik deze als laatste, gevolgd door een aantal overwegingen over het doel van de straf.
Ik begin met de persoon.

20. De persoon van de verdachte

Na een vers uit de Koran begint de verdachte de afscheidsbrief, gericht aan zijn vader, tante, broertje en zusters als volgt, ik citeer:
“Het is jullie niet ontgaan dat ik sinds het overlijden van mijn moeder veranderd ben. Ik heb sinds haar overlijden een zoektocht ondernomen om de Waarheid te achterhalen … … dat Allah mij heeft geleidt naar Zijn Waarheid. Ik heb vaak naar manieren gezocht om jullie op de Waarheid te wijzen, maar op de één of de andere was er steeds of er een muur tussen ons stond. Een deel leg ik ook bij mij zelf, ik heb niet altijd correct en wijs gehandeld om jullie uit te nodigen naar de Waarheid. Desalniettemin wil ik wijzen op dwaling en jullie duidelijk maken dat jullie berouw dienen te tonen en een zoektocht moeten beginnen bij het achterhalen naar de Waarheid. Allah heeft elke ziel verantwoordelijk gehouden voor haar dwaling … … Ik laat jullie mijn “werkjes” achter zodat jullie in ieder geval weten in welke richting jullie moeten zoeken”.
De verdachte ging er van uit dat dit de laatste brief was die hij aan zijn familie kon schrijven. De brief geeft een kenmerkend beeld van de verdachte zoals hij nu is. Je zou verwachten dat een jonge man van zesentwintig jaar, die verwacht dat hij zal gaan sterven, in zijn laatste brief aan zijn vader, stiefmoeder, broer en zusjes een heel persoonlijke boodschap zou meegeven. De drang van de verdachte om zijn beeld van de Islam uit te dragen, zijn negatieve, extremistische en gewelddadige visie op de Koran en de Islam, is groter dan de behoefte om iets persoonlijks aan zijn familie mee te geven.
Dat geldt ook voor zijn laatste wilsbeschikking voor zijn familie en allen die na hem leven. Hij begint met een anderhalve pagina lange aanwijzing dat zij moeten streven om een oprecht moslim te zijn en dat zij moeten gehoorzamen en vasthouden aan Shariah. De inhoud en de strekking van de artikelen die hij nalaat, heb ik al eerder beschreven.

In vrijwel alle gesprekken met zijn broer Hassan wijst hij zijn broer op een soms zeer dwingende manier op het geloof, het belang om het geloof te blijven belijden. Hij zegt zijn broer Hassan dat hij bepaalde boeken moet lezen, moet letten op bepaalde passages. In het volgende gesprek wordt aan Hassan gevraagd of hij het wel gelezen heeft en of hij het wel goed gelezen heeft. Hassan wordt overhoord. Pas in de latere gesprekken met zijn broer lijkt de persoonlijke relatie tussen beiden iets belangrijker dan het geloof.

De verdachte groeit op als tweede in een gezin met één oudere en vijf jongere zusters en één jonger broertje. Curieus nogmaals is dat hij de eerste 7,5 jaar van zijn leven heeft gewoond op de Domselaerstraat, vrijwel om de hoek waar hij Theo van Gogh heeft vermoord.
Over zijn persoonlijk leven zijn we weinig te weten gekomen. Al zijn gezinsleden hebben geweigerd om met de politie te praten.
De gebroeders Be., Mohammed Bouh. en Mimoen B. praten wel. De laatste twee zijn wat verdere familieleden van de verdachte. Zij beschrijven een westers georiënteerde jongen, die dronk, rookte, blowde en vriendinnen had. Hij wordt in het algemeen beschreven als een rustige, bedachtzame jongeman. Volgens de getuige Ba. was de verdachte op school een voorbeeldleerling die heel secuur en gedisciplineerd was. In 1995 heeft hij op 17-jarige leeftijd het eindexamen van de HAVO gehaald. Tot april 2003 heeft hij ingeschreven gestaan aan de Hogeschool Holland. Met in het begin nog wel enkele redelijke studieresultaten. Na 2000 is hij alleen nog maar geslaagd voor de eerste periode sociaal-pedagogische hulpverlening. De eerste helft van 2001 heeft hij gewerkt als portier bij een verzorgingstehuis. Verder heeft hij via een uitzendbureau één dag gewerkt; als stagiaire bij een accountantskantoor één maand. De laatste drie jaar voor zijn aanhouding in november 2004 heeft de verdachte geleefd van een bijstanduitkering van de Sociale Dienst.

Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte gedurende enige tijd activiteiten voor jongeren heeft georganiseerd in het kader van de stichting Eigenwijks. Samen met de getuige F. (GET 11.2) fungeerde de verdachte als leider van de jongeren. Volgens de medewerkers van de stichting was hij actief en behulpzaam in de begeleiding van de jongeren. Hij was intelligent en had een groot aandeel in een projectplan dat door de werkgroep werd geschreven. Volgens Be. (GET 11.1) begon de verdachte zich tegen de maatschappij te keren nadat hij een tijdje in de gevangenis had gezeten en kort daarna zijn moeder overleed. Hij brak zijn studie af en liet zijn baard staan. De verdachte is in de periode na zijn moeders dood veranderd, aldus F.. Hij was meer in zichzelf gekeerd. De andere Be. (GET 11.5) is ook actief is geweest in de stichting Eigenwijks. Hij beschrijft de actieve rol van de verdachte bij de stichting. In de periode 2001-2002 begon de verdachte te veranderen, ik citeer:
“De eerste dingen die mij opvielen was dat hij stopte met roken en drinken. Ook liet hij zijn baard staan. Hij ging toen veel naar de moskee, terwijl hij voor de dood van zijn moeder bijna nooit naar de moskee ging. Hij sprak mij ook wel eens aan op het feit dat ik rookte. Dat zou volgens hem niet mogen van de Islam. Ik merkte dat de jongens in de buurt dat niet leuk vonden en wegliepen als hij weer met een preek begon…….Het leek erop alsof hij zichzelf helemaal had gevonden in de godsdienst.”
Mohammed kreeg op een gegeven moment moeite met het schenken van alcohol en het werken met vrouwen, aldus Ba. (GET 11.14). Wij hebben hem na enkele gesprekken toen ook uiteindelijk geadviseerd om bij Eigenwijks weg te gaan, wat hij vervolgens ook heeft gedaan.
Twee medewerkers van de stichting Eigenwijks (GET 11.11) vertellen:
” Zo scheerde hij zijn hoofd kaal, liet een klein baardje staan en werd in privé-tijd wel eens in een Djellaba gezien. Hij kwam hier duidelijk voor uit en vertelde de mensen ook te willen leven als profeet……B. ging wel eens hardop in het kantoortje bidden, terwijl daarnaast in een ander kantoor mensen zaten de vergaderen. Bovendien wilde B. liever geen alcohol schenken bij recepties, zo had hij bij de stichting aangegeven. Na verloop van tijd wilde hij echter ook geen alcohol meer inkopen en weigerde hij zelfs in dezelfde ruimte te verblijven als waar alcohol aanwezig was. In de zomer van 2003 gaf hij aan het niet goed te vinden dat vrouwen en mannen in dezelfde ruimte verbleven. B. is achteraf nog wel eens gevraagd wanneer hij naar de Islam is getrokken. B. antwoordde hierop dat hij in de gevangenis meer is gaan lezen en zich meer is gaan verdiepen in de koran.”

Dit moet een cruciale periode voor de verdachte zijn geweest. Een periode waarin hij veranderde van een gewone, ogenschijnlijk goed geïntegreerde jongen van Marokkaanse komaf tot de man die op 2 november vanuit een extreem gewelddadige godsdienstbeleving Theo van Gogh heeft vermoord. Wat die ontwikkeling in gang heeft gezet is niet duidelijk. Zowel het overlijden van zijn moeder worden genoemd als de periode van 2,5 maand detentie in de zomer van 2001. Ook andere oorzaken kunnen hier aan hebben bijgedragen. De verdachte zelf heeft hierover geen verklaring willen afleggen. Noch is hij bereid geweest om met de medewerkers van het Pieter Baan Centrum te spreken. Welbewust heeft hij elk onderzoek gefrustreerd. Niet alleen door te zwijgen. Ook door zijn broer opdracht te geven tegen zijn vrienden te zeggen dat zij hun mond moesten houden en niets mogen zeggen (zesde OVC-gesprek d.d. 25-02-2005, bladzijde 18169). Wat nu ten grondslag ligt aan deze opmerkelijke verandering in opvattingen en gedrag is niet duidelijk geworden.

In augustus 2002 komen in een document van de verdachte “normen en waarden” (DSK 2, 3e artikel) voor het eerst de religieuze opvattingen van de verdachte bovendrijven. Hij heeft dan nog universele normen en waarden die berusten op het principe “behandel ‘n ander zoals je zelf behandeld wilt worden”. Naar een oud spreekwoord: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt doet dat ook een ander niet.” Een principe dat de verdachte inmiddels ruimschoots achter zich heeft gelaten.
De verdachte ontwikkelt zich vervolgens in een viertal stappen, aldus de deskundige Peters.

  • In februari 2003 verwerpt hij de westerse waarden en normen;
  • In oktober 2003 het westerse democratische staatsbestel en rechtsstelsel;
  • In maart 2004 doet hij een globale oproep tot gewapende Jihad tegen de democratie;
  • In de laatste periode voor november 2004 roept hij op tot geweld tegen personen die de Islam of de profeet Mohammed beledigd hebben.

Dit brengt ons naar het moment van nu. Ik zal proberen aan de hand van de stukken in het dossier een beschrijving te geven van de persoon van de verdachte zoals hij nu is.

De medewerkers van het Pieter Baan Centrum hebben de verdachte nauwelijks horen praten. Zeker de rapporterend psychiater en psycholoog niet. Beide rapporteurs hebben de verdachte arrogant en neerbuigend ervaren. De manier waarop de verdachte duidelijk maakte dat hij weigerde aan een rapportage mee te werken was weinig subtiel. Hij draait zich om, doet zijn oordopjes in en luistert naar een cd met Arabisch klinkende muziek. De rapporteurs hebben de indruk dat de verdachte zich niet verwaardigt om met hen te spreken. Zij zijn lucht voor hem. Hij kan niet het respect opbrengen de normale menselijke omgangsvormen in acht te nemen. De verdachte negeert hen volkomen.

Met andere medewerkers van het Pieter Baan Centrum heeft de verdachte wel enig contact. Geconfronteerd met een opmerking dat hij zijn best niet doet om zich in de ander te verplaatsen zegt de verdachte: “Dat klopt, dat komt omdat ik de waarheid heb en jij een leugenaar bent”. De verdachte geeft ook aan dat hij nooit met mensen kan leven die niet in de waarheid geloven: “Dat kan ook niet, want ik weet wat de waarheid is”. De verdachte toont bewust geen respect voor elke andere manier van denken dan de zijne. Dat zegt hij ook zelf.

Het rapport van het Pieter Baan Centrum laat zien dat de verdachte in geen enkel opzicht afstand heeft genomen van het gedachtegoed dat hem gedreven heeft tot de moord op Theo van Gogh: er is slechts één absolute waarheid en dat is zijn waarheid van Allah. Wie die waarheid niet erkent is het niet waard om te leven. Dit blijkt nog eens duidelijk uit een verhaal van de verdachte. Hij vertelt dit verhaal aan een groepsleider van het PBC en – op een ander moment – aan zijn broer Hassan (tweede OVC-gesprek d.d. 17-02-2005, bladzijde 18133 en 18134). In dit verhaal komen Mozes en de profeet aan op een strand en zien daar een jongetje spelen. De profeet pakt een steen, gooit deze naar het jongetje en bijt het jongetje vervolgens dood. Mozes wordt boos op de profeet. Het doden van het kind is volgens de profeet gerechtvaardigd omdat de profeet hiermee diens ouders behoedt voor een wellicht ongelovige zoon, aldus de verdachte. Hoewel het niet acceptabel is een kind te doden, is het toch gerechtvaardigd, omdat het een bevel van Allah is. In zijn gesprek met Hassan noemt de verdachte dit een paradox. Ook al begrijpen we het niet met ons hoofd of vinden wij het niet goed met ons hart, toch is goed, want het is een bevel van Allah.

Een waarde als “iemand de andere wang toe keren” is aan de verdachte niet besteedt. Volgens de verdachte zegt de Islam “als je een klap krijgt geef je een dreun terug” (bladzijde 28 PBC-rapport).
Verder is Bin Laden onschuldig, want hij doet precies wat de Shariah zegt (vijfde OVC-gesprek d.d. 11-02-2005, bladzijde 18159),
de politie zijn vieze honden (derde OVC-gesprek d.d. 19-01-2005, bladzijde 18140)
en ook de Imams zijn vieze honden en kankerlijers (achtste OVC-gesprek d.d. 04-05-2005, bladzijde 18214).
In het derde gesprek met Hassan (d.d. 20-01-2005, bladzijde 18138) herhaalt de verdachte zijn dreiging naar Hirsi Ali: “Wens de dood als je waarachtig bent, en wens nooit aardse zaken. Allah weet wat er in de harten gaande is, dus wens haar de dood. Allah weet de onrechtplegers … … dus Allah heeft gelijk”.
Zelfs zijn broederliefde wordt alleen door de Islam bepaald:
“Ik hou van jou omdat Allah dat van mij eist, niet omdat wij een bloedband hebben of omdat wij … … mensen … … zijn of omdat we geld hebben of omdat we samen kunnen lachen.” zegt de verdachte tegen zijn broer.

Een zekere mate van kinderlijke hypocrisie kan de verdachte niet worden ontzegd. Als hij net op het Pieter Baan Centrum is, wordt aan hem gevraagd of hij iets wil eten of drinken. “Nee ik hoef niets, ik ben aan het vasten” is zijn antwoord. Later blijkt dat hij vanuit het Huis van Bewaring een voorraad snoepgoed en koek heeft meegenomen. Ook heeft een medegedetineerde hem stiekem in zijn cel voorzien van een maaltijd die hij met zijn handen opschrokte.

De moord op Theo van Gogh is een laffe moord. De verdachte heeft bewust voor een weerloos slachtoffer gekozen.
“Gezien de door hem geschreven brieven heeft B. verschillende acties overwogen (moord op Aboutaleb, op Hirsi Ali of op Wilders of ongerichte terroristische aanslagen tegen Nederlanders). Uiteindelijk heeft B. zonder voorafgaande waarschuwing Van Gogh vermoord.” Dit schrijft de deskundige Peters aan het slot van zijn rapport. Inderdaad. Uiteindelijk heeft de verdachte Theo van Gogh vermoord, een weerloos, onbeveiligd slachtoffer die elke dag op ongeveer dezelfde tijd zijn vaste route fietste van huis naar werk. Onbewapend en onbeveiligd en zich een beetje onkwetsbaar achtend “omdat hij nu eenmaal de dorpsgek was”. Theo van Gogh was een makkelijk slachtoffer van een laffe moord.

Wat valt er nog meer over de verdachte te zeggen? Het is moeilijk om een genuanceerd beeld van de verdachte te geven. Relevante documentatie heeft de verdachte niet, maar wat ervan bekend is maakt duidelijk dat de verdachte verteerd wordt door een nietsontziende haat tegen alles dat niet strookt met zijn ideeën: “Ik maak je dood”, “Ik ruk je hart eruit”, “Ik haat jullie, ik haat jullie en ik heb duizend en een redenen om jullie te haten” waren uitlatingen van hem tegen een beveiligingsmedewerker en politieambtenaren bij eerdere politiecontacten.
Een nietsontziende haat die hem ook wordt ingegeven door zijn zogenaamd “zuivere” interpretatie van de Islam: “Ik haat iedereen die niet denkt zoals ik”.
Aan zijn medegedetineerde A. in het Pieter Baan Centrum vraagt de verdachte of deze radicale dingen wilde gaan doen, zoals iemand doden voor het geloof. Als A. dan nee zegt, zegt de verdachte hij geen goede Moslim is (GET 11.15).
Met betrekking tot de vraag of geloofsbeleving van de verdachte, de haat, waar deze ook uit voortkomt, van enige invloed is op zijn toerekenbaarheid is het Pieter Baan Centrum duidelijk. Ik citeer:
“Er zijn zodoende geen gronden voor enige vermindering van de toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Omdat er geen gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens -nu of ten tijde van de tenlastegelegde feiten- aantoonbaar is, kan er vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak worden gedaan over kans op herhaling van vergelijkbare feiten als thans tenlastegelegd. Er is immers geen aantoonbare pathologie die betrokkene zijn vermogen aantast om keuzes en (morele) afwegingen te maken, de wederrechtelijkheid van bepaald gedrag in te zien, en zijn wil daaromtrent in vrijheid te bepalen……..beantwoording van de vraag of betrokken zijn religieuze fundamentalistische overtuiging een rol zal spelen bij een eventuele kans op herhaling valt buiten de competentie van het onderzoekend team.”

De verdachte staat hier alleen terecht voor wat hij op 2 november heeft gedaan. Niet voor het lidmaatschap van de terroristische organisatie bekend onder de naam Hofstadgroep. Daarvan bevinden zich ook nauwelijks stukken in het dossier. De verdachte is geen meeloper. Integendeel. En al helemaal geen randfiguur. Bij hem thuis worden zogenaamde huiskamerbijeenkomsten gehouden, onder meer met de geestelijk leider van de groep, Al I.. Die slaapt ook bij hem. Dat blijkt uit de verklaringen van de verdachten uit het onderzoek Arles. Ook is de verdachte de belangrijkste schrijver van religieuze, fundamentalistische en terroristische documenten. Zijn geschriften vinden gretig aftrek bij de leden van de Hofstadgroep. Ik verwijs naar de bijlage bij het overzicht van de 57 documenten van de verdachte (DSK 2). Daar blijkt uit dat de stukken die de verdachte heeft gemaakt of vertaald, op vele computers van de verdachten van de Hofstadgroep zijn aangetroffen. Dat maakt de verdachte tot een zeer belangrijk lid van deze groep. Misschien geen leider, maar zeker een belangrijk inspirator.

Nog twee korte opmerkingen. De verdachte had op 2 november een walkman met een cassettebandje bij zich. Daar stonden religieuze teksten op. De deskundige Peters heeft er naar gekeken. Hij concludeert dat noch de inhoud, noch de manier van reciteren bijzonder is.
Ook is onderzocht of de verdachte op 2 november 2004 wellicht onder invloed verkeerde van enig verdovend of ander geestbeïnvloedend middel. Het antwoord hierop is negatief (NFI 17). Aantoonbaar was slechts dat de verdachte tevoren koffie, thee of cola had gedronken.

De conclusie van het Openbaar Ministerie is duidelijk. Ik houd de verdachte verantwoordelijk voor de moord op Theo van Gogh, het schieten op politiemensen en omstanders en de bedreiging van Ayaan Hirsi Ali. Deze misdrijven kunnen hem ook ten volle worden toegerekend. De persoon van de verdachte zoals deze uit alle stukken naar voren komt leveren geen indicatie op voor strafvermindering. Integendeel. Mijn inschatting van het herhalingsgevaar bespreek ik zo direct bij de overwegingen over het doel van de straf.

21. De ernst van de feiten

De ernst van de feiten.

De verdachte heeft Theo van Gogh vermoord. Niet door een kil schot, maar door een bijna rituele slachting met vijftien kogels, een kromzwaard en een mes. Een moord die de maatschappij diep heeft geschokt. De verdachte heeft bewust aanvaard dat hij omstanders zou treffen. Twee van hen zijn ook getroffen. Ook heeft hij op politiemensen geschoten. Gericht geschoten. En tenslotte heeft hij het onmogelijk gemaakt dat Hirsi Ali gedurende langere tijd haar werk als kamerlid kon uitoefenen. Hij heeft haar zeer ernstig met het leven bedreigd. Met deze misdrijven heeft de verdachte vele mensen angstig willen maken en is daar ook in geslaagd. Dit moest het begin zijn van het einde van de Nederlandse democratie. Dat wilde hij.

De verdachte heeft onvoorstelbaar verdriet aangedaan aan de familie en vrienden van Theo van Gogh. Lieuwe van Gogh is zijn vader kwijt, een bijzondere vader om tegen op te kijken en van te houden. Vader en moeder Van Gogh, de zusjes Jantine en Josien hebben hun zoon en broer, van wie zij intens veel hielden, verloren. Een hechte familieband kapotgeschoten. En ook bij de moeder van Lieuwe is het verdriet nog intens aanwezig. Kort voor 2 november was Lieuwe nog met zijn beide ouders op vakantie in New York. Dit zal één van de laatste mooie herinneringen van hen aan Theo van Gogh zijn.
Voor allen geldt dat zij voortdurend aan die noodlottige 2e november worden herinnerd. Talloze malen hebben zij op de televisie het weerloze lichaam van Theo van Gogh op de Linnaeusstraat zien liggen. Bijna elke dag is er wel iets op radio, televisie of in de krant waarin gerefereerd wordt aan die 2e november. En ook die publiciteit heeft de verdachte veroorzaakt. Hij moet hebben beseft dat de moord op Theo van Gogh, op deze manier, een enorme hoeveelheid publiciteit zou genereren en dat de dreun nog lang zou naklinken. Hiermee maakt hij het de nabestaanden van Theo van Gogh onmogelijk om op een acceptabele manier het verlies te verwerken.
Vele anderen hebben getreurd, treuren nog om het verlies van Theo van Gogh: zijn acteurs en actrices met wie hij een persoonlijke band opbouwde, alle medewerkers van de productiemaatschappij van Column, waar Theo van Gogh een centrale figuur was. En de vele collega’s en vrienden die in Theo van Gogh een bijzondere vriend hebben gehad. Voor iedereen is zijn dood onverteerbaar.

De twee burgerslachtoffers. Het is een wonder dat het bij twee omstanders is gebleven. Van de vrouw weten wij alleen dat zij in de hak van een schoen is getroffen, een aantal weken pijn heeft gehad aan haar hiel. De man is in zijn bovenbeen geraakt. Daar heeft hij nog geregeld last van. Hij is twee maanden thuis geweest om te herstellen. Ook om van de geestelijke klap bij te komen. Ook beide burgerslachtoffers zijn door de voortdurende aandacht in de media onvoldoende aan de verwerking van hun leed toegekomen.

Vergeet niet de gevolgen van de schietpartij op de Mauritskade voor de agenten die daarbij betrokken waren. Alle 11 agenten hebben op een zeer persoonlijke manier in hun slachtofferverklaring beschreven wat hen is overkomen; wat voor hen de gevolgen zijn geweest. Alle agenten hebben in meer of mindere mate psychische problemen ondervonden. Machteloosheid, angsten, huilbuien, verdriet, geheugenverlies, min of meer langdurige vermoeidheid en concentratieverlies worden door velen van hen genoemd. Bijna alle betrokkenen hebben geleden aan slapeloosheid, dromen, nachtmerries. Alle agenten hebben de beelden van het schieten en de bedreiging nog vele malen afgedraaid. Soms heel bewust, meestal zonder dat ze dit zelf wilden. De gebeurtenissen hebben soms een grote impact gehad op hun privé-leven en hun leven als politieambtenaar. Wat hen is overkomen heeft vaak geleid tot angst en verdriet, niet alleen bij henzelf maar ook bij partners, kinderen en ouders. Alle agenten spreken hun terechte boosheid uit: “Niemand wordt betaald om beschoten te worden”, aldus G04 “het beschoten worden heeft een impact waar je niet op getraind kan worden”, aldus Marcel G., die gered werd door zijn kogelwerend vest. Hij heeft ook daadwerkelijk letsel opgelopen en ondervindt nog steeds fysieke problemen van de beschieting. Evenals een aantal andere politiemensen klaagt hij ook over gehoorbeschadiging. Meer dan de helft van de betrokkenen heeft noodgedwongen ziekteverlof gehad. Twee van hen werken niet tot op de dag van vandaag. Alle agenten zijn zich ervan bewust dat hun beroep risico’s met zich brengt. Maar dienen als schietschijf, dienen als instrument voor een geënsceneerde zelfmoord, heeft daar niets mee te maken. Dat gaat veel en veel te ver.
Ook hiermee zult u bij het opleggen van de straf rekening moeten houden.

Tot slot heeft ook het kamerlid Ayaan Hirsi Ali heeft in haar verklaring duidelijk aangegeven dat de bedreiging en het leven in de hoogste graad van beveiliging haar psychisch en lichamelijk leed heeft veroorzaakt. Zelf gaat zij daar omwille van haar privacy niet verder op in. Een leven met zo weinig vrijheid en voortdurend een aantal alerte bewakers om je heen, een leven waarin je weet dat er voortdurend anderen zijn die plannen maken om jou te vermoorden, kan niemand onberoerd laten. Dit is een bijzonder ernstige aantasting is van je persoonlijke vrijheid. Niet alleen van je vrijheid in de uitoefening van het beroep, maar op zijn minst even ernstig in je privé-leven.

In het begin van mijn requisitoir besprak ik het doel van het terroristisch oogmerk bij delicten waar al levenslang op staat. Dit oogmerk kan onder meer van invloed zijn op de hoogte van de op te leggen straf. Bewezen misdrijven, gepleegd met terroristisch oogmerk verdienen hoger te worden gestraft dan indien zij zonder terroristisch oogmerk zouden zijn gepleegd. Een logische vingerwijzing naar OM en rechter. In deze zaak neem ik dat zeer serieus. Het terroristisch oogmerk bepaalt in hoge mate het karakter van deze strafzaak. Bij het formuleren van de eis houd ik daar rekening mee.

Met de moord op Theo van Gogh heeft de verdachte diens stem uit de samenleving gerukt. Dat was ook zijn bedoeling.
If liberty means anything at all, it means the right to tell people what they do not want to hear”. Dat schreef George Orwell in de vorige eeuw in zijn geschrift ‘Notes on nationalism’. Vrijheid van meningsuiting. Een grondrecht dat in de Nederlandse maatschappij ruim baan krijgt. Imam El Moumni, die in mei 2001 in het programma NOVA homoseksualiteit schadelijk voor de Nederlandse samenleving noemt en een besmettelijke ziekte, wordt na vervolging vrijgesproken. Ook het Tweede Kamerlid Van Dijke, die in 1996 homoseksuelen gelijk stelt aan dieven en fraudeurs wordt in hoger beroep vrijgesproken. Imams die in 2002 naar Nederlandse maatstaven kwetsende opmerkingen maken over de positie van de vrouw worden niet eens vervolgd. Uitlatingen van Hirsi Ali In 2002 over de Islam en de profeet Mohammed waren aanleiding voor vele aangiftes en klachten. Die leidden echter niet tot vervolging. De ruimte voor de vrijheid van meningsuiting wordt juridisch eigenlijk alleen beperkt door harde strafbepalingen: beledigen, bedreigen, haatzaaien.

Mevrouw van Gogh zei het gisteren al: in ons land konden ooit dissidente schrijvers als Voltaire, Moliëre, Victor Hugo en Jonathan Swift worden uitgegeven, omdat dat in hun land niet kon. Dat is iets om trots op te zijn. Dat iets om nooit kwijt te raken.
Het debat over de vrijheid van meningsuiting wordt gevoerd aan de hand van twee maatstaven: de juridische en de maatschappelijke. Geeft de rechtspraak alle ruimte aan ieder die zijn mening wil verkondigen, vriendelijk, kwetsend of choquerend, maatschappelijk ligt dat wat anders. Het getuigt van wijs beleid dat ambtsdragers, geestelijken, politici en andere personen met een maatschappelijke voorbeeldfunctie voorzichtig zijn met kritiek op godsdiensten of levensbeschouwelijke opvattingen. Ook dat zij zich onthouden van onnodig kwetsende of polariserende stellingnames.
Uitdrukkelijk geldt dit niet voor de Van Gogh’s in onze samenleving. Als opiniemaker, onruststoker, smaakmaker, waakhond dienen zij ten volle gebruik te kunnen maken van de ruimte die de rechtspraak in Nederland hen geeft, ook als zij het maatschappelijk debat niet altijd vooruit helpen. Wie het niet eens is, moet zich laten horen. Voor iedereen geldt wat staat in de regeringsnota “grondrechten in een pluriforme samenleving” (TK 2003-2004 29614, nummer 2): ” In een open en pluriforme samenleving mag bij alle partijen in debat verantwoordelijkheid en weerbaarheid worden verondersteld.”Einde citaat. Het is duidelijk dat harde, soms kwetsende en soms zelfs beledigende uitlatingen van commentatoren of columnisten niet altijd een positieve bijdrage leveren aan een verantwoord debat over bijvoorbeeld de integratie. Dat hindert de overheid. Maar veel erger, onverdraagbaar is een impliciete of expliciete beknotting van de vrijheid van meningsuiting. Met name de overheid moet zich aangesproken voelen door het veel geciteerde maar daarom niet minder mooie: “I disapprove of what you say, but I will defend to the death your right to say it” (Evelyn Beatrice Hall in The friends of Voltaire, 1906).

De moord op Theo van Gogh heeft de Nederlandse samenleving diep geraakt. De bedreiging van het kamerlid Hirsi Ali was een direct gevolg van de manier waarop de moord is gepleegd. Deze bedreiging van een gekozen volksvertegenwoordigster raakt het hart van onze democratie. De moord op een controversiële columnist met het gedwongen vertrek van een evenzeer spraakmakend lid van het parlement – ook al was dat tijdelijk – is een aanslag op de onze samenleving.
Het is de kracht van onze samenleving dat wij hierin, ongeacht afkomst of religie, samen kunnen functioneren. Ons land kent vele vrijheden, die ons lief zijn. Met zijn daden heeft de verdachte dit alles op het spel gezet.
Nederland heeft zijn onschuld verloren. Ons land blijkt ineens doelwit van het internationaal terrorisme. Ik citeer: “Het kan niemand in Europa onberoerd laten: de moord op Theo van Gogh, de opschudding erdoor in Nederland, de talloze branden die volgden in moskeeën, in Islamitische scholen en kerken; de jacht die in Nederland is geopend op terroristen.” Dit schrijft de Franse hoogleraar Esther Benbassa in de Libération op 30 november 2004.
Er zijn mensen in onze vrije samenleving die vanuit een terroristisch vijandbeeld streven naar de vernietiging van onze democratische maatschappij. Zij zijn bereid om extreem geweld te gebruiken, slachtoffers te maken, om de essentiële waarden van de Nederlandse rechtstaat rücksichtslos te vernietigen. Een rechtstaat, waarbinnen burgers met uiteenlopende achtergronden zich veilig voelen; die oproept tot en ruimte geeft aan kritisch bewustzijn en uitingen daarvan verwelkomt. Een rechtstaat die tegen een stootje kan, die burgers uitnodigt, prikkelt en samenbindt.
De verdachte heeft de Nederlandse burger gewaarschuwd dat onze rechtsstaat is in gevaar is. De verdachte was de eerste boodschapper. Hij voert een Jihad. Een Jihad in Nederland. Het is dit besef, het besef dat na 2 november 2004 het terrorisme een reële dreiging is in onze samenleving, dat de burger het meest heeft geschokt. Dit maakt de moord op Theo van Gogh, de wijze waarop deze is gepleegd en alle andere misdrijven die de verdachte in verband hiermee heeft gepleegd, tot een uitzonderlijk ernstige daad.

22. Het doel van de straf

De straf die aan de verdachte moet worden opgelegd dient een doel te hebben. Het eerste en voor velen misschien wel meest voor de hand liggende doel is de vergelding. Vergelding niet in de zin van oog om oog, tand om tand. De straf moet tegemoet komen aan de gevoelens van intens verdriet en boosheid. Van de slachtoffers, maar ook van de maatschappij. De verdachte heeft niet alleen Theo van Gogh willen treffen. Ook zijn nabestaanden, zijn vrienden en bewonderaars, de politiemensen die tegen hun wil bij het schietincident betrokken waren, Ayaan Hirsi Ali, onze volksvertegenwoordigers, de hele Nederlandse maatschappij. Hij heeft zoveel mogelijk mensen willen schokken, bang willen maken en is daarin ook deels geslaagd.

De straf zal ook moeten meewerken aan het voorkomen van eigenrichting. In de eerste twee weken na de moord op Theo van Gogh is er in twaalf moskeeën brand gesticht, of zijn ze beklad, besmeurd of zijn vernielingen aangericht. Brandstichting vond plaats bij twee Islamitische en één katholieke school. Ook zijn er vernielingen aangericht bij vijf kerken en het Marokkaanse consulaat is besmeurd. Een dieptepunt in ons land. Een onaanvaardbare aantasting van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienstuitoefening. Natuurlijk is de verdachte hiervoor niet in zijn eentje verantwoordelijk. Met zijn terroristische aanslag heeft hij wel de aanzet hiertoe gegeven. In de strafprocessen die zijn gevolgd op de aanvallen op moskeeën en scholen hebben mijn collega’s hun verdachten al duidelijk gemaakt dat zij het recht niet in eigen handen mogen nemen. De straf in deze zaak zal er toe moeten bijdragen dat de Nederlandse burger de overtuiging heeft dat daar ook geen enkele reden toe is.

In het verlengde van de voorkoming van eigenrichting ligt de visie van de Groningse hoogleraar Vrij. Hij is van oordeel dat het strafrecht ook een instrument is voor een doelmatige en rechtvaardige criminele politiek. Elk misdrijf veroorzaakt, populair gezegd, een deuk in de rechtsstaat. Het strafrecht en de straf moeten helpen om deze deuk weer glad te strijken. In dit verband spreken we over een proces van pacificering. Het valt niet te ontkennen dat de verdachte op 2 november aan de Nederlandse rechtstaat een slag heeft toegebracht die nog steeds voelbaar is. Het herstel verloopt langzaam en moeizaam. Het vonnis in deze zaak kan aan dat herstel bijdragen. Het vonnis kan er aan meewerken dat er weer een sfeer van rust komt; een sfeer waarin het publieke debat over integratie gevoerd kan worden op basis van rationele argumenten, niet op basis emotionele sentimenten. Ik ben mij ervan bewust dat dit op dit moment slechts ten dele kan lukken. In Rotterdam wordt nog het proces gevoerd tegen de leden van de zogenaamde Hofstadgroep. De afschuwelijke aanslagen in Londen vorige week maken duidelijk dat ook na vandaag er nog steeds sprake is van Islam-geörienteerd terrorisme. Toch hoop ik dat de afdoening van deze strafzaak kan bijdragen aan het weerkeren van de rust in de maatschappij.

Generale preventie. Een strafdoel dat in deze zaak er uit springt.
De moord op Theo van Gogh heeft ook allochtonen in Nederland geen goed gedaan. Tegenstellingen zijn verscherpt. Dat was te horen in zowel het politieke als het publieke debat. In een recent rapport van de Gemeente Amsterdam naar de interculturele verhoudingen op Amsterdamse scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs wordt geconstateerd dat er een toenemende anti-Nederlandse/westerse stemming heerst. Deze stemming is niet zozeer gericht tegen medeleerlingen maar vooral tegen het systeem. Tegen Nederlandse vrijheden als “bloot op de tv” en “vrijheid van kritiek op godsdienst”. Uitspraken van politici en journalisten hebben hier aan bijgedragen, aldus het rapport. De belangrijkste oorzaak is echter te vinden in de moord op Theo van Gogh en de reacties daarop vanuit de samenleving. Allochtone kinderen voelen een toenemende vervreemding van alles; zij vluchten voor de door hen als onveilig ervaren maatschappij.
Dit zijn verontrustende ontwikkelingen. Op 25 maart van dit jaar verscheen de nota “Weerbaarheid tegen Radicalisering van moslimjongeren” van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Hierin staat dat het aantal jongeren dat zich daadwerkelijk aansluit bij radicale groepen gering is. Veel groter is het aantal jonge moslims dat welwillend staat tegenover de boodschap van de radicale Islam. Ook veel groter is het aantal moslims dat begrip kan opbrengen voor destructieve acties van moslimradicalen. Voorkomen moet worden, aldus het rapport, dat jongeren uit de laatste twee groepen zich gaan aansluiten bij radicale groepen die bereid zijn tot terroristische acties.
Het vonnis en de straf zullen hier aan moeten bijdragen.
Generale preventie dus.
De verdachte brengt een boodschap van haat en geweld. Hij streeft naar een afschaffing van de democratie. Hij preekt dat elke andersdenkende gedood mag worden; dat degene die zijn profeet beledigt, gedood moet worden. Recht en rechtbanken bestaan niet meer, slechts het goddelijk woord van Allah, uitgesproken door de hoogste geestelijk leider, bepaalt wat recht en wat onrecht is. We hebben dit gisteren in deze zittingszaal gezien. In de visie van de verdachte mogen vrouwen mogen zich niet ontwikkelen. Zij moeten thuis blijven, voor de kinderen zorgen; zij staan ten dienste van de man. Hij wil een wereld van dominant monotheïsme vol onverdraagzaamheid. Hij is bereid hiervoor te moorden, hiervoor te sterven.
Voor alle jongeren zal duidelijk moeten zijn dat dit niet een oplossing is voor hun problemen. Het is begrijpelijk dat sommige allochtone jongeren teleurgesteld zijn in de Nederlandse maatschappij. Vervreemding, onlustgevoelens en identiteitsproblemen kunnen daar aan ten grondslag liggen. Maar ook meer basale problemen. Onderzoek toont aan dat de werkloosheid onder allochtonen significant hoger is dan onder autochtone Nederlanders. Discriminatie in discotheken en andere gelegenheden komt nog steeds voor.
Maar de weg van Mohammed B. en zijn vrienden van de Hofstadgroep bieden geen oplossing. Integendeel. Zij vergroten de tegenstellingen. Tegenstellingen waar allochtone en autochtone Nederlanders onder gebukt gaan. Voor iedereen wordt het slechter. Vele “gewone” moslims zijn na de moord op Theo van Gogh ook banger geworden. Mensen durven ‘s avonds de deur niet meer uit, bang als ze zijn te worden aangevallen , zuiver en alleen omdat ze moslim zijn”, aldus een Amsterdamse wijkagent in een artikel van Ian Buruma (Nederland op scherp, samengesteld door Pieter van Os).
Moslims, christenen, joden, atheïsten of nihilisten, mensen van Nederlandse, Marokkaanse, Turkse of welke andere afkomst dan ook, samen vormen wij de onze maatschappij. Samen zullen we het moeten rooien. Dat is geen eenvoudige opgave. Wie het boek “Onzichtbare ouders” heeft gelezen weet dat we met zijn allen nog een lange weg te gaan hebben.
Wie zich afkeert van deze maatschappij geeft zichzelf op. Ik hoop dat het vonnis duidelijk kan maken dat wie de weg van Mohammed B. kiest, kiest voor een heilloze, doodlopende weg. Een weg die binnen ons strafrechtsysteem leidt tot de sterkst mogelijke afkeuring. Wie daarentegen kiest voor een positieve bijdrage aan het moeizame proces van integratie mag rekenen op een plek in de open en pluriforme samenleving die de Nederlandse maatschappij is.

De speciale preventie. Ik heb hiervoor al ruimschoots aandacht besteed aan het verderfelijke gedachtegoed van Mohammed B.. In niets heeft de verdachte laten blijken dat hij afstand neemt van zijn ideeën. Integendeel. Al in het eerste gesprek met zijn broer Hassan constateert hij tevreden dat hij Van Gogh heeft geslacht. In het zesde gesprek maakt hij duidelijk dat de wet niet geldt voor Mohammed B. En uit het derde gesprek blijkt dat hij nog steeds streeft naar het martelaarschap. Hij wenst voor deze zaak de doodstraf. Nooit heeft de verdachte laten blijken dat hij ook maar enige compassie heeft met de slachtoffers die hij heeft gemaakt. Tijdens het hele proces heeft hij zijn mond gehouden, geen inzicht gegeven in zijn motieven.

Zijn houding gisteren getuigde ook van een minachtende arrogantie voor alle deelnemers aan dit proces. Vooral voor de slachtoffers.

Op 26 juni 2005 is de laatste brief van de verdachte onderschept. In deze brief worden in een gedicht gezagsdragers en opiniemakers spottend opgevoerd: Aboutaleb, Ali B, Paul Cliteur, minister Verdonk. Tussendoor wordt hoog opgegeven van leiders als Mullah Omar en Osama Bin Laden. Met weemoed denkt de verdachte aan de mannen van weleer die met de Koran en het zwaard streden voor hun eer. Tenslotte kondigt hij zijn overwinning aan.
De verdachte is een overtuigingsdader. Hij ziet zich als een instrument van god aldus deskundige Peters. De verdachte neemt geen afstand van zijn onverdraagzame en gewelddadige visie op de Islam en zijn ideeën hoe hij van Nederland een Islamitische staat wil maken. “Ik bid elke dag tot mijn heer dat hij mij behoedt dat ik wellicht anders zou gaan denken dan dat ik nu denk”, zei de verdachte gisteren nog op zitting
Komt hij ooit vrij, dan zal hij verder gaan. Met alle middelen die hij heeft. Hij is en blijft levensgevaarlijk. Met speciale preventie wordt beoogd met de straf een veroordeelde te resocialiseren zodat hij vrij in de maatschappij niet meer in herhaling zal vallen. Is daar geen uitzicht op, dan moet de dader langdurig uit die vrije maatschappij worden verwijderd.
Deze verdachte heeft duidelijk gemaakt dat hij niet zal veranderen. Ook het doel van de speciale preventie leidt tot de conclusie dat hij niet thuis hoort in onze vrije maatschappij.

23. Eis

De verdachte verwerpt onze democratie. Hij wil onze democratie zelfs bestrijden. Met geweld. Hij blijft dat volhouden. Tot op de dag van vandaag. Hij blijft volharden in zijn standpunten. Daar moet krachtig op worden gereageerd. Door hem letterlijk buiten onze democratie te plaatsen. Dat betekent ook dat hij niet meer mag stemmen. Dat betekent dus ontzetting uit het actief en passief kiesrecht.

Alles in overweging nemend, de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte vind ik slechts één straf passend en dat is levenslang.

C

NOTEN, BEHORENDE BIJ INLEIDING

NOTEN

[1]

VERDACHTE STEEKPARTIJ AMSTERDAM HAD TERRORISTISCH
MOTIEF/TERRORISME?/ENKELE IMPRESSIES
ASTRID ESSED
17 SEPTEMBER 2018
[2]

 

KRITIEK OP ANTI TERREURMAATREGELEN NEDERLAND
AMNESTY INTERNATIONAL
DANGEROUSLY DISPROPORTIONATE: THE EVER-EXPANDING
NATIONAL SECURITY STATE IN EUROPE
17 JANUARY 2017
NETHERLANDS, PAGE 33
” 3.6 NETHERLANDS On 2 July 2015, the Dutch government introduced a bill for public consultation that proposed an overhaul of the Dutch Intelligence and Security Act of 2002.152 The July 2015 draft Law on the Intelligence and Security Services,153 if enacted, would legitimize sweeping surveillance and interception powers for the General Intelligence and Security Service and the Military Intelligence and Security Service. An amended version of the bill, which was widely debated, was sent to the Dutch House of Representatives in October 2016.154 The proposed law would grant the security services the power to intercept the electronic communications of unspecified groups of individuals as long as the interception is “case-specific”. This limitation is not defined in the draft law or in the explanatory memorandum that accompanies it, raising concerns that such interception will occur outside the bounds of a formal criminal investigation where surveillance measures should be trained on specific individuals for whom the state has a reasonable suspicion of criminal activity. This broadly drawn provision –combined with the absence of an express requirement for prior individual reasonable suspicion — risks arbitrary interpretation and application, signalling a disproportionate interference with private communications. The draft law also lacks sufficient safeguards against abuse. It proposes the establishment of a Review Board,155 tasked with reviewing the lawfulness of the relevant Minister’s156 decision to approve the use of these surveillance powers; however, it does not include adequate guarantees to ensure the Board’s independence. In addition, the recommendations of the currently sitting Oversight Board for the Intelligence and Security Services,157 about the lawfulness of the activities of the security services, are not binding and can be overruled by the relevant Minister. The Oversight Board cannot end surveillance operations, nor provide for redress. The draft law does not provide sufficient guarantees that cooperation with foreign intelligence and security agencies will not involve the sharing of information resulting from or leading to serious human rights violations. Amnesty International has expressed concern that the government would be able to share private communications with the authorities of other states engaged in human rights violations.158 Moreover, the provisions of the draft law relating to human rights safeguards on the use, retention and destruction of communications data are also not sufficient.159
AMNESTY REPORT
ANTI TERREURMAATREGELEN NEDERLANDSE OVERHEID
VANAF 2004 T/M EERSTE HELFT 2007
ASTRID ESSED
2008
GEPUBLICEERD DOOR BURO JANSEN EN JANSSEN
TEKST

Anti-terreur maatregelen Nederlandse Overheid vanaf 2004 t/m eerste helft 2007

”De beschaving van een Staat laat zich afmeten aan de manier, waarop tegenstanders worden behandeld”

Anoniem

States must ensure that any measures taken to combat terrorism comply with all their obligations under international law, and should adopt such measures in accordance with international law, in particular international human rights, refugee, and humanitarian law.

United Nations Security Council Resolution 1566

Hieronder treft u een overzicht aan van enkele belangrijke en in het oogspringende anti-terreur maatregelen die door de Nederlandse Overheid, in het leven zijn geroepen. Zoals uit onderstaande moge blijken, vormen deze maatregelen een fundamentele breuk met de beginselen van de rechtsstaat. Met name zal aan de orde gesteld worden de schending van de in EVRM en andere humanitaire rechtsverdragen vastgelegde rechtsregels , zoals het recht op privacy, het recht op een eerlijk proces, alsmede het recht, te worden gevrijwaard van foltering. [1]

Ook zal in het kort, aandacht worden geschonken aan de rol van informatie van Inlichtingendiensten bij het terreurstrafproces, alsmede aan de bedenkelijke verruiming van de opsporingsbevoegdheden van de politie, waardoor er reeds in een vroeg stadium tot arrestatie kan worden overgegaan.
Met nadruk dient gesteld te worden, dat dit overzicht van maatregelen bij lange na niet uitputtend is. Hiervoor zijn twee redenen. In de eerste plaats is de terreurwetgeving in Nederland een zich snel ontwikkelend rechtsgebied, waarbij regelmatig sprake is van nieuw-toegevoegde wetgeving. In de tweede plaats is een groot aantal anti-terreur maatregelen niet zozeer als aparte wetgeving vastgelegd, maar is de component ”terrorisme”, toegevoegd aan bijvoorbeeld het vreemdelingenrecht of de burgerluchtvaart.

Tenslottte wil ik eveneens stilstaan bij de toename van het aantal uitzettingen van terreurverdachten cq veroordeelden naar landen en gebieden, waar sprake is van een gerede kans op foltering. [2] Aan dit gevaarlijke fenomeen wordt door de internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch in haar rapportage, bijzondere aandacht besteed .[3]

Inleiding

Aan de wieg van de Nederlandse anti-terreurwetgeving
Europees kaderbesluit inzake terrorismebestrijding

In het kader van het genoemde Europees Kaderbesluit dd 2002, dat de EU lidstaten de bindende verplichting oplegde, wettelijke anti-terreur maatregelen te nemen, kwam in Nederland een reeks wetten en maatregelen tot stand, die mogelijkerwijs in de nabije toekomst nog verder wordt aangevuld en uitgebreid.

De essentie van dit Kaderbesluit is de kwalificatie van een aantal reeds bestaande misdrijven [o.a. moord, ontvoering en brandstichting], als ”strafbare feiten van terroristische aard”, wanneer er sprake is van een ”terroristisch doel” De definitie van ”terroristisch doel” komt vrijwel geheel overeen in die van de Amerikaanse ”Patriot Act”.

Dit Europees Kaderbesluit is van meet af aan voorwerp van ernstige kritiek geweest.
Zo heeft de internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch, met name het ruime kader van de definitie ”terrorisme” bekritiseerd. [4]
Een ander voorwerp van Human Rights Watch’s kritiek is geweest het Europese Arrestatiebevel, dat o.a. de opheffing inhoudt van de tussen Europese landen bestaande uitleveringsverdragen, gebaseerd op de acceptatie van de betrouwbaarheid van elkaars rechtssysteem.
In de praktijk impliceert dit dat uitlevering aan een ander Europees land niet meer kan worden getoetst aan bewijsvoering, rechtsgang en justitieel onderzoek. Het gevaar hierbij is dat dit kan leiden tot schending van de mensenrechten van uitgeleverde personen wanneer er sprake is van een Europees land met een bedenkelijke mensenrechtensituatie. [5] Een voorbeeld is de uitlevering van echte of vermeende ETA activisten aan Spanje, dat een niet-onbetwistbare reputatie heeft op het gebied van mensenrechten. [6]

Kritiek op ”anti-terreur wetgeving”

Zoals reeds vermeld is de Human Rights Watch kritiek op het Europees Kaderbesluit met name gebaseerd op de ruime formulering van het begrip ”terrorisme”, dat eveneens zijn weerslag heeft gekregen in de Nederlandse definitie.

Een andere kritiek is de invoering van een speciale anti-terreur wetgeving, gericht op de bestraffing van ”terroristische misdrijven”. Hierbij wordt de onjuiste suggestie gewekt dat voor het tot stand komen van die wetgeving, terroristische misdrijven niet vervolgbaar zouden zijn.
Aangezien er echter bij het daadwerkelijk plegen van terroristische misdrijven, sprake zal zijn van in het reguliere Strafrecht vervolgbare misdrijven [zoals moord met voorbedachte rade of ontvoering], volstonden de reeds bestaande strafbepalingen.
Om een voorbeeld te noemen:
Bij een hypothetische situatie van een gepleegde terreuraanslag, waarbij doden te betreuren zijn, zou, ook zonder de speciale anti-terreur wetgeving, bij bewezenverklaring van de schuld van verdachten, sprake zijn van een levenslange gevangenisstraf.
Een andere argumentatie voor de invoering van speciale anti-terreur wetgeving bestaat uit het ”ernstige karakter” van terroristische misdrijven, alsmede de veroorzaakte ”angst” bij de bevolking of een deel daarvan. Van het ernstige karakter van misdrijven is echter ook sprake bij ”niet terroristische misdrijven” zoals bijvoorbeeld ”reguliere” moord, seriemoord, [kinder]verkrachting of serieverkrachting, ontvoering [om een losgeld], en incest.
Ook in dergelijke gevallen kan de maatschappelijke onrust zeer groot zijn, en wordt ”de bevolking” of een deel daarvan, angst aangejaagd.

Een andere valkuil schuilt in het feit, dat met het nemen van speciale anti-terreur maatregelen de impliciete indruk gewekt wordt dat hier sprake is van een ”uitzonderingswetgeving” met als aanklevend risico, de echte of vermeende veronachtzaming van de mensenrechten van verdachten en veroordeelden.

Dat hier geen sprake is van loze veronderstellingen, blijkt wel uit de in Nederland aanwezige aparte ”terroristengevangenissen” [TA Vught en de Schie’], waar sprake is van bijzondere en strengere detentieomstandigheden dan in ”reguliere” gevangenissen. [7] Deze zogenaamde ”terroristengevangenissen of afdelingen” zijn bestemd voor zowel terreurverdachten als veroordeelden, alsmede mensen, die een ”radicale boodschap” zouden verspreiden.

Terrorisme definitie volgens de Nederlandse wetgeving
Consequenties voor het rechtsproces

Met enige aanpassingen heeft de Nederlandse Overheid de Europese definitie overgenomen, als ”terroristisch oogmerk”, die ten grondslag ligt aan de aanstonds te beschouwen ”Wet Terroristische Misdrijven” .

De definitie luidt:

”het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking ernstige vrees aan te jagen, dan wel een Overheid of internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen” .

Het is van belang dat de verschillende categorieën (het aanjagen van vrees, het dwingen van een Overheid of internationale organisatie iets al dan niet te doen, en het ontwrichten of vernietigen van structuren) niet in elkaars samenhang als ´´terroristisch´´ behoeven te worden bestempeld, maar eveneens als afzonderlijke categorieën kunnen functioneren.

Het gevaar van deze definitie schuilt niet alleen in de loskoppeling van deze categorieën, maar vooral ook in het zeer ruime definitiekarakter, hetgeen eveneens het kritiekpunt is geweest op het genoemde Europese Kaderbesluit.

Door een dergelijke brede definiëring namelijk kan iedere kritische groepering of politieke organisatie, die principieel tegenstander is van het huidige economisch/kapitalistisch staatsmodel, en daartegen op vreedzame wijze ijvert, als ´´terroristisch´´ worden aangemerkt
Eveneens kunnen grote algemene stakingen, die immers tijdelijk economische structuren als de Rotterdamse haven, ´´ontwrichten´´ onder de noemer ´´terrorisme´´ worden geschaard.

In extenso toegepast, kan een dergelijke definiëring dus leiden tot een ernstige inperking van het recht op vrijheid van meningsuiting, het stakings- en demonstratierecht. Eveneens kan geraakt worden aan het recht op religievrijheid, aangezien moslimorthodoxe groeperingen, die kritisch staan tegenover de internationale machtsverhoudingen, gevat kunnen worden onder de component ´´terroristisch´´, zonder dat er sprake is van enig terroristisch misdrijf .[8]

In de zaak van Hofstadgroep is bijvoorbeeld gebleken, dat afgezien van de door drie veroordeelden gepleegde misdrijven, die overigens niet als terroristisch werden aangemerkt, de andere verdachten in wezen waren veroordeeld vanwege het hebben van een bepaald, tot ”haatzaaiend” bestempeld, gedachtegoed. De veroordeling was gebaseerd op deelname aan een ”criminele en terroristische organisatie” en op het ”in bezit hebben en verspreiden van opruiende en/of haatzaaiende en/of bedreigende geschriften/documenten en/of beeld- en/of geluidsmateriaal”. [9]

De rechter stelde nadrukkelijk, dat van voorbereidingshandelingen tot terroristische misdrijven, geen sprake was. Het feit, dat de rechter eveneens in de uitspraak beargumenteerde, dat het gedachtegoed van betrokkenen zich wellicht ´´in radicale zin´´ zou kunnen ontwikkelen, bewijst des te meer de vaagheid van de strafwetgeving en riekt naar het geven van een ´´preventieve straf´´. Zo stelde een bekende Nederlandse rechtsgeleerde, [prof. Y. Buruma], dat de rechters ”de toekomst hadden voorspeld”. Het is evident, dat met een dergelijk vonnis, de vrijheid van meningsuiting onder druk is komen te staan .

Met name t.a.v. dit aspect van de vrijheid van meningsuiting, hebben verschillende rechtsgeleerden en auteurs, waaronder prof. J. Peters, zich dan ook over deze vonnissen, in kritische zin, uitgelaten. [10]

Meten met twee maten
Selectieve toepassing van de anti-terreur wetgeving:

Hierop aansluitend is het van belang te vermelden, dat er op selectieve wijze gebruik wordt gemaakt van de anti-terreur wetgeving. Was er sprake van toepassing in het zogenaamde Hofstadproces, alsmede in het Piranhaproces, waarbij Samir A. en medeverdachten terecht stonden, dezelfde criteria werden gebruikt noch getoetst na de moord op de heer T. van Gogh, dd 2-11, ten tijde van de veelal door extreem-rechtse jongeren verrichte talloze brandstichtingen in moskeeën en islamitische scholen. [11]
Dit wekt verbazing, gezien de aanwezigheid van de eerste categorie, namelijk het angst aanjagen van een deel van de bevolking [namelijk de allochtonen in Nederland in het algemeen en het islamitische bevolkingsdeel, met name de Marokkanen, in het bijzonder].
Merkwaardig genoeg werd ditzelfde argument [het angst aanjagen van ”de Nederlandse bevolking”] weer wel gebruikt in het proces tegen de pleger van de moord op de heer Van Gogh, de heer Mohammed B en is hij o.a. om die reden veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. [12]

Uit bovenstaande zou een pleidooi af te leiden kunnen zijn om de anti-terreur wetgeving ook op door extreemrechtse groeperingen gepleegde echte of vermeende misdrijven toe te passen. Dat is echter geenszins de bedoeling. In de hieronder aan de orde gestelde terreurwetgeving zal naar voren komen dat deze haaks staat op een aantal Europese en internationale humanitaire rechtsbeginselen die t.a.v. iedere verdachte dienen te worden gehandhaafd, ongeacht politieke of religieuze overtuiging.

Anti terreur maatregelen overzicht

De te beschouwen anti-terreur maatregelen zijn:

De Wet terroristische misdrijven [Inwerkingtreding: dd 10-8-2004]
De Wet afgeschermde getuigen [Inwerkingtreding dd 1-11-2006]
Wet ter Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven [in werking getreden dd 1-2-2007]

Maatregelen tegen personen die niet van een strafbaar feit worden verdacht:

Maatregel persoonsgericht verstoren
Wet Bestuurlijke Maatregelen en Nationale Veiligheid [aangenomen dd 20-3-2007]

1 Wet terroristische misdrijven

Met deze op het Europees Kaderbesluit dd 2002 gebaseerde wet werd, zoals reeds vermeld, niet alleen een definitie van het begrip ”terrorisme” vastgelegd, maar eveneens een aantal reeds strafbare misdrijven, waaraan het verzwarende element ”van terroristische aard” werd toegevoegd, voorzien van een hogere strafmaat.

Hier een overzicht van de belangrijkste elementen van deze nieuwe wetgeving:

Definitiestelling ”terroristisch doel”

Voor de definitie van ”terroristisch oogmerk” verwijs ik naar onderdeel C.
Het gevaar van het zeer ruime begrippenlader is reeds de revu gepasseerd.

Kwalificatie van misdrijven, als ”strafbare feiten van terroristische aard”

Zoals reeds vermeld betreft het hier reeds strafbare misdrijven zoals o.a. moord, ontvoering en brandstichting

Verzwaring strafmaat van ”terroristische” misdrijven

Wanneer er sprake is van een ”terroristisch misdrijf” is er een verhoging van de strafmaat met de helft. Bij een straf met een maximumstraf van vijftien jaar [zoals doodslag], wordt de straf verhoogd tot twintig jaar of maximaal levenslang. Behalve de rechtsongelijkheid in strafmaat vergeleken met misdrijven van niet-terroristische aard is met deze strafverzwaring eveneens verbonden het hierboven aan de orde gestelde gevaar van een impliciete ”uitzonderingswetgeving”.

Selectief-politieke keuzes:
Strafbaarstelling rekrutering voor de ”Jihad”

Deze strafbaarstelling gebeurt door de uitbreiding van een reeds bestaand wetsartikel, namelijk het ”aanwerven voor de vreemde krijgsdienst”. Uitgebreid luidt het artikel ”werven voor de vreemde krijgsdienst of de gewapende strijd”, waarbij in de toelichting op het wetsvoorstel werd duidelijk gemaakt, dat met ”werven voor de gewapende strijd”, rekrutering ten behoeve van de ”Jihad” werd bedoeld.

Opvallend is het feit, dat slechts de rekruteur strafbaar is, niet de gerekruteerde. Een ander opmerkelijk feit is de in vergelijking met de terroristische misdrijven, lichte strafmaat [maximale straf, 4 jaar gevangenisstraf], hetgeen doet vermoeden, dat dit verschijnsel door de wetgever niet als een ernstig maatschappelijk probleem wordt beschouwd.
Het gevaar van deze strafbaarstelling is evident.
In de regeringstoelichting wordt gesteld dat onder ”werven voor de gewapende strijd” dient te worden verstaan: ”rekrutering voor de Jihad” hetgeen een selectief-politieke keuze is, die niet beantwoordt aan de wettelijke eis van juridische objectiviteit.

e Van grootspraak tot ”terroristisch misdrijf”
Strafbaarstelling samenspanning bij terroristische misdrijven

Samenspanning behelst het voornemen van twee of meer personen een misdrijf te plegen zonder dat er evenwel enige verdere stap is gezet in die richting. Aangezien de strafwetgeving slechts die handelingen strafbaar stelt, waarbij sprake is van een ”begin van een uitvoering”, is samenspanning altijd slechts strafbaar geweest in uitzonderlijke gevallen, waarbij het voortbestaan van de Nederlandse Staat in het geding was. [13]
Gezien echter de ruime definitie van het begrip ”terroristisch oogmerk” zal dat bij de meeste terroristische misdrijven niet het geval zijn, waardoor er sprake is van een bedenkelijke verruiming van dit wetsartikel.

Zo kan het zijn, dat twee mensen, die grote onvrede hebben met de bezuinigingen van de Nederlandse Overheid, het voornemen te kennen geven het Ministerie van Financiën te bezetten, zonder dat er verdere concrete stappen gezet zijn, noch sprake is van voorbereidingshandelingen. In de huidige anti-terreur wetgeving kan dit reeds als ”terroristisch misdrijf” [de ontwrichting van Overheidsstructuren] worden uitgelegd en is deze ”samenspanning”, die nog in geen enkel uitvoeringsstadium verkeert, strafbaar.

Een ander gevaar van deze ”samenspannings”wetgeving, is het feit dat er geen rekening mee gehouden wordt dat een dergelijk voornemen, wellicht niet in ernst is bedoeld, grootspraak geweest is of dat men er mogelijk op terug kan komen.
Hoe verruimend de politiek kennelijk over dit wetsartikel denkt blijkt uit het feit, dat de toenmalige verantwoordelijke minister van Justitie, de heer Donner, opmerkte dat een tussen twee personen gemaakte afspraak reeds zou kunnen blijken uit een ”hand of een hoofdgebaar” [14 ]

Veroordeling op grond van geheim bewijsmateriaal
Wet Afgeschermde Getuigen

Een andere uitbreiding van het Strafrecht is de dd 1-11-2006 in werking getreden ”Wet Afgeschermde Getuigen”.

Hoewel het volgens de wetgeving mogelijk is afgeschermde getuigen te horen moeten in een dergelijk geval voldoende compensaties aan de verdediging gegeven worden om het recht op een eerlijk proces te blijven garanderen. [15]
Bij de Wet Afgeschermde Getuigen is daarvan echter geen sprake.

Kort samengevat komt deze wet erop neer dat ambtsberichten van de Nederlandse Inlichtingendienst [AIVD of MIVD, de militaire tak] als bewijs in een proces kunnen worden toegelaten zonder dat de verdediging te weten komt van wie de informatie afkomstig is en wat de informatie precies inhoudt. [16]
Duidelijk is, dat hier sprake is van een ernstige schending van de rechten van een verdachte op een eerlijk proces aangezien niet alleen iedere verdachte het recht heeft getuigen a charge te horen [17], maar er bovenal geen adequate verdediging kan worden gevoerd wanneer het bewijsmateriaal niet bekend is.

Om een en ander een schijn van mensenrechtenhandhaving te verlenen, heeft de wetgever bepaald dat de rechter de AIVD informatie wel op betrouwbaarheid mag toetsen
Reeds in een eerder artikel is de oncontroleerbaarheid van AIVD informatie door politie en justitie bekritiseerd. Daarin werd aangetoond dat controle door de rechter maar in beperkte mate kan plaatsvinden. [18]
Bovendien is er, ook bij controle door de rechter, sprake van een ernstige inperking van de rechten van de verdachte, aangezien eventueel belastend bewijsmateriaal op deze wijze niet kan worden ontkracht door de verdediging.
Door de aanname van deze wet is het heden ten dage in Nederland mogelijk verdachten te veroordelen op grond van geheim bewijsmateriaal.

Uitspraken Politiek:

Zorgwekkend is bovendien het gemak, waarmee de politiek omspringt met de ontkrachting van de fundamentele rechten van de verdachte. Zo verklaarde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, de heer Remkes, in een interview met het Parool dd 9-4-2004, het volgende: ”Als het gaat om mensen, die zich bezighouden met de voorbereiding van dat soort acties, ben ik daar minder coulant mee”. [19]

Tekenend voor de politieke teneur is niet alleen het feit dat het recht op een eerlijk proces geen kwestie is van ”coulance” t.a.v. verdachten maar een onvervreemdbaar recht.
Bovendien gaat de minister met een dergelijke uitspraak reeds uit van de schuld van de verdachten, een ernstige schending van het rechtsprincipe dat iedereen onschuldig is tot schuld is bewezen.

Bekentenissen onder foltering:

Tenslotte is het gebruik van dit AIVD materiaal gevaarlijk omdat de AIVD bij de totstandkoming van haar ambtsberichten veelvuldig samenwerkt met buitenlandse inlichtingendiensten. Met name in terreurzaken, waarbij mogelijkerwijs inlichtingendiensten uit landen als Marokko, Saoedi-Arabië en Algerije betrokken zijn, is het risico groot dat eventuele ”bekentenissen” via marteling zijn verkregen en dus illegaal zijn.

Het zal dan ook geen verwondering wekken, dat de aanname van deze wetgeving tot grote maatschappelijke kritiek heeft geleid, met name van de kant van mensenrechtenorganisaties en rechtsgeleerden. [20]

”Schuldig tot onschuld bewezen”
Maatregelen tegen onverdachte personen

Voorafgaande aan de laatste en wellicht meest draconische anti-terreur maatregel tot nu toe passeren hier twee maatregelen de revue, die worden genomen t.a.v. mensen die niet van strafbare feiten worden verdacht of beschuldigd.
Hiermee hebben deze maatregelen de kwalijke reuk van een preventieve en dus illegale strafmaatregel.

Persoonsgericht verstoren [bestuurlijke maatregel] of politiestalking

Het persoonsgericht verstoren is een maatregel die door de burgemeester van een gemeente kan worden toegepast tegen personen die niet worden verdacht van een strafbaar feit maar volgens de Overheid ”op enigerlei wijze in verband kunnen worden gebracht met terrorisme ”.
Eenvoudiger gezegd, wordt er gerefereerd aan mensen, die zijn ”geradicaliseerd”, of dreigen te ”radicaliseren”.
Wanneer men dan bedenkt dat ”radicalisering” al neerkomt op het hebben van contact met potentiële terreurverdachten, hetzij het overgaan van ”gematigd” islamitisch naar de ”orthodoxe Islam”, behoeft aan dit inkaderen door de Overheid niets meer te worden toegevoegd.

Evident is dat zowel het recht op het aangaan van contacten en vriendschapsbanden met ieder mens als het recht op religieuze vrijheid wordt geschonden.

De betreffende ”verstorings”maatregelen kunnen bestaan uit o.a. de volgende door de politie te verrichten handelingen:

Het ongevraagd afleggen van (huis)bezoeken aan de betrokkene en/of diens buren, familie, werk of school
Het voortdurend patrouilleren langs het huis van betrokkene en naar binnen gluren
Het hinderlijk aanspreken van betrokkene
Het aanspreken van bezoekers van betrokkene en het controleren van hun identiteitskaarten
Het verspreiden van meld-misdaad-anoniemkaartjes in de directe woonomgeving van betrokkene

Bovendien komt de burgemeester tot het toepassen van een dergelijke maatregel op basis van AIVD informatie, die noch door hemzelf te controleren is noch door betrokkene kan worden betwist.

Tot nu toe is deze maatregel op15 personentoegepast.

Het meest bekende geval is dat van een tot de Islam bekeerde Nederlandse vrouw, die ”verstoord” werd, met als opgegeven reden[en], dat zij ”een lang gewaad” droeg, ”mannen geen hand wilde geven”, ”een strengere moskee dan voorheen” bezocht en ”contact had met iemand, die een bekende was van een lid van de echte of vermeende Hofstadgroep”.

De ten koste van haar genomen maatregelen namen dusdanige vormen aan dat de rechtbank Amsterdam op 1-12-2005 de Gemeente Amsterdam verbood de verstoringsmaatregelen nog langer voort te zetten. [21]

Het zal geen verwondering wekken dat deze maatregelen zowel van de kant van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten als van diverse rechtsgeleerden ernstig zijn bekritiseerd o.a. op grond van de ernstige schending van artikel 8, EVRM [het privacyrecht]. [22]

Wet Bestuurlijke Maatregelen Nationale Veiligheid

Ook bij de dd 20-3-2007 aangenomen Wet Bestuurlijke Maatregelen Nationale Veiligheid betreft het mensen die niet worden verdacht van enig strafbaar feit maar toch maatregelen krijgen opgelegd die nog verder gaan dan het genoemde ”verstoren”.
Was er daarbij sprake van een verregaande vorm van politiestalking, bij deze wet worden daadwerkelijke strafmaatregelen opgelegd aan, let wel, ”mensen, die door hun ”gedragingen” ‘in verband gebracht kunnen worden met terroristische activiteiten of de ondersteuning ervan”.

Ook hier is er sprake van een zeer vage formulering en wordt overigens door de Overheid zelf toegegeven dat het niet om concrete verdenking gaat.

Evenals bij de verstoringsmaatregelen speelt het hebben van contacten met echte of vermeende terreurverdachten, danwel met kennisssen van hen, een belangrijke rol, alsmede echte of vermeende ”radicalisering” van betrokkene. De vaagheid van die terminologie is reeds aan de orde gesteld.

De te nemen maatregelen kunnen neerkomen op een verbod zich te bevinden in ”risicogebieden” als het vliegveld Schiphol, alsmede een verbod zich in de buurt van bepaalde personen op te houden. Verder kan er sprake zijn van een wekelijkse ”meldingsplicht” bij een aan te wijzen politiebureau..

Niet voldoende kan benadrukt worden dat bovenstaande aan onverdachte personen opgelegde maatregelen een ernstige schending zijn op het vrije bewegingsrecht en het recht op privacy. [23]

Op weg naar administratieve detentie?

Wet Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven [in werking getreden dd 1-2-2007].

Zoals bekend is de definitie van ”administratieve detentie”, het zonder vorm van proces detineren van verdachten. Bekend is ook, dat deze detentie in feite onbeperkt kan zijn, getuige de vele in Israëlische gevangenissen aanwezige Palestijnen, van wie sommigen, zonder tussenkomst van de rechter, reeds langer dan 10 jaar zijn gedetineerd. Een ander voorbeeld is de detentie, zonder vorm van proces, van de ruim 330 overgebleven Guantanamo Bay-gevangenen. Ook in China komen vormen van administratieve detentie voor.

Hoewel een dergelijke wetgeving in Nederland gelukkig nog niet van kracht is, baart de in deze wet opgenomen langdurige verlenging van de voorlopige hechtenis, grote zorgen.

Er zijn echter meer verruimingen van het Strafrecht, in het nadeel van de verdachte.

Zo is voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden, bij terrorisme, niet langer ”een redelijk vermoeden van een strafbaar feit” nodig. Aanwijzingen zijn voldoende. [24]
Niet alleen wordt in het geheel niet duidelijk, wat onder ”aanwijzingen” dient te worden verstaan, door het wegvallen van ”redelijk vermoeden van schuld” kunnen mensen op vage en niet nader definieerbare criteria worden aangehouden, met machtswillekeur als groot risico.

Een andere maatregel, die het recht op een eerlijk proces ernstig kan ondergraven is het feit dat processtukken aan terreurverdachten voor lange tijd kunnen worden onthouden waardoor de voorbereiding voor een adequate verdediging in het gedrang kan houden. Hieruit vloeit voort dat een langere duur van de voorlopige hechtenis gangbaar is en dat er na 90 dagen voorlopige inhechtenisneming hetzij een inhoudelijke behandeling van de zaak, hetzij een pro forma-zitting dient plaats te vinden.

Gezien echter de langere onthouding van de processtukken aan de verdachte heeft de wetgever dit ”opgelost”, door de voorlopige hechtenis, na 90 dagen, met maximaal twee jaar te verlengen. [25]

Bij deze tegen de internationale rechtsregels ingaande constructie worden er dus twee belangrijke rechten geschonden: het recht, ”te beschikken over voldoende tijd en faciliteiten, nodig voor de voorbereiding van zijn verdediging” [26] en het recht, zonder onredelijke vertraging, te worden berecht. [27]

Bovendien is gevaar van het verlengen van een eventuele voorlopige hechtenisperiode, bij toekomstige anti-terreur wetgevingen, niet denkbeeldig.

Uitzetting van terreurverdachten naar landen met een gerede kans op foltering

Een met bovenstaande maatregelen samenhangend aspect is de uitzetting van terreurverdachten cq veroordeelden naar landen en gebieden met gerede kans op foltering hetgeen niet alleen inhumaan is maar eveneens internationaal rechtelijk verboden. [28]
Hiervan is in Nederland, evenals in andere Europese landen, alsmede de VS, reeds in een aantal gevallen, sprake geweest.

Zo werd in januari 2006 de toen nog Hofstadverdachte, de heer Zine L.A., na een ongewenst verklaring, naar Marokko teruggestuurd. [29] Van Marokko is bekend de slechte mensenrechtensituatie in het algemeen en de inhumane behandeling cq foltering van mensen met een terreurstempel in het bijzonder.
Behalve de heer Zine L.A. heeft ex-minister Verdonk vanaf de periode 2004 tot eind 2005, 30 echte of vermeende terreurverdachten ongewenst verklaard, van wie 16 daadwerkelijk zijn uitgezet. [30]

Gezien de populatie van de uitgezette ongewenste personen [Algerijnen, Marokkanen, andere Afrikanen, Aziaten,], kan worden aangenomen, dat er zeker sprake is geweest van een aantal uitzettingen naar landen met een folterrisico.

Een zeer zorgwekkende ontwikkeling, gezien de in de politieke kast liggende plannen Nederlanders van allochtone komaf met een echt of vermeend terreurstempel hun nationaliteit te ontnemen om hen alsnog te kunnen uitzetten.

Epiloog

Resumerend mag gesteld worden, dat Nederland, vanaf de aanname van de eerste anti-terreur wet, op onrustbarende wijze is afgegleden van het pad, dat een democratische rechtsstaat dient te bewandelen.

Vrijwel zonder enige inhoudelijke politieke discussie werden fundamentele rechten als de rechten van een verdachte op een eerlijk proces, het recht van onverdachte personen gevrijwaard te worden van strafmaatregelen, het privacyrecht en vrijwaring van foltering, wanneer het terreurverdachten betrof, overboord gezet. [31] Wie had gedacht, dat in Nederland het moment zou aanbreken waarop mensen op grond van geheim bewijsmateriaal veroordeeld zouden kunnen worden?

Helaas is echter het einde nog niet in zicht gezien de sneltreinvaart waarmee steeds meer nieuwe anti-terreur wetten worden aangenomen. Zo onderzoekt het kabinet de mogelijkheid ”het verheerlijken of goedpraten van ernstige misdrijven” strafbaar te stellen. Ook wordt overwogen personen ”die aanzetten tot haat of geweld” makkelijker uit hun beroep te kunnen zetten.

Duidelijk is, dat met de aanname van een dergelijke Wet, ieder kritisch artikel over de oorzaken van terrorisme, of andere de regering onwelgevallige standpunten, strafbaar kunnen zijn. Hiermee sneuvelt niet alleen het recht op de vrijheid van meningsuiting, maar komt het risico van een politiek gelijkgeschakelde samenleving steeds dichterbij .

Dit, gevoegd bij de nog aan te nemen ”anti-terreur maatregelen” zou er weleens toe kunnen leiden, dat de nu nog bestaande Nederlandse democratische rechtsstaat zal plaatsmaken voor een door inlichtingendiensten, anti-terreur coördinatoren en machiavellistische regeerders bestuurde controlestaat waarin steeds minder plaats zal zijn voor de ”anderen” [allochtonen en vluchtelingen] en de van kritische actie, dierenrechten en milieugroeperingen, afkomstige ”dissidente” geluiden.

Te laat zullen de instemmers met de ”veiligheidsmaatregelen” zich dan realiseren, dat met de veiligheidssamenleving, de fundamentele principes van vrijheid, gelijkheid en broederschap in de kast zijn gestopt met weggooien van de sleutel.

Astrid Essed

Noten

[1] EVRM
Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
Zie
http://users.skynet.be/historia/EVRM.htm

BuPo

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
Zie
http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/discrimination/legislation/BUPO/

Het Anti-folterverdrag
Volgens artikel 3 van dit eveneens door Nederland ondertekende verdrag mogen mensen niet worden uitgezet naar landen, waar sprake is van foltering
Zie
http://www1.umn.edu/humanrts/instree/h2catoc.htm

Bovendien valt foltering onder de niet-opschortbare rechten, hetgeen impliceert dat hiervan niet mag worden afgeweken, ook niet in een noodtoestand
Zie
http://www.amnesty.nl/encyclopedie_lemma/1410

Het folterverbod is eveneens te vinden in artikel 3, EVRM

[2]

bij uitzetting van terreurverdachten cq veroordeelden naar mensenrechtenschendende landen dient artikel 3 EVRM ook aan de orde te worden gesteld

[3]

Zie Human Rights Watch rapport ”Still at risk”

http://hrw.org/reports/2005/eca0405/

[4]

Zie Human Rights Watch-rapportage

http://www.hrw.org/press/2001/11/eusecurity-memo.htm

[5]

Zie Human Rights Watch-rapportage

http://www.hrw.org/press/2001/11/eusecurity-memo.htm

[6]

http://hrw.org/un/chr59/counter-terrorism-bck4.htm#P306_71146

[7] Bij ”terroristengevangenissen” of afdelingen is dus sprake van detentie naar de kwalificatie categorie van het soort misdrijf [”terroristisch”]
Eveneens is er sprake van de oplegging van bijzondere detentieomstandigheden, die geen verband houden met specifieke omstandigheden van de dader of zijn/haar karakter, zoals gebruikelijk, maar met de ”aard” van het misdrijf
Zie ook:
http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1554

[8] mede gelet op de onder ”terroristisch oogmerk” vallende definitie ”internationale organisatie”, zou hieronder eveneens bijvoorbeeld het Amerikaanse militaire ingrijpen in Irak, cq de daarop volgende bezetting, kunnen worden verstaan

[9]

Zie rechtbankuitspraak in Hofstadproces

http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/s-Gravenhage/Actualiteiten/Rechtbank+heeft+uitspraak+gedaan+in+zaken+verdachten+Hofstadgroep.htm

[10]

http://freeflowofinformation.blogspot.com/2006_03_01_archive.html

http://intel.web-log.nl/intel/2006/03/hofstadvonnis_t.html

http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1345

[11]

Zie

http://www.annefrank.org/upload/downloads/AnnexMonitor6.doc

[12]

Zie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=AU0025

[13] Blz 248, B Bohler, Crisis in de rechtsstaat

[14] Blz 255, B Bohler, Crisis in de rechtsstaat

[15] Zie

Zie artikel IX, lid 3 en 4, Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on human rights and the fight against terrorism

Zie

http://www.coe.int/t/E/Human_Rights/Lignes_dir_compendium_en.asp#TopOfPage

[16]

https://www.burojansen.nl/terrorismewetgevinginnederland.htm#29743
http://www.eerstekamer.nl/9324000/1f/j9vvgh5ihkk7kof/vgzkqajzzlvy

[17] O.a. houdt een eerlijk proces in, het recht van de verdachte, getuigen a charge te doen horen
Zie BuPoverdrag, artikel 14, lid 3, sub c

http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/discrimination/legislation/BUPO/

[18]

Zie

http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1293

Zie ook: B Bohler, blz 239 t/m 241

[19]

Zie B Bohler, blz 239

[20]

Kritiek op Wet Afgeschermde Getuigen

Zie

http://www.hom.nl/publicaties/rechtsbescherming_op_de_helling.pdf

Zie ook: B Bohler, blz 239 t/m 241

[21] verstoringsmaatregelen, gerechtelijke uitspraak

Zie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=AU7314&u_ljn=AU7314

[22]

Kritiek op verstoringsmaatregelen

http://www.njcm.nl/index.php?page=persberichten&&id=13

http://rechtennieuws.nl/8573/persoonsgericht-verstoren-ongrondwettig’.html

Visie Overheid

http://www.postbus51.nl/index.cfm/t/Wat_is_persoonsgericht_verstoren_/vid/55054058-CAC2-B229-B483E8AEB1E097AE/containerid/517415FF-C09F-296A-61FF669427684C44/objectid/CA0470E6-1635-38D4-CF71F06E6DDFABE8/displaymethod/displaydefaultintro

http://www.terrorismebestrijding.nl/Images/21-07-2006%20Artikel%20Binnenlands%20Bestuur%20persoonsgericht%20verstoren_tcm111-125870.pdf

[23]

Schending van het recht op privacy [bij verstoring]
Artikel 8, lid 1, EVRM

Schending van het recht op de bewegingsvrijheid [Wet Bestuurlijke Maatregelen Nationale Veiligheid]
Artikel 12, lid 1, BuPo
http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/discrimination/legislation/BUPO/

Schending van het recht op privacy
Artikel 8, lid 1, EVRM

[24]

Zie

https://www.burojansen.nl/terrorismewetgevinginnederland.htm#30164

[25]

http://www.eur.nl/perskamer/persberichten/samenvattingen/2006/februari/winterlezingfrg

[26]

Artikel 14,lid 3, sub b, BuPo
http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/discrimination/legislation/BUPO/
Artikel 6, lid 3, sub b, EVRM
http://users.skynet.be/historia/EVRM.htm

[27]

Artikel 14, lid 3, sub c, BuPo
http://www.diversiteit.be/CNTR/NL/discrimination/legislation/BUPO/

[28]

Volgens artikel 3, VN Antifolterverdrag, is de uitzetting van mensen naar landen met een gerede kans op foltering, verboden
Zie
http://www1.umn.edu/humanrts/instree/h2catoc.htm

[29] Veroordeling, tot tien maanden gevangenisstraf vond plaats dd 10-3-2006
Zie het Hofstadvonnis

Zie ook:

http://nl.wikipedia.org/wiki/Zine_Labidine_Aourghe

[30]

Zie
http://www.novatv.nl/index.cfm?ln=nl&fuseaction=artikelen.details&achtergrond_id=8427

[31]

Kanttekening dient gemaakt te worden dat de anti-terreurwetten niet zonder enig protest zijn aangenomen.
Fundamentele kritiek was wel van de Groen-Links en SP fracties te horen, die niet voor alle anti-terreurwetten gestemd hebben
Eveneens is tegenstand geweest bij D’66, tav de Wet Bestuursmaatregelen Nationale Veiligheid en is er in een aantal gevallen sprake geweest van PvdA tegenstemmers

EINDE TEKST NOOT 2

[3]


” Na de moord op Van Gogh in november 2004 vond opnieuw een opleving van geweldacties tegen moskeeën plaats. Er vonden in twee maanden tijds 45 geweldsincidenten tegen moskeeën plaats waarvan 18 gevallen van brandstichting of pogingen daartoe.”
BLADZIJDE 78
ISLAMOFOBIE EN DISCRIMINATIE
INEKE VAN DER VALK
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
2012
OMROEP BRABANT
ISLAMITISCHE SCHOOL UDEN VERWOEST NA BRANDSTICHTING
 
 
TEKST
 
 

UDEN – De brand in de islamitische school Bedir in Uden is dinsdagavond is aangestoken. De Bedir Islamitische Basisschool is door het vuur volledig verwoest. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor.

De daders van de brand zijn nog steeds spoorloos. De politie onderzoekt de zaak met twintig rechercheurs. Woensdagavond is er een aangepaste raadsvergadering in het gemeentehuis van Uden.

Volgens de politie zijn op de achterkant van de school leuzen gekalkt als R.I.P. Theo. Volgens ooggetuigen zou bij de tekst een ‘white power’-teken staan, het wereldwijde symbool van blanke racisten. Op de school aan de Landschrijversveld zitten 113 leerlingen, van wie er negentig uit Oss afkomstig zijn.

De kinderen van de school zullen zeker tot woensdag geen les krijgen. Ze zouden toch al een lang weekend hebben vanwege het Suikerfeest. Mogelijk kunnen ze vanaf woensdag op andere scholen terecht.

Scholen uit de buurt bieden van alle kanten opvangmogelijkheden aan. Omdat een groot deel van de 113 Bedir-scholieren uit Oss komt, gaat de voorkeur uit naar tijdelijke opvang in die stad.

De politie gaat een buurtonderzoek houden om aanwijzingen te krijgen over de eventuele daders.

Bewaking
Naar aanleiding van de aanslag op een islamitische school in Eindhoven in de nacht van zondag op maandag had de politie de beveiliging van islamitische gebouwen geïntensiveerd. In Uden en omgeving gaat het om 22 objecten. Met de geringe mankracht is het volgens de politie niet te doen om al deze gebouwen 24 uur per dag te bewaken. De surveillance zal naar aanleiding van de brand van dinsdag worden opgevoerd. Dinsdagavond is besloten deze controles verder uit te breiden.

In Eindhoven werd maandagochtend een aanslag gepleegd op een islamistische basisschool. Burgemeester Sakkers van Eindhoven legde een verband tussen de aanslag en de moord op Van Gogh.

Ruim twee maanden geleden is een moskee in Uden beklad met racistische teksten en in het nabijgelegen Veghel is vorige week eveneens een moskee beklad met racistische teksten.

[4]

UITPERS.BE

HEKSENJACHTEN IN NEDERLAND/ANTI TERREURPROCESSEN
EN WETGEVING
ASTRID ESSED
MEI 2006
UITPERS NUMMER 75

door Astrid Essed

What evil spirit have you familiarity with?
None.

Have you made no contract with the devil?
No.

Why do you hurt these children?
I do not hurt them. I scorn it.

Who do you imploy then to do it?
I imploy no body.

What creature do you imploy then?
No creature. I am falsely accused.

Bovenstaande passage is een extract uit de ondervraging door de rechtbank van Sarah Good, een in Salem wonende bedelares, die onschuldig pleitte, voordat zij samen 18 andere mensen, die evenals zij van hekserij werden beschuldigd, in 1692 om het leven werd gebracht door ophanging.
Eveneens zouden er gedurende deze periode in het puriteinse Salem, gelegen in de Staat Massasuchetts, meer dan 20 mensen in de gevangenis overlijden, voordat een einde kwam aan deze korte periode van massahysterie.

Hierbij dient aangetekend te worden, dat het de enige heksenprocessen betreffen, die ooit in de Verenigde Staten zijn gehouden. De aanleiding hiertoe was gelegen in een plotselinge golf van waarschijnlijk psycho-somatische aanvallen van hysterie onder een aantal in Salem aanwezige tienermeisjes, waaronder de dochter van de plaatselijke religieus-fanatieke
dominee, die vervolgens een aantal meest vrouwelijke inwoners van het stadje, waaronder Sarah Good, aanwezen als oorzaak van hun ziekte, hetgeen volstond om de betreffende schuldig te verklaren aan hekserij en over te gaan tot hun terechtstelling

Opvallend echter was eveneens, dat een deel van de meisjes, die deze beschuldigingen uitten, de dochters waren van vooraanstaande landeigenaren, die tevergeefs getracht hadden, land te kopen van de mannen van een aantal van de beschuldigde vrouwen, hetgeen een machtsmotief en eventuele beïnvloeding door de ouders niet uitsloot.

Van enige poging tot bewijsvoering, alsmede een advocaat voor de verdachten, was geen sprake, aangezien de beschuldiging als zodanig volstond. Pas toen de meisjes, waarschijnlijk machtsdronken geworden door hun succes, eveneens vooraanstaande mensen, zoals de vrouw van de toenmalige gouverneur van de Staat, Lady Phillips, van hekserij beschuldigden, ontbond de betreffende gouverneur de heksenrechtbank, waarna aan de collectieve hysterie een einde kwam

Hoewel een en ander zich, evenals de in de 17e eeuw in Frankrijk en met name Duitsland veelvuldig voorkomende heksenprocessen, in latere tijden niet in deze vorm heeft voorgedaan, is het tekenend, dat er ook in latere historische perioden sprake is geweest van op de kenmerken van een heksenjacht lijkende vervolging van een specifieke groep mensen.

In dit verband wil ik met name wijzen op de McCarthyiaanse heksenjacht op echte of vermeende communisten in het Amerika van de vijftiger jaren van de vorige eeuw, alsmede de hedendaagse door een groot aantal zowel Westerse als niet-westerse landen genomen anti-terreurmaatregelen, die in belangrijke mate in strijd zijn met de rechten van verdachten beginselen van de democratische rechtsstaat.Ook laat de behandeling van terreurverdachten in een aantal gevallen zeer te wensen over

Ik zal in onderstaande met name wijzen op het mi verontrustende verband tussen deze historische heksenvervolgingen en de hedendaagse anti-terreurmaatregelen cq procesvoeringen, toegelicht aan de hand van de hedendaagse situatie in Nederland

Heksen en heksenprocessen:

Van belang is in dezen, dat hoewel het verschijnsel hekserij reeds vanaf de vroege Middeleeuwen in Europa zeer gevreesd was en er strafmaatregelen tegen de van hekserij beschuldigde, meest vrouw, genomen werden, dergelijke maatregelen geen uitzonderlijk karakter droegen binnen de toenmalige strafwetgeving. Zo was er in dergelijke gevallen veelal sprake van de betaling van een geldboete of verbanning. De grote kentering betreffende grootscheepse vervolgingen had niet plaats in de Middeleeuwen, maar in het begin van de Renaissance-periode, met name in de tweede helft van de zestiende eeuw en de eerste helft van de zeventiende  eeuw
Hoewel er aanvankelijk ook heksenvervolgingen plaatshadden in de toenmalige Noordelijke Nederlanden [de latere Republiek der Nederlanden, die toen nog onder Spaans bewind stond], hebben de hevigste heksenvervolgingen plaatsgehad in de eerste helft van de zeventiende eeuw, in Frankrijk en Zwitserland, maar met name in Duitsland tijdens de dertigjarige oorlog
[1618-1648].

De basis voor deze verhevigde vervolging vormde, nog afgezien van het door oorlog en slechte sociaal-economische omstandigheden en het op bijgelovige angst gebaseerde zondebokprincipe, het door twee middeleeuwse monniken, Heinrich Kramer en Jacob Sprenger geschreven boek Malleus maleficarum of te wel de heksenhamer, dat in 1486 verscheen. Hun denkbeelden, die pas ruim een eeuw later grote invloed zouden krijgen,
waren voor duizenden mensen van desastreuze betekenis.
Zij vertrokken namelijk, in tegenstelling tot de hieraan voorafgaande weliswaar veroordelende, maar nog redelijk gematigde opvatting tav heksen vanuit het standpunt,
dat zij een heel nieuw kwaad ontdekt hadden, namelijk dat van de duivel die door middel van heksen de wereldheerschappij wilde overnemen. Aangezien de aanklacht van hekserij uiteraard  niet of nauwelijks te bewijzen was volgens de normale bewijsregels, was voor deze unieke misdaad reeds een bekentenis van de beklaagde voldoende om hem of haar schuldig te
bevinden. Deze bekentenis mocht op de pijnbank worden afgedwongen.
Het behoeft geen betoog, dat de aldus ondervraagden bereid waren, alles te bekennen wat van hen gevraagd werd en eveneens anderen te beschuldigen, waardoor een sneeuwbaleffect ontstond en met name in het Duitsland van de eerste helft van de zeventiende eeuw, soms een derde van de dorpsbevolking slachtoffer werd van de heksenvervolgingen

Overeenkomsten met de huidige anti-terreurmaatregelen:

Uiteraard is het evident, dat, in tegenstelling tot het terrorisme, de heksenvervolgingen gebaseerd waren op angst voor niet-bestaande misdrijven. Wel dient aangevoerd te worden, dat hekserij voor de Middeleeuwse en post-middeleeuwse machthebbers en bewoners als een reëel en ernstig gevaar werd beschouwd. Cruciaal is echter het feit, dat er een aantal belangrijke overeenkomsten kunnen worden vastgesteld tussen de toenmalige heksenvervolgingen en de huidige terrorismebestrijding, zowel in Nederland als internationaal.

A Doel heiligt de middelen en het nemen van ”bijzondere maatregelen”

Opvallend is de sterke overeenkomst tussen de door de Middeleeuwse monnikenauteurs in hun boek opgebouwde redenatie tav heksen en hekserij enerzijds en de na de aanslagen van 11 september 2001 ontwikkelde politiek-maatschappelijke attitude tav terreurbestrijding alsmede de rechten van terreurverdachten en veroordeelden, anderszijds.
Deze attitude namelijk impliceerde in beide gevallen, dat er hier sprake was van een ”nieuw kwaad”, dat dermate bedreigend was voor de veiligheid van burgers en Overheden, dat ”bijzondere maatregelen” waren gerechtvaardigd.
Ten aanzien van de heksenjacht leidde een en ander tot een geheel nieuwe procesvoering, speciaal voor hekserij, waarbij martelingen als gangbare ”ondervragingstechniek” werden ingevoerd en meegenomen als bewijsmateriaal.

Betreffende de huidige antiterreurbestriijding is er sprake van de in vele landen in de wereld speciaal op echte of vermeende terroristen geënte ”antiterreurwetgeving”, die in belangrijke mate de rechten van terreurverdachten inperkt en kan leiden tot de schending van de principes
van de rechtsstaat. Eveneens is er in een aantal landen met reeds een slechte mensenrechtenreputatie sprake van marteling en mishandeling van terreurverdachten, waarbij eveneens een aldus verkregen bekentenis wordt meegenomen als bewijsmatertiaal. Beruchte voorbeelden zijn dienaangaande kanden als Syrie, Jordanie, Egypte, Pakistan, Marokko, Algerije en Yemen. Eveneens maken de Amerikaanse ondervragers zich met name in een aantal Afghaanse en Iraakse gevangenissen schuldig aan martelingen van gevangenen, waaronder terreurverdachten

Uitzetting/uitlevering van terreurverdachten aan mensenrechtenschendende
landen:

Hoewel er in de meeste West-Europese landen, met uitzondering van Frankrijk en Spanje, geen sprake is van systematische en structurele ernstige mensenrechtenschendingen, zoals foltering, worden door Europese en de Amerikaanse regeringen, waaronder Nederland, met enige regelmaat terreurverdachten teruggestuurd naar landen, waaronder bovengenoemde, met een slechte tot zeer slechte mensenrechtensituatie, hetgeen niet alleen inhumaan is, maar eveneens in strijd met artikel 3, VN-Antifolterverdrag, dat terugzending van mensen naar landen met een martelingsrisico verbiedt.

Een voorbeeld van schending van dit Verdrag door Nederland is o.a. de uitzetting van toenmalige Hofstadverdachte Zine L.A. naar Marokko, waarbij niet alleen zijn aanwezigheidsrecht betr het nog te voeren Hofstadproces werd geschonden, maar eveneens zijn mensenrechten, gezien zijn terreurstempel en de slechte mensenrechtensituatie in Marokko, met name betreffende de behandeling van terreurverdachten

Het bijzondere karakter van de anti-terreurwetgeving in de Lage Landen:

Was er bij de heksenvervolgingen sprake van algehele rechteloosheid bij de procesgang, waarbij geen sprake was van recht op een advocaat, laat staan bewijsvoering,  eveneens is er in de hedendaagse antiterreurwetgeving in Nederland sprake van een ernstige inperking van de rechten van de verdachte. Zo kan in de huidige dd 10-8-2004 antiterreurwetgeving met name AIVD-bewijsmateriaal gebruikt worden bij een strafproces zonder dat de verdachte cq verdediging op de hoogte is van inhoud en herkomst van het materiaal. Het is evident, dat een en ander een ernstige schending is van de rechten van de verdachte, aangezien hij zich noch hiertegen kan verdedigen, noch de onjuistheid cq onrechtmatigheid van het bewijs kan aantonen. Wel dient de rechter in de gelegenheid te zijn, dit bewijsmateriaal te kunnen toetsen

Aangezien echter de rechter niet in het belang van verdachte een en ander kan toelichten en rechtzetten, kan iemand tegenwoordig in Nederland veroordeeld worden op grond van ”geheime informatie”.

B Bewijsvoering:

Een andere overeenkomst tussen heksenjachten en antiterreurmaatregelen is het geheel of gedeeltelijk ontbrekende sluitende bewijs in de procesgang. Ontbrak dat, evenals het recht op een advocaat, geheel bij de heksenjachten, ook in Nederlandse terreurprocessen is er sprake geweest van zowel ontbrekend bewijs, alsmede veroordelingen, die in sommige gevallen
gedeeltelijk berusten op onjuiste of onduidelijke bewijsgrond. Hierop kom ik aansluitend terug.

Niet altijd echter is een en ander ten nadele geweest van de betreffende verdachten:
Zo heeft het gebruik door de AIVD van gebrekkig en niet sluitend te maken bewijs zowel in de eerste Rotterdamse terreurprocessen dd 2002 en 2003, alsmede in de twee eerder tegen terreurverdachte Samir A gevoerde processen, tot vrijspraak geleid.

Eveneens dient vermeld te worden, dat in het pas gevoerde Hofstadproces,  het via het AIVD-ambstbericht aangevoerde bewijsmateriaal, niet als zodanig door de rechter is toegelaten als bewijsmateriaal vanwege het gebrek aan toelichting op het ambtsbericht door  de heren van Hulst [hoofd AIVD], zijn plaatsvervanger Bot en de toenmalige landelijke officier terreurbestrijding.

De Hofstadveroordelingen:

Bij het recentelijk tegen 14 Hofstadverdachten gehouden strafproces is er sprake geweest van 5 vrijspraken en 9 veroordelingen, waarbij de straffen varieerden van 18 maanden gevangenisstraf tot 15 jaar. 4 Veroordeelden stonden direct op vrije voeten, aangezien hun pre-detentie hetzij langer, hetzij even lang geweest was als de veroordeelde straf.

Zonder en detail op alle door de rechtbank genoemde vonnisoverwegingen in te gaan, springt in de eerste plaats in het oog het feit, dat geen enkele verdachte is veroordeeld op grond van planning cq voorbereiding tot het beramen van een terroristische aanslag. Hoewel drie hunner zijn veroordeeld vanwege niet als terroristisch aangemerkte strafbare feiten, is de rest hunner veroordeeld vanwege lidmaatschap van een criminele en terroristische organisatie en het
verspreiden van ”haatzaaiende geschriften”

Criminele en terroristische organisatie:

Nergens is door de rechtbank afdoende bewezen, dat de door haar als organisatie aangemerkte huiskamerbijeenkomsten inderdaad de voorbereiding cq intentie tot het daadwerkelijk plegen van een aanslag ten doel had.In de compilatie van de veroordelingen werden door de rechtbank slechts bijeenkomsten beschreven, waarop door een wisselend aantal bezoekers, die al evenmin regelmatig aanwezig waren, werd gesproken over een diversiteit aan religieuze geschriften en eveneens religieuze studies, onder leiding van een leraar of een van de aanwezigen plaats hadden.
Eveneens werd er uiting gegeven aan frustraties mbt het Amerikaans-Brits politiek-militair optreden in het Midden-Oosten en stevige kritiek geuit op Nederlandse politici als de heer Wilders en Hirsi Ali, wier politieke uitspraken en gedachtengoed in meerdere of mindere mate een sterk anti-islamitisch karakter droeg.

Aangezien op geen enkele wijze aantoonbaar gemaakt kon worden, dat er op deze bijeenkomsten, waarop een diversiteit van streng religieuze opvattingen en bovengenoemde frustraties werd geuit, ook daadwerkelijk gewelddaden werden gepland, hetzij er sprake was van een bewijsbare intentie, acht ik het uiterst dubieus, dat de rechtbank, die zich bij haar bewijsvoering daarenboven ook heeft bediend van fragmentarische chatgesprekken, waarvan de zwaarte genendele bewezen kon worden, op grond van dergelijke uiteenlopende uitspraken, geschriften en documenten, tot de conclusie is gekomen, dat hier sprake zou zijn van een criminele en terroristische organisatie.

Een ander de rechtbank te verwijten punt acht ik eveneens het feit, dat zij bij haar gebruik van de terminologie Jihad, hetgeen meestal wordt gebruikt voor de militaire strijd tegen de Amerikaanse bezettingsleger in Irak, geen verschil heeft aangebracht tegen het gelegitimeerde verzet tegen een bezettingsleger en de illegale aanslagen op burgers en burgerdoelen.

Extreme geschriften

Zeer kwalijk acht ik eveneens de veroordelingsgrond op de verspreiding van ”haatzaaiende” geschriften. In de eerste plaats ontbreekt ook hier weer ieder aan te brengen onderscheid
tussen streng-religieuze geschriften, video’s met beelden van de gewapende strijd tegen het Russische of Amerikaanse bezettingsleger in respectievelijk Tsjetsjenië en Irak cq Afghanistan en inderdaad schokkende beelden van de onthoofding van gijzelaars
In de tweede plaats wordt door de rechtbank gevoeglijk uit het oog verloren, dat zowel het in bezit hebben, alsmede de verspreiding van dergelijk materiaal, ressorteert onder de vrijheid van meningsuiting, die wel degelijk kan worden beperkt door de wet, maar mi slechts kan leiden tot een boete of een verspreidingsverbod, maar niet tot celstraf

Omstreden bewijsmateriaal:

Zorgwekkend acht ik eveneens het feit, dat de rechtbank tenminste in het geval van Malika C, die voor de rechtbank en de rechter-commissaris weigerde haar eerdere aan de politie afgelegde verklaring te bevestigen, toch gebruik gemaakt heeft van haar eerder afgelegde verklaring, waarmee zij zich mijns inziens, ten nadele van verdachten, heeft bediend van omstreden bewijsmateriaal ”

Eveneens heeft de rechtbank zich een aantal keren bij haar bewijsvoering bediend van eigen interpretatie, die niet alleen in hoge mate populistisch was, maar al evenmin nader werd gemotiveerd.

Hoewel in dezen niet terechtstaand, had de rechtbank bij haar procesconclusie eveneens in aanmerking dienen te nemen de eveneens op Internet verschenen xenofobe uitspraken cq geschriften, hetzij artikelen uit extreem-rechtse hoek, niet met de bedoeling deze eveneens te onderwerpen aan haar mi onjuiste veroordelingscategorieen van geschriften, maar slechts ter
relativering van haar eindoordeel tav de aard en het karakter van bovengenoemde geschriften uit islamitische hoek.

In dezen acht ik dus een aantal door de rechtbank gemaakte bovengenoemde keuzen, die tot bovengenoemde veroordelingen hebben geleid, op gespannen voet staan met de rechten van verdachten op een eerlijk en onafhankelijk proces

C Behandeling gedetineerden

Een andere overeenkomst tussen de heksenjachten en deze antiterreurmaatregelen is de al dan niet openlijk geventileerde opvatting, dat de betreffende verdachten minder of in het geheel geen rechten zouden hebben. Expliciet werd dit tot uiting gebracht door de openlijk-slechte
behandelingen van heksenverdachten, met name door marteling als openlijke verhoormethode. In de hedendaagse strijd tegen het terrorisme heeft een en ander een meer
impliciet karakter, aangezien zelfs de landen met de meest beruchte mensenrechtenreputatie, zelden martelingen zullen toegeven.
In Nederland is er eveneens een aantal keren sprake geweest van mensenrechtenschendingen tav terreurverdachten. Zo meldt de EORG-Nederland, de belangenorganisatie voor gedetineerden, dat er sprake is geweest van mishandeling van terreurverdachte Samir A bij zijn arrestatie in oktober 2005. Eveneens zouden hem zowel in december als januari medicijnen zijn onthouden, hetgeen heeft geleid tot verhoogde ziekteverschijnselen, waarna hij in december 2005, onder druk van de EORG is opgenomen in het penitentiair
ziekenhuis in Scheveningen.

Verder is er eveneens op grond van aan de EORG verstrekte informatie, sprake geweest van slechte behandeling van een aantal Hofstadverdachten tijdens hun voorarrest, waarbij bladzijden uit de Koran zouden zijn gescheurd en verdachten urenlang gedwongen waren, op een koude vloer op de grond te zitten.

D Isolatie in detentie en sociaal-maatschappelijke isolatie

Een ander door de middeleeuwse maatschappijen beproefd middel was de isolatie van de betreffende heksenverdachte, hetgeen eveneens overeenkomsten heeft met de huidige situatie in Nederland.

Isolatie Mohammed B

Zo is er sprake van de detentie van Mohammed B in de Extra Beveiligde Inrichting te Vught, waarbij hij in afzondering van andere gedetineerden verblijft. In feite is er zelfs een vleugel voor hem vrijgemaakt om het contact met anderen tegen te gaan. Hoewel deze maatregel om de zes weken wordt herbeoordeeld, is deze maatregel de facto sinds zijn veroordeling dd augustus 2005 van kracht. Nog afgezien van de inhumaniteit in dezen, is een dergelijke langdurige en vrijwel automatisch verlengde isolatie in strijd met de internationale
mensenrechtenregels.

Bank en verzekeringsverbod van de ministers Bot en Zalm:

Tenslotte wil ik in dit verband nog wijzen op het recentelijk door de ministers Bot en Zalm ingestelde bank en verzekeringsverbod tav de Hofstadveroordeelden. Diegenen, die zijn vrijgesproken, ressorteren niet onder deze maatregel. Deze dd 27-4 ingegane maatregel houdt in, dat de banken en verzekeringsbedrijven geen financiële dienstverlening meer mogen verlenen tav de reeds eerder genoemde 9 veroordeelden. In de praktijk komt het erop neer, dat zij niet meer in staat zijn financiële transacties te verrichten zoals het lenen van geld, noch zichzelf kunnen verzekeren. Eveneens zijn hun reeds aanwezige banktegoeden bij dezen bevroren, hetgeen het verlies van de hen ter beschikking staande huidige financiële middelen
impliceert.

Ik acht een dergelijk verbod ten enenmale onacceptabel. In de eerste plaats is er sprake van rechtsongelijkheid tav andere veroordeelden in Nederland. In de tweede plaats is een en ander in strijd met artikel 1, Ned Grondwet, dat discriminatie van welke categorie ook verbiedt.
Ten derde is mi de referentie van de minister aan VN Veiligheidsraadsresolutie 1373, die oproept tot bevriezing van banktegoeden van met name terroristische organisaties en personen, hier niet van toepassing, aangezien de resolutie met name verwijst naar reeds gepleegde of aantoonbaar te plegen aanslagen, waarvan in hun veroordeling geen sprake is.

Het belangrijkste acht ik echter het feit, dat deze zeer drastische maatregel in strijd is met het recht van iedere Nederlandse burger op de opbouw van een behoorlijke levensstandaard, hetgeen hiermee onmogelijk gemaakt wordt en indruist tegen de internationale mensenrechtenregels.

Met name het bovenstaande bank en verzekeringsverbod toont aan, hoe ver een Overheid kan gaan in haar heksenjacht tegen echte of vermeende terroristen. Wanneer hieraan geen paal en perk wordt gesteld door kritische protesten vanuit de samenleving, zullen de fundamenten van de Nederlandse rechtsstaat steeds meer worden ondergraven

Waartoe dat kan leiden, wordt aanstaande week op 4 mei, Dodenherdenking, herdacht.

(Uitpers, nr. 75, 7de jg., mei 2006)

Bronnen:

Britta Bohler: Crisis in de rechtsstaat

Rechtbankuitspraken inzake Hofstadproces:

Zie
http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/s-Gravenhage/Actualiteiten/Rechtbank+heeft+uitspraak+gedaan+in+zaken+verdachten+Hofstadgroep.htm

Sanctieregeling terrorisme 2006 [tav bank en verzekeringsverbod minister
Bot]
Zie
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/sessioned/browsercheck/continuation=23440-002/session=315342230955064/action=javascript-result/javascript=yes

VN-Veiligheidsresolutie nr 1373 tav bevriezing tegoeden terroristische
organisaties en personen
Zie
http://www.un.org/Docs/scres/2001/sc2001.htm

Rapport Human Rights Watch tav uitzetting terreurverdachten naar landen met
een slechte mensenrechtenreputatie
Zie
Still at risk:
http://hrw.org/reports/2005/eca0405/

Tav heksenjachten en heksenprocessen:

http://www.salemweb.com/memorial/

http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenjacht

http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenvervolging

[5]
”Het was niet voldoende om Mohammed B tot de fysieke dood
hier op aarde te veroordelen, want dat is levenslang, in Nederland. [11]
Hem is ook contact met medegevangenen ontzegd, wat neerkomt op
een isolatie,  isolatiefolter welteverstaan. [12]
Weliswaar mag dit niet onbeperkt en wordt om de zoveel tijd
[het AD schrijft, om het half jaar, elders heb ik gelezen, om
de zes weken] de situatie opnieuw overwogen [13],
Feit is, dat hij zeker tot 2007, ruim 2,5 jaar, geen contact gehad heeft
met medegevangenen. [14]
Volgens informatie zou dat ook in 2011 nog zo zijn”
KIJKEN IN DE ZIEL/HET VONNIS VAN MOHAMMED B/INHUMANE
DETENTIE/METEN MET TWEE MATEN
ASTRID ESSED
1 AUGUSTUS 2015
 
 
 
[6]
 
´´Een van de rechters van Mohammed B. heeft nu zijn bedenkingen over de uitgesproken straf. Dat het voor de moordenaar van Theo van Gogh uitdraaide op levenslang, zit Martien Diemer achteraf niet lekker.
Hij had na verloop van tijd graag een tweede kans ingebouwd, vooral nu hij in de krant leest dat de kompanen van B. inmiddels afstand hebben genomen van het radicaal-islamitische gedachtegoed dat hem dreef tot de gruwelmoord.´´
HET PAROOL
WAAROM BEVALT DE ENE REEKS KIJKEN IN DE ZIEL
ZOVEEL BETER DAN DE ANDERE
28 JULI 2015
 
 
TEKST
 

Han Lips is tv-recensent van Het Parool. Doordeweeks schrijft hij hier over wat hem is opgevallen op televisie. Vandaag: Kijken in de Ziel.

Lips breekt zich het hoofd, wikt en weegt, ja, als een rechter. Waarom bevalt de ene reeks van Kijken in de Ziel nou zoveel beter dan de andere?

Waarom leiden de interviews van Coen Verbraak bij de ene beroepsgroep – de psychotherapeuten, de artsen – tot veel nieuwe inzichten, terwijl in de series rond journalisten en voetbaltrainers een winkelpromenade aan open deuren werd ingetrapt?

De nieuwe reeks over rechters hoort in het eerste rijtje. Misschien omdat de rechters, psychiaters en artsen minder in de openbaarheid treden?

Met de rechters ging het gisteren over hun oordeelsvorming. Wat zegt hun intuïtie? Maakt het uit of de verdachte onderuit hangt, of berouw toont? Levensgroot is het verschil tussen wat rechters tolereren in hun rechtszaal. Kauwgom, niet opstaan voor de rechter, een boerka of een petje: de ene staat het toe om de dialoog niet te verstoren, de andere dreigt de zaak zonder verdachte voort te zetten.

Een van de rechters van Mohammed B. heeft nu zijn bedenkingen over de uitgesproken straf. Dat het voor de moordenaar van Theo van Gogh uitdraaide op levenslang, zit Martien Diemer achteraf niet lekker. Hij had na verloop van tijd graag een tweede kans ingebouwd, vooral nu hij in de krant leest dat de kompanen van B. inmiddels afstand hebben genomen van het radicaal-islamitische gedachtegoed dat hem dreef tot de gruwelmoord.

Kijken in de Ziel brengt het werk van de rechterlijke macht terug tot mensenwerk. En dat is mooi.

[7]
”Dat een van de rechters van Mohammed B in zijn ziel gekeken
heeft en dat het vonnis hem achteraf niet lekker zit, is mooi,
maar komt rijkelijk laat.
Had hij maar in zijn ziel gekeken, tijdens het proces.
Nu is het mosterd na de maaltijd.”
KIJKEN IN DE ZIEL/HET VONNIS VAN MOHAMMED B/INHUMANE
DETENTIE/METEN MET TWEE MATEN
ASTRID ESSED
1 AUGUSTUS 2015
[8]
Onverantwoorde paniekreacties:

Niet gehinderd door enig relativisme cq gevoel voor de reële verhoudingen werd er met name door de VVD vice premier Zalm gerefereerd aan een ”oorlogstoestand” in Nederland. ”

HET NEDERLANDSE ANTI ISLAMVIRUS
ASTRID ESSED
NOVEMBER 2005
 
 
 
[9]
GEBLADERTE/DOORBRAAK.EU
HET RECHTS-POPULISME VAN FORTUYN
JANUARI-FEBRUARI 2002
GEBLADERTE/DOORBRAAK.EU
GEEN TRANEN OM DOOD FORTYUN
ZOMER 2002
WIKIPEDIA
VOLKERT VAN DER GRAAF
[10]
WIKIPEDIA
MOHAMMED BOUYERI
DE PECH VAN MOHAMMED B.
MOHAMMED BENZAKOUR
TEKST

We voorzagen het Salomonsoordeel: Levenslang. Ergo, weinigen hebben de wenkbrauwen gefronst. Reden? Omdat ‘het klimaat’ ernaar was. Men zei: de rechter kon eigenlijk niet anders, want de ‘publieke opinie’ eiste dat. Pardon? Tijdens mijn studie werd mij geleerd dat de rechter recht doet gelden, en niet dat hij een vertolker is van de vox populi. In Amerika wordt de jury maandenlang geïsoleerd van de buitenwereld (geen tv, krant, radio of telefoon) om het vonnis zo zuiver mogelijk te houden.

Niettemin, zowel de Officier van Justitie als de rechter waren van mening dat Mohammed B. ‘terrorisme’ heeft bedreven. Van meet af aan heb ik in (radio)debatten gesteld dat Mohammed B. een van lotje getikte godsdienstwaanzinnige is die een gruwelijke maar geenszins terreurdaad heeft begaan. Ik werd met scheve ogen bekeken. Columnist Anil Ramdas zei hetzelfde en prompt werd hij door leden van de ‘intelligentsia’ waaronder de ex-minnaar van Hirsi Ali, Herman Philipse, bij Buitenhof afgeserveerd als een soort afgezant van het islamitische kalifaat.

Gelijk hebben betekende nooit dat je gelijk hebt. Het betekent gelijk krijgen.

Nu, vorige week werd ons land geëerd met hoog bezoek: Zeyno Baran. Deze charmante Amerikaanse is als terrorisme-expert een van de topadviseurs van de regering Bush. Wat zei deze expert (die op Europees tournee is) in alle interviews? Dat de moord op van Gogh géén terroristische aanslag was. “Dat was één man die een ander vermoordde, met een ideologisch doel weliswaar, maar geen willekeurige slachtoffers zoals in New York, Madrid en Londen.” (De Telegraaf, 6 augustus)
Maar niemand die het in zijn hoofd haalde te roepen: ziet, een afgezant van het islamitische kalifaat!

Nog iets. Het heeft mondjesmaat aandacht gekregen, maar wist u dat de moord op Van Gogh drie maanden later een herhaling beleefde volgens een scenario die de horrorfilm Texas Chainsaw Massacre doet verbleken. Op carnavalsnacht van 5-6 februari 2005 werd in Vlaardingen een bejaarde vrouw vermoord. Dader: zoonlief. Met een moersleutel sloeg hij haar eerst de schedel in. Daarna heeft hij haar de keel doorgesneden en vervolgens haar armen afgehakt. Ten slotte heeft hij haar gevild. De afgestroopte huid trok hij als een jas over zich heen zodat passanten een ‘carnavalspak’ vermoedden. Getooid in het bloederige pak begon hij op een kruispunt het verkeer te regelen, onderwijl allerlei bijbelteksten (!) luid predikend. Bij huiszoeking bleken deze teksten afkomstig van het apocalyptische bijbelboek Openbaring van Johannes.

Tegenover de recherche verklaarde de man dat hij in opdracht van God handelde. Zelf is hij ervan overtuigd psychisch in orde te zijn: ‘Jezus staat achter mij’. De verminkingen en het rondsjouwen in de huid verklaarde hij als ‘door het slijk gaan en zichzelf vernederen voor God’.
Van Mohammed B. is bekend dat zijn ontsporing aanving bij de dood van zijn moeder, twee jaar geleden. Bekenden kenden hem als een rustige, intelligente en goed opgeleide jongeman. In de rechtszaal verklaarde hij ‘ik handelde uit geloof’.

De geradicaliseerde levenswandel van de Vlaardinger (Roland Sylvester Z.) kent evenzeer een traumatisch moment. De krant meldde: ‘met de sympathieke, intelligente en voorheen redelijk succesvolle Z. ging het na de dood van zijn vader, een aantal jaren geleden, snel bergafwaarts. Z. raakte steeds meer bezeten door de bijbel.’

Zoek de tien verschillen.

Maar mijn geachte opponenten zijn voorspelbaar: Ja maar Mohammed B. schoot daarna op agenten met de bedoeling hen te doden. Ik zeg: Dat klopt. Maar wat telt zijn de droge feiten: hij heeft er niet een dodelijk getroffen. Dus moeten we precies zijn: ‘poging tot moord’ is iets anders dan moord en dus geldt een mindere strafmaat.
Opponenten: en de dreigbrief aan het kamerlid Hirsi Ali dan? Zij moest onderduiken en heeft daardoor drie maanden haar werk niet kunnen doen. Ik zeg: dit is een zwak verweer. Allereerst was het de keuze van haar beveiliging om te onderduiken. Het had niet gehoeven. Immers, welke concrete bedreiging kon Mohammed B. nu werkelijk uitoefenen als hij al in de boeien was geslagen? Temeer we kort erna vaststelden dat hij ‘individueel’ opereerde. Bovendien, welke dreiging kan er van een man uitgaan die van plan was om zélf dood te gaan? De dreigbrief (een soort koranisch sinterklaasgedichtje) had in dit kader dus meer een symbolische, ideologische betekenis van een hoog apocalyptische gehalte (vergelijk de Johannes-teksten van de Vlaardinger) dan een reële dreigpotentie.

Blijft over: Theo van Gogh was een publiek figuur in tegenstelling tot de bejaarde moeder. Dit gegeven rechtvaardigt enkel de versterkte media-aandacht, maar niet een strenger vonnis. Vrouwe Justitia is geblinddoekt: het ene mensenleven is niet ondergeschikt aan het andere.

Thans is Roland Z. onder curatele bij het Pieter Baan Centrum. Over enkele maanden komt zijn zaak voor. Ik bezit geen glazen bol, but mark my words: Z. krijgt TBS, want ‘godsdienstwaanzinnig’. Maar geen levenslang.

Mohammed Benzakour

Reacties uitgeschakeld voor [2005]/Strafzaak tegen Mohammed B/Commentaar op requisitoir Van Straalen

Opgeslagen onder Divers

Reacties zijn gesloten.